Boze burger en niet perfecte wereld
Reflectie
Redenen voor boosheid
Het politieke bedrijf gedijt niet bij
perfectie
Het is
geen nieuws vast te stellen dat onder meer de sociaaldemocratische partijen in
Europa het lastig hebben en zich maar moeilijk staande weten te houden. Bijna
overal komen de klassieke, zich rond het centrum bewegende partijen in woelig
water terecht en vechten voor hun overleven. Sommige partijverantwoordelijken
klagen over de ondankbaarheid van mensen, anderen stellen gelaten vast dat ze
geen aanbod meer kunnen verzinnen zonder zichzelf te verloochenen. Maar waarom
zijn mensen zo boos? Ik vroeg het me al eerder af, maar probeer opnieuw enig inzicht
boven te spitten.
De
discussies over Europa laten zien dat we als burgers wel eens de indruk krijgen
dat die vermaledijde commissie wereldvreemd zou zijn, onder meer omdat we niet
altijd van besluitvorming de weg door de instellingen kunnen overzien.
Lobbyisten van grote bedrijven en ngo’s staan vaak genoeg in de wandelgangen te
dringen om besluitvormers in de commissie aan te spreken en initiatieven te
vragen. Ook in het parlement komen zij over de vloer en vragen allerlei zaken
waar wij burgers ons een punthoofd aan denken over nut en doel. Toch kan men
vaststellen dat in Europa politici niet zomaar in de kas kunnen graaien, al kan
in België het financieringssysteem van partijen nog altijd weerstand oproepen,
omdat men gekozen heeft voor publieke financiering, om te verhinderen dat
partijen bij de grote spelers moeten rondgaan, met als gevolg mogelijkheden tot
zachte en expliciete corruptie. Misschien ligt de financiering te hoog, voor de
grootste partijen, maar als alle monniken dezelfde pij krijgen, tja, dan zorgen
de kleintjes er mee voor dat de grotere spelers beter af zijn. Ten tijde van de
zaak rond de aankoop van Agusta-helikopters werd gezegd dat de betrokkenen zich
niet persoonlijk verrijkt hadden, maar het geld aan de partij bezorgd hadden,
terwijl de middelen van die partij voor hen ook een oorlogskas vormden om bij
verkiezingen in te zetten.
De
boosheid evenwel kan wel daarmee te maken hebben, wellicht komt ze eerder voort
uit het feit dat politici voortdurend op het halen van meerderheden gevlast
zijn en ook soms schrik hebben voor ongemakkelijke besluiten, want dat kan
stemmen kosten. Na verloop tijd blijkt dan dat alleen leuke dingen voor de
mensen aanpakken zich wreekt, zoals met het wanbeheer rond infrastructuur is gebleken.
Ook blijkt het niet zo aangewezen dat politici voortdurend het oor lenen aan de
luidste roepers, die zich nog eens wapenen met onduidelijke wetenschappelijke
onderzoeken. Echter, hier staan de politici niet alleen in het beklaagdenbankje,
want het gebrek aan kritisch bejegenen van experten door de media blijft een
persisterende kwaal. Politici, experten, wij, allen ijken we de dingen die zijn
aan het beeld van perfectie dat we menen te kennen.
Gisteren
had mevrouw Crevits opnieuw vragen te beantwoorden over het net doorgevoerde
M-decreet, vanwege politici die er hemel en aarde voor hadden bewogen. Het
M-decreet gaat over inclusie, over mensen met een beperking die volgens een
VN-resolutie recht zouden hebben op volkomen deelname aan de samenleving en dus
ook aan het onderwijs. Mevrouw Meuleman van Groen en mevrouw Genez van Rood
vonden het nodig aan de hand van een rapport dat kort na de start van de
implementatie van het decreet werd opgemaakt alle pijnpunten nog eens op te lijsten
en de minister dringend om een snel en doelgericht optreden vroegen. Helaas kon
de minister alleen maar zeggen dat ze net dat rapport nodig had om te
remediëren en dat daar grondig aan gewerkt werd in regelmatige vergaderingen
met de ondersteuners en de onderwijsverstrekkers. Ook zegde ze dat men niet
zonder het Buitengewoon onderwijs als werkvorm kan. Koen Daniëls van N-VA wees
er ook op dat de ouders van kinderen met gemiddelde vaardigheden en ambitie die
bijzondere zorg voor personen met een beperking een beperking vinden op de
ontwikkeling van hun eigen kinderen.
Inclusie
is een mooi en nobel opzet, maar ik heb jarenlang gemerkt dat mensen dat niet
zomaar in de strot geduwd willen krijgen, terwijl er anderzijds zeer veel
(jonge) mensen waren die via scouts of sportverenigingen voor mensen met een
beperking een bijzonder aanbod ontwikkeld hebben via Akabe, scouts, of via een
lokale vzw. Het beeld is dus vanzelfsprekend niet eenduidig, maar burgers
vragen zich vaak af of al die inspanningen subsidies moeten krijgen. Intussen
deed het buitengewoon onderwijs bijzonder mooi werk, ook als er van leerwinst
geen sprake kon zijn. Ouders van kinderen met een beperking, personen met een
beperking willen het beste voor hun kinderen, worstelen vaak met het blote feit
dat hun kind een beperking heeft. Inclusie kan daar niets aan verhelpen, wel
kan men wars van hardvochtigheid met die ouders en personen met een beperking
vormen van acceptatie, aanvaarding trachten te bereiken, waardoor het verdriet
om wat niet is, dragelijk wordt. Politici die menen dat alles van Inclusie en
een decreet afhangt, vergissen zich.
De
boosheid van burgers kan wel eens draaien rond voordelen die anderen genieten
kunnen, maar het blijft wel opmerkelijk dat burgers al bij al vooral
onredelijkheid aanvoeren als bron van hun ergernis. De vraag naar eerlijke fiscaliteit?
Men weet toch al langer dat wel meer mensen dan de 1 % aandelen en obligaties
bezitten en dus 30 % moeten betalen op dividenden en coupons. Men weet dat in
een welvarend land als België elke poging de fiscale druk op grootbezitters te
vergroten zal leiden tot een aantasten van de situatie van de middenklasse. Die
middenklasse is inderdaad een zeer breed en ook weer divers segment van de
samenleving en weet dat ze hoe dan ook aangesproken zal worden om de gaten in
de begroting te dichten.
Politici
merken dat mensen zien hoe men steeds weer nieuwe organisaties in het leven
roept, die niet altijd aan behoorlijke controle onderworpen worden. Vaak
krijgen figuren in de wandelgangen, zonder verkozen mandaten dan de opdracht die
onderneming te runnen, ook als de maatschappelijke meerwaarde onduidelijk is.
Men merkt het wel maar in de media klinkt te term zelden: rent seeking behavior,
waarbij buitenstaanders of ondernemingen overheidsmiddelen krijgen om een zaak af
te handelen die de politiek noch de administratie goed kunnen uitvoeren.
Ondanks regels over het gunnen van overheidsopdrachten kan men nog altijd
mensen en organisaties bedienen, zonder dat dit kritisch onderzocht wordt.
Kritische
journalistiek in België, Vlaanderen, gaat bijna altijd over de vraag hoe
rijkdom verworven werd en hoe de collusie eruit ziet tussen politici en
bedrijven, zoals op het terrein van de ontsluiting van nieuwe woon- en
industriezones. Links gaat hier graag in voorop, waarbij groen iets
gemakkelijker de passie preken kan. Maar al een paar decennia lang moet men
regelmatig vaststellen dat overheidsmiddelen en beleidsgebieden in handen komen
van onduidelijke organisaties, zoals Publipar, een etterbuil die vorig jaar
openbarstte. Macht kan zich gemakkelijker verhullen dan onmacht.
Het
punt is dat ik nu al die klachten moet oplijsten, als argumenten voor de
boosheid, al dan niemand die aftoetsen aan beschikbare data om de vastgestelde boosheid
verklaard te zien. De andere kant van de
medaille komt veel minder aan bod, namelijk dat er nog steeds behoorlijk
onderwijs aangeboden wordt, al blijkt onder druk van onderwijsvervormers de
kwaliteit erop achteruit is gegaan, zoals met he verhaal over dalend vermogen
tot begrijpend lezen is gebleken. De burger wil voor het eigen kind het beste, soms
tegen de belangen van andere kinderen in. Men wil een nivellering, omdat men
gelijkheid nastreeft, terwijl al lang en breed aangetoond werd dat gelijkheid
als waarde andere niet mag of kan wegdrukken, zoals vrijheid en broederschap,
maar ook het erkennen van verdienste. Dezer dagen lijkt bij de openbare omroep
elke journalist of redacteur ergens specialist, expert te zijn, zonder dat men
na een interventie kan vaststellen dat dit ook het geval is. Bovendien wil men
informatie brengen op een niveau van ongeschoolden en speelt men in op sentiment
en op ressentiment. De boosheid van mensen over de openbare omroep blijft
vooralsnog onder de radar, zo lijkt het, maar aan de borreltafel met enkele
geschoolde mensen merkt men dat velen de kwaliteit van de berichtgeving op de
openbare omroep, zeker op televisie ondermaats vinden. Via radio, krantenwebsites
en inderdaad tweets, komt men heel wat aan de weet. Ook kan een beetje
geschoold iemand ook wel bij anderstalige media informatie oppikken of bij de
Nederlandse nieuwsmedia. Toch houdt men het er graag op dat wij afhankelijk, exclusief
afhankelijk zijn van de nationale, regionale media.
Alweer
geklaag dus, er lijkt geen ontkomen aan en dat heeft ermee te maken mensen zich
al te vaak aangesproken voelen, als het over racisme gaat of over ongezonde
voedingsgewoonten, die vervolgens wel eens minder ongezond blijken dan
voorgesteld. Het gaat er telkens om dat men de vaardigheden en inzichten van
burgers niet naar waarde weet te schatten en dat gaat dan over de houding van
inner circles versus de buitenwacht en
burgers, hoe betrokken ook, weten zich te vaak als buitenwacht en onwetend behandeld.
De miskenning van de kennis, inzichten, ervaringen van u en mij, roept bij
velen ook verongelijkte woede op.
Aan de
andere kant, burgers beseffen dat onze levensomstandigheden veel te bieden hebben om tevreden over te zijn
en afgezien van enkele knelpunten, die moeizaam opgelost raken, valt het hen op
dat politici van laaghangend fruit houden, gemakkelijke en zichtbare
oplossingen aandragen voor problemen die wellicht niet zo veel gedoe vergen. De
verkeersveiligheid is in Vlaanderen zeer toegenomen, toch blijft de bevoegde
minister haastig verder werken aan nog meer veiligheid, waarbij bestuurders van
voertuigen en fietsers zich al eens in de tang genomen worden, bejegend worden
als onnozel en onverantwoordelijk volkje. Organisaties van fietsers en van
automobilisten hebben graag de mond vol over ander verkeersgedrag, maar hun
benaderingen berusten op modellen van tijdsbesteding, van woon-werkmobiliteit
die niet altijd meer met de werkelijkheid overeenstemmen, de werkelijkheid die
mensen als u en ik kennen. De wet van de afnemende effectiviteit is ook op het
terrein van de verkeersveiligheid van kracht. Bovendien, wie af en toe
rondrijdt merkt dat de meeste bestuurders met zorg rondrijden en de regels zo
goed als mogelijk respecteren. Twee procent van de gecontroleerde bestuurders
zou afgelopen weekend tijdens alcoholcontroles teveel hebben gedronken en veel
van hen lieten meteen ook meer dan 0,8 pro mille aantekenen. Vraag: is het niet
uitstekend dat een groot deel, 98 procent binnen de veilige zone bleken en dat
dus een marginaal deel uit de band sprong?
De
boosheid van burgers kan overtrokken lijken als we zien hoe de veiligheid in
onze samenleving toe is genomen en het geweld merkelijk afgenomen, afgezien van
het geweld binnen de drugshandel en motorbendes. Maar ook dat blijven relatief
marginale fenomenen, terwijl toch ook eens gekeken moet worden naar gebruikers
van cannabis, cocaïne en andere middelen. Moet het nog langer gecriminaliseerd
worden? Sommigen menen van niet, maar tegelijk kan men door middelengebruik in
de problemen komen, wat het professionele leven kan raken en zelfs de directe
omgeving in problemen kan brengen. Ook gokken vormt een probleem, maar dan klinkt
het dat men het best onder controle kan houden, als men de nodige controlemechanismen
op poten zet, terwijl intussen personen en gezinnen in problemen komen. Maar
toegenomen veiligheid is dan wel een gelukkige evolutie, het volstaat niet,
want als mensen er geen gebruik van maken, zelfs de indruk hebben dat het
anders is, kan men hun enthousiasme ook niet aanboren.
Boosheid
lijkt dan toch overtrokken omdat mensen in onze contreien doorgaans vrij goed
hun leven kunnen leiden, ondanks klachten over burn-out, over suïcidecijfers
die inderdaad hoog zijn. Maar kan de overheid op alle terreinen actief zijn en
vele ijzers liggen in het vuur houden, maar tegelijk hebben mensen de indruk
dat de bemoeizucht van overheden domweg overdreven lijkt. Nu kan ik het ook
niet hebben dat mensen plastics en zelfs halve salons in het groen dumpen,
tegelijk merkt men proefondervindelijk dat de milieuparken in sommige gemeenten
eigenaardige regels hanteren, vooral in verband met een aantal producten die
zogenaamd door de verkoper terug genomen moeten worden. Er zitten ratio’s
achter, die vaak niet afdoende uitgelegd worden, maar voortkomen uit overwegingen,
die mensen niet zelf kunnen bedenken die bezig zijn een huis herop te bouwen.
In feite
gaat het erom dat burgers vaak de indruk krijgen dat ze voortdurend met
allerlei kwesties te maken krijgen, terwijl ze weten dat er altijd een bestuur
zal zijn, liefst democratisch gekozen en vooral uitgebreid gecontroleerd maar
onvermijdelijk is er een structuur nodig voor de massasamenleving. Evengoed zal
er altijd wel een vorm van elite zijn en dan valt het op dat sommigen spreken
van verdienste, van meritocratie, terwijl het publiek dat niet altijd goed kan
plaatsen: wie heeft er werkelijk verdienste? Bedenken we ook dat er regelgeving
nodig is, opdat het recht van de sterkste minstens getemperd worde. Ook moeten
we weten wie zich aan die regelgeving te houden heeft aan een samenleving en tegelijk
moet men weten dat ook de regelmakers zelf de regels voor zichzelf van
toepassing achten.
Kennis
is macht, dat weten we, wat er toe geleid heeft dat dragers van kennis grote
macht kregen. Politici kunnen niet alles overzien, waarbij ze dan beroep doen
op mensen die een domein van kennis in de vingers hebben. Of die kennis onomstotelijk
vaststaat, blijft vaak onbesproken, juist in de sociale wetenschappen valt dat
wel eens tegen. Experten zijn vaak niet de enigen te zijn die ingevoerd zijn in
een kwestie. Vaak blijken zij niet bij machte mensen die beroepshalve of
anderzijds goed ingevoerd zijn in een domein, te overtuigen en dus kunnen
collegae in het vakgebied de inbreng van experten niet smaken. Het gaat hier
niet om de bekende querulanten en nog minder over hen die over complotten zien.
Het punt is dat de experten, zoals Richard Sennett vertelde het zichzelf wel
heel gemakkelijk maken en geen inspanningen doen op niveau een geschoold publiek
de nodige informatie over te brengen. Ook mediamensen zijn bang te saai over te
komen of te moeilijk, terwijl fenomenen zich niet altijd simpel laten beschrijven,
laat staan verklaren. Politieke analisten spannen vaker dan nodig de kroon en
blijken nooit verder te gaan dan herhalen van wat net gezegd is door deze of
gene politieke protagonist. Politiek kan entertainment zijn, goede sprekers
kunnen mensen mobiliseren, toch merkt men dat de afgelopen decennia retorisch
talent vaak ver te zoeken is en vooral dat politici niet altijd zoveel greep
hebben op de gebeurtenissen als ze graag zouden willen.
De
economische, sociale en institutionele kaders zijn vatbaar voor verbetering,
hoort men wel eens, terwijl we dagelijks te zien en horen krijgen wat voor een
rotzooi het niet is. Die bejegening klopt domweg niet, maar dient electorale
belangen en bezorgt media goedkope scoops. Oudere mensen, dementerende ouderen
in een rust- en verzorgingstehuis kunnen zichzelf niet altijd meer uitspreken
en het is aan familie vaak om het overleg gaande te houden over wat goed is,
waarbij men redelijkheid dient te betrachten. Maar er is een grond voor
vertrouwen, doorgaans en het ene RVT is het andere niet, maar het valt moeilijk
te staven wat sommige media in het najaar brachten. Voor de verstandhouding
tussen de ouderen, het personeel en de familie geeft dat aanleiding tot
onzekerheid en wantrouwen, terwijl er net daarvoor niet altijd een grond is.
Het is lastig genoeg om de best mogelijke situatie te creëren en moeilijke
omstandigheden leefbaar te houden. Zou men dan niet boos worden op die media,
die desalniettemin een grote rol te vervullen hebben. De overheid kan regels
voor goede praktijken vastleggen in rusthuizen, men kan controlemechanismen
inbouwen maar toch is het aan het personeel en de staf om de zaak te beredderen,
tot welzijn van de bewoners.
De
boosheid die er aanleiding toe geeft voor extreme partijen te stemmen kan goede
gronden hebben, maar de kans tot een redelijker afweging van de levenskwaliteit
en verwachtingen te komen wordt vaak ondergraven door politici die per se hun
eigen gelijk willen promoten en mediamensen die willen scoren. Ook de
klaagcultuur zit er voor iets tussen. Als we problemen zouden detecteren die er
toe doen en wat goed is ook benoemen, zou men allicht al een heel eind verder
komen en de gronden voor boosheid inperken. Nu, boze burgers zijn er altijd wel,
maar het valt op dat men weinig argumenten aandraagt om te zeggen dat we in een
goed geordende wereld leven, waarin we ons geluk kunnen nastreven. Men kan ook
bedenken dat mensen die tevreden zijn met hun bestaan vooral saai en vervelend
lijken, terwijl ze met hun welbevinden toch anderen kunnen aansteken, een
vreugdevuur om en met zich dragen. De overheid biedt kaders, wij maken het
leven, toch?
Men hoeft
boze mensen niet weg te zetten als minus habentes of primaire types, wel kan men
proberen aan te geven wat de baten van het bestel zijn en daar geven media en
onderwijs verstek. Men spreekt vaak over burgerschapsvorming, wat begrijpelijk
is, maar het opzet van een cursus burgerschap gaat niet enkel over rechten, niet
alleen over plichten, die zijn belangrijk, maar ook blijft het wenselijk jongeren
het systeem zoals het is, zoals het
functioneert begrijpelijk te maken. Een vak als geschiedenis zou daar inleidingen
toe moeten geven. Ideeëngeschiedenis bijbrengen is dan net zo urgent als het
bijbrengen van inzichten over instituties. Dat wil zeggen, kennis van de Franse
Revolutie is belangrijk, maar dan moet men, zonder ideologische vooringenomenheid
of bedenking over hoe schitterend de afbraak van het Ancien Regime wel niet was,
de eeuw van Louis XV, van Voltaire n Frederik II, Maria-Theresia en al die anonieme
mensen – voor ons – heeft ook veel in petto, zoals het werk van Emilie du Châtelet.
Met wel recht vergeten we haar en die anderen? Tot men ontdekt dat Napoleon op
een aantal terreinen de vernieuwing wist te koppelen aan wat men belangrijk
achtte aan de oude instituties. Burgerschap onderzoeken vergt nadenken over het
eigene, het persoonlijke en het behoren tot een gemeenschap van mensen,
medemensen, waar men niet altijd graag mee omgaat, maar die toch ook iets
betekenen.
Zo een
vorming kan jongeren en volwassenen opnieuw bijbrengen dat de politiek maar een
deel is van het regulerende bestel dat we samenleving noemen. De boosheid kan
volgens sommigen te maken hebben met het zwakke presteren van politici, maar
zij negeren het feit dat de samenleving niet enkel berust op hun handelen, maar
op gewoonten en tradities, aannames, waardoor wetgeving, over eigendom
bijvoorbeeld niet zo gemakkelijk gewijzigd kan worden als sommige straatventers
dat zouden willen. Democratie, zoals wij die kennen heet nogal eens onvolmaakt
te zijn, terwijl de democratie nu net impliceert dat niet alles bij wet
geregeld hoeft te worden. Verzekeraars, juristen en ambtenaren denken daar wel
eens anders over, maar veel in een democratie heeft te maken met hetgeen er
tussen burgers voorvalt, ten goede en soms ten kwade. Dictaturen vergen totale
controle en beheersing, een democratie behoeft vrije ruimte en dat komt in de
media zelden aan bod. In ons bestel kan men betrouwend op wat er is, op die
gedeelde cultuur best een eigen leefwereld opbouwen, die niet geheel samenvalt
met die van anderen. Meer nog, men hoeft geen heil te verwachten van wat een
heilbrenger te bieden heeft, want men kan zelf best goed uit de voeten in
betrouwbare omgeving. Een salvator mundi behoeven we niet.
De
waarden van de Verlichting, ze worden zo vaak ingeroepen, maar voor de een
betekent dat Rousseau, het sociaal contract en de algemene volkswil, de ander komt
bij Kant uit en bij Voltaire, die meende dat niemand boven de wet verheven is,
dat algemene wetgeving voor iedereen geldt, dat rechtspraak fair tot stand moet
komen en dat mensen meer voor elkaar betekenen dan zomaar gebruiksvoorwerpen. Laten
we onze boosheid temperen en de zegeningen tellen, want het systeem heeft
voordelen, die enig ander systeem, autoritaire technocratieën of dictaturen
ontbeert. Het belangrijkste: zelfbeschikking en kansen zich te vormen en te ontplooien.
En dat vermogen moeten we zelf ook weer
inzetten, ten behoeve van en tot nut van ’t Algemeen. De boze koestert een heel
bepaald verlangen naar perfectie, de tevreden mens weet dat beter de vijand van
het goede kan blijken. Altijd weer blijkt het midden, de doorsnee moeilijk te
vinden. Maar boosheid omdat niet alles volkomen en perfect is, blijkt vermoeiend
en autodestructief.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten