Langlevendheid en de goede dood
Reflectie
Het eeuwig leven nastrevend
Over euthanasie, levenseinde en goed leven
Zou
het echt een droom wezen dat mensen honderd worden en meer, 150, 300 en toch niet
lijden aan ziektes en vervelende bijkomstigheden als eenzaamheid of genoeg
hebben van het leven? Tegelijk laait de discussie weer op over de reikwijdte
van de wet die euthanasie mogelijk maakte, intussen blijven we worstelen met
het levenseinde.
Wie
dezer dagen geboren wordt, mag, er bijna met mathematische zekerheid van
uitgaan 100 jaar leven in het verschiet te hebben, al kan een ongeval of een
weesziekte de vreugde verstoren. Tegelijk stelt men vast dat we met die “Longévité”,
langlevendheid zo u wil, nog geen weg weten. Op dertig jaar moet men een
hoogtepunt bereiken, alsof we nog steeds met een levensverwachting van 40, zeg
50 jaar rekening moeten houden. Ook toen waren er mensen die zeventig, tachtig
mochten worden, maar het was een geschenk, geen gevolg van een gezond leven, van
weloverwogen keuzes en rationele calculus. Vandaag wordt dit aangeprezen en het
volgt uit twee mantra’s die de moderniteit heeft voortgebracht: “kennis en
wetenschap ten dienste stellen van het goede leven” en “Elk lijden moet
vermeden worden”, waarbij het volstaat om zich heen te kijken om te beseffen
dat kennis en wetenschap geen gereveleerde religie is, maar evolueert en al eens
oude, sacrosanct geachte inzichten afwijst op grond van nieuwe inzichten. Ook
wat lijden betreft, kan men niet voetstoots aannemen dat lijden alleen maar
ongelukkig maakt, want sommige mensen moeten diep in hun reserves tasten om een
droom te realiseren, topprestaties realiseren in de sport, de kunst of het
beroepsleven, met allerlei momenten van oververmoeidheid, twijfel en het zich
ontzeggen van de goede dingen des levens, zelfs met mate.
Hoe we
ons leven indelen, zien we in de obsessies van pedagogen en sociologen, die menen
dat wij, gewone stervelingen niet zouden weten hoe we onze kinderen moeten opvoeden
en vooral waartoe. Rond 1980 kregen we nog mee dat opvoeding en scholing ertoe strekken
dat we autonome individuen werden die zich niets op de mouw gespeld lieten
worden, want we leerden zelf te oordelen over de gang van zaken. Vandaag krijgt
wie het allemaal wat observeert de idee dat jongeren net tot brave volgzaamheid
gevormd worden, die meesurfen op elke hype, inzake voeding, kleding, esthetische
voorkeuren en politieke waarden, waarbij influencers ingezet worden. Van
autonomie en ontvoogding, dus van “volksverheffing” is al lang geen sprake
meer. Wanneer ethische vragen aan de orde komen, lijkt men die autonomie nog minder
te accepteren. Vroeger preekte de pastoor op zondag en de zendelingen tijdens
novenen hoe het goede leven eruit zag, nu zijn het hooggeleerde professoren die
evidence based komen vertellen wat het goede leven zou zijn, zonder zich om de
omstandigheden te bekommeren.
Dat
mensen vroeg in de zwangerschap kunnen weten aan de hand van bloedtesten hoe of
de baby gezond en wel ter wereld zal komen, kan men alleen maar een vooruitgang
noemen, vooral voor aandoeningen als spina bifida en syndroom van Down. De
Nip-test werd toegankelijk voor elke aanstaande moeder, maar men neemt aan dat
als het staal positief tekent, dat ouders dan vanzelf voor een abortus zullen
kiezen, zoals de mantra’s het leren. Er is op dit terrein geen ruimte voor onwetendheid
en wie de verworven kennis over de kwaliteit van de vrucht kent, mag niet tegen
rationele argumenten als de kostprijs van een gebrekkige baby in wording
ingaan. Weg zelfbeschikking van de moeder, de ouders. Natuurlijk, een kind ter
wereld brengen laat de wensen van de toekomstige wereldburger vanzelfsprekend
buiten beschouwing. Sommige mensen vinden dat men dit kids niet mag aandoen.
Hoe kan men een niet eens geconcipieerd wezen inspraak geven? Wensen mensen
geen kind(eren) op de wereld te zetten, dan is dat hun goed recht en hun
argumenten zal men accepteren, maar of die zo rationeel zijn, daar valt op af
te dingen. Bovendien, wie de liefde bedrijft en voortplanting niet uitsluit, is
uiteraard vooral verblind door de liefde of de droom een gelukkig gezinnetje op
stapel te zetten. Zou dat onredelijk wezen?
Zoals
met het levensbegin emotie, verlangen, verbeelding de waarheid kleuren, zo zal
dat ook doorheen het leven mee keuzes bepalen en soms voor moeilijkheden
zorgen, leed dus. Het leven lang kan men dromen van onweerstaanbaar geluk, soms
zit dat waar we het niet verwachten en waar de ratio geen verklaring voor
heeft, omdat het hart nu eenmaal redenen kent die de ratio niet kent. Het is
een menselijke verworvenheid beide benaderingen van het (eigen) leven enigszins
in evenwicht te houden en af en toe de lust en driften in toom te houden en dan
weer te begrijpen dat de rede alleen maar zinloze angst aanpraat. Hier bestaan
geen algoritmes voor, hoogstens beschrijvend, niet voorspellend.
Bijgevolg
nemen we aan dat nu euthanasie mogelijk is, we elke vorm van lijden zinloos zouden
vinden. Leven met een beperking zinloos noemen, het blijft me fascineren hoe
mensen die zich haast dagelijks ergeren aan de fascisten en nazi’s in onze
samenleving niet begrijpen dat de Nazi-tijd naast de Endlösung ook het
programma T4 kende, dat tot doel had mensen met psychiatrische aandoeningen en
personen met een beperking uit te roeien,
omdat ze economisch gezien alleen een last waren en wat de toekomst van het ras
betreft een gevaar waren omdat ze de verdere
degeneratie zouden aanjagen. In die tijd, tussen 1900 en nog lang na 1945
gold het als een blijk van moderniteit dat de mensheid zou degenereren en “gebrekkige”
kinderen waren er een uiting van; het moderne bestond erin dat men die
problemen wilde voorkomen. Vrouwen met een mentale beperking werden ook in
Zweden, zonder inspraak van betrokkenen gesteriliseerd. In het algemeen had
Darwin met zijn Evolutietheorie de natuurlijke gang van zaken uitgetekend en
daar moet men hem meer dan erkentelijk voor blijven, toch hebben anderen, onder
meer Francis Galton, een stiefneef van Charles Darwin, hieruit conclusies getrokken
die, aannemend dat de natuur vanzelf de meest geschikte exemplaren laat
voortplanten, meenden dat de menselijke beneschaving, die hulp aan zwakke
broertjes en zusjes bevorderde, een stoorzender vormde. Van Plato over Jean-Jacques
Rousseau en tot Gobineau, de nazi’s hebben velen gedacht dat men “minderwaardige”
exemplaren moet uitschakelen en zeker niet laten voortplanten. Eugenese is dus
wellicht niet zo modern als men denkt, want het lag in de geest van bestuurders
ingebed dat men kinderen met een tekortkoming diende te laten sterven. De kerk(en)
hebben hier tot ontsteltenis van onder meer Friedrich Nietzsche verandering in
gebracht, al kan men vermoeden dat naarmate de kindersterfte afnam de noodzaak
om aan de toename van gebrekkigen een halt toe te roepen pregnanter werd. Soms
kon op een boerenhof een mee-eter deel blijven uitmaken van het gezin, na het
overlijden van de ouders, nam de erfgenaam, die het hof verderzette de
erfdienstbaarheid mee. Het klinkt zakelijk, de praktijk was in wezen vaak
warmer dan wij ons nu voorstellen.
