Micheal J. Sandel, Politiek en Moraal


Recensie




Het politieke debat
Discussies voorbij redelijkheid



Michael J. Sandel. Politiek en Moraal. Filosofie voor het politieke debat.  Ten Have 2016. Vertaling: Marjolijn Stoltenkamp en Joost Zwart. Deze bundel is een enigszins gewijzigde vertaling van een publicatie uit 2005. 341 pp Prijs: 29, 90 €

De een wil het parlementair systeem deels vervangen door een loting van burgers die zich over thema’s kunnen bezinnen om tot een conclusie en nieuwe regels te komen, de ander vindt dat men de overheid vooral als een bedrijf moet runnen, niet zozeer als een ambtelijk apparaat. Michael J. Sandel, een politiek filosoof die zich over de vraag buigt of er in de overwegingen van politici en burgers nog plaats is voor moraal, legt uit dat geen van beide benaderingen voldoende aandacht aan de dag legt voor wat men het goede leven, niet van enkelen maar, ondanks ongelijkheid, voor zoveel mogelijk mensen.

Er lopen vele discussies over elkaar en door elkaar want aan de ene kant staan er vragen op het bord over de tekortkomingen van het beleid, in een tweede debat gaat het over het tekortschieten van de democratie en in een derde domein merkt men dat er in de politiek meer speelt dan het heen en weer van politici onder elkaar. Of ze goede ideeën hebben doet dan niet ter zake, alleen of ze een meerderheid achter zich krijgen. Maar om het gelijk te verwerven, de meerderheid dus, zien we dat er onderliggende discussies gaande zijn, over rechtvaardigheid, marktwerking, de vraag wat goed is of het goede leven mogelijk maakt. Enkele vragen, bijvoorbeeld over het goede samenleven verdienen ook aandacht, maar krijgen niet afdoende aandacht. Michael J. Sandel vergast ons op enkele zeer uitgebreide onderzoeken naar de betekenis van politiek handelen en de relatie tot economische paradigma’s. De plaats van moraal in de politiek en de ruimte ervoor schetsen, kwam mij stimulerend voor. Moraal is behalve een kwestie van overleg over het goede leven, vooral iets waar men zichzelf op richt, minder dan anderen de les te lezen.

Zo stelt hij zich vragen hoe of onderwijs aan de markt overgelaten kan worden. Ook hij meent dat het ons niet mag ontgaan dat zo talent verloren gaat. De beste universiteiten zoeken de beste studenten, maar hoe kan je een beurs verkrijgen. Moet er dan niet op toegezien dat het voorbereidend onderwijs, basis- en middelbaar onderwijs voldoende stevig in elkaar getimmerd is zodat jongeren ook in moeilijker omstandigheden een kans maken zich via het onderwijs een weg omhoog te studeren en te leren. Er speelt evenwel ook mee, dat in de VS de productie van goederen tot een bijna marginale fractie van de meerwaardeproductie is terug gevallen. Vergeleken met Duitsland waar de industrie nog altijd ook wezenlijk de economie schraagt, vormt dit voor analisten een zorgwekkende evolutie. Trump zal dus moeten nadenken hoe hij de productie van goederen opnieuw kan bevorderen en dat zonder protectionisme. Heeft hij voldoende goed opgeleide arbeidskrachten? In de discussie over onderwijsbeleid en de kwaliteit ervan gaat het vaak alleen over de aantallen afgestudeerden van hogescholen en universiteiten, maar ook de aanwezigheid van vakkennis heeft betekenis. Toch zijn de bezwaren van Sandel over de vermarkting van onderwijs het lezen waard, omdat men die uitweg voor talent ook wel open moet houden.

Sandel legt ook uit dat het opleggen van boetes of het instellen van quota’s niet per se afradend werkt, omdat deelnemers aan het gebeuren ze vaak zien als vrijbrieven om hun zin te doen, om bijvoorbeeld meer te vervuilen want anderen zullen de last tegen vergoeding op zich nemen of zullen met een boete hun schuldig rijgedrag afkopen. Het vormt dan geen probleem voor een deel van de weggebruikers om zich niet aan de wegcode te storen, terwijl anderen daardoor redelijk handelen onmogelijk gemaakt wordt.

Nu laat de auteur in meerdere stukken zien dat in het Amerikaanse politieke debat de gedachte dat de overheid mensen kan ondersteunen of stimuleren afwezig is. Vanuit standpunten die deels aan het Calvinisme zijn ontleend, meent men te mogen zeggen dat op wie succes heeft de zege van de Here rusten zal. Dat sociale en andere omstandigheden succes wel eens in de weg staan, wil men dan uiteraard niet in overweging nemen. De “Wutbürger” komt ook in dit boek aan de orde zij het dat het begrip beschreven, maar niet gehanteerd wordt. Het gebrek aan politiek debat en de uitholling ervan ligt eraan ten grondslag maar is er ook een gevolg van. Met andere woorden, er ontstaat een lus waarin het politieke debat zichzelf verzwakkend alsmaar door verder uitgehold, aan zin en betekenis verliest. De negatieve feedback van het publiek kan een aspect zijn, een ander aspect vormt, volgens Sandel de vaststelling dat doorheen de twintigste eeuw conservatieven, Republikeinen en Democraten, liberalen elkaar zo in de tang zijn gaan nemen, dat er voor een ander discours geen ruimte meer is. Dit lijkt niet alleen een verontrustende vaststelling, ze kan elke zin voor een anders te voeren debat uitsluiten. Met andere woorden, om legitieme doelen te bereiken, hoeft men niet per se die ene weg te volgen die men altijd al genomen heeft. De vraag die ik me hierbij blijf stellen is of we vaak geneigd waren en zijn, burgers, politici en het commentariaat om de basislijnen goed te onderzoeken en of ten gevolge daarvan de doelstellingen die breed gedeeld worden, niet meer wenst te dienen. Die basislijnen, dat is wat aan de orde komt als de normale orde helemaal onderuit wordt gehaald. Een voorbeeld vormt het deel van Duitsland dat na 1949 de Bondsrepubliek zou worden. Gegeven de massale vernietiging van kapitaal, van gebouwen en infrastructuur en het machinepark, had men verwacht dat de wederopbouw decennia zou aanslepen, maar vrij snel werd duidelijk dat vele Duitsers, die Goebels en Hitler hadden toegejuicht, inzagen dat ze naar het normale terug dienden te keren en tegelijk een nieuw zelfbewustzijn ontwikkelen. Al bij al, geholpen onder meer door het Marshallplan heeft men moeten vaststellen dat rond 1970 Duitsland, de Bondsrepubliek als samenleving de aanslagen van de RAF kon doorstaan en dat men zeer voorzichtig is met het omgaan met charismatische leiders. Even belangrijk is dus de vaststelling die12 jaar min of meer de afwezigheid van debat en zelfstandige oordeelsvorming hadden afgewezen, plots terug naar dat democratische debat terug keren.

Men kan vaststellen dat de discipline, de arbeidsethos en verantwoordelijkheidsethiek van de Duitsers na 1945 het herstel mogelijk maakte en dat men er dan wel in slaagde een naar behoren werkende democratie te vormen. Neemt dat de verantwoordelijkheid voor wat gebeurd was, weg? De Duitsers zelf zullen die opmerking niet ernstig nemen, maar wel enigszins opgetogen zijn dat erkend wordt dat niet enkel het Wirtschafstwunder geslaagd mag heten, maar ook de opbouw van een voor Duitsland nieuwe politieke cultuur.

Mag het vreemd lijken dat ik het boek met essays van Sandel overwegend bij deze episode van de Duitse Geschiedenis uitkom, dan gaat Sandel zelf in op de kwesties die sinds de aanvang van de twintigste eeuw de Amerikaanse politiek beroerd en gestuurd hebben en waarbij, merkwaardige observatie democraten en Republikeinen de overgang van het Jeffersoniaanse ideaal van de decentrale republiek en het lokale democratische zelfbestuur door de economische en vooral technologische ontwikkelingen, de Industriële Revolutie  in het gedrang kwam. De politiek diende genationaliseerd, dat wil zeggen, men diende een politiek bestuur vorm te geven daar waar de economie en vooral de bedrijven hun macht ontwikkelden en dat wil dus zeggen, op het vlak van de Federale regering. Dat heeft volgens Sandel grote gevolgen voor de positioneringen van de Amerikaanse politiek. Merkwaardig genoeg, lezen we aan het einde van het boek dat zowel Sanders als Trump feilloos de ervaring van toenemende machteloosheid van de burgers hebben weten op te pikken. Die machteloosheid kan men wijten aan de toenemende vermarkting van goederen en diensten in de samenleving die wellicht niet altijd aan de markt kunnen overgelaten worden. Bovendien blijkt bijvoorbeeld dat het opleggen van quota ertoe kan leiden dat die verhandeld zullen worden, zoals de emissierechten in het kader van de actie tegen de globale klimaatverandering. Maar dus ook, aldus Sandel, dat de idee van een burgerschap op het niveau van de lokale gemeenschappen waar over de gedeelde belangen beraadslaagd kon worden. Nu is duidelijk dat dit voor vele kwesties niet meer goed, laat staan succesvol kan doorgezet worden, maar men zal dus, gegeven de toegenomen globalisering een politieke moraal aan de dag moeten leggen waarbij het burgerschap ook nieuwe stappen kan zetten en tegelijk met de lokale politici de programma’s kan ontwikkelen die de gevolgen van de globalisatie opvangen. Hier helpt geen politiek van Ja en Neen, maar wel nadenken over welke balans men in evenwicht wil houden.

Reeds Ronald Reagan had heel scherp het ongenoegen en de machteloosheid gepeild van de burgers maar na zijn regering was er niet al te veel veranderd voor de Amerikanen, omdat de regering de grote spelers op de markt geen weerwerk meer kon bieden. Vooralsnog blijkt dat de nieuwe spelers, bedrijven als Google, Facebook, Amazon, Appel etc een onevenredig grote greep op ’s lands bestuur te hebben. Hoe zou Trump het moeras dat Washington is kunnen draineren? Maar zelfs een discussie op dat vlak zou weinig zoden aan de dijk zetten, omdat de beweegredenen voor de ene net de kwelgeesten voor de ander zijn. Een ruimte voor debat is er dan niet, laat staan een ernstig onderzoek naar wat nodig zou zijn om die onvrede op te vangen.

Sandel brengt ons nog een andere moeilijke boodschap, die te maken heeft met de aard van het moderne (Amerikaanse) Liberalisme, als tegengesteld aan de conservatieven. Het punt blijkt de vereiste te zijn dat de staat neutraal moet optreden en dus niet mag nagaan of een inzicht nog met het goede te maken heeft – op grond van filosofische of levensbeschouwelijke, dus ook religieuze overwegingen of doctrines. John Rawls heeft die visie enigszins gewijzigd in die zin dat als de rechtvaardige verdeling van goederen, diensten en welbevinden in het geding is, dan komt het erop aan dat alleen wat de gelijkheid in de verdeling zou verstoren, aan de orde is en er geen ruimte zou bestaan voor pluralisme, dat dus, in overeenstemming met de grondwet op andere terreinen wel kan bestaan. Michael J. Sandel laat duidelijk zien hoe moeilijk het is die stelling hard te maken, terwijl velen Rawls net op dat vlak weinig weerwerk boden, tenzij mensen buiten de kringen waar Rawls als politiek filosoof aan de orde was. In hun streven naar onafhankelijkheid van de overheid kunnen mensen die bij een begin van toepassing van de theory of justice al baat zouden hebben, inzake onderwijs en gezondheidszorgen, menen dat dit aan positie van autonomie afbreuk zou doen. De theory of justice laat voor hen geen ruimte om aan te tonen dat de doelstellingen van die theory, de billijke verdeling van goederen en diensten, eigendommen ook op een andere manier dan onder de sluier van onwetendheid tot stand komen kan. Het sociaal contract kan ook voor Sandel die toets der kritiek niet doorstaan, omdat dit niet strookt met de ijver van Amerikanen en anderen om vooruit te komen in het leven, niet om meer te herverdelen met anderen. Door voor zijn theory geen alternatief te aanvaarden, werpen Rawls en nu zijn navolgers een dam op tegen de mogelijkheid om de doelstellingen op een andere wijze te bereiken en dus wel een feit van pluralisme te aanvaarden.

Rawls gaat ook uit van het onbelaste individu en dat komt mij een belangwekkend concept voor, omdat het onbelaste individu, onder de sluier van onwetendheid alleen kan doen wat juist is. Maar het individu is zelden onbelast, namelijk door afkomst en omgeving een plaats gegeven in de samenleving – waaraan men op het oog moeilijker ontstijgen kan dan tijdens de Gouden jaren zestig. Het individu houdt er ook overtuigingen op na over wat goed is en wat men beter kan nalaten. Nergens is geschreven dat dit goede metafysisch zou moeten zijn, maar men kan van iemand die een religie of levensbeschouwing is toegedaan niet verwachten dat hij of zij daar bij het publieke optreden afstand van zou nemen. Het uitgangspunt van het onbelaste individu roept derhalve nogal wat vragen op.

De discussie over het denken van John Rawls lijkt net op dat vlak naar een ander heikel punt in het debat over de aard van het politieke debat, namelijk de vraag of een procedurele republiek nu wel zo aanbevelenswaardig moet heten. Het gaat er de auteur om dat we in de discussie over politieke keuzes ons niet kunnen bepalen tot wat het juiste is, we moeten ook aandacht hebben voor het goede, hoe moeizaam we ook kunnen formuleren wat juist is. Wat juist is krijgt in het moderne liberalisme prioriteit boven wat goed is, omdat we de aanname overnemen dat de overheid neutraal is. Juist is wat in een wet wordt gegoten en via het tribunaal kan afgedwongen. Maar die wetgeving moet toch nog altijd, bedenkt Michael J. Sandel, aan die moeilijke vraag onderworpen worden: draagt het bij tot het goede leven en goede samenleven? Stelt John Rawls vast dat men in zaken waar het feit van pluralisme bestaat, de staat neutraal moet zijn, dan komt Sandel met de bedenking dat in zaken over eigendom, het behoeden van het leven en het levenseinde de vraag onontkoombaar moreel van aard is en dat neutraliteit niet houdbaar is.

De discussie over de neutrale overheid krijgt in dit boek een pregnante betekenis, omdat neutraal blijven als het over een zaak als de doodstraf gaat of politiegeweld tegen ongewapende burgers, die neutraliteit nergens op slaat. Toch zien we dat men zich van dat uitgangspunt kan bedienen om onrechtvaardig handelen toe te staan. De neutrale overheid kan bijvoorbeeld geen bendevorming toestaan, maar mag niet oordelen over de levensbeschouwelijke achtergronden, want dan gaat ze buiten de grenzen van de neutraliteit.

Aan de andere kant, de staat kan zich geenszins moeien met inhoudelijke overtuigingen die aan een bepaalde religie of levensbeschouwing verbonden zijn, zoals bijvoorbeeld onverdoofd slachten. Nu blijkt dat via de idee dat we dieren geen onnodig leed mogen aandoen, dat onverdoofd slachten als wreed beschouwd moet worden. Dat men in een moeite door religieuze praktijken inperkt zonder de neutrale positie   levensbeschouwelijk te verlaten, is niet enkel meegenomen. Er is in wezen weinig dat echt neutraal kan heten, want zelfs als men een objectieve benadering, evidence based, meent te hanteren om tot besluitvorming te komen, zal men nog moeten nagaan of die wetenschappelijke bewijsvoering wel stand houdt. Niemand zegt nog, zo meent een Rabbi David Hartman, dat alle precepten, zoals de besnijdenis ten alle tijden en zonder meer zinvol zijn, maar via neutraal geachte wetenschappelijke adviezen de zaak onderschoffelen doet geen recht aan andere overtuigingen. Hoe kan men mensen ervan overtuigen dat besnijdenis van jongens en al helemaal van meisjes af te raden valt, dan door ernstig in te gaan op de teksten van een religieuze traditie? Sandel meent niet dat men die tradities zonder meer in hun gelijk moet bevestigen of bepaalde praktijken aanvaarden, maar het zou van een duidelijker besluitvorming getuigen als men de discussie aangaat over wat te voorschriften van een religie aangaat en hoe men dat in nieuwe omstandigheden een alternatief kan ontwikkelen. De discussie over onverdoofd slachten werd beslecht na langdurig en vasthoudend overleg en dat maakt het moeilijker de conclusies te weerleggen, tenzij men onverkort vasthoudt aan die voorschriften. In deze past het te verwijzen naar een vorig jaar overleden opperrechter, Antonio Scalia, die zich als een originalist presenteerde: iemand die vond dat de Constitutie van de Verenigde staten niet geinterpreteerd mag of kan worden. Die benadering laat niet alleen geen vernieuwing van de samenleving toe, de veranderingen, zoals de opeenvolgende industriële revoluties kunnen op den duur niet meer aan de grondwet getoetst worden.

 Zeker als het over economische kwesties gaat, ziet men, zoals niet enkel Sandel, maar ook Martha Nussbaum en Tomas Sedlacek aangeven, kan men wel bestuderen hoe economisch handelen maar dat keuzes voor politici inzake economisch beleid niet neutraal kunnen zijn. Reagan, Tatcher, Verhofstadt meenden dat er voor een beleid gericht op het vrijmaken van de markt geen alternatief zou bestaan. Dat de markt niet enkel tot evenwicht leiden zal, maar ook wel nieuwe onevenwichten kan veroorzaken, waar de overheid als bemiddelaar en scheidsrechter moet optreden, ontging hen. De antitrustwetten aan het begin van de 20ste eeuw hebben de fortuinen van Rockefeller of Carnegie niet aangetast, wel billijker marktverhoudingen mogelijk gemaakt

De kwestie die Sandel voorop stelt is dat we op verschillende manieren de grip op ons leven zouden verliezen en ook dat we geen inbreng meer hebben op wat er in de samenleving gaande is. De terugkeer naar eerder strakke religieuze overtuiging van bepaalde bewegingen kan de oplossing niet brengen, maar de liberalen zouden meer aandacht kunnen opbrengen voor het feit dat mensen vanuit een religieuze overtuiging best betrouwbare burgers kunnen zijn. De vraag of iets juist is, kan niet op alle verzuchtingen een passend of voldoende antwoord bieden. Maar het goede? Voor Sandel en anderen betekent dat vooral dat men redelijkerwijze kan besluiten of iets bijdraagt aan het goede leven.

Men kan opmerken dat Sandel, de liberalen noch de conservatieven over de vraag of iets waar is niet veel meer zeggen, want die vraag is voor mensen als John Stuart Mill en voor liberalen, die vinden dat het volstaat als iets als juist bevonden wordt, desnoods voor de rechter afdoende, terwijl de utilitaristen het nut het hoogste criterium moet heten. Natuurlijk is er een verschil tussen wat mensen voor waar houden in universele en eeuwige zin, waar, vast en onafhankelijk van de omstandigheden en wat ze in hun bestaan als passend of rechtvaardig ervaren. Toch brengt Sandel interessante apostilles bij de geloofswaarheden van de liberalen, utilitaristen en communitaristen aan. Een massa -ismen, maar het probleem, geeft ook Sandel aan, bestaat erin dat men dan vooral voorgekauwde antwoorden geeft, zelf het denken zou kunnen overlaten aan anderen, die wellicht wijzer zijn. Maar tegelijk, moet men vaststellen, zijn mensen hoger geschoold dan ooit, al leidt dat wel vaker dan men zou verwachten tot complot denken en deducties die de toets der kritiek niet altijd doorstaan. Het begint dan natuurlijk met de vraag in wat voor samenleving we leven, wat we verwachten van de toekomst en of we er ons zelf toe in staat zien voor dat kleine domein waar we iets over kunnen zeggen, ook iets wezenlijks bij te dragen. Wie zich met het algemeen belang wil inlaten, zal dan vanzelf ook minstens gedeeltelijk afstand moeten nemen van hem of haar direct aanbelangt. De discussie over de slavernij, die Lincoln voerde met Stephen Douglas over de vraag of de kwestie van het statuut van slavenvrije staten aan de federale overheid zou toekomen. Slavernij geen morele kwestie noemen valt niet mee, maar Douglas vond dat in het raam van de volkssoevereiniteit de staten zelf dienden uit te maken of ze voor Slavernij zouden kiezen of niet. Die neutraliteit, aldus Lincoln, kon de federale staat zich niet veroorloven, ook al was Lincoln geen abolitionist, want zegde hij, de vraag gaat hier over een moreel beginsel, of men slaven mag houden en of mensen dus slaaf kunnen wezen van iemand. Maar het punt is dat de liberale benadering in wezen geen afstand kan nemen van het neutraliteitsstandpunt van Stephen Douglas, want elke afwijzing van slavernij berust op een visie die geen neutraliteit toelaat; Lincoln verweet Douglas onverschilligheid, zoals ook Arendt later zou beseffen en argumenteren dat filosofen niet als eunuchen door het leven kunnen gaan.

Is het waar dat wie een religie aanhangt vanzelf onverdraagzaam zou zijn? Dat hangt ervan af hoe men gelooft, zoals Sandel schrijft over rabbi David Hartman, die zijn Joodse geloof wilde verbinden met hedendaagse opvattingen. Zoals Marc de Kesel het beschreef in “Goden breken”, wilde de rabbi niet aan de voorschriften raken, maar integendeel een voor deze tijd en voor deze samenleving, de Amerikaanse, een judaïsme ontwikkelen dat van die voorschriften geen fetisjen maken zou. Anderzijds zal hij wel vragen hebben bij vragen over de beschermenswaardigheid van het leven. Hartman dacht ook na over beheersing en overmoed, waarbij die een actief pluralisme bepleitte, omdat de eenduidigheid omtrent joodse inzichten een deelnemen aan het politieke bemoeilijken kan. Hoe dat moet uitpakken voor onderzoek op embryo’s, blijft dan ook nog een vraag. Sandel laat zien doorheen die vele artikelen die hij samenbracht, dat we niet kunnen volstaan met politiek bedrijven vanuit de idee dat de overheid neutraal moet zijn of zelfs maar kan zijn. De economische politiek van Reagan, maar ook Clinton, ging uit van het primaat van de markt – wat dus niet een neutrale opstelling kan heten - terwijl Sandel opmerkt dat zo voor de burgers de wet van de jungle opnieuw de overhand krijgt. Trump laat zelfs deel van zijn administratie onbemand, want de staat heeft voor hem geen betekenis. Nu is het de overheid, de politiek die net beslissingen moet nemen die niet neutraal kunnen zijn.

Daarom ook het overtuigende pleidooi voor een herwaarderen van een debat en nog eens, het gaat niet alleen over juist versus correct, zelfs niet enkel over waar en onwaar, maar ook over wat mensen toelaat onder de bescherming van de wet voor zichzelf en voor hun omgeving er het beste van te maken. De overheid als scheidsrechter wanneer tegenstrijdige belangen met elkaar in botsing komen en de sterkste partij het dreigt te halen, zonder andere consideraties dan het eigen nut, de maximalisatie van de winst van spelers als Amazon.

Hoe het goede leven eruit ziet? Er is geen vraag die meer controverse oproept, maar Michael J. Sandel maakt er wel een punt van dat we erover zouden nadenken. Wat juist is prioriteit geven in onze overwegingen, juist als correct, kan ons denken wel heel erg inperken en kan ons handelen op een bedenkelijke wijze vrij houden van morele overwegingen. Als iets het succes van populisme kan verklaren, dan het lijkt het mij dat mensen de indruk hebben dat hun belangen niet meer ernstig genomen worden door liberalen, want ze beantwoorden niet a priori aan wat juist is. Niemand mag discrimineren, terwijl zich vaak achtergesteld voelen. Hoe lost men dat op? Door er oog voor te hebben dat besluitvorming dat de belangen van de achtergebleven bevolking van de Rust Belt ook in rekening brengen. Door infrastuctuurwerken en door beter, veel beter onderwijs, duaal leren, de jongeren die leven in een gebied van vergane industriële glorie, opnieuw iets handen krijgen, vakkennis maar ook door bedrijven aan te sporen terug met de productie van hoogwaardige producten aan te knopen.

Het boek van Michael J. Sandel maakt indruk, omdat in de veelheid van overwegingen en de soms uitgebreid uitgewerkte argumentaties voor ons duidelijk wordt dat men niet kan volstaan met discussies op het niveau van tweets of goed en fout. Mensen begrijpen dat er veel veranderd is, politici hebben moeite om zowel de analyse goed uit te voeren als bijvoorbeeld investeringsprogramma’s uit te werken, die op langere termijn duurzaam blijken. De markt speelt daarbij een rol, uiteraard, de ondernemersmentaliteit dus ook, maar ook moet de overheid buiten de comfortzone van de neutrale opstelling treden. Hoe men achterbleven gebieden opnieuw van een paar motoren kan voorzien, gaat verder dan alleen maar klagen over ongelijkheid. Men moet met de markten door middel van volgehouden inspanningen op het vlak van onderwijs en gezondheidszorgen, maar ook investeringen de ruimte bieden om mensen opnieuw in zichzelf te laten geloven. De Vlaamse media hebben ook voor dit boek weinig interesse opgebracht, wellicht omdat de analyses niet altijd politiek correct bleken en omdat ondanks de bewondering van Sandel voor John Rawls, diens theorie van rechtvaardigheid grondig gefileerd werd en van kritische noten voorzien. Over bepaalde onderwerpen, zoals het liberalisme van Dewey hoop ik dan nog eerlang mijn licht te laten schijnen.


Bart Haers



Reacties

Populaire posts