Een katje in het nauw, voor even



APM



Mag je er zijn?


Sint-Janshuismolen Brugge (Marc Ryckaert (MJJR)
Wat doet een molen bij dit gedicht? Juist,
het leven is soms vechten tegen windmolens. 
Ik hoorde het op een terras,
Een meisje en een vrouw
Praatten met elkaar
Zij, het meisje keek bedrukt
De vrouw bezorgd

Ze dronken een biertje
Waren duidelijk in overleg
Ik las een boek,
Het gebeuren kon ik niet negeren

Het meisje, gescheurde broek,
Donkere ogen, een los shirt
Een strak mondje
Handen en blikken
Schichtig

Ze stond op, vroeg of er een toilet was,
Stapte weg, opvallend statig en elegant
Zich bewust dat ze mooi was
De vrouw keek haar na,
Keek naar mij en zag mijn vragen

Ze zegde dat ze net haar dochter
Na twee weken vlucht had gevonden
Ze wist niet waarheen,
Wilde geen ruzie,
’t meisje was bang, zegde ze

Een oplossing heb ik niet
Maar ik zegde: je bent er nu
Zeg haar iets, warms
Ze vlucht en vindt geen veilig nest
Maar jij zou dat niet begrijpen

Ze zegde, moe, wanhopig
Ik zag haar niet vertrekken
Ze had ruzie gehad met een vriendje,
Ze had woorden gehad met haar vader
Ze had de nacht bij mij in bed zoek gemaakt
Ze vindt me laf en afhankelijk
Terwijl ik werk
Het conflict begreep ik niet, begrijp ik niet

Ze wilde zich excuseren
Maar dat hoefde niet
Het meisje kwam weer
Even statig, elegant en toch gekwetst
Een gazelle en toch een vogeltje in nood

Heeft ze jou iets verteld?
Ja, zegde ik, maar wees niet boos
Ze weet het ook niet meer.
De mama ging ook even iets doen,
Het meisje vroeg naar mijn boek
Alva? Wie is dat
Ik vertelde haar over Karel en Filips,
Willem de Zwijger en oorlog, opstand en oorlog

Dat is het! Zo kan het dus
Ze keek haar mama aan,
Plots verheugd, blij
Want iemand sprak haar toe,
Vriendelijk, welwillend, zonder bedoelingen
De mama zette zich ook bij ons
We spraken over de dingen die haar
Niet bezwaarden
Ondanks alles een glimlach

Plots vroeg ze:
Ga ik terug met mama?
Ik zegde, dat ze een lieve mama heeft
Dat ze wel boos kan zijn
Maar misschien weet je het niet
Dat je er zijn mag
Dat iemand, velen van je houden

Een therapeut ben ik niet
Maar het deed zich voor,
Domweg en je zit er bij
Ze nam haar mama vast
Huilde niet, schreeuwde niet
Maar nestelde zich

Hoe of het afliep is me niet bekend
Ik was hoogstens getuige
Een bliksemafleider
Ze vond een weg terug, het meisje
De mama bood haar die weg
Meer was het niet
Kinderen kunnen boos zijn
Denken dat ze er niet mogen zijn

Toen moeder en dochter opstapten,
Waren ze beide verheugd
Maar ik beelde me niets in

Nu zag ik de mama terug
Dochter opnieuw een zonnetje
Heeft hulp gevonden
Op school is incident gesloten
Pourvu que cela dure
Maar meisje weet dat ze er mag zijn
Dat men haar wel niet cool meer vindt
Wel lief en belangrijk

b Art

P.S. Dit gedicht berust niet op een gesprek, maar op een aantal ontmoetingen met verschillende mensen. Naar waarheid kan ik het dus niet zo voorstellen, maar ik merkte plots, in de media-aandacht voor geestelijke gezondheidszorg voor jongeren, dat men moeilijk doordringt tot wat in individuele levens speelt en dat herstelgesprekken best van belang kunnen zijn. Een crisis in zo een jong leven is niet ongewoon, omdat onze plaatsbepaling niet altijd eenvoudig is, maar dat is nu net wat in de puberteit en vooral de adolescentie aan de hand is: de weg naar het Morgenland aanvatten en toch ook niet vergeten dat het leven iets, veel te bieden heeft.

Bart Haers



Reacties

Populaire posts