Politicus uit liefde voor het volk?



Dezer Dagen


Uit liefde voor het volk
Nogmaals het gedoe over populisme


Vorst Karl August von Hardenberg (1750 - 1822)
begeleide na
de nederlaag van Pruisen tegen Napoleon de
noodzakelijke administratieve en
maatschappelijke hervorming, zoals de
afschaffing van de horigheid in delen van Pruisen
waar die nog bestond. 
Waarom gaan mensen de politiek in? Ambitie, zeer zeker en soms terecht; verontwaardiging over onrecht en onvrede met de gang van zaken. De boel op de schop nemen, alles veranderen, met de kracht van verandering als motto. Toch ontbreekt in het rijtje mogelijkheden en motivatie, een zekere gebondenheid, respect, tja, liefde voor de mensen over wie men wil regeren. Hoe dat allemaal te overzien en er iets zinnigs over vertellen, als we denken een politiek engagement aan te gaan. Ach, liefde voor het volk, is dat niet wat al te melig? Geven populisten meer blijk van liefde voor dat volk, dan andere politici?

Liefde is een veelzijdig begrip, waarbij het voorwerp van de liefde al een deel van een aard ervan bepalen zal. Onvoorwaardelijke liefde, dat gaat dan doorgaans om ouderliefde, moederliefde vaker nog, waarbij de moeder wel eens verblind kan raken voor de kleine hebbelijkheden. Maar er is veel meer voorwaardelijke liefde, waarbij men niet bestand is voor ontgoochelingen. Vooral partijpartizanen lijken wel op die mensen die zegevierend trouw zweren en wegrennen als de groei uit de lucht is. De vraag is of men in het engagement vooral de eigen voortreffelijkheid wil aandragen of inderdaad begaan is met de medeburgers. Eigenliefde is niemand vreemd, dat spreekt voor zich, maar politici hebben geen ander manier om zich staande te houden lijkt het wel, al blijft het altijd nog zaak die eigenliefde niet te zeer op de voorgrond te laten treden.

De gedachte dat men uit liefde mensen zou moeten veranderen kan politici niet vreemd zijn, want hoe jong ook, ze menen dat wij, het publiek niet weten waarover het nu wel gaat. De moeilijkheid is dat de relatie tussen bestuurders en burgers abstract is en de bestuurders zich gemakkelijk richten op wie ze het beste kennen. In een samenleving van enkele miljoenen, Europees 470 miljoen, kan je niet iedereen kennen. Daarom is deze zoektocht geen poging een pleidooi voor nog meer emopolitiek te brengen, wel na te gaan of al die populisten nog wel weten voor wie ze het zeggen te doen. Het gaat dus om politieke emoties, zoals Martha Nussbaum dat eerder beschreef, waarbij gezegd kan worden dat zij het niet over sentimentaliteit wilde hebben. Zij vond wel dat men niet enkel de woede en het tekortgedaan zijn kan aanspreken bij het electoraat, want burgers zijn niet enkel boos – op een aantal schreeuwers na – want begrijpen gelukkig genoeg wel wat we aan zegeningen bij elkaar hebben gerealiseerd en wat we het onderbouwen waard achten.

Maar hoe zou de relatie tussen politici en het zogenaamde volk er dan uit moeten zien? Zou het gaan om een grote, innige liefde, zoals men wel eens wil suggereren, of gaat het eerder om een bezorgdheid. Wat er is, wat men gedaan wil krijgen is dat de wereld gaat lijken op de idee die men ervan heeft. Zoals Alain Finkelkraut het vaststelt, er bestaat het risico dat we in onze vragen de wereld die we willen, opsluiten. De vragen zijn dan vooral de antwoorden. Voor elke samenleving vormt dat een bedreiging, al willen we graag geloven dat het net de opening naar betere tijden zou vormen. De gedachte dat we definitieve antwoorden hebben voor kwesties die te maken hebben met onze condition humaine, met het gegeven dat veel van wat we doen niet aan de noodzakelijke gang van zaken onderhevig is, biedt net ruimte om nieuwe dingen op te starten. Maar ook dit, het leidt ertoe dat voor politici mensen dan geen autonome wezens zijn die hun bestaan niet hoeven te verantwoorden, of ze nu slim zijn of sloom, of ze nu hard werken of net niet kunnen werken. De ideale samenleving nastreven, het is sinds Plato een aandrift die politici kan bekruipen, vaak leidt het ertoe dat waarachtig boeiende figuren zoals Johan de Witt of Anneessens uit de herinnering verdwijnen. Ook, zoals we zullen zien, in herinnering roepen, zal het Pruisen dat men ons vaak voor ogen tovert, onder meer met Wilhelm II net anders bleek dan we graag denken en bij uitstek op het moment dat het land en de elite in de grootste vertwijfeling verblijven na de slag bij Auerstadt en Jena, 1806, toen allerlei intellectuelen gingen tornen aan de instellingen en de doelstellingen van het beleid. Merk ook op hoe na WO II, ondanks de betrokkenheid van grote massa’s bij het nazisme er velen wel vrij vlug in slaagden opnieuw de democratische ordening te omhelzen; Men kan zeggen dat het lang geduurd heeft, tot rond 1965 voor men over dat verleden het gesprek aan is gegaan, zodat twintig jaar later intellectuelen de vraag gingen stellen hoe lang Duitsland nog onder de last van de schuld gebukt moet gaan, de Historikerstreit. Na 1989 is die vraag in een andere vorm opnieuw aan de orde gekomen.

In overweging nemende dat waar grote groepen mensen samenleven in steden en grotere eenheden van steden en hun achterland, moet men wel vaststellen, meen ik, dat de politieke structuren veranderen, waarbij de idee van een adel die zich stambomen aanmeet tot Hercules of Priamos, Adam zelfs, minstens Karel de Grote, vervangen wordt door burgers, ziet men dat bekwame politici verschijnen, die hun legitimiteit ontlenen aan de doelmatigheid van hun beleid en aan het besef dat zij slechts een onderdeel van een onoverzichtelijk corpus, de samenleving zijn. De moderniteit omvat onder meer die kwestie, hoe kan men voor een samenleving van miljoenen nog wel een passend juridisch systeem op poten zetten en ervoor zorgen dat de onpersoonlijke idee van de rule of law voldoende aansporing vinden om er zich voor in te zetten. Net nu blijkt daar een grauw rafelrandje aan te zitten. De personificatie van de macht en de incarnatie van macht, ook in democratieën neemt al een paar decennia toe. De druktemakerij rond de Amerikaanse verkiezingen sinds John F. Kennedy heeft het feit verdrongen dat ook een zwakke president – wat dat betekent moet men dan altijd nog met argumenten staven – het body public niet zal doen stokken, wel, allicht, het body politic, gematerialiseerd in de kroon of het ambt van President, Constitutioneel vorst. Maar noch die president, noch de vorst kunnen nog claimen het land te zijn of, nog minder voorstelbaar, het land te bezitten.

Bovendien weten we dat in principe iedereen kamerlid kan worden, voorop gesteld dat je je engageert in een partij of middenveldorganisatie en zo gerekruteerd raakt, zodat men, gezien het aantal mandatarissen kan stellen dat de mogelijkheden om verkozen te worden niet denkbeeldig is. Het knelpunt ligt daar voor de hand, dat je in die organisatie, partij of middenveldgroep getapt moet worden en in wezen mee in een ratrace stapt. Competitie is niet kwaad, wel is het zo dat zeker vandaag politici m/v vaak aangespoord worden in een fuik te zwemmen en steeds meer op elkaar gaan lijken, dezelfde taal gaan spreken. Ik heb niet zo heel veel waardering voor Thierry Baudet, onder meer omdat hij zich voorstelt als een valabel alternatief voor het partijkartel. Dat laatste moet dan de partijen aangaan met wortels in de negentiende eeuw; zij kunnen dat wel in overweging nemen, al kan men, anders dan Baudet denkt, niet aannemelijk maken dat die grote politieke stromingen nu geheel van zin en betekenis gespeend zouden zijn. De partijen, het personeel en de lading, zelfs de vlaggen zijn veranderd. De discussie evenwel gaat ook bij Baudet niet over die beruchte lading. Is die er nog wel, zoals Tony Judt zich afvroeg in “Ill fares the land”, wat betreft het (klassieke) socialisme? Natuurlijk is die er en het staat iedereen vrij een ideologie te kiezen of zich te laten aanmeten. Opvallend is wel dat burgers niet zo strak in de leer blijken als politieke wetenschappers wel eens voorhouden, want nu eens kiest men voor eerder progressieve benaderingen, terwijl op ander terrein men eerder voor de vrije markt, gecorrigeerd kiezen zal. Aanvaardt men in de media niet altijd meer dat iemand een uitkering krijgt zonder wederdienst, dan blijken mensen te beseffen dat ze die zelf wel eens nodig kunnen hebben, ooit en dan wel ze ook niet betutteld worden. Pamperen en betuttelen, het klinkt en is ook liefdeloos.

Een moment waarin grote verandering mogelijk was, zien we in Pruisen na de nederlagen tegen Napoleon in Jena en Auerstadt (oktober 1806). De koning was met zijn hofhouding naar een laatste restgebied gevlucht, waar zijn adviseurs aan de slag gingen om Pruisen te hervormen, politiek, administratief, qua onderwijs, waarbij aanzetten tot grotere democratisering werden gezet. Von Hardenberg, Karl vom Stein en Wilhelm von Humboldt, ze waren de voorttrekkers van een nieuw beleid in Pruisen. Na het verdrag van Parijs in 1815 daalde over Pruisen net als over Oostenrijk een nieuwe vorm van autocratie neer, waarbij Metternich gemelijk als de boeman fungeert en die tot doel had Europa stabiel te houden en revoluties onmogelijk te maken. De negentiende eeuw zou evenwel gekenmerkt worden door ongemeen grote en snelle evoluties en revoluties, zowel inzake techniek, politiek uitgedrukt in de vorming van een nieuwe groep, die van de grootindustriëlen, zoals de familie Krupp. Politiek werd het zoeken en net in Pruisen zou de breuk tussen een conservatieve elite, met een eigen cultureel leven scherper afsnijden van een meer populaire cultuur. Na 1870 wordt het moeilijker aan te geven hoe of de vorsten nog greep hebben op het beleid, want met Otto von Bismarck krijgt men een almachtige kanselier, die zowel buitenlands als binnenlands zowel het conflictmodel hanteerde als probeerde onder de radar te blijven, werd politiek in hoge mate pragmatisch. De strijd tegen het socialisme werd een aanzet om sociale wetgeving op te zetten, de Kulturkampf leidde evenwel tot een scherp conflict met het katholieke Rijnland en met Posen, toen nog deel van Pruisen. De katholieken konden wel geen legioenen verzamelen, hun politieke slagvaardigheid trok een streep door de plannen van Bismarck.

Het beleid van Bismarck was verre van eenduidig en toch, men kan in zijn verschillende keuzes wel een grote zorg voor het land, Pruisen, Duitsland ontwaren, waarbij hij liberale keuzes onderschreef als ze hem opportuun leken, maar bleek onvermurwbaar op het vlak van eenheid van geloof, al was dat na de tijd relatieve tolerantie onmogelijk vast te houden. Zijn streven was finaal de grootst mogelijke controle behouden over het land, terwijl dat land vanaf 1860 ongemeen snel de gevolgen van de Industriële revolutie ervaren moest, zowel de gunstige als de nadelige. De ontwikkeling van de spoorwegen, de snelle sociale mobiliteit en de plattelandsvlucht bepaalden het klimaat in het land. Ervoer men die ontwikkelingen als gunstig of niet? Conservatieven vonden de aanspraken van de nieuwe rijken bespottelijk, maar konden er niet omheen dat zij in een tot twee generaties puissant rijk werden. Maar ook de middenklasse kende een enorme ontwikkeling en nieuwe prestigieuze beroepen zagen het licht. Wie er zicht op had, stelt men met de kennis van nu vast, mocht het zeggen.

Karl Kautski, August Bebel, Wilhelm Liebknecht en de intellectuele vaandeldragers van het socialisme konden met succes grote massa’s achter zich krijgen en een vaste plaats verwerven in de bestuurlijke organisatie, voor de Rijksdag. Toch kan men zich afvragen of de aanwezigheid van gelijkgestemden op het niveau van steden en deelstaten niet grotere invloed had op het land, want pas in 1918 kreeg Ebert de macht in handen, zonder er veel mee aan te kunnen vangen. Een politicus als Konrad Adenauer, die we vooral kennen om zijn rol na WO II, was al veel langer actief in het Duitse politieke leven, had na 1919 de droom het Rijnland af te scheiden van Duitsland, maar zou uiteindelijk lid blijven van de Pruisische volksvertegenwoordiging in Berlijn. Van 1933 werd hij opgejaagd wild en verbleef hij enige tijd in de Benedictijner abdij van Maria Laach. Als burgemeester van Köln had hij bijgedragen in moeilijke omstandigheden aan een economische ontwikkeling, ook tijdens de jaren van depressie na WO I. Deze politici waren actief in een voor ons enigszins overzichtelijke tijd en hoe ijdel een man als Adenauer ook wel kon optreden, hij voerde na WO II een beleid dat voor Duitsland, de toenmalige Bondsrepubliek en voor Europa wel heilzaam is gebleken. De aandacht voor de belangen van zijn medeburgers opportunistisch uitspelen tegenover Truman, De Gaulle, Eisenhower… maakte het mogelijk over de gevoeligheden heen en meer dan dat, de positie van de Duitsers als volk en hun verantwoordelijkheid, erkennend toch tot een nieuwe samenwerking te komen.

Liefde voor het volk? Hoe meet je dat, welke parameters hebben we in handen? Het blijft een lastige kwestie omdat het volk zelf in geen geval als een homogene massa identieke wezens gezien kan worden. Toch zien we dat politici met de uniciteit van personen net zo min uit de voeten kunnen als u en ik. Hoe verder mensen van de eigen leefwereld afstaan, hoe lastiger het wel lijkt hen te beschouwen als gelijkwaardig, waardig. Dat is naar mijn aanvoelen een motief voor links om mee te streven naar een rechtvaardiger wereld, waarbij de onrechtvaardigheid van de ongelijke verdeling van middelen en goederen, zelfs immateriële goederen als kennis en kunde uit de wereld geholpen wordt. Niemand kan daar op het eerste zicht iets tegenin brengen, tot men gaat bedenken dat men tegelijk achterover valt van grote talenten en in het onderwijs, ook het deeltijds kunstonderwijs vooral niet wil dat de ene meer kan en beter is dan anderen. Alleen in de sport vinden we dat legitiem. Of het zou die ene leerling moeten zijn die met zestien klaar is om naar Oxford te gaan en dan als een wonderkind te tonele gevoerd wordt. Grijze kinderen krijgen geen aandacht, terwijl die vaker wel dan niet ook hun bijdrage leveren aan de samenleving. Het valt altijd weer op hoe moeilijk men met politici een gesprek aangaan kan, omdat de tijd ontbreekt, omdat men lastige opmerkingen vreest ook en omdat een zweem van kritiek als een gebrek aan respect wordt bejegend, ook omdat de politicus m/v niet goed weet dat de andere in zijn of haar mars heeft.  

Waren hervormers als Hardenburg, die de secularisatie van de samenleving vorm gaf, de feodaliteit afschafte en steden en gemeenten groter zelfbestuur gaf, gedreven door mensenliefde? Gold dat voor de eerste president van de VS, George Washington of voor Willem I der Nederlanden? We zouden al blij moeten zijn, denk ik dan, dat deze politici en bestuurders begrepen dat ze nu net niet alles onder controle moesten zien te krijgen. De politiek verambtelijkte en het werk van het parlement werd, doorgaans zakelijker, objectiever, net omdat men begreep dat, wil men willekeur vermijden, de universaliteit van wetgeving verkiezen moet boven casuïstiek. Echter, wanneer men op het niveau van de toepassing enige vorm van casuïstiek uitsluit, kan het moeilijk worden het vertrouwen van mensen te behouden. De gelijke toepassing van de meeste wetten vormt niet het probleem, wel op het niveau van bijvoorbeeld sociale assistentie voor mensen in problemen. De regering noch enige assemblee kan zich op dat niveau van direct contact en confrontatie met de concrete ervaring van problemen uit de voeten. De uitvoering van strafwetgeving ligt dan ook in handen van rechters die over concrete gevallen moeten oordelen en met alle facetten van misdaden en de betekenis ervan voor de gemenebest oordelen. De neiging de regie over de strafuitvoering te verstrengen ligt aan het feit dat men vreest voor publiek ongenoegen, dat in de media en vooral op sociale fora vaak snel als een uitbarsting van venijn en vitriool in beeld komt. Nu, wie krijgt dan de eretitel idioot van het jaar: de minister van justitie, terwijl die bij de rechtsbedeling alleen zorgen moet dat er voldoende mensen en middelen zijn om rechtsstaat in stand te houden.

De liefde voor het volk kan om velerlei redenen niet zo gemakkelijk concreet gemaakt worden in hoofde van regeringsleiders, net zo min als respect voor mensen, arme en welvarende. Politici komen met dossiers en met de afhandeling ervan in contact, leren het metier en krijgen de ervaring dat ze meer weten dan anderen. Het punt is dat als een politicus zou zeggen dat hij of zij een oprechte liefde koestert voor mensen in de samenleving, of ze nu een KMO leiden of een eenvoudig bestaan als arbeider in een fabriek leiden. Wat dat dan betekenen kan voor de inzichten die hem of haar inspireren in het beleid, blijft dan best niet beperkt tot paternalisme, want ook dat is een vorm van liefde, zonder dat het bestuurder en burgers dichter bij elkaar brengt. Het kan daarom wellicht beter wezen niet teveel op die liefde te focussen en politici ertoe te brengen vanuit een werkbare onverschilligheid enerzijds en een fundamenteel respect voor mensen die men niet kent anderzijds naar de samenleving te kijken. Aan de gedachte dat mensen moeten veranderen, zo weet men hopelijk nog, is onder meer de DDR ten onder gegaan.

Het electorale succes van populistische politici ligt vaak besloten in de onuitgesproken verstandhouding over het feit dat politici van traditionele partijen vaak al te ambtelijk uit de hoek komen en zich ook een deontologisch bewustzijn hebben eigen gemaakt concrete personen buiten hun kring te waarderen, zonder verder te weten om wie het gaat. Echter, de stoorzender blijkt niet zozeer het bestaan van de media te zijn als wel de grote concurrentie tussen de verschillende media, audiovisueel en print, waarbij men in het verguizen van politici even snel en ongeremd te werk gaat als bij het ophemelen tot ongezellige hoogten. Maar welke emoties de verkozene, de verheerlijkte bewegen, valt niet na te trekken, tenzij via daden en dan nog blijft het moeilijk uit te maken.

In zijn eerste grote roman “Adelaïde” brengt Gerard Walschap een droom van de echtgenoot van de protagoniste; deze vertelt over een droom van een politiek mandaat, over hoe hij er niet in slaagt het volk te geven wat het wil en als verrader door het leven moet. Hij belooft zijn zoon zo op te voeden dat die daar wel in slagen wil. Maar waarin bestaat dat bedrog, die leugen, het verraad? Zou het niet kunnen zijn dat een politicus niet teveel moet bedisselen, geen overbodige wetgeving moet maken? Vertrouwen in de burgers? Iedereen in een democratie is burger, heeft dezelfde rechten en doet vaak, zogenaamd in het verborgene wat kan en moet en goed voor hem of haar is, voor de naaste omgeving. De rol van politici en van de overheid, de staat en de politiek is de afgelopen decennia wel eens scheef getrokken, net omdat we dan wel overspoeld werden en worden door analyses, door te laten zien hoe politici echt zouden zijn, via interviews en spelletjes, terwijl het niet zo is dat de staat het probleem is, wel de vraag hoe politici en het apparaat hun rol kunnen vervullen om al die taken naar behoren te vervullen.

Niet liefde voor het volk moet de aanzet geven, noch verontwaardiging die schreeuwt om rechtzetting en hervormingen zonder verwijlen, maar een werkbare onverschilligheid voor individuen, aandacht toch voor wat we gezamenlijk delen, zoals voorzieningen van de wieg tot het graf. Als dat geen uitdaging zou zijn? Het punt is dat men uitgaat van wetenschappelijke bevindingen en op vele domeinen valt dat uitermate goed te verantwoorden, doch, net als het over het veralgemenen van inzichten over individueel gedrag gaat, kan het ernstig mis gaan, want sociologie, psychologie, pedagogie, het zijn boeiende wetenschappen, zolang ze niet zelf ook performatief willen functioneren. Wie zal bepalen wat gezond gedrag is, duurzaamheid bevorderd van productieprocessen en zo meer? Experten. Soms weten die wel eens meer, maar in een hooggeschoolde samenleving ligt het niet voor de hand dat er geen burgers zijn die er ook iets vanaf weten. Politici verlaten zich vaak op experten, omdat ze het inderdaad zelf niet kunnen weten, maar wat als blijkt dat de adviezen niet meer houdbaar zijn?

Vooral als het over het leven van individuen gaat, inzake hun huwelijksleven of scheidingen, over de opvoeding van kinderen, zien we dat telkens weer de probleemgevallen aangehaald worden, alsook, paradoxaal genoeg dat ons individuele, particuliere gedrag van weinig betekenis zou zijn voor derden, behalve als het onweerlegbaar wel schade aanricht. Mensen hoeven niet meer te huwen, mogen uit de echt scheiden en dat alles is mooi en goed. Wanneer een krant op de ene pagina meldt dat er een opvallende opeenvolging van familiedrama’s valt vast te stellen en in de opiniepagina’s iemand vertelt dat een goede echtscheiding beter dan een slecht huwelijk, want de kinderen worden er sterk van, dan is dat een uitspraak die wel kan gelden voor Jantje, maar voor Valerie anders uit heeft gepakt.

Het huwelijk is noch een hel, noch een paradijs, dat moet altijd blijken en dus wil men achter de voordeur kijken, om mogelijke problemen te voorkomen. Kijk, dat is waar politici wel eens dreigen door te schieten en met hen anderen, die handelen vanuit het motto dat voorkomen beter is dan genezen. Die houding stuit burgers tegen de borst en doet wanhopen aan de welwillende intenties van politici en ambtenaren. Borstvoeding of toch maar de papfles? Soms kan het ene niet tot verdriet van de jonge moeder en dan is het goed dat er een papfles te beschikking staat. Veel van wat mensen aan- en vooral afgeraden wordt, komt voort uit de gedachte dat omstandigheden er niet toe zouden doen, terwijl net onze omgang met de omstandigheden ertoe doen. Politici kunnen er zich dan ook maar beter voor hoeden alleen de worst case scenario’s te bekijken, ook als die nauwelijks voor blijken te vallen. Onze gezondheidssituatie is zo sterk verbeterd dat we ongeveer de ons door de natuur vergunde leeftijd bereiken. Intussen blijven artsen, wetenschappers en politici ijveren voor nog meer levensverlenging en andere voor de mogelijkheid bij voltooid leven eruit te stappen, onder medische begeleiding. Inderdaad, de zelfmoord is de enige filosofische gedachte die ertoe doet, maar politici slagen er niet altijd in er goede gedachten bij te formuleren. Beste politici, hoef niet van Jantje of Mieke te houden, als u er misschien respect voor kan opbrengen en verder werkbaar onverschillig blijft, kan het nog wat worden.

Bart Haers   



Reacties

Populaire posts