De werkelijkheid doorgronden: moet het wel?



Dezer Dagen




Voetwegen en technologie
Onbestemd verlangen naar zuiverheid



Voltaire schreef 'l'Ingenu,
waarin hij een scherpe kritiek
bracht op zijn tijd. In deze tijd
denken velen zo een Ingenu te
wezen, maar wie kan echt vrij
en vrank spreken? Waartoe
De dag dat we alle problemen opgelost hebben, zullen we het paradijs hervonden hebben, maar zal er niets meer hoeven. Vegetariërs klagen aan dat er zoveel dieren gekweekt en geslacht, opgevreten worden. Zullen we dan allemaal groenten en fruit eten? Veganisten gaan nog een stap verder. Het verlangen geen voetafdruk na te laten, zou dat hun verlangen zijn? Maar moet iedereen dan meelopen in hun droom? Of zou het nieuwe paradijs echt iets anders zijn dan een tuin van Eden? Sinds de democratie als ideaal werd verkozen boven andere modellen en machtsverhoudingen, werd duidelijk dat in een democratie de verborgen macht er niet minder om is. Maar we zien dan toch weer dat democratie voor de een niet hetzelfde betekent als voor de ander. Er schuilt een onbestemd verlangen naar zuiverheid in, dat ook telkens weer in andere domeinen opduikt.   

De gedachte dat we alles op orde willen hebben, kan men niet laken, maar soms gaat het wel erg ver, dat streven naar zekerheid en veiligheid. We offeren er onze vrijheid voor op, ons vermogen zelf (foute) keuzes te maken of integendeel te kiezen voor iets dat onszelf niet direct batig blijkt, maar ons toch goed voorkomt. Wis en waarachtig, dat kan ook zomaar eens een keertje gebeuren, zelfs in politieke middens.

Er zijn partijen en groepen die menen dat armoede een schande is, maar soms lijken zij van de slachtoffers van dat onrecht dan weer onmondige kinderen te maken, die er zelf niets aan kunnen doen, er zelf ook niet op eigen kracht uit kunnen komen. Nu klopt dat laatste, want wat we dezer dagen zo hardnekkig weigeren te erkennen, ook economen, ook bedrijfsstrategen is dat de onderlinge afhankelijkheid steeds groter is geworden. Dat betekent dat we niet altijd goed meer weten hoe zaken tot stand komen en dat succes vele vaders, echte en vermeende, weten we ook wel. Toch is het van belang te onderkennen dat een samenleving, zelfs op wereldniveau niet zomaar te analyseren valt. De grote spelers van gisteren lijken vandaag niet meer zo almachtig, al dient men daar toch enige omzichtigheid bij aan de dag te leggen. Toch is duidelijk dat we met enkele bedrijven te maken hebben, Google, Amazon, Facebook, Apple, die een grote invloed hebben op ons consumentengedrag, al was het maar omdat we het gebruiksgemak van hun diensten wel onmiddellijk ervaren en de nadelen over het hoofd blijven zien, omdat die niet onmiddellijk persoonlijk van aard zijn.

In deze benadering stel ik me de vraag hoe lang we elkaar nog kunnen voorhouden dat we opnieuw een zuiverheid zouden kunnen bereiken, waarin mensen zich senang voelen, omdat ze de indruk hebben dat ze de aarde en alles wat van de natuur niet zouden belasten. Ook is het maar de vraag of we de idee kunnen blijven koesteren dat we anderen niet onnodig schade toebrengen, ook al willen we dat in de verste niet. Aan de andere kant, hoe vaak hebben we er oog voor dat iemand met onze aanwezigheid gediend kan wezen? Niet zo lang geleden was ik aan het flaneren door de Steenstraat in Brugge, iets wat me niet zo vaak overkomt, omdat ik nogal vaak de kleine dwarsverbindingen neem om van de ene kant van de stad naar de andere te komen. Een kennis van vroeger sprak me aan, benieuwd naar mijn huidige welbevinden en ze keek me onderzoekend aan. Ik vroeg verschoning want ik herkende haar wel, maar wist niet direct wie en wat. Ze stelde zich bondig voor en ik bleef me afvragen hoe of waarom en stelde voor, domweg, een koffie te gaan drinken. Dat viel goed en wandelend kwamen de stukjes weer op hun plaats. Ze had gemerkt dat ik van tijd iets schrijf en mijn blog vele teksten bevat en ze vroeg me hoe ik de moed kon blijven opbrengen. Ik meende dat het om het schrijven gaat en proberen minstens voor mezelf een aantal dingen duidelijk te maken, in allerlei vormen, soms wat gezeur ook.

