Hoe vrijblijvend zijn leefstijldadviezen van experten?
Reflectie
Wat een frenetieke tijd
Alles moet voor eens en altijd geregeld
Voor
elke oplossing een probleem, zo lijkt het wel en intussen klagen vorsers in het
postdoc-programma erover dat ze geen loopbaanmogelijkheden zien in Vlaanderen.
Of ze dan niet kunnen ‘applyen’ naar een mandaat in het buitenland? Maar goed,
men heeft experten en dus moeten die leveren. Het planbureau spreekt over
stijgende welvaart en dalend welzijn en dan zou vooral onze mentale gezondheid
erop achteruit gaan. Of de financiële crisis van 2008 er echt iets mee te maken
heeft, durf ik te betwijfelen, zeker omdat ook het Planbureau jarenlang claimde
dat de Belgische aanpak de crisis van 2008 minder brokken zou gemaakt hebben
dan in de buurlanden. Sommige economen twijfelen of er economisch, voor de
burgers – uitzondering voor wie geld verloor aan beleggingen – veel merkbaar is
geweest. Wat weegt het zwaarste?
Frenetiek
zoeken we naar feilen in het kostbare weefsel, de kostbare weefsels, de
samenleving, mensenlevens, leefkringen, want er is een ding dat niet (meer)
mag, dat mensen lijden, zelfs lijden dat men zichzelf zou aandoen, wordt in
feite met afkeurende blik bejegend. Gezondheid is goud waard, maar er zijn
aspecten aan het gezondheidsbeleid, de preventieve aanpak die we huiverend
tegemoet zien. Men zal eenieders genoom kunnen uitlezen en een aantal
aandoeningen die erfelijk dan wel als mutatie zijn opgedoken, waardoor we het
risico lopen, op ALS of Alzheimer en andere aandoeningen, waar nog niet altijd
een behandeling voor bestaat. Het recht
om niet te weten, om het leven te leven zoals het komt, wordt ons, als we niet
opletten, niet meer gegund. Het is waar dat we zorg moeten hebben voor de
dingen, voor onszelf in de eerste plaats, zoals ook Heidegger betoogde. Maar er
is een weten dat mensen kan verlammen en hun welbevinden helemaal onderuit
halen. Carpe Diem? Dat had u gedroomd, want nu zullen onder meer verzekeraars
ons op onze plichten kunnen wijzen. Jegens wie? De medeverzekerden. Hier worden
ethische vragen niet afdoende gesteld.
Dat we
psychisch fragiel blijken, fragieler dan men het graag voorstelt, want we
klagen over burn-outs, hoewel niet alle neurologen en psychiaters dit als een
psychische aandoening beschouwen. Voor zover ik het begrepen heb, heeft burn
out te maken met het feit dat men niet op de plaats zit waar men graag was terecht
gekomen, om gefnuikte ambitie en ook wel om het feit dat men het eigen werk
niet goed kan organiseren, voortdurend opdrachten en aansturing krijgt, zonder
dat men zelf enige invloed kan uitoefenen. Wellicht heeft het ermee te maken
dat we in feite het gebrek aan prestige van de job zwaar laten wegen, omdat er
ook nogal weinig interesse, laat staan waardering voor opgebracht wordt.
Kijken
we even naar het onderwijs, waar mensen, leraren v/m erover klagen dat ze
voortdurend opvoedingsproblemen moeten oplossen en dat ze leerlingen moeten
motiveren om toch te werken, terwijl dat zonder meer de opdracht van de ouders
is, waarbij leraren dan het hunne toe bijdragen. Wie op school zit, geen klap
uitvoert en vervolgens gefrustreerd raakt om de slechte punten, maar dan toch
nog niet geleerd is, bezorgt alleen al daarom de lesgevers het heen-en-weer.
Tegelijk heeft de overheid veel gedecreteerd over onderwijs, zoals het steeds
meer documenteren van het gedrag van leerlingen het takenpakket gaat belasten,
omdat een B- of C-attest goed verantwoord moet worden, terwijl vaak de
rapporten al voldoende aangeven waarom een B- of C-attest voor zich spreekt.
Dan zijn er nog de overstukken in verband met kennelijk wangedrag,
aantekeningen in de agenda en strafstudies of zelfs schorsingen, waarbij men de
klas of de school niet meer mag betreden. Toch vraagt men dan nog een
uitgebreid verslag om het niet overgaan van de leerling of het opgelegd veranderen
van richting te verantwoorden. Tijd die men niet aan bereidwillige, ijverige
leerlingen kan besteden of juist, het stimuleren van leerlingen. Experten
hebben de mond vol over het watervalsysteem, waarbij de moeilijkste en intellectueel
zwaarste richtingen het hoogst staan aangeschreven. Veel experten inzake
onderwijs hebben wellicht nooit goed nagedacht over de economische valorisatie
van goed ambachtelijk onderwijs, maar zo te zien hebben ze ook een broertje
dood aan wiskunde, aardrijkskunde, biologie, natuurkunde… Het valt immers op
dat men niet vindt dat de eisen te hoog mogen liggen voor leerlingen, terwijl
men daardoor de leraren fnuikt in hun mogelijkheden leerlingen enthousiast te
maken voor een vak. Zijn er te weinig ingenieurs in opleiding, ook aan
aardrijkskundigen, geografen en geologen zou er een gebrek zijn.
De
druk op mensen weegt en heeft te maken met de regelgever en het leger aan
experten dat voortdurend wijst op wat er fout gaat in de samenleving. Ouders
worden onzeker over hoe ze zoon- of dochterlief moeten aanpakken en soms blijkt
het onderwijs voor jongens lastiger te verstouwen dan voor meisjes, omdat ze al
eens wat rumoeriger blijken of minder stil zitten. Kinderen raken overbelast
door steeds meer eisen op allerlei vlakken, niet altijd vanwege de ouders, maar
op de sportclub wordt ook het uiterste van hen geëist, anders mogen ze het
vergeten. Recreatieve sportbeoefening? Amateurisme en daar wil men niets mee te
maken hebben. Natuurlijk doet men mee aan de competitie, maar als je wel eens
wielertoeristen ziet voorbij rijden, dan merk je hoezeer ze zich spiegelen aan
de grote wielerhelden. Het beloningscentrum in het brein is er blij om.
Frenetiek
zoeken we naar de beste wijn, het beste huis, de beste CV-installatie en wat al
niet meer. Op zich kan dat geen kwaad, maar men moet vele ballen in de lucht
houden, als ouder, professioneel, als buur… en tegelijk, tja, wil men er ook
iets aan hebben, genieten, maar ook dat moet tot in de perfectie. De kans is
groot dat u nu gaat denken dat ik ga klagen over het drukke leven, dat we
geacht worden te leiden, maar Ignaas
Devisch heeft terecht betoogd dat we niet per se streven naar rustig en
aangenaam niets doen, want dat kunnen we ook niet aan. Wat wel aan de orde is,
heeft te maken met wat ik levensvreugde en welbevinden noem en wat we kunnen
ervaren, zonder dat we er een meetapparaat voor nodig hebben. Als het
Planbureau op dat vlak meetinstrumenten ontwikkelt, dan wordt het ethisch
dubieus, omdat nu eenmaal mensen zich in verschillende fasen van hun leven
verkeren, met eigen wensen en verwachtingen. Het lange leven wensen, zal men
niet goed in kunnen vullen als men ook niet over de contingentie van het leven
zelf nadenkt, noch de geboorlijkheid, zoals Hannah Arendt dat poneerde.
Welbevinden ervaren betekent namelijk ook dat we op elk moment wel iets nieuws
kunne aanvatten, ook al is het niet economisch relevant.
De gezondheidspolitiek
dreigt onze zelfbeschikking helemaal op de helling te zetten en te slopen. Men
klaagt over het feit dat mensen (nog) niet genoeg doen om gezond te leven, te
veel rood vlees, kolhydraten en suikers, het mijden van alcohol, uiteraard
tabak – over andere substanties spreekt men wel de dealers maar niet de
gebruikers aan – zodat cafés minder open zijn en ontmoetingen in deze
semi-publieke ruimtes ook minder worden. Eenzaamheid wordt bestreden met buddy’s,
maar cafés open houden, ook in afgelegen dorpen, heeft toch ook wel iets en kan
het leven aangenamer maken.
Veiligheid,
orde, rust, zekerheid… frenetiek werken specialisten eraan zodat we niet meer
zullen weten wat het is een knie te stoten op een struikelsteen. Mensen kunnen
wel wat hebben, al denken experten dat we behept zijn met een kort lontje,
terwijl sociale contacten al met al vrij goed verlopen, zonder geweld. Jawel,
er worden mensen gepest, dus zijn er pesters, jongere pesters worden
aangesproken, andere minder. Het expertendom begeeft zich, iterum censeo, op
het terrein van het particuliere leven, voor ons welzijn, maar doen dit, zoals
Richard Sennett aan de orde stelde, zonder veel aandacht voor de mensen voor
wie ze menen te denken. Het paternalisme van de kerk was niet bepaald opbeurend,
maar dit paternalisme kan men alleen maar storend vinden. Oude huizen, charmante
villa’s? Weg ermee, want niet geisoleerd, niet hygiënisch en nog zoveel meer.
Iedereen in woontorens en dan vervolgens worden we met zijn allen neurastenisch
of depressief.
Vanwaar
toch die frenetieke ijver om oplossingen te bedenken en er vervolgens problemen
bij te vinden? Omdat ons wetenschappelijk denken, sociale wetenschappen prominent
in de voorhoede de roeping hebben, zoals ingenieurs probleemoplossend te werken
en de wereld te veranderen, mensen te verbeteren. Zelden krijgen we discussies
waarin de ethische twijfelachtigheid van die aanpak besproken wordt. Mag men,
in het licht van de visie van Kant en andere verlichtingsfilosofen aannemen dat
andere mensen niet deugen, omdat ze anders zijn dan u of uw dienaar? Zijn
mensen maar goed als ze beantwoorden aan criteria die zijzelf niet begrijpen of
accepteren? Stephen Toulmin bepleitte in “Return to reason”, dat men de eenzijdigheid
van de rationaliteit zou onderzoeken en eventueel temperen. Herman De Dijn neemt
de bundel essays van Toulmin ernstig, maar vindt de bevindingen niet altijd
afdoende realistisch, vanuit zijn ervaringen met de wetenschappelijk praktijk.
Toch kan men niet om diens bevinding heen dat
(…)Het
streven naar rationele zekerheid is een streven naar beheersing van de natuur,
van het leven in al zijn aspecten. Een evenwicht zal slechts worden gevonden
door een continue strijd vanuit de redelijkheid om de overdrijvingen en
eenzijdigheden van de rationaliteit in toom te houden. Men kan alleen hopen dat
de bereidheid om te luisteren naar de stem van de redelijkheid zal vergroten,
maar dat is helemaal niet zeker.[i]
De visie
van Toulmin overnemen heeft geen zin en de commentaar van De Dijn, die ook over
excessieve opvattingen over professionaliteit in de zorg schreef, beseft dat we
de kracht van het rationele denken niet mogen onderschatten of relativeren. Het
vermogen tot rationeel denken heeft ons veel gebracht, maar soms, zo stelt De
Dijn kan men zo ongemerkt vervallen in irrationele aannames. Het pad is
blijkbaar smal en men moet omzichtig omspringen met de rede en tegelijk accepteren
dat er vormen van weten zijn, zoals casuïstiek, weten hoe iets is, anders dan weten wat, bij
definities, bestaan. Voor experten evenwel kan de terugkeer van Descartes naar
Montaigne wellicht ook winst opleveren, dat ze weten dat bepaalde resultaten
van hun frenetieke zoeken getoetst kunnen worden aan bijvoorbeeld het weten hoe
mensen doorgaans met elkaar omgaan, niet hoe er alleen maar geweld zou zijn, of
machtsmisbruik.
Men
kan uitgaan van een consequent pessimistische kijk op de mens, niemand deugt,
maar doorgaans maken we een uitzondering voor onszelf en mensen die op ons
lijken. Men kan ervan uitgaan dat mensen of groepen van mensen deugen,
bijvoorbeeld de barbaren, de nobele wilden of desnoods de armen in de
achterbuurten. Men kan ook aannemen, zoals Bernard Mandeville stelde dat
deugdzaamheid misschien wel goed is, maar dat particuliere ondeugden het
algemeen gunstig kunnen beïnvloeden. Men kan uit zijn fabel over de naarstige
bijenkorf afleiden dat men niet altijd moet hopen dat mensen zich correct
zullen gedragen. Als het de spuigaten uitloopt, komt de rechter in actie, komen
advocaten in actie en volgt er eventueel een straf. Men moet dus niet iedereen
tot deugdzaamheid dwingen of minstens aanzetten. Maar men kan ook geen
straffeloosheid dulden.
Nu we
zoveel middelen hebben om gezonde levenswijze uit te tekenen, lijkt de kwestie
die Mandeville aan de orde stelde, opnieuw van belang. Tegen Mandeville kwam
Adam Smith zestig jaar later (1759) in
het geweer toen hij zich met de morele gevoelens, oordelen inliet en naging hoe
onze emoties tot (morele) oordelen aanleiding gaf. Toch laat Adam Smith zich in
de ‘Wealth of nations” uit over de reden waarom bakkers of uurwerkmakers hun
producten maken, voor hun eigen profijt en omdat er vraag naar is. Handel
drijven is dus niet verwerpelijk, risico’s nemen evenmin. Als we beursanalyses
lezen dan merken we dat soms onverwachte reacties aan de oppervlakte komen:
goede bedrijfsresultaten kunnen zelfs tot een koersval leiden, omdat de groei
groter was gedacht dan het bedrijf realiseerde.
Het
valt op dat we daar geen probleem in zien, zoals we het normaal vinden dat als
een farmaceutisch bedrijf de ontwikkeling van een product moeten stopzetten,
omdat de eerste proeven, of beter, latere toepassingen op mensen niet het resultaat
haalt dan men had verwacht, wegens teveel nevenwerkingen of onvoldoende positieve
resultaten. Als farmaceutische bedrijven de artsen aanzetten een product als
relatine – Retalin – voor jongeren met ADHD buiten protocol voor te schrijven
en zo de omzet van het product kunnen opschroeven, dan komt er relatief weinig
reactie op, zoals Trudy Dehue beschreef in een essay hierover. Zij betoogt dat
men teveel en te gemakkelijk Retalin aan de man brengt en dat de gevolgen op
langere termijn niet goed onderzocht werden – omdat dit pas kan door studies op
dat vlak op te zetten als het product massaal gebruikt wordt.
Ook Dehue
stelt vast dat onderzoekers, wetenschappers niet altijd voldoende onafhankelijk
opereren, waarbij ze de collusie tussen onderzoekseenheden, raadgevers voor
regeringsbeleid en andere instanties onder de aandacht brengt, want
besluitvormers, zowel de academische, politieke als bedrijfsbestuurders vissen steeds
in dezelfde vijver van experten. Er zit een logica in, terwijl tegelijk mensen
met verschillende petjes over dat voorschrijven buiten protocol moeten
oordelen, of om het protocol zelf vast te stellen: voor wie en in welke
omstandigheden is het product aangewezen. Alleen worden die inzichten dan, om
redenen die Toulmin ook zag, niet meer afdoende getoetst. De vraag is dan met
wie experten aan tafel moeten gaan zitten om tot inzichten te komen die het aanwenden
van middelen als antidepressiva kunnen beïnvloeden – België en Vlaanderen
behoren, zegt men tot de grootste gebruikers van antidepressiva, maar ik las in
geen enkele krant ooit echt vergelijkende data op dit vlak. Psychiaters die al
eens van het protocol durven af te wijken, omdat ze menen dat de aangewezen
doses voor deze of gene patiënt niet meer nuttig zou zijn, doch een lichtere
dosis wel verlichting brengen kan. Het pleidooi van Trudy Dehue om experten
inzake verbetering van levensstijl met elkaar te confronteren[ii] –
dus mensen die a priori andere uitgangspunten hebben – zal maar werken als men
de aantekeningen van De Dijn over het essay van Toulmin in het achterhoofd
heeft, dat experten wel eens verblind kunnen raken wat hun eigen benadering,
methode aangaat en vooral de beroemde view from nowhere, die het rationele benaderen mogelijk zou maken. Die kijk
van nergens is ook voor wetenschappers niet mogelijk en al helemaal niet als
het om levensstijl verbeterende onderzoeken gaat, dan gaan voorkeuren mee de
blik kleuren.
Frenetiek
zoekt men naar de ideale omstandigheden waarin mensen zouden gedijen, terwijl
lang niet altijd duidelijk is of zo een vermeende ideale omstandigheden, gezond
eten, goed slapen, hard werken… wel voldoende afgewogen worden tegen wat we mentaal
kunnen dragen. Ontspanning? Niet iedereen wil aan een veer van een brug
springen toch? Bovendien, waarom zou een goed diner, met goede wijnen en wat
spiritualiën niet leiden tot interessante of warme gesprekken? De strijd tegen
allerlei ongezonde praktijken wordt met grote ijver gevoerd, maar wat als
mensen ervoor kiezen wat minder lang te leven, maar toch onbezorgd in het leven
kunnen staan? Het is goed dat er over het gevaar van plastics in de voeding
gesproken wordt en experten hebben hun plaats in het debat, omdat we zonder
goede informatie niet verder kunnen.
Echter,
voeren we wel een goed ethisch debat over de rol van experten in de politieke
besluitvorming en wat mogen zij claimen ten aanzien van mensen? De oude
paternalistische structuren werden afgevoerd, toch in het Westen, maar we
krijgen dezer dagen zonder onderbreking ongewenst advies. Het benadert de
grenzen van het welvoeglijke. Het probleem, zo schreef Richard Sennett is dat
experten vaak niet bereid zijn hun adviezen af te wegen aan andere
overwegingen. Zij willen tabak de wereld uit. Maar de omvang van het
cocaïnegebruik laat zien dat mensen altijd wel roesmiddelen zullen blijven gebruiken.
Er zijn te veel instanties die zich bezig houden met ons welzijn, zonder enige ethische
reflectie hun adviezen als oekazen proclamerend. En de media, zij volgen die
adviezen zonder zelf af te wegen hoe ver men te ver mag en kan gaan zonder het
zelfbeschikkingsrecht in het gedrang te brengen.
Bart
Haers
[ii] http://kwestievanverwondering.blogspot.be/2014/07/voor-gezondheid-en-welbevinden.html.
Het is natuurlijk altijd beter zelf het boek te lezen, want de discussies die de
auteur, Trudy Dehue aansnijdt kunnen helpen het frenetieke rondstrooien met
bindende adviezen temperen.
Reacties
Een reactie posten