Ook de
levenseindeproblematiek, om er nog maar eens een klinisch woord aan toe te voegen,
kwam pas echt ter sprake toen bleek dat de geneeskunde zich met een aantal
aandoeningen, zoals dementie – waarvan er zich vele vormen afzonderlijk of
gecombineerd kunnen voordoen – geen weg wist en dus vormde en vormt die
categorie voor veel betrokkenen en vooral artsen een uitdaging en tegelijk een
schande, want dementie zou de menselijke waardigheid aantasten. Bedenken we hoe
Thomas Mann in De Toverberg het debat over het statuut van de zieke en van de
ziekte te berde bracht, waarbij Hans Castorp, de ietwat naïeve ingenieur een vorm
van stervensbegeleiding opzette en bij tbc-patiënten in articulo mortis op
bezoek ging, omdat hij hun lijden wilde verzachten en omdat hij vond dat men de
zieke met respect dient te behandelen. Settembrini maakt het hem niet
gemakkelijk, maar de conclusie lijkt te zijn dat men de zieke in zijn of haar
waardigheid kan laten en de aandoening toch als een schandaal – in de klassieke
betekenis – moet zien, namelijk als een tekort schieten van de natuur en derhalve
voor gelovigen een inbreuk op de volmaaktheid van Gods schepping. Settembrini
vindt uiteraard dit compromis nergens naar lijken, maar hij refereert niet aan
de volmaaktheid van de schepping, maar aan de idee dat wereld is wat ze moet
zijn op grond van de ratio’s van de grote horlogemaker. De vooruitgang wordt
dan vanzelf een breekpunt, want Naphta, de jezuïet Naphta vindt dan weer dat
men de natuur der dingen geen geweld mag aandoen. De dialectische bejegening van
het probleem, zien we dezer dagen minder apert tot uiting komen, want wie
euthanasie een goede oplossing vindt, zal andere overwegingen niet in dank
aannemen, terwijl anderen menen dat men het leven niet zelf mag verkorten. De
dialectische benadering laat toe zowel principieel als uit hoofde van de
concrete persoon, de specifieke aandoening en de vordering van die aandoening
keuzes te maken waar het hart en de rede vrede mee hebben.
De
juistheid van een handeling bij het levenseinde zorgt voor scherpe, doch vaak
steriele discussies, omdat er een moment kan komen dat het leven niet verder meer
te harden is, vanwege onuitstaanbare pijn en de afwezigheid van enige therapie
die herstel mogelijk zou maken, kan een weloverwogen vraag het einde menswaardig
te beëindigen voor de betrokkene een uitkomst, een bevrijding zijn. De
moeilijkheid is, denk ik, dat we het geloof dat we iemand niet zomaar kunnen
laten gaan, voor naaststaanden wel degelijk nog een hinderpaal is. In een casus
waar we in de krant kennis van namen, werd een dame met dementie en Parkinson
op vraag van de familie door een arts geholpen. 62 jaar geleden was mijn
grootvader zwaar ziek en leed aan een ongeneeslijke kanker, darmkanker als ik
het wel heb. Mijn vader, toen jonge (tand-)arts – tandartsen mochten toen
uiteraard ook medische handelingen uitvoeren die niet direct met het gebit te
maken hadden, omdat ze een gedeelde opleiding met de artsen genoten – heeft toen
geholpen de pijn te verslaan, zoals het een goed mens betaamt. Wij zijn van jongs
af aan met dat verhaal opgegroeid, wellicht omdat mijn vader vond dat we met
het leven en het levenseinde vertrouwd hoorden en horen te zijn. Medische
bijstand aan mensen in nood dus.
In de
casus die nu voor commotie zorgt, heeft niet de patiënt om hulp bij het
levenseinde gevraagd maar de familie. De commissie die aangegeven gevallen van
euthanasie moet evalueren en eventueel doorverwijzen naar het Parket voor een gerechtelijk
onderzoek, heeft hierover beraadslaagd en een derde van de stemgerechtigden
zich daartegen verzet, maar twee derde
van de stemmen pleitte voor een onderzoek door het openbaar ministerie. Wat is
de grens van menselijk lijden en kan men deze handelwijze goedkeuren waarbij de
patiënt, de lijdende mens niet gehoord is? We weten het, graag zeggen we namens
een overledene te handelen omdat die de dingen zo of zo verwerkelijkt wilde
zien worden. Maar kan men aan de wens van omstanders toegeven, in naam van de
zelfbeschikking?
Tegelijk
blijven we elke keer weer vragen krijgen over hoe we langer gezond kunnen
leven, zonder pijn, zonder te behandelen aandoeningen, want dat kost te duur.
We horen dat we over afzienbare tijd wonderlijke verjongingsbehandelingen ter
beschikking zullen hebben en lieden, dames en heren zullen er opnieuw dertig of
zo uitzien, terwijl aan de andere kant de mogelijkheden om de telomeren te
herstellen, zodat de veroudering stop gezet zou worden. We juichen dit graag
toe als het ultieme bewijs dat vooruitgang een zegen is. Enfin, ik vraag mij af
of mensen met een levensverwachting van 150 jaar wel meer van het leven zullen
genieten, in acht genomen het gegeven dat arbeid en handwerk ons nog meer uit
handen genomen zal worden. Computerprogramma’s, AI, zullen in staat blijken
muziek te componeren naar ieders wens en genoegen, met de stemmen en stemming
die we nodig hebben. Bezigheid zal niet hoeven? Maar hoe zullen we in ledigheid
onze dagen slijten? Zonder doel om voor te leven.
In
feite zal het ons brengen naar een paradijselijke staat, kan men vermoeden,
waar niets hoeft en alles kan, want we menen dat we te veel lijden onder het
werken en wrochten. Misschien zal men het ons verbieden, bedenk ik mij van de
boom van kennis de vruchten te proeven. Waren zowel Aldous Huxley als George
Orwell zich hier niet bewust van: kennis was in hun heerlijke nieuwe wereld
voorbehouden voor de grote chef, de anderen waren uitgenodigd ongebreideld te
genieten en behalve voor de hun toevertrouwde taken hun verstand op nul te
zetten. De ledigheid evenwel is het hoofdkussen van de duivel, al zal men dat
niet graag lezen. Langlevendheid als mogelijkheid kan maar zin hebben als het
niet nog absurder wordt dan het leven al is. Dus zal men mensen moeten helpen,
aansporen te studeren en vaardigheden onder de knie te krijgen, zoals eenvoudig
landbouwwerk, houtsnijkunst en wat al niet meer, want onze geest, ons brein en ons
lichaam kunnen ledigheid niet aan, net zo min als eindeloze arbeid en werken
zonder resultaat, routines waar we zelf geen baat van hebben.
Men
kan dan bedenken dat we het levenseindedebat even zullen uitzitten, tot we een
oplossing hebben voor verouderingsprocessen en aandoeningen die nu de
levensvreugde zouden hypothekeren. Maar de absurditeit van het leven, zoals Albert
Camus overwoog, maakt net deel uit van de Condition Humaine, terwijl iedereen
ook nog eens af te rekenen heeft met persoonlijke omstandigheden, waar we wel
aan kunnen remediëren, maar niet helemaal aan ontkomen. Zich inzetten voor
iets, persoonlijk kunnen of maatschappelijke projecten, van een sportloopbaan
tot een ambt als leraar of trambestuurder, het brengt zegeningen en
ontgoochelingen. De absurditeit van het leven omarmen, verhoogt de kwaliteit
van leven, terwijl het onze inzet zin geven kan.
Er is
nog een facet waar ik niet zomaar helder in zie, te weten hoe we het verbod “Gij
zult niet doden” en het gebod “mensen in nood moet men helpen” kan verzoenen
met de medische praktijk van euthanasie. Het is zo en ik beschreef het eerder
al, de medische wetenschap, de toegenomen bestaanszekerheid hebben de
levensverwachting fors opgestuwd naar een ongekend niveau, waarbij de montere
tachtiger al lang geen bewondering meer krijgt, terwijl wie lijdt en oud voor
zijn of haar dagen blijkt, zelf wel fouten
gemaakt zal hebben tegen de voedingsleer of een gebrek kende aan mentale en
psychische stabiliteit, beheersing. Alsof we het altijd aan onszelf te wijten
hebben en verantwoordelijkheid alleen opgaat voor eigen daden en fouten. Beseft
men wel hoe dicht men komt bij de Farizeïsche dicta, over de zonde van de
ouders die door kinderen wordt uitgeboet, of voor het feit dat alles wat ons overkomt,
alleen door onszelf zou veroorzaakt worden. De omstandigheden, dat kunnen ook
traumata zijn, ons door anderen aangedaan, zoals wij zelf ook anderen ongewild
of net bewust anderen in last kunnen brengen. Men zegt dat we de Bijbelse
omstandigheden achter ons hebben gelaten, maar in de mate dat we nog steeds
mensen zijn, met gaven en gebreken, kunnen we er niet omheen te erkennen dat
onze omstandigheden wel veranderd zijn, maar de psychische gevoeligheden nog
steeds ons bestaan structureren. We maken het niet meer mee dat twee op vijf
kinderen nooit vijf jaar wordt, we maken het niet meer mee dat een bevalling
voor de kraamvrouw het einde betekent. Gelukkig maar, tegelijk betekent dat we nu
andere onopgeloste problemen op ons levenspad ontmoeten. Sommige kunnen we
oplossen, andere niet. Euthanasie moet kunnen, maar moeten we daarbij voorbij
gaan aan de gedachte dat een einde maken aan andermans leven, hoe die ook zou
lijden, zonder meer kan. Als iemand wil sterven, moeten we dan zonder meer amen
en ja zeggen? Dat zal altijd een kwestie van casuïstiek blijken.
Omdat
we bij euthanasie terecht focussen op de autonomie van de persoon die erom
verzoekt, vergeet men licht de omstanders, de geliefden van die persoon.
Zelfbeschikking is een hoog goed, maar of het kan betekenen dat de omstanders
achteraf met morele vragen blijven zitten, zelf klachten gaan vertonen en zich
ongemakkelijk voelen, dat kan men toch niet onbesproken laten. Zoals ook bij
abortus het geval is, negeren voorstanders nogal eens de gevolgen voor de
betrokkenen, want men kan het verschijnsel niet duiden. In het kader van de
uitbreiding van autonomie van personen, hebben we op goede grond abortus mogelijk gemaakt, maar zoals verschillende
artikelen, vooral in Nederland aangeven, vergeet men de psychische nazorg. Ook
bij euthanasie merkt men wel eens dat nabestaanden ondanks alles met een fikse
rouw te maken hebben, die niet verlicht wordt door de gedachte dat de
overledene het leed beperkt heeft.
Het
debat over zelfbeschikking werd en wordt gevoerd in een juridisch kader,
terwijl we met anderen verbonden zijn met zichtbare en vooral onzichtbare draden,
wederzijdse genegenheid, zorg en andere kwesties. Afscheid nemen wanneer het
onvermijdelijke zich voordoet, het schrijnt, maar inderdaad zijn er omstandigheden
waar men weet dat de stervende bevrijd wordt, omdat leeftijd, ziekte, pijn te
groot zijn. Voor een juridische vraag om euthanasie zijn de omstandigheden er
niet naar, maar het samen waken en afscheid nemen, kan het gebeuren voor de
overlevenden een betekenis geven die men meedraagt. Rouw is geen ziekte of psychische
aandoening, al menen de redacteurs van de DSM V dat persisterende en complex
rouw na 12 maanden wel als een stemmingsstoornis zou kunnen worden aangegeven,
maar dat vergt nader onderzoek. De aandoeningen van de ziel zijn dan ook zelden
eenduidig of simpel. De ziel? Tja, men kan ook over psyche spreken, dat klinkt
neutraler, of over zelfbewustzijn, maar kan men er nog omheen dat mensen
begrijpen dat hun welbevinden niet enkel berust op bewijzen en dat als dat
welbevinden verstoord wordt, er niet altijd aantoonbare oorzaken voor voorhanden
blijken?
Het
levenseinde en de begeleiding van onze naasten naar het levenseinde, als er
mogelijkheden toe zijn, kan helpen de betekenis van het leven in het
ondermaanse te herijken, waarbij we de relatieve waarde van ervaringen en
belevenissen, gebeurtenissen gaan onderkennen. Het overlijden van mijn
grootvader, die stierf aan keelkanker in 1982, was een gebeurtenis zonder
weerga en toch niet triest. Als goed katholiek – al heeft hij pastoors en
andere bedienaren wel veel na te dragen gehad – wilde hij bij het ontvangen van
het sacrament der zieken niet dat we triest zouden zijn. Met champagne en taart
werd het een ode aan het leven van een man die zijn vader zwaar gewond zag
worden, zelfs voor dood had gehouden en ook nog eens een broer hielp begraven, vervolgens
drie van zijn kinderen ten grave droeg, zijn echtgenote een jaar en langer zag
lijden onder het verlies van haar onderbeen. Zelf verloor hij bij een arbeidsongeval
in zijn bedrijf een hand en toch, hij bleef aan het leven en aan de goede
dingen gehecht. Als kleinkinderen zagen wij de kleine sporen van verdriet, maar
meer nog de vreugde om het goede leven en om het welbevinden van hun kinderen,
kleinkinderen en anderen. Het is daarom van belang dat wanneer iemand om
euthanasie verzoekt, zonder het zelfbeschikkingsrecht in vraag te stellen of te
beknotten toch ook een goed gesprek met de omstanders mogelijk wordt gemaakt.
Als het goed is, zorgen de betrokkenen daar zelf voor, maar toch, naast de rouw
om het overlijden kan het wagentje overladen raken met zelf- en andere verwijten.
Laten
we dus proberen in de wirwar van mogelijkheden en verwachtingen, in de bonte
winkel van aannames met elkaar in gesprek te blijven en over zaken als medische
hardnekkigheid, de bestrijding van pijn ook het welbevinden van omstanders,
nabestaanden niet uit het oog verliezen. Het zijn precaire evenwichten die men
niet goed kan overzien, lijkt mij. Hoe het moet, na een (lang) leven, waarin de
verhoudingen onder geliefden, ouders en kinderen zich hebben ingesleten, blijft
altijd weer een vraag. Kan een buitenstaander, een professionele ondersteuning
hier iets aan betekenen? Moet men mensen aanklampend begeleiden of de zaken op hun
beloop laten? De rouw willen sommigen niet erkennen, want het is een zinloos lijden.
Wel, toen ik mijn hond liet euthanaseren na een eerdere mislukte poging via een
operatie de kanker weg te snijden, bleek ik er rationeel vrede mee te hebben,
toch heeft het gebeuren mij aangegrepen. Wat zou het dan niet zijn als ik
iemand zou bijstaan die het leven en het lijden niet meer kan dragen? Zou ik
het als een last moeten opvatten dat die andere mij oplegt, of kan het zijn dat
ik – egoïstisch – de euthanasie zie als een ontnomen kans iets voor die andere
te betekenen, in articulo mortis?
Over
de verlenging van het leven spreken, dankzij goede gezondheidszorg, verzekerde
levensomstandigheden en goed gedrag, matigheid betrachtend dus in genot van spijs
en drank en andere middelen, terwijl we anderzijds het levenseinde zouden
beschouwen als een puur klinische aangelegenheid, waar we zelf kunnen verzoeken
om het einde, zonder… Kan men dit doen zonder zich om de naasten te bekommeren?
In het denken over zelfbeschikking hebben echtelieden, kinderen, beste vrienden
m/v er niets mee te maken, terwijl die toch wel betekenis hechten aan je
aanwezigheid. Hoewel we de mond vol hebben over ethisch gedrag, blijkt het
moeilijk om met elkaar over onze eindbestemming in gemoede te spreken. Telkens
er in de media een gebeurtenis ter sprake komt, waarbij zelfmoord in het geding
zou kunnen zijn, krijgen we bericht dat we een telefoonnummer kunnen bellen of
een website bezoeken. Bij euthanasie verschijnt dit bericht niet. Sommige
filosofen menen dat medisch geassisteerde zelfdoding – gezien onze
langlevendheid – moet overwogen worden, een ingreep die veel verder reikt dan
wat de euthanasiewet nu toelaat.
Wanneer
men al te zelden met geliefden, magen en vrienden spreekt over wat het leven
betekent, wat het betekenen kan soms te lijden aan een aandoening of het
overwegen van het levenseinde ter sprake te brengen, niet met morbide
nieuwsgierigheid, zoals jongeren dat wel eens doen, kan men niet goed om met de
emoties die erbij komen kijken. De discussie over zelfbeschikking en de
uitvoering van euthanasie en zelfs palliatieve sedatie, wordt in een rationeel
kader gevoerd, tenzij men de kieren niet open heeft gehouden om met elkaar van
gedachten te wisselen over het goede leven. Filosofie, goede literatuur en de
betere film, waarin niet enkel de duisternis van het bestaan een plaats krijgt,
terwijl ook gewoon praten, tijdens regelmatige ontmoetingen over de dingen des
levens, geboorte, loopbanen, keuzes, vergissingen, kan het levenseinde
bespreekbaar maken. Dat hoeven geen zware, diepzinnige gesprekken te worden,
want wat nu misschien missen is dat verhalen vertellen uit onze omgangsvormen
zijn verdwenen.
Het
verhalen van de dingen des levens, bedenk ik me wel eens, maakt het mogelijk in
abstracto of hypothetisch te bespreken, zonder dat het om het breken van de
sfeer gaat. Het gaat om een goed samenleven, waarin de pijn van het zijn en de
vreugden, de zegeningen van het bestaan hun plaats en belang hebben. Het gaat
er dan wellicht om dat we onszelf en anderen geborgen weten, veilig ook, zelfs
wanneer de laatste stappen gezet moeten worden.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten