De ondergang van onze cultuur volgens Jonathan Holslag

Reflectie



Cultuur versterken
Wie heeft er greep op?



Ik besprak de Nederlandse vertaling van dit boek eerder.
De figuur van Alexander von Humboldt laat uitnemend
zien wat we met begrip cultuur kunnen aangeven. 
 Een zeldzaam cultuurpessimistisch stuk gelezen in Knack, van Jonathan Holslag. Zijn visie op wat cultuur kan zijn, onderschrijf ik gedeeltelijk, zijn anamnese van de patiënt, de postculturele samenleving roept vragen op. Wordt er minder gelezen, gemusiceerd, toneel gespeeld… en ervan genoten? Natuurlijk spelen mensen games, leven ze soms in een virtuele werkelijkheid en willen we allemaal, als het even kan, een leven in luxe. Wie zal dat anderen kwalijk nemen? Wat heeft dat met cultuur te maken.

 Cultuur, dat blijft toch wel iets moeilijks, omdat we het begrip hanteren om te duiden wat mensen doen, zonder er kwalitatieve connotaties aan te hechten, tegelijk betekent cultuur ook dat wat we van waarde achten, waar we om geven als “hogere” faculteiten van de mens, die verder reiken dan het dan het dagelijkse leven en die ook ertoe bijdragen dat het leven zinvol wordt. Taal kan dienen om onze behoeften te vervullen, taal kan dienen om onze wensen te vertolken, kan ook onze sensitiviteit uitdrukking  geven. De gedachte dat mensen enkel leven om te overleven en zich voort te planten, komt vaak aan bod en men moet erkennen dat er zo een mensen zijn, die kunst vooral zien als consumptiegoed en cultuur, dat zal men met de revolver wel uitroeien. Links noch rechts besteden in hun maatschappijvisies opvallende aandacht aan het feit dat cultuur meer is dan een almaar dunner wordend laagje vernis. Het feit valt niet te negeren dat leven in een wereld als de onze, een hoogontwikkelde cultuur waar samenleven gespeend van geweld nog wel niet ten volle bereikt is, maar toch, het geweld is wel stevig terug gelopen. Het klopt dat er in Vlaanderen een hoog aantal zelfmoorden plaats vinden, dat er een soort wanhoop leeft, waar we niet verder mee kunnen. Dat stemt tot nadenken, waarbij we dan weer andere facetten van het leven en samenleven uit het oog verliezen.

Jonathan Holslag vertelt dat er minder gelezen wordt, maar hoe zit het met het aanbod in de bibliotheken? Wat voor boeken heeft men er in de aanbieding en hoe zal men boeken kunnen uitkiezen als dag- en weekbladen, zelfs kwaliteitskranten zo goedkope recensies brengen, nog nauwelijks uitgebreide recensies en kritische analyses brengen, want die helpen ook niet. We hebben te weinig tijd om te lezen, toch? Het hangt ervan af, hoe men tegen lezen aankijkt en dan blijkt, zoals hoger al aangegeven dat boeken gewoon bedrukt papier zijn, waarbij inhoudelijke en andere criteria nauwelijks van belang blijken. Kijkt men naar de rayon over geschiedenis dan zal men in de ketenwinkels zelden meer vinden dan boeken over de oorlogen, met af en toe iets interessants, want de oorlogen kunnen best instructief zijn, te vaak blijkt het om recyclage van oud te gaan en dus komt iemand nog eens hetzelfde verhaal vertellen. Nadenken over allerlei facetten van de oorlog is er dan niet bij. In die zin kan men Jonathan Holslag wel volgen, dat cultuur te maken heeft met het overdenken van de dingen en er inzichten door verwerven die men voordien niet had.

Wat opvalt in het opstel van Holslag is dat hij de activiteiten wel benoemt die te maken hebben met het ontwikkelen van een cultuur, maar slechts weinig inspanningen levert om dan de betekenis ervan voor het leven van de gecultiveerden uit te spellen en aan te geven hoe anders iemand zou zijn die zich laaft aan kennis, (filosofische) inzichten en schoonheid. Bovendien graaft hij ook niet echt diep naar wat de bronnen van de cultuur dan wel zouden zijn en waarom men daar vandaag niet zo heel veel aandacht aan zou besteden. Zo kan men er niet omheen dat in het samenspel van commerciële ontspanning en diepzinnige (Franse) filosofische stromingen, de cultuur het doelwit werd van onderhuidse en van openlijke aanvallen. Wie zal het dan verbazen dat Pierre Bourdieu hier op de proppen moet komen, want die vond dat de elitaire cultuur onbereikbaar zou zijn voor de gewone en minder geschoolde mensen. Echter, ook Sartre vond dat men van cultuur geen heil moet verwachten, al was hij zelf vooral voor gecultiveerde mensen een icoon. De afwijzing van de elite, zoals mediamensen die graag ten toon spreiden impliceert ook een afwijzen van de cultuur, zoals die zich in Europa gevormd heeft. Een ideeënroman zoals ‘Blindgangers” van Joke J. Hermsen werd in de Standaard afgeserveerd… omdat er teveel ideetjes in stonden. Ook andere recensenten in de brede media vonden de roman niet te genieten, terwijl anderen dan weer wel vonden dat de roman lezenswaardig moet heten en zelfs aanbevelenswaardig. Van waar komt dat verschil? Zou het kunnen dat de brede media slechts een beperkte horizon voor ogen hebben en hun publiek vooral willen ontspannen: van de betere literatuur verlos ons heer, lijkt het wel.

Tegelijk moet ik dan weer vaststellen dat er een mooie recensie verscheen in De Standaard van een intellectuele biografie van Alexander von Humboldt, die na WO I en zeker WO II totaal uit beeld verdween, maar in zijn lange leven (1769 – 1859) veel onontgonnen terrein onderzocht, te beginnen met de landerijen rond het voorouderlijk landgoed en verder in de Spaanse kolonie – nu Venezuela, Ecuador, Peru..- op zoek ging naar wat de natuur wel was. Hij bleef lang een icoon van de moderne, metende onderzoeker. Ook hier gaat het, zoals de recensie laat zien, om de ideeën en vooral als Andrea Wulf de navolgers van von Humboldt onder onze aandacht brengt en hun omgang met de natuur, over het stichten van natuurparken spreekt, laat zij zien hoe belangrijk de inzichten van von Humboldt waren en ook dat anderen er dan hun eigen vorm aan gaven.
Onze cultuur is oud, zegt men wel eens, sommigen menen er een glimp in te vinden van het Oostenrijks-Hongaarse rijk en de sfeer van verdoemenis die men het naderhand toeschreef, maar zelfs Josef Roth, de onvermoeibare schrijver, die met Radetskymars een sublieme uitvaart gaf aan die cultuur, begreep ook dat er tegelijk toch nieuwe krachten in dat rijk tot ontwikkeling kwamen. Toch lezen we er graag de zwanenzang van het oude rijk in, terwijl Roth, schrijvenderwijs nieuwe wegen vond. Overigens, wie kan die ondergangsgedachte rijmen met de Wiener Secession en de Tweede Weense school, maar ook, met de ontwikkeling in het rijk, onder meer in Tsjechië, waar de Skodafabrieken het beste oorlogstuig wisten te produceren, waar Hitler zo tuk op was dat hij op slinks wijze het land in de tang nam; wie dat alles in overweging neemt, kan er niet toe besluiten dat het Habsburgse rijk tot ondergang gedoemd zou zijn, hoewel mensen als Benno Bernard dat met veel aplomb hebben verkondigd. Zo kwam het oeuvre van Roth en Stefan Zweig wel weer onder de aandacht. De ondergang van het rijk kan niemand ontkennen, maar de omstandigheden en de motor van het proces zijn veel complexer dan het verwijzen naar het opkomende nationalisme, onder meer in wat Tsjecho-Slowakije zou worden na 1918 aantonen kan. Overigens, alleen al de figuur van Thomas Masaryk, de eerste president van het nieuwe land, die tot 1936 de touwtjes in handen had, laat zien hoe dynamisch de mensen er wel niet waren: de zoon van een koetsier werd jurist en ijverde in Londen tijdens WO I voor de onafhankelijkheid van het land.

Nu men opnieuw bezig is met “De Ondergang van het Avondland”, merkt men hoe comfortabel het wel niet is te gewagen van een ontrafeling van onze cultuur. Zelfs als we een brede opvatting van het begrip cultuur hanteren, zonder dus specifieke criteria in aanmerking te nemen, moet men toch merken dat de afgelopen halve eeuw en dus zeker ook de afgelopen 20 jaar de veranderingen in technologisch opzicht het persoonlijke leven hebben beïnvloed en evengoed de samenleving hebben gestuurd. Werd het echt kwalijker leven in dit mooie Vlaanderen?  

De kwestie die men onder ogen moet zien is niet of we achteruit of vooruit zouden boeren, wel hoe we met de nieuwe omstandigheden zijn gaan omgaan en inderdaad, dat verloopt niet rimpelloos, toch denk ik dat de pessimistische bril het beeld vertroebelt, want jawel, we kenden de opgang van hiphop, in vele toonaarden en modi, we kenden ook een opgang van het streven naar tolerantie voor anderen, doorkruist met mensen die vinden dat die anderen aan hun verwachtingen moeten voldoen. Men kan “Boef” een boefje vinden, men kan ook vaststellen dat iemand als Ali B, zelf ook opgekomen op de rapscène, een andere persona heeft gevonden en in het maatschappelijke debat aanwezig is. Of men het er klakkeloos mee eens moet wezen, met wat hij zegt, is een andere. Het is net een kenmerk van cultuur dat men leert omgaan met andere uitingen van cultuur, zolang die niet verwerpelijk zijn in humaan opzicht.

Jawel, dan komt men uit bij discussies over nieuwe preutsheid, over de verhoudingen tussen man en vrouw en hoe die na Weinstein, Bart de Pauw en de vele getuigenissen vorm zouden moeten krijgen. Men kan stellen dat machtsmisbruik en seksueel misbruik het gevolg zijn van regressie in de cultuur, maar dan zou men ook moeten bedenken dat er inderdaad dirigenten, toneelregisseurs en sportcoaches zijn die misbruik maken van de gelegenheid om zich te bevredigen, al dan niet in (stilzwijgend) akkoord met het slachtoffer, dat zelf weer iets terug verlangt. Menselijke verhoudingen zijn complex en nu het evident is dat vrouwen studeren en een job vinden op alle treden van de professionele ladder, ontstaan ook nieuwe verhoudingen in kantoren, magazijnen en productiehallen. Omgaan met anderen kan altijd gebaseerd zijn op brute macht, maar dat hoeft niet zo te zijn. Er zijn mensen die hun leiderschap aanwenden om er iets moois van te maken en er zijn andere. Hoe de statistische verdeling eruit ziet? Het valt moeilijk te onderzoeken. De vraag kan ook luiden: zijn die Weinstein en dirigent Charles Dutoit relicten van een oude cultuur? Of hebben ze bepaalde evoluties aan zich zien voorbij gaan zonder er zelf veel bij na te denken?

Naarmate men aan cultuur meer nobele kenmerken toekent, gelooft dat Bildung mensen in staat stelt zichzelf en anderen beter naar waarde te schatten, komt men ook uit bij de vaststelling dat men over een begrip als zedenloosheid wel eens van gedachten moet kunnen wisselen. Over het sensuele in ons leven spreekt men dezer dagen minder dan men had kunnen verwachten, ook al omdat sensualiteit niet altijd goed in woorden te vatten valt, tenzij men een mystieke beeldentaal gaat hanteren. Helaas lezen we de ouden niet meer, noch Ovidius en ook niet het Hooglied of Johannes van het kruis. Die had het over de “Donkere nacht van de ziel” en wie een beetje verbeelding heeft, kan met die beelden aardig wat mooie dingen te berde brengen. In een publieke ruimte valt dat soms moeilijk, omdat mensen het gênant vinden als er over genitaliën gesproken wordt; hoe het aanvoelt met elkaar te spelen zal men ook niet in ernst brengen. Veeleer krijgt men dan een eerder kostschooljongens of -meisjesgedrag te zien, geniepig ginnegappen en het gebeuren zelf op flessen trekkend de ruimte voor het sensuele inperkend.

Natuurlijk zijn het zeer persoonlijke ervaringen, waarbij derden niet geacht worden te delen in de  vreugde, maar het blijft opvallend dat we in onze cultuur, anders dan wellicht in bourgeois-bohemienkringen zoals de Bloomsburry group rond Vanessa Bell en Virginia Woolf tijdens het Interbellum die er met anderen een rijk gevuld leven op dachten na te houden, wat door de goegemeente met argwaan werd bejegend want toch wel uiterst decadent, die mensen die het met elkaar doen. Dat het schrijvers en schrijfsters waren die tot onze tijd hun invloed laten gelden, was geen punt, dat biseksualiteit aangewreven kon worden des te meer. De strafwetgeving wijzigen was voor vele westerse staten een moeilijke hindernis, want men wilde mensen tegen zichzelf beschermen. Vandaag zien hoe in landen als Oeganda die Britse, restrictieve wetgeving waar zowel Oscar Wilde als Alan Turing slachtoffer van werden gehanteerd wordt om ongegeneerd mensen te vervolgen en te doden.

Toch blijft dan de vraag of en hoe cultuur mensen tot betere mensen kan maken. Wetende dat iemand als Adolf Eichmann tegelijk de man was die wetens en willens de logistieke kwesties van de Endlösung voor zijn rekening nam, in avondlijke uren met vrienden een strijkkwartet vormde en het grote oeuvre speelde, moet men zich wel afvragen of cultuur inderdaad niet een dunne laag vernis is. De hele Duitse cultuur en niet het minst de Bildung als opvoedingsideaal, met figuren als Heine, Goethe, Schiller, Alexander en Wilhelm von Humboldt, ademt die hooggestemde verwachtingen dat cultuur mensen niet enkel erudiet maakt, maar ook nog eens tot vertegenwoordigers van het hooggestemde humane ideaal. Ook later, toen Duitsland ten onder ging aan het Nazisme, waren er mensen als Johannes Fest, als Hans en Sophie Scholl, de groep rond Ruth Andreas-Friedrich, de Mann’s, weliswaar in exil, die de hoge Duitse cultuur bleven uitdragen. Toch kan men bij dat alles niet ontkennen dat dit maar een beperkt beeld geeft van de samenleving, zoals Thomas Mann zelf ook erkende. Hij stelde dat waar hij zich bevond, Duitsland aanwezig was. Wie zou vandaag zoiets van zichzelf durven te beweren. Toch dragen veel mensen nog altijd het oeuvre van Thomas Mann een warm hart toe, lezen ze Heinrich Mann en weten ze van de strapatsen van Erika en Claus Mann, de prinsenkinderen, zoals men ze wel eens noemde, toen ze jong nog, in het stadspaleis van hun grootouders en ouders huis hielden.

Cultuur blijft met dat alles een moeilijk begrip, maar het laat ook toe cultuurpessimisme bij zichzelf in de kiem te smoren. Het kan best dat er tekenen zijn dat het allemaal naar de wuppe is, terwijl men juist in het rijke aanbod dat we ter beschikking kregen en waar we zelf alleen maar geduldig verder aan kunnen meebouwen wel degelijk een uitgebreid scala van mogelijkheden vinden. Als cultuur refereert aan het nobele in mensen en vooral het vermogen om van de dingen des daags te genieten, zonder ze banaal te vinden, dan kan men toch wel opmerken dat niet iedereen opgaat in de massacultuur, in het consumentisme, in de gedachte: ik wil alles, nu, onmiddellijk. Er zijn mensen die graag kerstmarkten bezoeken en ook in de zomer massa-evenementen verkiezen om in onder te gaan en zichzelf te verliezen, anderen verliezen zich dan weer in een goed boek, een film, een concert.. Wie beter is, kan niemand beantwoorden, al heb ik de indruk dat mensen vandaag, geschoolde mensen met minder respect naar werk- en vakmensen kijken dan een halve eeuw geleden het geval was. Iets maken dat goed is, dat solide is, was een kwaliteit die met het ontwikkelen van de ICT overbodig lijkt geraakt. Maar bedrijven die fouten in het ontwerp van hun chips niet zien, verliezen wel snel aan waarde wanneer de fout eenmaal is opgemerkt. Aan ambachtswerk kon men wellicht ook fouten zien, meestal was het gaaf werk.

Ik denk dus dat Jonathan Holslag tot het inzicht is gekomen dat iets hem niet lekker zit wat hij aan de teloorgang van een literaire en intellectuele cultuur toeschrijft. Afgezien van het feit dat de brede media zelf vierkant achter bijvoorbeeld de onderwijshervormingen stonden en staan, waarmee volgens critici een verregaande vorm van ontscholing op gang werd gebracht, waardoor leerlingen van talen en wiskunde te weinig opsteken om zich met zaken van cultuur in te laten, zal men dus zelf wel het nodige doen om die cultuur zelf levend te houden. En ja dus, men moet de vakschool opnieuw in ere herstellen, waarbij men de leerlingen opnieuw de discipline van het werken en de vreugde van het werken bijbrengen zal, terwijl men van het ASO mag verwachten dat het meer aandraagt dan nu in sommige richtingen het geval is. Cultuur blijft evenwel een moeilijke kwestie en er pessimistisch tegenaan kijken, helpt niet zoveel. Cultuur verwerven is een mensenrecht, om te leren begrijpen waarom de Verlichting zo belangrijk is, waarom het kritisch bejegenen van uitspraken zeker kan bijdragen aan een beter samenleven met anderen. Of de cultuurgoederen, de materiële goederen, zoals partituren of kunstwerken, boeken verwerven voldoende is, blijft nog een andere vraag. Maar mensen zijn niet ongevoelig voor dat patrimonium, al spreekt men dan zelden over bijvoorbeeld het werk van Bernard Mandeville, die vond dat we niet alleen met deugdzame mensen moeten leven, want zonder boefjes gaat het ook niet.



Bart Haers 

Reacties

Populaire posts