Vijftien jaar geleden waren onze paden samengekomen, voor even en hadden we eerst sporadisch maar geleidelijk intenser met elkaar gesprekken gehad, op wandel gegaan, al eens naar zee en een sauna bezocht. Toen zij plots een andere job kreeg en ik ook andere wegen opging, viel het allemaal wat stil, verloren we elkaar uit het oog, ook domweg en nu we daar samen zaten te praten, voelde ze zich genoopt zich te verontschuldigen, maar aangezien ik er niets aan had gedaan het contact levendig te houden, leek me dat niet nodig, want ook ik had haar veronachtzaamd. Het is een simpel verhaal, zal u zeggen en komt zo vaak voor. Maar de tijd van een koffie was al lang en breed verstreken toen ze opmerkte dat ik in wezen wel eens een “esprit ingénu” lijk, iemand die de dingen gewoon, zonder aanziens des persoons zou bekijken. Wellicht zit er iets van waarheid in, maar tegelijk vertelde ik haar hoe ik in een aantal discussies nogal op mijn donder krijg omdat ik niet zomaar meeloop met wat anderen beweren de juiste visie te zijn. Over rechtvaardigheid of over wat democratie nu zou betekenen, kan men mijn benadering lang niet altijd smaken.

Voltaire was wel vaker mijn gids, vertelde ik haar, maar doorgaans niet dat ik hem zou gaan citeren. Wel zijn er gedachten bij hem die kunnen inspireren, zoals net dat verhaal over de Huron die in Frankrijk aankomt en plots in allerlei verwikkelingen terecht komt, die te maken hebben met de Franse politiek en samenleving. Voltaire situeert het stuk in 1690, toen Louis XIV volop zijn absolutisme dacht te kunnen botvieren, maar hij schrijft het in 1767, wanneer de Jansénisten macht hebben verworven en de Jezuïeten verboden zijn. Voltaire kwam uit een Jansenistische familie, leden van het Parlement van Parijs en Voltaire zelf had college gelopen bij de Jezuïeten. In het stuk “L’ingenu” spot Voltaire als vanouds met pretenties, maar ook, heb ik vroeger al de indruk gehad, met Rousseau en diens concept van de “Noble sauvage”, die niet door de cultuur is aangetast. Is de Ingenu nu een zoon van de broer van de pastoor van dat Bretonse dorp of een Huron, een Canadese Indiaan?

Juist bij Voltaire merkt men wel vaker dat hij die zich verzette tegen blinde machtsuitoefening van koning en kerk, van geheime politiediensten en schone schijn, in wezen juist beseft dat het leven niet altijd rechtlijnig geleefd kan worden. Zij vond dat mijn manier van uitleggen weer eens blijk gaf van een grote belezenheid, maar vooral dat ik met zo een verhalen en gedachten niet zomaar een verhaaltje wil brengen. Ik vertelde haar dat ik “L’ingenu” wel een paar keer gelezen had, maar dat ik in wezen altijd weer verrast was door het feit dat het dezer dagen nog maar nauwelijks vermeld wordt, terwijl het een interessante uiting van verlichtingsdenken moet heten. Ze keek opeens bedenkelijk, want blijkbaar heeft ze niet zoveel op met “Waarden van de Verlichting”, wat ik wel kan begrijpen, want de Eeuw van de Verlichten was er een waar vooral bewindvoerders nogal bang voor waren, al blijkt men dan wel te moeten erkennen dat Maria Theresia van Oostenrijk, Jozef II, haar zoon en Frederik II de Grote als vaandeldragers van het Verlicht despotisme moet gelden. Wat echter betekent dat. Ook Catharina II de Grote van Rusland gaat door voor Verlicht.

Een paar dagen later kreeg ik een mail met een korte dankbetuiging voor de aangename stonde en dat ze er nog meer hoopte te mogen meemaken, maar ook vond ze het nodig me wat de Verlichting aangaat toch op te wijzen dat men er een karikatuur van maakt. Per kerende kreeg ze mijn akkoord, want daar waren we het wel over eens, de Verlichting, een periode waarin enkel filosofen erin slaagden de heersende opvattingen onderuit te halen, klopt dan wel, we maken er te gemakkelijk een rechtlijnig verhaal van en maken er gemakzuchtig een verhaal van goeie en slechte van. Waar zijn de lezers die Diderot en Voltaire wel citeerden als ze hun opinie formuleerden?

In de discussies dezer dagen, over het voltooid leven, het houden van referenda en andere items, raakt men al gauw het spoor bijster, want waarom zou een democratie beter zijn als uiteindelijk de meerderheid de toevallige minderheid voor onbelangrijk mag houden, niet in overweging hoeft te nemen. Ze kijkt naar de discussie over Zwarte Piet en meent dat men de ontwikkeling die de Sint heeft doorgemaakt sinds de negentiende eeuw endogeen moeten heten en wellicht nog maar van verre met de kolonisatie te maken heeft. De geschiedenis, mailt ze me een dag later, is wat ze is en daar kunnen we niet veel aan veranderen, behalve onze kennis ervan uitbreiden en erover nadenken, maar veranderen, dat gaat niet. Nu ben ik al langer in dubio of we onze musea en schoolboeken moeten zuiveren. Bekijken we de geschiedenis van de Arabische slavernijhandel en hoe overal in de wereld wreedheid te bespeuren valt, dan kan men niet zomaar beweren dat het ene erger is dan het andere.

Wel, zo vertel ik haar als we weer eens een glas wijn nuttigen, moeten we erop bedacht zijn dat mensen met een migratieachtergrond die hier school lopen en onze vaak oppervlakkige benaderingen zien, ook meegaan in de gedachte dat alles vergolden moet worden, gemakkelijk verleid kunnen worden sporen van een zondig verleden op te ruimen en dat we cultureel met een “spotless mind” verder kunnen; dat evenwel zou hen geen stap verder helpen, net zo min als excuses. Voor de nabije toekomst kunnen we wel keuzes maken, al kennen we niet altijd de onbedoelde neveneffecten, maar wie terecht aangeeft hoe de kolonisatie en het imperialisme vanuit Europa gepaard is gegaan met exploitatie van grondstoffen en uitbuiting van mensen, slavernij ook, moet ook vaststellen dat doorheen de afgelopen anderhalve eeuw op verschillende domeinen mensen konden genieten van betere geneeskunde, van onderwijs en van betere toegankelijkheid – al lijkt dat weer niet helemaal zonder donkere randjes. Die vooruitgang en lotsverbetering brengen aanklagers van de kolonisatie nooit in het geding, want het verhaal moet helder zijn en de “white man’s burden” kan niet zwaar genoeg beladen zijn. De kolonisatie evenwel draait men niet terug en de vraag is nog of iemand dat zou willen. Intussen ligt de tijd van dekolonisatie al enige tijd achter ons en er zijn legio landen die geen politieke stabiliteit hebben gevonden of al jaren onder het welwillende gezag van een kleine elite niet bepaald goed bestuurd zijn geworden. Failed states zijn er bij dozijnen en de burgers worden er niet beter. Vermenging van persoonlijk vermogen en het publieke patrimonium is schering en inslag, budgetten bedoeld voor belangrijke publieke werken werden dan weer versluisd naar buitenlandse rekeningen.

De bedoeling van ontwikkelingshulp, hoe paternalistisch vaak was altijd al het lot van mensen te verbeteren en daar kan ik me wel iets bij voorstellen. Alleen is het vaak mis gelopen, omdat men de politieke, vaak etnische tegenstellingen niet zag, botweg negeerde en omdat men, net zoals de missionarissen van voorheen een eigen verhaal bracht, waar men zelf van overtuigd was, maar nog minder dan de missiezusters kon men mensen overtuigen, omdat de kloof tussen woord en handelen vaak te zeer in het oog sprong. Ooit had ik een hoge pet op van Vredeseilanden, maar op zeker ogenblik merkte ik dat ze de oorspronkelijke benadering van pater Pire opgaven: geen geld geven, maar kennis en vaardigheden bijbrengen. Ontwikkelingshulp werd opgevat als het geven van giften om niets, Vredeseilanden gaf geen vissen, maar vislijnen en technieken. Dat het frustrerend bleek omdat er geen opzienbarende resultaten werden geboekt, betekent niet dat het niet de opvallende resultaten kon opleveren. Intussen ging China aan de slag.

Onze discussies zullen wel verder gaan, maar hier had die welmenende dame even geen antwoord op en dat stoorde haar, want ze had noch heeft inzicht in het mechanisme dat staten op de sporen kan zetten. Dat mailde ze me althans en ik gaf haar een link door naar data van de VN en van CIA Fact Sheets over Congo en andere landen. We handelen doelgericht, gaf ik haar nog mee, omdat we denken dat we controle hebben op de resultaten, maar als mensen er onder te lijden hebben en de prijs in mensenlevens hoog is, dan is het bewind van de nieuwe chefs in Kigali, Paul Kagame gebaseerd op een wel zeer grove leugen, maar dat blijkt voor de Rwandezen net zo min een probleem als voor politici hier, die de mensenrechten hoog in het vaandel voeren. De kwestie, schreef ik haar, was en blijft: hoe bouwt men een staat op?

Technologie moet helpen, klinkt het dan maar in een land waar voetwegen nog altijd belangrijker zijn en oude wonden op het oog geheeld, kan men zich afvragen of die technologie niet nog meer onderdrukking zal meebrengen. Het blijft een merkwaardige vaststelling dat men in de transfer van inzichten naar landen op weg naar ontwikkeling wel merkt dat de machiavellistische facetten van machtsuitoefening heel snel in de vingers gaan zitten, maar men komt niet tot een bovenpersoonlijke visie op de staat. Hier leidt dat soms tot een niveau van politieke abstractie, waarbij de schrijftafelrealiteit en de beleefde werkelijkheid lang niet altijd met elkaar in overeenstemming te brengen blijken. Wel zijn er meer dan voorheen manieren om de gevolgen daarvan voor individuen te temperen. Alleen, men dient al eens de eigen trots opzij te zetten.

Het geloof dat we met technologie de wereld kunnen verbeteren, gaat voorbij aan de vraag of we het leven van mensen kunnen verbeteren. De kwestie is, denk ik, dat we af en toe eens voetwegels moeten nemen in plaats van de autoweg, snelle informatie en een krantje, natuurlijk, maar er zijn kwesties die men niet in een handomdraai kan doorgronden. Journalisten zeggen dat ze informatie snel moeten brengen en op het niveau van een dertienjarige. Ooit was ook ik een dertienjarige en dan luisterde ik graag naar actueel, een programma op de radio waar een aantal hete hangijzers met behoorlijke diepgang werden behandeld. Met De Ochtend en De wereld vandaag kan men best smaken, al lijkt het soms wat te eenvoudig en het inzicht neemt niet altijd toe.

Hoe onze samenleving functioneert, hoe mensen met hun buren omgaan of met mensen die wegens ziekte of om andere redenen even de riem moeten afleggen, niet meer meekunnen, krijgt best meer aandacht, maar niet op grond van (vermeende) problemen, wel over hoe het geheel met vallen en opstaan in elkaar gezet is en hoe het verder kan. Inspraak, een verworvenheid van de Golden Sixties verwerd tot een klaagcultuur en er is altijd iemand anders verantwoordelijk. De werkelijkheid is complexer, onze eigen betrokkenheid is van belang terwijl we ook geacht worden onze belangen te behartigen, ter harte te nemen. Wat als er een conflict tussen beide ontstaat? Hierover gaat het gesprek zelden.

Techniciteit van sommige onderwerpen, zoals de financiering van de gezondheidszorg, ligt voor de hand, men kan dus niet voorwenden dat men het gemakkelijk kan maken. Wat als artsen niet meer per (medische) handeling vergoed worden? Of waarom bouwt een minister van volksgezondheid de opvang in de kinder- en jeugdpsychiatrie af en roept men intussen schande dat er geen plaatsen zijn voor kinderen en jongeren in de algemene ziekenhuizen. Principes werden dogma’s, de werkelijkheid verkennen vergt meer dan ideaalbeelden oproepen, of erger, clichés, waarmee men gerust kan zijn te laten zien dat men het begrijpt, maar de weg naar begrip is best wel langer en lastiger. Het algemene, zo leert de filosofie, laat ons inderdaad toe een begrip van de wereld op te bouwen en daarzonder kunnen we niet. Maar het algemene en universele zetten we best niet neer zonder er de realiteit van het contingente tegenover te zetten. Het universele doorgronden geeft het een aura van zuiverheid, terwijl het leven van elke dag ons niet zoveel luxe toelaat. Het zuivere vergt niet dat we ons, zoals Martha Nussbaum wel doet, zich over de woede van mensen buigen.

Klaagcultuur bevorderen gaat het gemakkelijk en maakt het overbodig het gesprek aan te gaan over wat er aan de hand is. In de discussie over armoede, die we niet willen, dat de ene kant, de uitkeringen en vormen van financiële ondersteuning in kaart brengen, maar niet het feit dat wie met een statuut naar de dokter gaat nauwelijks een euro moet betalen. Of wie de trein wil nemen, andere voorzieningen wil aanwenden een serieuze vermindering krijgt. Maar waarom moet iemand van 65 met een goed pensioen een gunsttarief krijgen bij museumbezoek of bepaalde muzikale festijnen? Laat dan mensen die minder hebben dan het modale pensioen daarvan genieten, maar breng geen water naar de zee. Dit is geen zaak van afgunst, maar een benadering van ongerijmdheden.

De voetwegels, dat zijn de paden die we volgen als we even los van de haast ons willen bewegen, maar ook beter de geluiden van het leven horen of zien hoe een reiger bij een plas uitkijkt naar een lekkere prooi, een stekelbaarsje of ander leven. Zien hoe het leven is, hoe we er iets van kunnen maken kan via verschillende wegen. Technologie is niet kwaadaardig, maar hoe we ze integreren, daarover kan men best het gesprek aangaan, noch beaat, noch woedend.


Bart Haers







Reacties

Populaire posts