Illiberalisme en historische claims
Reflectie
De slagkracht van historische claims
Over Alexander de Grote en Poolse
aangelegenheden
In
Griekenland poken links en vooral rechts de Macedonische vlam op: elke vorm van
Macedonische aanspraken op Alexander en zelfs op Griekenland, worden afgewezen
en al zeker het irredentisme, de idee dat een staat niet enkel de eigen burgers
politiek structureert maar ook namens alle (vermeende) medeburgers die door het
lot niet het voorrecht hebben in het eigen land te wonen. Dat kan leiden tot
grensconflicten en erger. WO I is onder meer mogelijk geworden omdat de
Serviërs hun eigen irredentisme niet konden noch wilden intomen. Polen is een
ander verhaal, maar ook daar spelen historische reminiscenties een opvallende
rol.
Geschiedschrijving
inzetten om de eigen politieke claims te staven en te steunen, zich beroepen op
grootsheid van weleer, op de macht van ooit, kan men inderdaad wel historisch
staven, maar doorgaans ontstaat een brokkelige plak, korst van feiten en
gebeurtenissen, zonder andere samenhang dan het verhaal dat men nodig heeft om
te mobiliseren. Geschiedschrijving kan inderdaad uitlopen op enge,
nationalistische gevoelens, vaak opgetrokken uit haat en woede, ook als daar
historisch weinig reden toe is. De geschiedschrijving in Vlaanderen, zeker de
academische kwam goed op gang met mensen als Paul Fredericq, Henri Pirenne, François-Léopold
Ganshof, Hans van Werveke, de Gentse historische school dus. De “Histoire de la
Belgique” van Pirenne is uiteraard gedateerd omdat zijn opvolgers vele van zijn
bevindingen nuanceerden en bijstelden, onder meer door gedreven micro-onderzoek
of door thema’s die hij had aangereikt verder uit te werken. Waarom bijvoorbeeld
kenden de Zuidelijke Nederlanden zovele stedelijke centra en kan men ook niet
voorbij aan de smalle steden, die leefden onder de rook van centra als Gent of Brugge,
Antwerpen of Brussel? Het antwoord op die vraag moet men onder meer zoeken in
economische factoren, maar ook dat zal niet volstaan, want er waren politieke
mogelijkheden en culturele ontwikkelingen, die ook nog eens op elkaar inhaakten
en elkaar versterkten. Pirenne heeft de ontwikkelingen in het oude graafschap
Vlaanderen van de11de tot de 16de eeuw beschreven en tot nu kan men
weinig redenen aandragen waarom die benadering plots niet met de toenmalige werkelijkheid
zou stroken. Nu kreeg Pirenne nogal wat weerstand van een jongere vakgenoot in
Londen, Pieter Geyl die de geschiedschrijving zelf van Pirenne niet kon weerleggen,
doch bleef doorgaan op het feit dat elke poging om een geschiedenis van België
te schrijven nogal ijdel is, want het land bestond noch bestaat. Nu ja, het
land bestaat dan wel uit twee politieke systemen die elkaar op het federale
niveau ontmoeten, maar de Vlamingen lezen nog nauwelijks de Franstalige pers
noch kijken ze vaak naar RTBf… Ook ziet men weinig doorstromen van het
culturele leven in Franstalig België naar Vlaanderen, het omgekeerde lijkt
opvallend genoeg wel redelijk persisterend voor te komen. Geyl heeft de Vlaamse
Beweging geen dienst bewezen door zo op Pirenne af te geven, want diens,
Pirennes, historische visie bracht meer over- en inzicht in de ontwikkelingen.
Toch
zal men in Vlaanderen en in de Vlaamse Beweging zelden mensen vinden die begrijpen
dat Geyl geen alternatief had voor de onderzoeksresultaten die Pirenne kon
voorleggen. De ontwikkeling van de steden, de intensieve landbouw, de
landwinning via de polderbesturen, het waren allemaal zaken die het graafschap
Vlaanderen maakten tot een topregio in Europa, zoals ook Luik een bijzondere
ontwikkeling kende, die weliswaar buiten het strikte kader van de Nederlanden
leek te vallen maar toch wel een analoge ontwikkeling kende, waarbij de macht
van de vorsten een tegenmacht vonden in steden en burgerlijke bestuurders. Geyl
kon dat niet negeren en toch, in de Vlaamse Beweging merkt men weinig animo om
de inzichten van Pirenne over de vroege ontwikkelingen in de Nederlanden te
accepteren, terwijl die positief uitvielen en lieten, laten zien hoe deze regio
in het toenmalige Europa wel degelijk een rol te spelen had en hoe allianties
met deze of gene kroon voor welvaart en al eens voor oorlog konden zorgen. Moet
men dan geen vragen stellen? Het historisch onderzoek na Pirenne heeft vooral
nieuwe bronnen ontsloten en er de resultaten van gewogen. Fredericq, Van
Werveke en Ganshof waren de Vlaamse Beweging en de “Hogeschoolkwestie”, de
strijd voor de Vernederlandsing van de Universiteit Gent wel degelijk genegen. Historische
claims op gebieden, bracht Pirenne niet, al vroeg men Ganshof in 1919 bij de
onderhandelingen na WO I mee de claim van argumenten te voorzien om Palestina
in de wacht te slepen voor België.
Men
kan dus niet om de monumentale geschiedschrijving sinds Pirenne heen, en toch
blijft men het voorstellen of de man een heel ander verhaal vertelde. Pieter
Geyl, met zijn “geschiedenis van de Nederlandse stam” probeerde wel de gedachte
ingang te doen vinden dat men vooral naar de inherente samenhang van de
geschiedenis in die regio’s moet kijken, pleitend voor een Groot-Nederland, in
wezen vond Pieter Geyl dat zijn Vlaamse vrienden het allemaal niet goed
begrepen en dat kan wel kloppen, vanuit zijn benadering bekeken. De reacties op
de uitverkiezing van het Plakkaat van Verlatinghe tot pronkstuk van Nederland vanwege onder meer Marc Reynebeau liet alvast
zien dat men niet behoorlijk over een historisch gebeuren kan schrijven, als
men het idee a priori wil koppelen aan een nationalistisch streven. Het Plakkaat
is niet nieuw in 1581 maar bouwt precies verder op argumenten die bij vroegere
machtsconflicten tussen vorst en land werden ontwikkeld. Ideeën over de vorstelijke
opdracht in precies de vrij soevereine vorstendommen Vlaanderen en Brabant,
Holland-Zeeland ook, met bestuurspraktijken die de rol van de vorst sterk
uitholden, bestonden inderdaad al voor Filips koning werd, maar doen niets af
aan de drastische keuze die men maakte. De bijkomende verwijzingen naar die
vroegere disputaties veranderen daar niets aan. Niets staat Reynebeau in de weg
om dat dan allemaal eens goed uit te leggen, in een reeks artikelen, maar hij
verkiest ervoor de Vlaamse Beweging af te doen als een kleinburgerlijke
beweging zonder historische betekenis.
Het is
deze gedachte die men ook in verband met het Grieks-Macedonische conflict kan
onderzoeken: hoe kan men refereren aan een geschiedenis van 2300 jaar geleden,
aan Philips van Macedonië en Alexander de Grote om nu te gaan redetwisten over
de grondwet van de (voormalige) republiek Macedonië en aan de andere kant Griekenland
die Macedonië in Griekenland als het enige echte beschouwen wil en vooral het
(geprojecteerd) irredentisme van Macedonië wil aanpakken. Griekenland heeft al
economische problemen in overvloed, zodat de keuze zich nog eens met de
Macedonische kwestie te moeien wel blijk moet geven van irrationele drijfveren.
Kan
men wel vermijden dat er in het politieke emoties meespelen, aangezien we als
personen ook niet om onze, soms ongemakkelijke emoties heen kunnen. Politieke
emoties? Haat, woede, ressentiment… zeer zeker ook spelen die emoties een rol,
hoe droevig het ook kan uitpakken, want zij die ze koesteren blijken vaak
minder goed af, net omdat men blijft steken bij ressentimenten en woede, waar
men vergeet wat die samenleving voor ons kan betekenen. De Griekse animositeit
dateert niet van gisteren, de laatste fase beslaat 25 jaar, sinds Macedonië
zich losmaakte van de toenmalige republiek Joegoslavië en er discussie ontstond
over de naam van de nieuwe onafhankelijke republiek en de Griekse provincie.
Rationeel gezien kan men die animositeit niet vatten, begrijpend dat mensen en
gemeenschappen zich wel moeten definiëren als een eenheid en dan kan het helpen
externe vijanden aan te duiden. Vanouds staan Grieken en Turken tegenover
elkaar, maar de houding tegenover de Zuidelijke Balkan valt voor ons moeilijker
te vatten, want we weten hoogstens dat Griekenland in 1823 onafhankelijk werd
na zware strijd – zegt men – en dat er tussen 1967 en 1974 een kolonelsregime
aan de macht geweest is. Tijdens WO II voerden de Duitsers oorlog op de
Middellandse Zee tegen de Britten vanuit Griekenland en was het verzet dat er
actief was, communistisch gezind. De garanties voor het voortbestaan van
Griekenland na WO II in het Westerse blok, vergde dat het land niet bij de
Russische invloedssfeer ingelijfd werd. Politiek gaf dat wel aanleiding tot bevroren
conflicten en niet uitgesproken verhoudingen.
De
voorrechten van reders en van de kerk, de beschermde beroepen en het “spoils
system”, waarbij een nieuwe meerderheid eigen ambtenaren aanstelt, maar anders
dan in de VS blijven de oude ambtenaren zitten, het zijn de specifieke tekortkomingen
van het Griekse staatsapparaat. Het verduidelijkt verhoudingen maar het laat niet
toe dat ambtenaren politiek neutraal kunnen handelen. Het voordeel is dat
politici keuzes maken en dat ambtenaren hun functie naar best vermogen
vervullen en de wetgeving uitvoering geven, zonder dat ze in principe de
minister of staatssecretaris beter of minder goed gaan dienen: men is ambtenaar
van de staat. Het was natuurlijk wel zo dat ook in dit land ambtenaren bevriende politici en partijen
genegen bleken, maar de tendens werd in de loop van de jaren wel zeer getemperd,
al zal dat nog wel eens voorkomen. Griekenland had op dat vlak, zo kan men ook
lezen bij Francis Fukuyama in “de oorsprong van de politieke orde” een disfunctioneel
en de vele kritiek aan het adres van de oude partijen was terecht, maar ook
Tsipras diende te onderkennen dat er veel niet ingericht was zoals het zou
kunnen. Toch is dat geen issue in de krant(en). In wezen interesseren maar
weinig mensen zich voor de oorzaken van de Griekse deconfiture.
Polen vormt
dan weer een ander verhaal, waarvan we de voorgeschiedenis met moeite kunnen
vatten, van de grote bloei, toen Polen zich uitstrekte van de Baltische Zee tot
de Zwarte Zee en economisch en cultureel hoge ogen gooide. Toch weegt ook daar
de geschiedenis van het land en de beeldvorming van wat Polen zou moeten zijn
in hoofde van PiS, waarbij men, zoals in Hongarije het liberalisme als een
dwaling voorstelt. Voor Polen, dat zeer katholiek was en uit die katholieke
samenhorigheid de energie putte om tegen de communisten in opstand te komen –
al moet men ook vaststellen dat het niet enkel een katholieke aangelegenheid
was, lijkt de keuze voor reactionaire politieke inzichten voor de hand te
liggen. Solidarnosc was iets uit de vroege jaren, toen men bij ons de slogan
gedachteloos overnam. Men koesterde sympathie voor Lech Walesa, maar zegde zelf
links te zijn. De landen in Oost-Europa hebben bijzondere ervaringen achter de
rug, die ons onbekend zijn. Bovendien kennen we vaak wel mensen als Tomas
Masaryk of Vaclav Havel, die in verzet kwam als toneelauteur tegen het regime,
maar na zijn dood opgevolgd werd door politici die vooral ressentiment
koesteren, dat ze nu op Europa projecteren; de gedachte altijd geknecht geweest
zijn kan toch niet zo vreemd zijn – in Vlaanderen kennen we daar ook wat van –
maar toch, in de benadering van het eigen verleden en de vormgeving van de toekomst,
laat men geloven dat vrijheid schadelijk is, dat men beroep moet doen op normen
en waarden, traditionele waarden wel te verstaan. Het illeberalisme, zoals men
het noemt wil wel de democratie, maar niet de liberale waarden en toch, denk
ik, vrees ik dat er wel mensen iets in zien, maar dat noch Polen noch Tsjecho-Slowakije
– nu twee onafhankelijke lidstaten van de EU – noch Hongarije de voordelen van de moderne samenleving erkennen,
valt moeilijk hard te maken en dus ook moet men zich afvragen waarom in een
land als Polen de partij van de reactie zoveel steun krijgt, dan zal men toch
dieper moeten graven dan we nu doorgaans meekrijgen.
Het
lijkt verklarend sterk als men zegt dat de kerk een grote greep heeft en had op
de Polen en wie in Krakau rondliep zag in het park de grote verering voor paus Johannes-Paulus
II. Men ziet ook het grote plein en in de drank- en eetgelegenheden meisjes van
plezier wachten op klanten. De samenleving veranderde na de val het de Sovjet-Unie,
vele Polen - hoeveel? - vonden emplooi in het Westen, bij aannemers en als
klusjesman, ook vrouwen trokken naar het Westen, kwamen naar ons en keerden
later terug, regelmatig terug. Hun leefwereld veranderde door hun werkzame
verblijf hier. Alleen is niet duidelijk of zij een invloed hebben op de
opinievorming en dan moet men zich nog afvragen of ze inderdaad het oude Polen
verkiezen boven een moderne samenleving. Men kan het electorale succes van de PiS
niet zomaar verklaren, lijkt mij, want noch sociaal-economische omstandigheden[i] kunnen
de keuze voor een reactionaire partij verklaren noch vond ik cultuurpsychologische
observaties die de hang naar een hervonden verleden en wellicht angst voor
vrijheid (van anderen) afdoende beschrijven.
Het is
natuurlijk niet zo dat men zomaar de moderniteit afwijst, dat men geen
economische politiek voert of dat men een op medisch vlak geen vooruitgang wil
boeken, het succes van Jaroslaw Kaczynski was deels te danken aan de vliegramp
bij Smolensk in 2010 toen Lech, Kaczynski, broer van, met 95 andere passagiers,
allemaal leden van de regering en administratie, die in Katyn de massamoord op
meer dan 22000 Poolse militairen, politici en intellectuelen in 1940 zouden
herdenken, nu Rusland de verantwoordelijkheid ervan eindelijk erkend had.
Decennia lang werd het gebeuren toegeschreven aan de Nazi’s, die pas een jaar
later bij Katyn kwamen en dus onmogelijk de daders konden zijn.
Veertig
jaar communistisch bestel waren niet genoeg om mensen af te schrikken van
autoritair staatsgezag, zo blijkt en wij kijken niet begrijpend toe. Het vraagt
dus meer onderzoek, voorbij clichés, als we willen begrijpen waarom politici
als Jaroslaw Kaczynski en Victor Orban de liberale grondslagen van de
democratie de wacht aanzeggen en ronduit in discredit brengen. Kan een
democratisch bestel functioneren zonder die liberale ideeën? Het antwoord zou
neen zijn, denken we, maar hoe zeker zijn we daarvan?
Zelf
denk ik dat men vaak te eenzijdig de aandacht vestigt op de verkiezingen, die
vrij en eerlijk, dus geheim moeten georganiseerd worden, dat wil zeggen,
niemand wordt geacht te antwoorden op de vraag van overheidswege voor wie men
gestemd heeft. Die vrije verkiezingen zelf gaan uit van de liberale gedachte
dat men vrij moet zijn in het stemhokje zijn of haar stem uit te brengen,
zonder dwang dus of angst voor represailles. Dat refereert aan de rechtsstaat
die we niet altijd voldoende aandacht besteden, ook niet in het onderwijs en in
de media. De rechtsstaat werd ontwikkeld, met onvolkomenheden in geschriften
tijdens de achttiende eeuw en voorheen, maar is nooit af. In het concept van de
rechtsstaat moet de vervolger, het Openbaar Ministerie de schuld aantonen als
er een misdrijf is gepleegd en kunnen bepaalde zaken, zoals vrijheid van opinie
niet zomaar vervolgd worden, ook als die de staat en de regering onwelkom zijn.
Iedereen is onschuldig tot het tegendeel is bewezen. Eigendom is onaantastbaar,
tenzij via ingewikkelde procedures en kan dus niet naar willekeur genaast
worden. De rechter die de overtuigingsstukken moet beoordelen mag geen
onderscheid maken bij de beoordeling naar gelang de personen die voor hem
verschijnen meer of minder aanzien hebben.
Het
klinkt alles zeer bekend in de oren en toch, als we naar de kritiek ten aanzien
van de Poolse regering en president kijken, dan lijkt het wel eens dat we iets
bijzonders zouden eisen, waartoe de Polen niet in staat zouden zijn. Intellectueel
weten de regeringsleiders wel degelijk waar het over gaat, gelijkheid voor de
rechtbank lijkt hen niet adequaat en de onafhankelijkheid van de rechters ten
aanzien van de regering lijkt overbodig en zelfs hinderlijk. Alle garanties die
in de Poolse instituties waren aangebracht om de rechtsstaat zoveel als mogelijk
te realiseren werden door de regering in twee jaar ontmanteld. Het Hoogste
gerechtshof werd anders samengesteld door een nieuwe pensioenleeftijd in te
voeren en ook de raad die de rechters moet aanstellen werd dichter bij de
regering getrokken.
Toch
kwam er straatprotest tegen de hervormingen van de rechtsstaat maar daar kregen
we slechts oppervlakkige informatie over mee, terwijl het wel nuttig is aan de
weet te komen wie er allemaal deelneemt aan dat protest en hoe dat verloopt. Het
viel me toen op hoe weinig we geven om de Poolse burgers en de toekomst van Polen.
Hoe gewrongen de geschiedenis van Polen ook is, het is een belangrijke lidstaat
van de EU en ze hebben natuurlijk wel wat te verliezen mochten ze uit de Unie
gezet worden, maar misschien zal Poetin dan proberen ook hen te paaien. Echter,
de onverschilligheid naar wat het beleid doet met het land wordt slechts
getemperd door de vrees dat het eens echt fout zou kunnen gaan in Warschau of
beter de gevolgen daarvan voor de EU. Onze horizon als Europeanen blijft aan de
Westoever van de Elbe haken, ten Oosten blijft het politiek en soms ook
cultureel een niemandsland voor onze bestuurders en redacteuren van nieuwsbladen.
Ook in
Polen spelen nationalistische overtuiging en blijft een dito zelfbeeld de
discussie belemmeren over wat nu het beste is voor het land en voor de burgers.
Polen kende en kent een grote vernieuwing van de infrastructuur, er komen nieuwe
bedrijven en mensen die enige tijd hier hebben gewerkt en gespaard, beginnen
aldaar eigen bedrijven. Echter, waar vindt men bruikbare data, tenzij bij
Eurostat.
Polen
kent een doorgedreven en persisterende groei, zodat, zoals een artikel schrijft
de bevolking tevreden zou zijn. Waarom dan kiezen voor de PiS? Ik tast in het
duister en dat is wellicht een vreemde vaststelling voor iemand die iets wil
schrijven over historische claims, maar net dat punt vormt mee de kern van het
probleem. Om te begrijpen waarom Grieken zo hard inbeuken op de aanspraken van
Macedonië en waarom in Polen de regeringspartij in 2015 nog 35 % van de
ondervraagden bij een opinieonderzoek achter zich kreeg, is dat wel bijzonder.
Wat voor Recht, welke rechtvaardigheid willen zij hersteld zien? Ethische
kwesties als rechten voor homo’s, abortus.. het is allemaal mooi om daarover de
Polen de les te lezen, maar ten gronde blijft de aanhang van de reactionaire
partij overtuigend groot. Dat verklaren vergt diepgaand onderzoek en vervolgens,
indien wenselijk, een strategische keuze. Zal dreigen met straffen tegen de
Poolse regering niet oude demonen wekken? Of moet men kijken, als
burgerbewegingen naar wat leeft in Polen om de democraten en liberalen te
steunen? Wat de Grieken willen in verband met Macedonië zal een heikel punt blijven,
maar om in Polen de democratische, liberale partijen wind onder de vleugels te
geven, zal men ook niet zo gauw een oplossing vinden, maar de zaken blauwblauw
laten helpt evenmin. Historische claims geven aan politieke doelen een stempel
van urgentie en legitimiteit, maar kunnen tegelijk de economische
ontwikkelingen in de weg staan. De Vlaamse beweging heeft de economische groei
net ondersteund, wat links wel eens vergeet, zoals de oprichting van het VEV in
1926 die groei verder ondersteunde. Het ergerlijke van het illiberalisme van
Orban en co zit in de aanname dat ze beter de groei kunnen ondersteunen door
het waarmerk van het liberalisme, het vrije ondernemerschap on hold te zetten.
De risico’s op willekeur vanwege de staat is een ander gevaar. Hoeveel
corruptie zou er in het Polen van Joreslaw Kaczynski of het Hongarije van Orban
zijn[ii].
Bart
Haers
[i]
Polen
kent al vele jaren een behoorlijke economische groei en is een netto ontvanger
van Europese steun. Toch richt de regering graag het vuur op Brussel, de goede
economische situatie op eigen conto schrijven. Zie ook: http://www.poleninbeeld.nl/maatschappij/economie/de-economie-polen/
[ii]
Om zich een idee te
vormen: https://www.businessinsider.nl/dit-zijn-de-11-meest-corrupte-landen-in-de-ontwikkelde-wereld-en-ja-griekenland-en-italie-scoren-hoog/
Reacties
Een reactie posten