Politiek als ambacht
Reflectie
Politiek als wetenschappelijke
activiteit
een vergissing of een gewoonte
Men
ken een recensie schrijven na lectuur van een heel boek, maar is het echt
onmogelijk bepaalde hoofdstukken afzonderlijk te behandelen, omdat het zo
frappant een inzicht heeft waar men even niet van terug heeft? Bij een globale
recensie of compte rendue, waarbij men rekenschap geeft van het gelezene, ziet
men vaak niet meer goed welke elementen een auteur in het geding brengt.
Natuurlijk staat het eenieder vrij na zo een algemene en globale benadering ook
nog eens meer gedetailleerd een studie of essay te bekijken. We proberen hier
een invalshoek van Frank Ankersmit tegen het licht te houden, over waarom de
kloof tussen politiek en de burger zou zijn toegenomen. Wellicht zitten er
achter dat fenomeen heel wat aannames die we moeten onderzoeken, maar men kan
maar beter beginnen met wat er zich aandient, alvorens in een volgend stadium
over democratie, politieke kloof iets te melden.
De
norm voor valide kennis vandaag is zonder meer wetenschappelijk verworven
kennis, waarbij de empirie minder gewicht heeft dan het laboratoriumonderzoek.
Frank Ankersmit laat doorheen het onderzoek zien dat hij presenteert onder de
titel: Wetenschap, geschiedenis, de ambachtsman en de politicus[i],
dat we wij het benaderen van de werkelijkheid gemakzuchtig aannemen dat
wetenschappelijk verworven inzichten beter zijn, terwijl ze sinds Newton ook
wel een heel eigen specifieke invloed hebben gehad. De algemene geldigheid van
wetenschappelijke inzichten, dus zeker in de natuurkunde en de chemie, hebben
onze samenleving onvoorstelbaar veranderd en de sprongen sinds 1860 zijn zo
mogelijk nog groter. Het belang van wetenschappen kan men nauwelijks
onderschatten, maar de prijs ervan, wanneer men die gedachte overzet naar de
politiek, waar men ook graag evidence based te
werk zegt te gaan, maar dat heeft gevolgen die voor het politieke niet zo
wenselijk blijken. Wat is immers "evidence based"? Discussie over
object of methode komen zelden aan bod in het publieke debat.
Valt
het niet op hoezeer politieke wetenschappers en sociale wetenschappers,
economen ook vaak met grootheden te werk gaan, met massa's data die volgens
zeer specifieke methodes bewerkt worden, maar waarvan wel al eens gebleken is
dat ze niet geheel accuraat de werkelijkheid beschrijven. Een samenleving
beschrijven blijft overigens behoorlijk heikel, ook al omdat we er minder
gemakkelijk zicht op krijgen dan wetenschappers graag zouden willen. Hoe
handelen mensen doordeweeks? De banaliteit van huwelijken, scheidingen, de
sleur der dagen en zoveel meer kan men niet enkel in cijfers vatten. Nog minder
dat mensen deze gebeurtenissen niet als banaal ervaren, maar ingrijpend in hun
eigen bestaan, maakt dat de cijfers slechts de illusie van inzicht wekken. Nu
is dat volgens Ankersmit ook wel een van de bijzondere aspecten van het werk
van Johan Huizinga, dat hij niet zomaar geloofde in het hanteren van ambtelijke
bescheiden, al droeg hij met zijn archiefonderzoek in Haarlem wel bij tot een
meer adequate geschiedschrijving van de stad.
Over
de sublieme historische sensatie kan ik nog niet geheel beslagen op het ijs
komen, maar wel over de gedachte die Ankersmit uitwerkt en ons zou moeten
bezighouden. Van de grootheden en wetmatigheden waarmee wetenschappers werken
kan men zeggen hebben onze wereld veranderd, maar in wezen veranderen zij
zelden iets aan materie, aan dingen. De ambachtsman zal de wereld niet
veranderen, maar in zijn omgang met de materie verandert hij wel een en ander.
De invloed van de ambachtsman is onmiddellijk en zijn vaardigheid om de
gewenste resultaten te bereiken kan niet zonder ervaring. Richard Sennett
gebruikte ook het beeld van de ambachtsman en diens ervaring als een
belangrijke notie in nieuwe, andere toepassingsgebieden. Het is in deze zin dat
Ankersmit poneert dat de omgang van politici met de res publica en hun invloed
op de samenleving beter vanuit een ambachtelijke benadering werken, dan vanuit
een wetenschappelijke.
Waar
zou het verschil dan in tot uiting moeten komen, want geheel duidelijk kan zo
een uitspraak niet zijn, tenzij men juist de samenleving en het politieke als
een bijzondere materie wil beschouwen. Dan, suggereert Ankersmit dat politici
zich niet in de wetmatigheden van de samenleving kunnen verdiepen en dat
bepaalde wetmatigheden die men in het politieke bedrijf graag ter sprake
brengt, misschien niet veel betekenis hebben als het op politiek handelen
aankomt. De auteur verwijst dan naar Karl Marx die uitlegde dat men verandering
niet bereikt op grond van wetenschappelijke politieke gegevens, wel als men
politieke ervaring opbouwt. Wellicht is Geert Wilders hier een toonbeeld van,
want ook bij Ankersmit merken we dat politici al eens een bain de foule moeten
accepteren; neen, politici moeten echt met mensen praten, in wat de Amerikanen
de caucus noemen, die niet enkel bij verkiezingen ingericht wordt maar door
volksvertegenwoordigers tijdens de zittijd, om beter te vatten wat gaande is.
Nu, sommige lenen het oor liever aan gulle schenkers, maar de caucus blijft
bestaan en is een opmerkelijke politieke institutie. Het was Charles De Gaulle
die in Algiers met een groots gebaar stelde: "je vous ai compris" en
zo mee de omstandigheden schiep om de vrede te herstellen en uiteindelijk het
Zuidelijkste departement onafhankelijk te laten worden, Algerije.
Toch
kan de voormalige generaal misschien model staan voor dat leerproces dat de
politiek vormt en dat niet in statistiek en opiniepeilingen berust. Ervaring
met de gevolgen van zijn woorden, de goede en de andere, maken hem tot iemand
die twintig jaar na 1945, ook tijdens zijn mokkerij na zijn terugtreden tijdens
de vierde Republiek. Hij hield zich publiek afwezig, maar had contacten, hield
evenwel pogingen af om zich opnieuw op de voorgrond te laten duwen. Hij wachtte
het moment af en kwam dan inderdaad zeggen: ik heb u begrepen. Had hij gedacht
vlug terug te worden geroepen, dan duurde dat nagenoeg tien jaar, maar
vervolgens bleef hij ook tien jaar aan het hoofd van de Franse regering, ook na
de verkiezingen van 1965 voor het rechtstreeks verkozen presidentschap. Na het
referendum van 1969 dat hij zelf had uitgeschreven, trad hij terug, al of niet
verbitterd.
Wie
naar politici luistert, verneemt dat de regering naar de mensen moet luisteren
en vooral de oppositie vinden dat zij beter vatten wat burgers ervaren. Echter,
hoe kan een politicus m/v weten wat we denken, als dat al ergens nodig voor zou
zijn? Veel politici laten zich allerlei verwijten welgevallen en klagen
vervolgens over de riool van de sociale media. Ik denk dat er andere
mogelijkheden zijn, als men niet enkel overdreven vriendelijkheid wenst. Het
punt is dat in gesprekken met politici, meestal met een glas zelden een grondig
gesprek mogelijk is. Politici willen dan vooral handjes schudden en wie ze willen
horen, smeert hen stroop aan de baard. Het politieke gesprek voeren gaat deze
dagen uit van de aanname dat politic mogen zeggen en dat burgers moeten
luisteren. Zo doet men evenwel geen ervaring op. In die zin blijkt dat in de VS
toch iets meer georganiseerd te verlopen en moeten politici zich wel laten zien
in hun kiesomschrijving, willen ze kansen maken herkozen te worden.
Hoeveel
politici zou men niet moeten wijzen op hun taalbeheersing en dan niet opdat ze
op de letter zouden spreken. Neen, het punt is dat zij de taal niet afdoende
beheersen om met vrucht retorisch uit de voeten te kunnen. Want het doel van
retoriek ligt juist in de dialect tussen luisteren en aanspreken om te
overtuigen. Maar daartoe moet men eerst een idee hebben van wat men vertellen
wil. Heeft het betekenis wat een politicus zegt? Trump toont
aan dat zijn woorden een effect hebben, maar niet op de manier die men
wetenschappelijk gegrond kan noemen, maar eerder ambachtelijk. Daarin ligt
wellicht het verschil tussen Obama en Hillary Clinton, die teveel op een
"koele" analyse berust, terwijl Obama minstens de indruk wekt ons
niet alleen toespreekt, maar ook wil aanspreken, wil tonen dat ons lot er voor hem
toe doet. Merkwaardig genoeg is dat ook wat Trump in de vingers heeft, al
klinkt het vooral als een afwijzing van de klassieke politiek en de bolwerken
van het politieke bedrijf. Obama heeft in zijn loopbaan blijkbaar een andere
soort ervaring opgedaan dan Hillary, die nooit van de wetenschappelijke,
academische analyse los kon komen. Of dat helemaal fout is, valt te
betwijfelen, want Obama studeerde ook rechten en kent dus dezelfde klassieken
als Clinton. Waar Trump studeerde laat zich van zijn discours niet aflezen en
dat spreekt blijkbaar mensen aan die genoeg hebben van boekenwijsheid.
Bij
ons heb je iemand als Jean-Marie Dedecker, die op het oog van zijn ervaring in
de omgang met mensen gebruik maakt en vaak de gewoontedieren onder de politici
het nakijken weet te geven. Bart de Wever heeft ook iets van een feeling
opgebouwd om te weten hoe hij zijn boodschap moet brengen, al roept hij zo ook
heel wat weerstanden op. Want het volstaat de meerderheid te halen, of minstens
afgetekend de grootste fractie te vormen. Toch is dat alles niet afdoende om de
inbreng van Frank Ankersmit te begrijpen. Hij toont namelijk aan dat de
tegenstelling tussen ervaring en wetenschap nogal hardnekkig wordt voorgesteld
als een verschil tussen twee werelden, terwijl wetenschappelijke doorbraken vaak
komen van mensen die precies hun ervaring - over jaren - mee in het geding
brengen. Hun ambachtelijke aanpak zit niet in de schaven en vijzels op hun
werkplank, maar in hun manier van naar de dingen, de onderzochte werkelijkheid
zitten.
Er
speelt nog iets anders mee in het voorstel van Ankersmit, dat te maken heeft
met de fierheid van de ambachtsman iets gerealiseerd te hebben, een voorwerp,
artefact dat niet volmaakt is maar volkomen beantwoordt aan wat de bedoeling
is, soms beter en soms iets minder maar altijd geschikt voor dat waarvoor het
bedacht en ontworpen is. De gedachte van politici dat ze een steen in de rivier
willen verleggen, kwam mij altijd vreemd voor en ook als een politicus (vooral
dus een mannelijke politicus) die een instelling op weet te zetteen, vertelt dat
het zijn kindje is, komt mij dat een bedenkelijke voorstelling van zaken voor.
Een politicus die zegt dat hij met schrijven en schrappen een voorstel heeft
geredigeerd met een bepaald doel dat op zich een middel is om het algemeen
belang te dienen, beantwoordt dan meer aan dat van de ambacht. In wezen komen
we zelden iets aan de weet over hoe het wetgevend werk tot stand komt, terwijl
de parlementaire acta toch al een hele hoop informatie weet mee te geven.
Prachtig bronnenmateriaal.
De
materie van die politicus-ambachtsman is dan niet de samenleving, want die is
notoir moeilijk te overzien en zelfs wie gelooft alle details onder de knie te
hebben en meent te weten hoe het moet, kan nog altijd het onderspit delven,
zoals Churchill mocht ervaren in 1945. Het gemoed van de mensen valt niet te
meten, maar als een grote groep sterkhouders van het systeem er blijk van geeft
dat het model niet meer werkt, dan kan het snel gedaan zijn met een regering,
zelfs een regime. De ervaring van de politicus betreft dan ook niet uitsluitend
het bespelen van de gemoederen of het bespelen van de tegenstanders, de
medestanders lopen doorgaans mee, maar ook hoever hij of zij te ver kan gaan.
Zijn omgaan met mensen en samenleving is dan ook subtieler dan we doorgaans en
dagelijks in de media te zien krijgen.
Lenin
en Stalin bedachten dat Marx hen een ideaalbeeld had meegegeven en
transponeerden diens wetenschappelijk socialisme verder doorgedreven en hun
inzichten als objectief en universeel geldig. Dat Marx zelf vond dat zijn
wetenschappelijk socialisme niet direct als handleiding voor de actieve
politicus kon gelden, maar wel als de grondslag van de inzichten, want om
politiek te bedrijven opteerde hij voor ervaring, voor het zoeken van contact
en het geleidelijk veranderen van het object, de materie, de staat dus en haar
instellingen zodat aan het einde de socialistische heilsmaatschappij zou dagen.
Dat is dan weer in strijd met zijn kritiek op het congres van Gotha, waar men opteerde voor de
geleidelijke, parlementaire weg. Daarom bedacht men dat de geschiedenis als
noodlot die ervaringsdeskundige altijd nog een steuntje en vooral een flinke
duw moet geven, kortom, de revolutie komt er niet zonder meer en dat mag men
ook niet vergeten. Vergeten we evenmin hoe Ferdinand Domela Nieuwenhuis met
onder meer Willem Liebknecht en andere grote figuren van het Internationale
socialisme in de clinch ging, omdat ze wel hooggeleerd waren, maar nooit met de
kleine luiden in aanraking kwam, zelfs niet met hen spraken om hun schitterende
artikelen te plegen, terwijl hij net wel door zijn volksscholen en -bladen
juist wel die mensen aansprak en aanhoorde.
Men
zal de kloof tussen politici en burgers niet zo gauw dichten en dat hoeft ook
niet ten allen prijze nagestreefd te worden. Maar misschien kan men ook
aandacht opbrengen voor wat politici willen bereiken in plaats van voortdurend
te zoeken naar al dan niet grote inbreuken op ene zedenwet, overspel
bijvoorbeeld. Hoe laat een politicus m/v zien dat hij of zij betrouwbaar is?
Wat is waar zij voor staan en hoe brengen ze dat op tafel en over het
voetlicht. Daarvoor is enige ervaring nodig, expertise van het handelen en niet
van het calculeren. Data zijn inderdaad vooral van node om te zien hoe bepaalde
voorstellen zullen uitpakken, maar aangezien die macro-economische of sociale
simulaties aperte beperkingen hebben, zal men ook wel bedenken dat het juist
lezen ervan en het adequaat uitdragen ook wel de nodige aandacht vraagt en dus
ook weer ervaring.
Wetenschappelijke
kennis overigens berust ook op observatie, het ervaren van een bepaalde
specifieke sensatie kan helpen de wetenschap vooruit te helpen. Heeft Albert
Einstein dat ook niet meegegeven toen men hem vroeg hoe hij de Bijzondere
Relativiteitstheorie vond. Dat hij met bepaalde indicaties van de Newtoniaanse
natuurkunde op een onoplosbare vraag botste en een plotse inval hem bij die
relativiteitstheorie heeft gebracht. Hij wist waar Newton tekort schoot, waar
anderen, zoals Maxwell al indicaties hadden geformuleerd die bepaalde inzichten
in een nieuw kader plaatsten, zonder dat een grondige herijking te kunnen
komen; het duurde wel even voor hij zag,
met een flits zegt men, hoe dat fundamentele probleem op te lossen. In wezen is
het altijd weer nuttig na te trekken in welke wetenschappelijke omgeving
Einstein aan de slag ging en welke instrumenten en wat voor materiaal hij ter
beschikking had. In de politiek en ook bij het leveren van commentaar bij het
politieke gebeuren, laat men zich aan zo een benadering niet veel gelegen, maar
het leidt er ook toe, zoals Ankersmit aangeeft, dat bijna alle onze politieke
systemen, dus ook de democratie meer dan een zweem van totalitarisme aannemen,
omdat via de wetenschappelijke benadering het bedrijven van politiek niet over
het concrete en het omgaan met het concrete te maken kan hebben. Als men toch
grootheden begrijpelijk wil maken, verandert men daar niet veel aan,
integendeel, dan komt men tot de eenvoudigste reductie en begrijpt niemand nog
wat de werkelijkheid erachter wel niet is.
Het
korte stuk in het boek "De Sublieme Historische ervaring" laat zien
dat het wel de moeite kan lonen het parcours van zo een onderzoek van naderbij
te volgen en het niet te verdrinken in algemene uitspraken over hoe het boek
eruit ziet en wat de conclusies dan wel zijn. Dat zijn de beperkingen van de
recensie dezer dagen, waardoor al te vaak opvallende gedachten onbesproken
blijven. Of Frank Ankersmit het helemaal eens is met mijn benadering, moet ik ook
nog ondervinden.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten