Micheal J. Sandel, Politiek en Moraal
Recensie
Het
politieke debat
Discussies voorbij redelijkheid
Michael
J. Sandel. Politiek en Moraal. Filosofie
voor het politieke debat. Ten Have
2016. Vertaling: Marjolijn Stoltenkamp en Joost Zwart. Deze bundel is een
enigszins gewijzigde vertaling van een publicatie uit 2005. 341 pp Prijs: 29, 90
€
De een
wil het parlementair systeem deels vervangen door een loting van burgers die
zich over thema’s kunnen bezinnen om tot een conclusie en nieuwe regels te
komen, de ander vindt dat men de overheid vooral als een bedrijf moet runnen,
niet zozeer als een ambtelijk apparaat. Michael J. Sandel, een politiek
filosoof die zich over de vraag buigt of er in de overwegingen van politici en
burgers nog plaats is voor moraal, legt uit dat geen van beide benaderingen
voldoende aandacht aan de dag legt voor wat men het goede leven, niet van
enkelen maar, ondanks ongelijkheid, voor zoveel mogelijk mensen.
Er
lopen vele discussies over elkaar en door elkaar want aan de ene kant staan er
vragen op het bord over de tekortkomingen van het beleid, in een tweede debat
gaat het over het tekortschieten van de democratie en in een derde domein merkt
men dat er in de politiek meer speelt dan het heen en weer van politici onder
elkaar. Of ze goede ideeën hebben doet dan niet ter zake, alleen of ze een
meerderheid achter zich krijgen. Maar om het gelijk te verwerven, de
meerderheid dus, zien we dat er onderliggende discussies gaande zijn, over
rechtvaardigheid, marktwerking, de vraag wat goed is of het goede leven
mogelijk maakt. Enkele vragen, bijvoorbeeld over het goede samenleven verdienen
ook aandacht, maar krijgen niet afdoende aandacht. Michael J. Sandel vergast
ons op enkele zeer uitgebreide onderzoeken naar de betekenis van politiek
handelen en de relatie tot economische paradigma’s. De plaats van moraal in de
politiek en de ruimte ervoor schetsen, kwam mij stimulerend voor. Moraal is
behalve een kwestie van overleg over het goede leven, vooral iets waar men
zichzelf op richt, minder dan anderen de les te lezen.
Zo
stelt hij zich vragen hoe of onderwijs aan de markt overgelaten kan worden. Ook
hij meent dat het ons niet mag ontgaan dat zo talent verloren gaat. De beste universiteiten
zoeken de beste studenten, maar hoe kan je een beurs verkrijgen. Moet er dan
niet op toegezien dat het voorbereidend onderwijs, basis- en middelbaar
onderwijs voldoende stevig in elkaar getimmerd is zodat jongeren ook in
moeilijker omstandigheden een kans maken zich via het onderwijs een weg omhoog
te studeren en te leren. Er speelt evenwel ook mee, dat in de VS de productie
van goederen tot een bijna marginale fractie van de meerwaardeproductie is
terug gevallen. Vergeleken met Duitsland waar de industrie nog altijd ook
wezenlijk de economie schraagt, vormt dit voor analisten een zorgwekkende
evolutie. Trump zal dus moeten nadenken hoe hij de productie van goederen
opnieuw kan bevorderen en dat zonder protectionisme. Heeft hij voldoende goed
opgeleide arbeidskrachten? In de discussie over onderwijsbeleid en de kwaliteit
ervan gaat het vaak alleen over de aantallen afgestudeerden van hogescholen en
universiteiten, maar ook de aanwezigheid van vakkennis heeft betekenis. Toch
zijn de bezwaren van Sandel over de vermarkting van onderwijs het lezen waard,
omdat men die uitweg voor talent ook wel open moet houden.
Sandel
legt ook uit dat het opleggen van boetes of het instellen van quota’s niet per
se afradend werkt, omdat deelnemers aan het gebeuren ze vaak zien als
vrijbrieven om hun zin te doen, om bijvoorbeeld meer te vervuilen want anderen
zullen de last tegen vergoeding op zich nemen of zullen met een boete hun
schuldig rijgedrag afkopen. Het vormt dan geen probleem voor een deel van de
weggebruikers om zich niet aan de wegcode te storen, terwijl anderen daardoor
redelijk handelen onmogelijk gemaakt wordt.
Nu
laat de auteur in meerdere stukken zien dat in het Amerikaanse politieke debat
de gedachte dat de overheid mensen kan ondersteunen of stimuleren afwezig is.
Vanuit standpunten die deels aan het Calvinisme zijn ontleend, meent men te
mogen zeggen dat op wie succes heeft de zege van de Here rusten zal. Dat
sociale en andere omstandigheden succes wel eens in de weg staan, wil men dan
uiteraard niet in overweging nemen. De “Wutbürger” komt ook in dit boek aan de
orde zij het dat het begrip beschreven, maar niet gehanteerd wordt. Het gebrek
aan politiek debat en de uitholling ervan ligt eraan ten grondslag maar is er
ook een gevolg van. Met andere woorden, er ontstaat een lus waarin het
politieke debat zichzelf verzwakkend alsmaar door verder uitgehold, aan zin en
betekenis verliest. De negatieve feedback van het publiek kan een aspect zijn,
een ander aspect vormt, volgens Sandel de vaststelling dat doorheen de
twintigste eeuw conservatieven, Republikeinen en Democraten, liberalen elkaar
zo in de tang zijn gaan nemen, dat er voor een ander discours geen ruimte meer
is. Dit lijkt niet alleen een verontrustende vaststelling, ze kan elke zin voor
een anders te voeren debat uitsluiten. Met andere woorden, om legitieme doelen
te bereiken, hoeft men niet per se die ene weg te volgen die men altijd al
genomen heeft. De vraag die ik me hierbij blijf stellen is of we vaak geneigd
waren en zijn, burgers, politici en het commentariaat om de basislijnen goed te
onderzoeken en of ten gevolge daarvan de doelstellingen die breed gedeeld
worden, niet meer wenst te dienen. Die basislijnen, dat is wat aan de orde komt
als de normale orde helemaal onderuit wordt gehaald. Een voorbeeld vormt het
deel van Duitsland dat na 1949 de Bondsrepubliek zou worden. Gegeven de massale
vernietiging van kapitaal, van gebouwen en infrastructuur en het machinepark,
had men verwacht dat de wederopbouw decennia zou aanslepen, maar vrij snel werd
duidelijk dat vele Duitsers, die Goebels en Hitler hadden toegejuicht, inzagen
dat ze naar het normale terug dienden te keren en tegelijk een nieuw
zelfbewustzijn ontwikkelen. Al bij al, geholpen onder meer door het
Marshallplan heeft men moeten vaststellen dat rond 1970 Duitsland, de
Bondsrepubliek als samenleving de aanslagen van de RAF kon doorstaan en dat men
zeer voorzichtig is met het omgaan met charismatische leiders. Even belangrijk
is dus de vaststelling die12 jaar min of meer de afwezigheid van debat en
zelfstandige oordeelsvorming hadden afgewezen, plots terug naar dat
democratische debat terug keren.
Men
kan vaststellen dat de discipline, de arbeidsethos en
verantwoordelijkheidsethiek van de Duitsers na 1945 het herstel mogelijk maakte
en dat men er dan wel in slaagde een naar behoren werkende democratie te
vormen. Neemt dat de verantwoordelijkheid voor wat gebeurd was, weg? De
Duitsers zelf zullen die opmerking niet ernstig nemen, maar wel enigszins
opgetogen zijn dat erkend wordt dat niet enkel het Wirtschafstwunder geslaagd
mag heten, maar ook de opbouw van een voor Duitsland nieuwe politieke cultuur.
Mag
het vreemd lijken dat ik het boek met essays van Sandel overwegend bij deze
episode van de Duitse Geschiedenis uitkom, dan gaat Sandel zelf in op de
kwesties die sinds de aanvang van de twintigste eeuw de Amerikaanse politiek
beroerd en gestuurd hebben en waarbij, merkwaardige observatie democraten en
Republikeinen de overgang van het Jeffersoniaanse ideaal van de decentrale
republiek en het lokale democratische zelfbestuur door de economische en vooral
technologische ontwikkelingen, de Industriële Revolutie in het gedrang kwam. De politiek diende
genationaliseerd, dat wil zeggen, men diende een politiek bestuur vorm te geven
daar waar de economie en vooral de bedrijven hun macht ontwikkelden en dat wil
dus zeggen, op het vlak van de Federale regering. Dat heeft volgens Sandel
grote gevolgen voor de positioneringen van de Amerikaanse politiek. Merkwaardig
genoeg, lezen we aan het einde van het boek dat zowel Sanders als Trump
feilloos de ervaring van toenemende machteloosheid van de burgers hebben weten
op te pikken. Die machteloosheid kan men wijten aan de toenemende vermarkting
van goederen en diensten in de samenleving die wellicht niet altijd aan de
markt kunnen overgelaten worden. Bovendien blijkt bijvoorbeeld dat het opleggen
van quota ertoe kan leiden dat die verhandeld zullen worden, zoals de
emissierechten in het kader van de actie tegen de globale klimaatverandering. Maar
dus ook, aldus Sandel, dat de idee van een burgerschap op het niveau van de
lokale gemeenschappen waar over de gedeelde belangen beraadslaagd kon worden.
Nu is duidelijk dat dit voor vele kwesties niet meer goed, laat staan succesvol
kan doorgezet worden, maar men zal dus, gegeven de toegenomen globalisering een
politieke moraal aan de dag moeten leggen waarbij het burgerschap ook nieuwe
stappen kan zetten en tegelijk met de lokale politici de programma’s kan ontwikkelen
die de gevolgen van de globalisatie opvangen. Hier helpt geen politiek van Ja
en Neen, maar wel nadenken over welke balans men in evenwicht wil houden.
Reeds
Ronald Reagan had heel scherp het ongenoegen en de machteloosheid gepeild van
de burgers maar na zijn regering was er niet al te veel veranderd voor de
Amerikanen, omdat de regering de grote spelers op de markt geen weerwerk meer
kon bieden. Vooralsnog blijkt dat de nieuwe spelers, bedrijven als Google,
Facebook, Amazon, Appel etc een onevenredig grote greep op ’s lands bestuur te
hebben. Hoe zou Trump het moeras dat Washington is kunnen draineren? Maar zelfs
een discussie op dat vlak zou weinig zoden aan de dijk zetten, omdat de
beweegredenen voor de ene net de kwelgeesten voor de ander zijn. Een ruimte
voor debat is er dan niet, laat staan een ernstig onderzoek naar wat nodig zou
zijn om die onvrede op te vangen.
Sandel
brengt ons nog een andere moeilijke boodschap, die te maken heeft met de aard
van het moderne (Amerikaanse) Liberalisme, als tegengesteld aan de
conservatieven. Het punt blijkt de vereiste te zijn dat de staat neutraal moet
optreden en dus niet mag nagaan of een inzicht nog met het goede te maken heeft
– op grond van filosofische of levensbeschouwelijke, dus ook religieuze
overwegingen of doctrines. John Rawls heeft die visie enigszins gewijzigd in
die zin dat als de rechtvaardige verdeling van goederen, diensten en
welbevinden in het geding is, dan komt het erop aan dat alleen wat de
gelijkheid in de verdeling zou verstoren, aan de orde is en er geen ruimte zou
bestaan voor pluralisme, dat dus, in overeenstemming met de grondwet op andere
terreinen wel kan bestaan. Michael J. Sandel laat duidelijk zien hoe moeilijk
het is die stelling hard te maken, terwijl velen Rawls net op dat vlak weinig
weerwerk boden, tenzij mensen buiten de kringen waar Rawls als politiek
filosoof aan de orde was. In hun streven naar onafhankelijkheid van de overheid
kunnen mensen die bij een begin van toepassing van de theory of justice al baat
zouden hebben, inzake onderwijs en gezondheidszorgen, menen dat dit aan positie
van autonomie afbreuk zou doen. De theory of justice laat voor hen geen ruimte
om aan te tonen dat de doelstellingen van die theory, de billijke verdeling van
goederen en diensten, eigendommen ook op een andere manier dan onder de sluier
van onwetendheid tot stand komen kan. Het sociaal contract kan ook voor Sandel
die toets der kritiek niet doorstaan, omdat dit niet strookt met de ijver van
Amerikanen en anderen om vooruit te komen in het leven, niet om meer te
herverdelen met anderen. Door voor zijn theory geen alternatief te aanvaarden,
werpen Rawls en nu zijn navolgers een dam op tegen de mogelijkheid om de
doelstellingen op een andere wijze te bereiken en dus wel een feit van
pluralisme te aanvaarden.
Rawls
gaat ook uit van het onbelaste individu en dat komt mij een belangwekkend
concept voor, omdat het onbelaste individu, onder de sluier van onwetendheid
alleen kan doen wat juist is. Maar het individu is zelden onbelast, namelijk
door afkomst en omgeving een plaats gegeven in de samenleving – waaraan men op
het oog moeilijker ontstijgen kan dan tijdens de Gouden jaren zestig. Het
individu houdt er ook overtuigingen op na over wat goed is en wat men beter kan
nalaten. Nergens is geschreven dat dit goede metafysisch zou moeten zijn, maar
men kan van iemand die een religie of levensbeschouwing is toegedaan niet
verwachten dat hij of zij daar bij het publieke optreden afstand van zou nemen.
Het uitgangspunt van het onbelaste individu roept derhalve nogal wat vragen op.
De
discussie over het denken van John Rawls lijkt net op dat vlak naar een ander
heikel punt in het debat over de aard van het politieke debat, namelijk de vraag
of een procedurele republiek nu wel zo aanbevelenswaardig moet heten. Het gaat
er de auteur om dat we in de discussie over politieke keuzes ons niet kunnen
bepalen tot wat het juiste is, we moeten ook aandacht hebben voor het goede,
hoe moeizaam we ook kunnen formuleren wat juist is. Wat juist is krijgt in het
moderne liberalisme prioriteit boven wat goed is, omdat we de aanname overnemen
dat de overheid neutraal is. Juist is wat in een wet wordt gegoten en via het
tribunaal kan afgedwongen. Maar die wetgeving moet toch nog altijd, bedenkt
Michael J. Sandel, aan die moeilijke vraag onderworpen worden: draagt het bij
tot het goede leven en goede samenleven? Stelt John Rawls vast dat men in zaken
waar het feit van pluralisme bestaat, de staat neutraal moet zijn, dan komt
Sandel met de bedenking dat in zaken over eigendom, het behoeden van het leven
en het levenseinde de vraag onontkoombaar moreel van aard is en dat
neutraliteit niet houdbaar is.
De discussie
over de neutrale overheid krijgt in dit boek een pregnante betekenis, omdat
neutraal blijven als het over een zaak als de doodstraf gaat of politiegeweld
tegen ongewapende burgers, die neutraliteit nergens op slaat. Toch zien we dat
men zich van dat uitgangspunt kan bedienen om onrechtvaardig handelen toe te
staan. De neutrale overheid kan bijvoorbeeld geen bendevorming toestaan, maar
mag niet oordelen over de levensbeschouwelijke achtergronden, want dan gaat ze
buiten de grenzen van de neutraliteit.
Aan de
andere kant, de staat kan zich geenszins moeien met inhoudelijke overtuigingen
die aan een bepaalde religie of levensbeschouwing verbonden zijn, zoals
bijvoorbeeld onverdoofd slachten. Nu blijkt dat via de idee dat we dieren geen
onnodig leed mogen aandoen, dat onverdoofd slachten als wreed beschouwd moet
worden. Dat men in een moeite door religieuze praktijken inperkt zonder de
neutrale positie levensbeschouwelijk te verlaten, is niet enkel
meegenomen. Er is in wezen weinig dat echt neutraal kan heten, want zelfs als
men een objectieve benadering, evidence based, meent te hanteren om tot
besluitvorming te komen, zal men nog moeten nagaan of die wetenschappelijke
bewijsvoering wel stand houdt. Niemand zegt nog, zo meent een Rabbi David Hartman,
dat alle precepten, zoals de besnijdenis ten alle tijden en zonder meer zinvol
zijn, maar via neutraal geachte wetenschappelijke adviezen de zaak
onderschoffelen doet geen recht aan andere overtuigingen. Hoe kan men mensen
ervan overtuigen dat besnijdenis van jongens en al helemaal van meisjes af te
raden valt, dan door ernstig in te gaan op de teksten van een religieuze
traditie? Sandel meent niet dat men die tradities zonder meer in hun gelijk
moet bevestigen of bepaalde praktijken aanvaarden, maar het zou van een
duidelijker besluitvorming getuigen als men de discussie aangaat over wat te
voorschriften van een religie aangaat en hoe men dat in nieuwe omstandigheden
een alternatief kan ontwikkelen. De discussie over onverdoofd slachten werd beslecht
na langdurig en vasthoudend overleg en dat maakt het moeilijker de conclusies
te weerleggen, tenzij men onverkort vasthoudt aan die voorschriften. In deze
past het te verwijzen naar een vorig jaar overleden opperrechter, Antonio
Scalia, die zich als een originalist presenteerde: iemand die vond dat de
Constitutie van de Verenigde staten niet geinterpreteerd mag of kan worden. Die
benadering laat niet alleen geen vernieuwing van de samenleving toe, de
veranderingen, zoals de opeenvolgende industriële revoluties kunnen op den duur
niet meer aan de grondwet getoetst worden.
Zeker als het over economische kwesties gaat,
ziet men, zoals niet enkel Sandel, maar ook Martha Nussbaum en Tomas Sedlacek aangeven,
kan men wel bestuderen hoe economisch handelen maar dat keuzes voor politici
inzake economisch beleid niet neutraal kunnen zijn. Reagan, Tatcher,
Verhofstadt meenden dat er voor een beleid gericht op het vrijmaken van de
markt geen alternatief zou bestaan. Dat de markt niet enkel tot evenwicht
leiden zal, maar ook wel nieuwe onevenwichten kan veroorzaken, waar de overheid
als bemiddelaar en scheidsrechter moet optreden, ontging hen. De
antitrustwetten aan het begin van de 20ste eeuw hebben de fortuinen
van Rockefeller of Carnegie niet aangetast, wel billijker marktverhoudingen
mogelijk gemaakt
De
kwestie die Sandel voorop stelt is dat we op verschillende manieren de grip op
ons leven zouden verliezen en ook dat we geen inbreng meer hebben op wat er in
de samenleving gaande is. De terugkeer naar eerder strakke religieuze
overtuiging van bepaalde bewegingen kan de oplossing niet brengen, maar de
liberalen zouden meer aandacht kunnen opbrengen voor het feit dat mensen vanuit
een religieuze overtuiging best betrouwbare burgers kunnen zijn. De vraag of
iets juist is, kan niet op alle verzuchtingen een passend of voldoende antwoord
bieden. Maar het goede? Voor Sandel en anderen betekent dat vooral dat men
redelijkerwijze kan besluiten of iets bijdraagt aan het goede leven.
Men
kan opmerken dat Sandel, de liberalen noch de conservatieven over de vraag of
iets waar is niet veel meer zeggen, want die vraag is voor mensen als John
Stuart Mill en voor liberalen, die vinden dat het volstaat als iets als juist
bevonden wordt, desnoods voor de rechter afdoende, terwijl de utilitaristen het
nut het hoogste criterium moet heten. Natuurlijk is er een verschil tussen wat
mensen voor waar houden in universele en eeuwige zin, waar, vast en
onafhankelijk van de omstandigheden en wat ze in hun bestaan als passend of
rechtvaardig ervaren. Toch brengt Sandel interessante apostilles bij de
geloofswaarheden van de liberalen, utilitaristen en communitaristen aan. Een
massa -ismen, maar het probleem, geeft ook Sandel aan, bestaat erin dat men dan
vooral voorgekauwde antwoorden geeft, zelf het denken zou kunnen overlaten aan
anderen, die wellicht wijzer zijn. Maar tegelijk, moet men vaststellen, zijn
mensen hoger geschoold dan ooit, al leidt dat wel vaker dan men zou verwachten
tot complot denken en deducties die de toets der kritiek niet altijd doorstaan.
Het begint dan natuurlijk met de vraag in wat voor samenleving we leven, wat we
verwachten van de toekomst en of we er ons zelf toe in staat zien voor dat
kleine domein waar we iets over kunnen zeggen, ook iets wezenlijks bij te dragen.
Wie zich met het algemeen belang wil inlaten, zal dan vanzelf ook minstens
gedeeltelijk afstand moeten nemen van hem of haar direct aanbelangt. De
discussie over de slavernij, die Lincoln voerde met Stephen Douglas over de
vraag of de kwestie van het statuut van slavenvrije staten aan de federale
overheid zou toekomen. Slavernij geen morele kwestie noemen valt niet mee, maar
Douglas vond dat in het raam van de volkssoevereiniteit de staten zelf dienden
uit te maken of ze voor Slavernij zouden kiezen of niet. Die neutraliteit,
aldus Lincoln, kon de federale staat zich niet veroorloven, ook al was Lincoln
geen abolitionist, want zegde hij, de vraag gaat hier over een moreel beginsel,
of men slaven mag houden en of mensen dus slaaf kunnen wezen van iemand. Maar
het punt is dat de liberale benadering in wezen geen afstand kan nemen van het
neutraliteitsstandpunt van Stephen Douglas, want elke afwijzing van slavernij
berust op een visie die geen neutraliteit toelaat; Lincoln verweet Douglas
onverschilligheid, zoals ook Arendt later zou beseffen en argumenteren dat
filosofen niet als eunuchen door het leven kunnen gaan.
Is het
waar dat wie een religie aanhangt vanzelf onverdraagzaam zou zijn? Dat hangt
ervan af hoe men gelooft, zoals Sandel schrijft over rabbi David Hartman, die
zijn Joodse geloof wilde verbinden met hedendaagse opvattingen. Zoals Marc de
Kesel het beschreef in “Goden breken”, wilde de rabbi niet aan de voorschriften
raken, maar integendeel een voor deze tijd en voor deze samenleving, de
Amerikaanse, een judaïsme ontwikkelen dat van die voorschriften geen fetisjen
maken zou. Anderzijds zal hij wel vragen hebben bij vragen over de
beschermenswaardigheid van het leven. Hartman dacht ook na over beheersing en
overmoed, waarbij die een actief pluralisme
bepleitte, omdat de eenduidigheid omtrent joodse inzichten een deelnemen aan
het politieke bemoeilijken kan. Hoe dat moet uitpakken voor onderzoek op embryo’s,
blijft dan ook nog een vraag. Sandel laat zien doorheen die vele artikelen die
hij samenbracht, dat we niet kunnen volstaan met politiek bedrijven vanuit de
idee dat de overheid neutraal moet zijn of zelfs maar kan zijn. De economische
politiek van Reagan, maar ook Clinton, ging uit van het primaat van de markt –
wat dus niet een neutrale opstelling kan heten - terwijl Sandel opmerkt dat zo
voor de burgers de wet van de jungle opnieuw de overhand krijgt. Trump laat
zelfs deel van zijn administratie onbemand, want de staat heeft voor hem geen
betekenis. Nu is het de overheid, de politiek die net beslissingen moet nemen
die niet neutraal kunnen zijn.
Daarom
ook het overtuigende pleidooi voor een herwaarderen van een debat en nog eens,
het gaat niet alleen over juist versus correct, zelfs niet enkel over waar en
onwaar, maar ook over wat mensen toelaat onder de bescherming van de wet voor
zichzelf en voor hun omgeving er het beste van te maken. De overheid als
scheidsrechter wanneer tegenstrijdige belangen met elkaar in botsing komen en
de sterkste partij het dreigt te halen, zonder andere consideraties dan het
eigen nut, de maximalisatie van de winst van spelers als Amazon.
Hoe het
goede leven eruit ziet? Er is geen vraag die meer controverse oproept, maar
Michael J. Sandel maakt er wel een punt van dat we erover zouden nadenken. Wat
juist is prioriteit geven in onze overwegingen, juist als correct, kan ons
denken wel heel erg inperken en kan ons handelen op een bedenkelijke wijze vrij
houden van morele overwegingen. Als iets het succes van populisme kan
verklaren, dan het lijkt het mij dat mensen de indruk hebben dat hun belangen
niet meer ernstig genomen worden door liberalen, want ze beantwoorden niet a
priori aan wat juist is. Niemand mag discrimineren, terwijl zich vaak
achtergesteld voelen. Hoe lost men dat op? Door er oog voor te hebben dat
besluitvorming dat de belangen van de achtergebleven bevolking van de Rust Belt
ook in rekening brengen. Door infrastuctuurwerken en door beter, veel beter
onderwijs, duaal leren, de jongeren die leven in een gebied van vergane
industriële glorie, opnieuw iets handen krijgen, vakkennis maar ook door bedrijven
aan te sporen terug met de productie van hoogwaardige producten aan te knopen.
Het
boek van Michael J. Sandel maakt indruk, omdat in de veelheid van overwegingen
en de soms uitgebreid uitgewerkte argumentaties voor ons duidelijk wordt dat
men niet kan volstaan met discussies op het niveau van tweets of goed en fout.
Mensen begrijpen dat er veel veranderd is, politici hebben moeite om zowel de
analyse goed uit te voeren als bijvoorbeeld investeringsprogramma’s uit te
werken, die op langere termijn duurzaam blijken. De markt speelt daarbij een
rol, uiteraard, de ondernemersmentaliteit dus ook, maar ook moet de overheid
buiten de comfortzone van de neutrale opstelling treden. Hoe men achterbleven
gebieden opnieuw van een paar motoren kan voorzien, gaat verder dan alleen maar
klagen over ongelijkheid. Men moet met de markten door middel van volgehouden
inspanningen op het vlak van onderwijs en gezondheidszorgen, maar ook
investeringen de ruimte bieden om mensen opnieuw in zichzelf te laten geloven.
De Vlaamse media hebben ook voor dit boek weinig interesse opgebracht, wellicht
omdat de analyses niet altijd politiek correct bleken en omdat ondanks de
bewondering van Sandel voor John Rawls, diens theorie van rechtvaardigheid
grondig gefileerd werd en van kritische noten voorzien. Over bepaalde
onderwerpen, zoals het liberalisme van Dewey hoop ik dan nog eerlang mijn licht
te laten schijnen.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten