Theodore Dalrymple en de sluier van onwetendheid

Reflectie



Moeten we ons zorgen maken
Theodore Dalrymple laat zich niet
van de wijs brengen door media



Met dit boek leerde ik de denker en
maatschappijcriticus Dalrymple
kennen. Men noemt hem conservatief
en meester van de anekdote, maar
toch kon hij gisteren in gesprek met
Alicja Gescinska wel onze aandacht
vangen. 
Dagelijks berichten over aanvalsgezinde staatshoofden, over wat er zou kunnen gebeuren als we de thermostaat van moeder aarde niet wat lager kunnen zetten, resistente bacteriën en virussen waar we niet zo heel veel tegen vermogen. Overal dreigt gevaar, zo lijkt het wel, terwijl een man, older and sadder, zegt zich geen zorgen te maken. Hoe dat zo komt, zo bleek, had niet zomaar een uitleg, behalve dat hij meende dat hij het mediageweld niet helemaal ernstig kan nemen en omdat hij geen kinderen heeft.

Hoe kan men niet ongerust worden als men hoort, leest ziet dat een dictator graag met raketjes speelt en zegt een waterstofbom zou hebben laten ontwikkelen die bruikbaar is? Alicja Gescinska was enigszins verstoort over wat Dalrymple – we gebruiken zijn pseudoniem – hierover te melden had. De man die zelf betoogde over hoe het leven van talloze mensen aan de onderkant van de samenleving wel perspectiefloos uitpakken moet, omdat ze via onderwijs en dergelijke geen echte progressie maken, maakt zich duidelijk wel zorgen, maar niet over dingen waar hij zelf geen controle heeft, bedacht ik dan.

Het moet gezegd, velen waren niet opgezet met de inzichten van de heer Dalrymple toen hij de Vlaamse media zijn opwachting maakte, maar zagen nog zien dat hij aangaf hoe de levensomstandigheden en de visie van die criticasters (van Dalrymple) onderwijs haar vormende dynamiek ontnomen hebben, door bepaalde aspecten ervan, c.q. discipline maar ook kan onderwijs mensen helpen te zien waar en hoe ze iets kunnen betekenen, voor anderen, de samenleving. Zijn kritiek aan “liberale denkers”, zij die aan de Amerikaanse Oostkust doorgaan voor liberaal, bij ons noemt men ze dan progressief, bestond en bestaat erin dat zij nu net mensen die vaardigheden en inzichten onthouden hebben. Zijn afkeer van een discours dat mensen die in de fout gaan a priori verontschuldigt en hun schuld minstens deels wil wijten aan de samenleving, spoort met de oude kritiek van Jean-Jacques Rousseau dat het de beschaving is die mensen bederft en bijvoorbeeld opvoeding erin zou moeten bestaan dat kinderen en jongeren zelf ontdekken, geholpen door een coach eventueel, die natuurlijk spontaan bijzondere situaties creëert waar die ontdekkingen goed gestuurd kunnen worden, wordt uiteraard in een progressief discours aangeprezen. Al zijn er altijd nog die menen dat het verontschuldigen van die mensen ook niet deugt.

In die zin kan Dalrymple onverstoorbaarheid aan de dag leggen en menen dat de media hem niet zullen raken als ze weer eens angstaanjagende berichten te berde brengen. Nu staat het Dalrymple vrij als stoïcijn te begrijpen en verstaan te geven dat al die crises en andere kwesties wel hun belang hebben maar geen bron van zorg hoeven te wezen. Meer nog, hij vond dat hij, welstellend en zich wel bevindend, geen zorgen (meer) hoeft te maken. Was het niet geheel duidelijk of de staat van de dingen in deze tijd hem tevreden stelde, dan geeft hij er al jaren blijk van dat hij over de intermenselijke omgang en de levensverwachtingen inzake kwaliteit van leven van mensen wel zorgen maakt. Had, hoor ik al iemand zeggen, Alicja Gescinska niet moeten vragen hoe hij die kwesties dan niet als zorgwekkend kan beschouwen, maar zij had, zoals u en ik, begrepen dat hij zich geen zorgen wil of kan maken over dingen waar we ook na lang nadenken niet veel aan kunnen verhelpen.

Toch zit wellicht daar die eeuwige crack in zijn benadering, want schrijvend drukt hij zijn bezorgdheid wel degelijk uit, maar hij wil er zijn dagen niet door laten belasten, want hij levert ons zijn bijdrage door de vinger op enkele wonden en sleetse plekken in onze en dan vooral de Britse samenleving te leggen. De crack is dus dat hij meent dat we op een bescheiden wijze het onze kunnen bijdragen en ook, denk ik, een zeker vertrouwen mogen hebben in wat anderen bezielt en ondernemen. In die zin kon ik die afwijzing van bezorgdheid wel goed begrijpen, want telkens de media roepen dat de wereld ten onder gaat, kan eeniegelijk vaststellen dat de zon niet ophoudt des morgens vanachter de horizon op te stijgen en de dingen hun beloop houden.

Toch klinkt het cynisch als juist Dalrymple zich aan de dingen die ons zouden bedreigen niet veel gelegen zou laten, doch zijn gemoedsrust weet te behouden. Er is nog iets anders, op de begraafplaats, het kerkhof, liet hij blijken dat de omgang met de dood voor hem rustgevend is en dat kijken naar graftombes en wat erop staat gebeiteld of in brons is gegoten, hem wel iets biedt dat hij niet onder woorden wil brengen. Aansluitend kom ik dan vanzelfsprekend terug op zijn visie als areligieus mens op de betekenis van religie. Hij herhaalt dat hij de antireligieuze stemming niet kan vatten, omdat het ook als een afwijzing opgevat moet worden van onze beschaving, waar we zo graag prat op gaan, enfin vanaf de tijd van de Verlichting. Ook stelde hij vast dat wanneer hij deelneemt aan een uitvaart van bekenden dan wel naasten niet kan begrijpen dat mensen er in hun daagse plunje heen gaan en zich niet bijzonder kleden om aan de uitvaartrituelen deel te nemen. Niet omdat hij gelooft in de gedachte dat we na de dood uit de dood zullen verrijzen. Wat hem roert is wat ook andere atheïsten wel eens te berde brengen, dat men niet alles kan banaliseren, omdat er immers geen god kan zijn en de hele reutemeteut die men religie of kerk noemt uiteraard zal afwijzen als geneuzel. Het ritueel in een kerk heeft zelfs als men niet gelooft wat er gezegd wordt een eigen betekenis die het banale – dat voor de omstanders niet zo banaal mag heten, maar net een heel bijzondere ervaring is, intens en zelfs overweldigend – een betekenis geeft.  

Op dat vlak staat Theodore Dalrymple toch ook niet alleen, want hoewel hij het gesprek niet bracht op thema’s als het goede leven, kan men zijn kritiek, zoals die te lezen valt in zijn werk en columns wel degelijk opvatten als een poging na te gaan waarom liberalen dan wel progressieven voortdurend de mond vol hebben over de achterstelling van die mensen maar niet nagaan hoe ze hen daadwerkelijk iets van vragen omtrent het goede leven kunnen bijbrengen. In onze cultuur is die mogelijkheid tot nadenken toch wel zeer gedemocratiseerd en dat blijkt ook hij bij verschillende malen aan de orde te hebben gesteld. Het punt blijft dat we inderdaad goede gesprekken kunnen voeren, als we het eens kunnen worden dat we het met elkaar oneens zijn.

Het verhaal gaat echter dat mensen niet weten hoe het moet en Dalrymple verwijt het de progressieve cultuur dat ze menen dat mensen geleid moeten worden naar het juiste. De misvatting die we ontwaren is dat men conservatieven het verwijt maakt dat een conservatief prioriteit geeft aan het goede, terwijl de liberaal meent dat men niet stellen in het algemeen en voor elkeen wat het goede is. Dalrymple maakte in enkele werken juist duidelijk dat veel mensen die hij zag in de gevangenis van Birmingham en omgeving dat ze niet goed weten wat het goede leven kan zijn noch wat het betekent het juiste te doen en denken. Wanneer een jongeman een meisje zwanger maakt, zal hij gauw de benen nemen, omdat, aldus Dalrymple, hij weet of inschat dat zijn vrije leventje over is. Nu, liberalen pleiten toch voor vrije seksuele beleving, maar ze menen dat ze er niet veel hoeven toe bij te dragen dat meisjes weten hoe ze ongelegen of ongewenste zwangerschap kunnen vermijden. Zoals ook Goedele Liekens vaststelde toen ze in het UK voor een klas ging uitleggen hoe het nu zit met voortplanting, seksualiteit en liefde, blijkt dat jongeren hun seksuele ervaringen vaker bekopen met onzekerheid en er tegelijk verslaafd aan kunnen raken; soms wordt een kind voor zo een meisje een middel om iets voor haarzelf te hebben. Dalrymple verwijt de inrichters van het onderwijs dat ze, hoewel ze onnodig leed wensen te voorkomen mensen in een gemene sluier van onwetendheid laten opgroeien.

Hoewel ik me weinig illusies maakte over het gesprek van Alicja Gescinska met Theodore Dalrymple was ik toch wel verbaasd over enkele uitspraken, vooral dus over zijn onverstoorbaarheid ten aanzien van de paniekerige media. Wel denk ik dat hij zodoende aan de orde stelt dat die media ons voortdurend wijzen op wat fout gaat, niet goed zit en naar zou uitpakken. Niet alles is conflict of bedreigend. Men reuzelt graag over de bange blanke man, maar is druk met het brengen van angstaanjagende berichten. Ik denk aan de wijze waarop men er terecht schande van sprak dat de politie de gebeurtenissen in Köln in de Silvesternacht 2015-2016 wilde verdoezelen, maar vervolgens kregen we te horen dat al die asielzoekers op onze vrouwen uit zijn. Allemaal? Een aantal, maar de meeste daders, voor zover men het heeft kunnen natrekken illegaal in Duitsland verblijvende Marokanen zouden zijn, die uitgewezen waren… Ook asielzoekers dus? Neen, zij maakten ten onrechte gebruik van regelingen, waarna ze uitgewezen werden.

 Tegelijk ziet men het ook wel voorkomen dat mensen verteld wordt hoe schandalig het is als een zangeres toevallig – of niet – iets te veel van haar bevallige boezem laat zien, maar zeggen diezelfde mensen graag hoe we keihard moeten genieten. Informeren evenwel, bijvoorbeeld over vruchtbaarheid en hoe ongewenste zwangerschappen vermijden in de volheid van het verhaal, dat wil ook dat men aandacht opbrengt voor de posities waarin mensen emotioneel betrokken kunnen raken, blijft vaker dan wenselijk achterwege. Nu goed, man zijnde weet ik ook niet hoe vrouwen elkaar hun kennis en mysteriën doorgeven, maar af en toe hoor je er wel iets over. Dat er voldoende informatie beschikbaar is en dat dit al een paar decennia het geval is, mag men ook niet over het hoofd zien. Blijft de vraag hoe we emotioneel en mentaal met dat alles omgaan. Dat vraag reflectie en goede gesprekken.

Dalrymple werd wel eens verweten dat hij te anekdotisch tewerk zou gaan om zijn punt te maken, terwijl hij juist ter discussie stelt wat de ongewenste gevolgen zijn, voor de samenleving en de betrokkenen van groots opgezette theorieën. Door die mensen die hij zag in Birmingham de toegang te ontzeggen, bij gebrek aan degelijk onderwijs en behoorlijke media, stootte hij als psy op toestanden van onverantwoordelijkheid en een gebrek aan bereidheid na te gaan wat men aanricht en als iemand een ander heeft neergestoken, dan klinkt het “the knife went in it”. Nou moe, alsof men niet grote kracht nodig heeft om iemand een mes in de lever te planten en ook nog eens de intentie dat te doen. De schuld ligt wel degelijk bij de messentrekker, maar ook kan men zich afvragen of hij ooit met vragen over het goede is in aanraking is gekomen. Hij schilderde een situatie af, die veel weg heeft van wat Thomas Hobbes ertoe bracht de sterke staat voor te stellen als bescherming tegen een wetteloze burgerkrijg waar mensen elkaar naar het leven staan. Hume zal deze visie ernstig in twijfel trekken, omdat hij meent dat mensen wel degelijk ook sociale wezens zijn. Dalrymple meent dat mensen die elkaar voor een niets naar het leven staan en geen zicht hebben op de beheersing van hun driften, inderdaad wel in de war kunnen zijn, maar dan eerder als verhuld in de sluier van ontwetendheid.

De visie die Alicja Gescinska bracht door met Theodore Dalrymple te spreken bevat veel dat het overwegen waard is, maar het kan moeilijk anders of Dalrymple heeft meer te vertellen. Hij was bereid te spreken, lijkt het, maar tegelijk terughoudend de vele aspecten ervan ter sprake te brengen. Toch kon het boeien, omdat je ziet dat hij, Dalrymple inderdaad wel over de dingen des daags spreekt en hogere, metafysische waarheden of filosofische zekerheden niet in zijn mars heeft. Zou dat ontgoochelen, dan kan men bedenken dat we er nu eenmaal gewoon zijn aan sprekende koppen op het scherm die veel praats hebben, maar weinig informatiefs, wel precies hun eigen riedel. Het stille interview, zoals ik het zie, bewees weer haar nut. Daarmee is niets gezegd over mijn waardering voor Dalrymple noch over mogelijke punten van kritiek, want die zijn er zeer zeker. Alleen, die onverstoorbaarheid van hem, vond ik wel het vermelden waard.



Bart Haers 

Reacties

Populaire posts