Ondergangswanen

Dezer Dagen


Joe  Stiglitz
De kwalen van deze tijd



Zicht op Davos, waar het Wereldeconomisch forum
jaarlijks samenkomt. Joe Stiglitz vond zich nadien
in een depressie, omdat de elites daar de problemen
niet aanpakken. Is het wel nuttig zo pessimistisch om zich
heen te kijken? 
Greed is good! Joseph Stiglitz verbaast er zich over de dat CEO’s van de grote spelers in Davos geen zin hadden om de problemen van deze tijd onder ogen te zien. Het plebs mag niet in opstand komen tegen de elite geleid door leden van diezelfde elite. Populisten komen zelden uit de heffe des volks, hebben goede opleidingen achter de knie en een idee dat goed verkoopt: de zo geprezen globalisering en integratie van de markten, ten koste van arbeidsplaatsen hier en met groei elders. Over de kracht van nieuwe robots, toegerust met Artificiële Intelligentie moet het ook gaan. Maar is het nodig deze tijd zo afgrondelijk pessimistisch te beschrijven?

Natuurlijk zijn er problemen met de toenemende ongelijkheid, want de rijksten worden nog rijker. De vraag is of mensen met hun inkomen en hun inspanningen een goed leven kunnen leiden? De discussie over de klimaatverandering, over fijn stof, over het ondergraven van democratische instituties, ze vragen aandacht. CEO’s zijn duurbetaalde condottiere, die werken in opdracht van aandeelhouders, die een maximalisatie van de aandelen, zowel via dividenden als via beursprestaties, waarbij op het oog andere bekommernissen niet van tel zijn, behalve dan dat de CEO’s de continuïteit van de onderneming moeten verzekeren en dus geen ondoordachte risico’s mogen nemen. Bovendien spelen kapitaalbezitters via allerlei vehikels, zoals hedge funds bedrijven op de rand van de afgrond, door zeer activistisch het management te verplichten tot het verknippen van bedrijven, tot het hard snijden in de kosten, soms tot in het vlees van de onderneming, waardoor het geen lentebriesje meer kan doorstaan.

Men zegt wel eens te wenen om het kapitalisme, want het zou hardvochtig zijn en blind, wat wel klopt, maar anders dan men het graag voorstelt. Fouten en graaizucht kunnen ondernemingen naar de dieperik helpen, zoals bijvoorbeeld bijna met Picanol gebeurde, toen een CEO zichzelf overmatig beloonde. Natuurlijk, de megabedrijven, zoals Amazon, Alibaba, Google, Facebook en Apple hebben samen met een kluster daarom heen via databeheer een divisie gevormd van bedrijven, waar we nog met verwondering naar kijken. Google leek eerst een bijzonder goed functionerende zoekmachine, maar nu is het heel wat meer. Toch blijft het nuttig om een en ander te zoeken aan informatie.  Het feit dat het een dominerende positie kon verwerven, zal wellicht te maken hebben met de kwaliteit van de dienstverlening, het verdienmodel en dingen die we als gebruikers niet weten, heeft grenzen, maar de EU kijkt toe. Apple heeft zich op een andere manier gepresenteerd, terwijl er concurrentie bestaat, zowel wat hard- als wat software betreft. De kwestie van intellectuele rechten voor koffietjes, dat blijft mij nog altijd een raadsel, hoe mensen daar blind voor kunnen zijn.

De kwestie is dus dat die bedrijven, van een ongekende omvang hun bestaan danken aan hun eigen doortraptheid of dat hun diensten ons zeer goed uitkomen en wij vandaag niet meer geheel zonder kunnen. Let wel, men spreekt voortdurend over e-commerce, maar de idee is zelf niet nieuw, de omvang wel en daar kan je als gebruiker wel kiezen, tussen het bezoeken van fysieke winkels en on-line bestellen van goederen. De omvang die Amazon genomen heeft op een terrein waar we als burgers oplettend moeten zijn, namelijk de verkoop en zelfs het uitgeven van boeken, dankt het bedrijf aan de idee van consumenten dat ze een boek vandaag al binnen moeten hebben. Bij mijn boekhandels kan ik boeken bestellen en die komen dan drie dagen later binnen. Even binnen wippen, een praatje en de bestelde waar ligt op mijn tafel. Het lijkt erop dat Amazon nu winkels zal maken waar er geen contact meer hoeft te zijn met het personeel. Ook betalen zal men niet meer met een handeling hoeven te doen, het bedrag wordt vanzelf overgeschreven. Het gelul aan de kassa? Nergens voor nodig. Natuurlijk, mensen moeten de rekken vullen en als je geen voldoende bedrag meer op je rekening hebt, moet iemand je toch tegenhouden, wel?

Amazon boert ook goed omdat mensen het aanbod smaken in voldoende aantal zijn, zodat het een groot marktaandeel heeft en andere spelers onderuit halen. Adam Smith zegde dat de beenhouwer, de bakker niet enkel bakken of vlees snijden voor onze schoon ogen, maar om geld te verdienen. Adam Smith bedacht evenwel ook dat ondernemers niet blind mogen zijn voor de wereld om hen heen en voor hun klanten; mishagen zij hun klanten in woord en in producten, dan blijkt uit de omzet. Slechte dienstverlening wordt afgestraft. Maar als trendsetters ons ons vertellen dat het bezoek aan Amazon online het van het is, dan volgen mensen, maar op een dag blijkt dan misschien dat je in de eigen buurt je grief niet meer vindt. In die zin echter is kapitalisme wel interessant, als er grote reuzen ontstaan, krijgen nieuwe kleine scheuten toch kansen, zodat het niet gezegd is dat die giganten alles vernietigen. Alleen moet de dienst, het aanbod wel voldoende bijzonder zijn om mensen aan te trekken. Aan de ene kant Zalando, aan de andere kant la fille d’O, waarom niet. Het zit tussen onze oren dat we zelf niet kunnen kiezen. Ook de consument is een speler op de markt. En niet iedereen loopt mee met wat trendwatchers ons op de mouw spelden. Sommige activistische consumenten verzetten zich tegen sigarettenfilters met gaatjes, andere tegen auto’s die met software de kluit belazeren. De markt zelf reageert minder drastisch dan men had gedacht, omdat wij wel weten dat er overal al eens gaten vallen, maar dat de kostprijs van perfectie wel de pan zal uitrijzen.   

In die zin vinden mensen die het kapitalisme haten wellicht ook dat de kleine bedrijven alleen maar in de weg staan, steunen zo de giganten en vinden alleen het beste goed genoeg, wat toch volslagen nonssens is. Ook Stiglitz kijkt vooral naar de retail en de aanbodzijde, maar niet naar het gebruik en verbruik van goederen, want volgens hem kiezen gebruikers niet zelf waar ze heen gaan, want we worden verleid door reclame, door het aanjagen van early adapters, koopzucht… Het kan zijn, economisch handelen voorspellen blijkt altijd weer spaak te lopen op niet hard te maken aannames, juist, de homo economicus bestaat niet, maar dat zou men toch al langer moeten weten. Daarom is het nuttig met Tomas Sedlacek te begrijpen dat men economisch handelen wel moreel kan benaderen, terwijl de economische wetenschappen zelf ook niet zo neutraal zijn als men wil beweren. De strijd tegen het autogebruik botst op de verwachtingen van mensen die allerlei dingen doen met hun auto, gelinkt aan het beroep en aan het vrije leven en familiale en sociale aangelegenheden. De vijandigheid tegenover de auto is dan ook behalve hypocriet ook sociaal onrechtvaardig, want het lijkt erop dat men in steden geen shoppers meer wil, terwijl de baanwinkels ook gevaarlijke omstandigheden creëert. Waarom winkelcentra bouwen als onze steden prachtige winkelcentra vormen, waar het wel eens kan regenen of te warm kan zijn.

Gezondheidsproblemen en -zorgen vertegenwoordigen een grote economische kost, zegt men, terwijl het consumentengedrag van medioren, wier huis is afbetaald en inkomen piekt wel degelijk zorgt voor uitgaven, maar ook de uitgaven voor gezondheidszorgen hebben economische invloed, die niet enkel negatief is. Er zit in die benadering een bizarre kronkel, want alle middelen die nodig zijn voor verzorging van patiënten, worden geproduceerd en de diensten. De vraag is dus of we de gezondheidszorgen als kost of als baten… bij het berekenen van uitgaven. Hetzelfde kan ook gezegd van cultuur, waarvan de overheid veel op zich zegt te nemen, maar die ook meerwaarde produceert. Het berekenen ervan hangt af van uitgangspunten en aannames, waarbij het wel eens zo is dat de staat subsidieert, de kunstenaar incasseert, maar ook mecenaat brengt meer op voor het geheel dan we uit rekeningen afgeleid zien.

Dat is overigens het cruciale probleem: hoeveel staat is er nodig om de samenleving goed kan functioneren. Het gebrek aan onderhoud van wegen, bruggen en tunnels laat zien als er geen agentschap is dat op geregelde wijze zeer systematisch alle onderhoud op zich neemt, zodat we niet moeten vrezen dat er een brug in zou storten. Zelfs Duitsland blijkt problemen te hebben met die kwestie, d.w.z. dat ook daar grote delen van het wegennet en de infrastructuur aan vernieuwing toe is. Of wat met het onderwijs, dat ons zoveel vermogen, intellectueel en financieel heeft opgebouwd. Hoeveel staatsapparaat hebben we nodig en waartoe?

Het debat wordt meestal gevoerd vanuit de tegenstelling tussen links en rechts, waarbij men aanneemt dat links tegen onrechtvaardigheid en rechts, tja, tegen onrechtvaardige bejegening van burgers die hard werken opkomen. Geen van beide redeneringen ontkomt aan de valkuilen van eenzijdige redeneringen. Moeten we subsidies geven aan bedrijven, of is dat louter rent seeking behavior ondersteunen? Soms kan het nuttig zijn bedrijven te ondersteunen, maar innovatie is uiteraard noodzakelijk en dus hoeft de overheid dat niet te subsidiëren: men kan beter de financiering van het FWO optimaliseren en de reële kosten van bedrijven voor innovatie ook fiscaal honoreren.

Het pessimisme van Joe Stiglitz kan men wel dagelijks horen, terwijl zijn benadering voor nogal wat mensen koren op de molen is om het kapitalisme zelf af te schrijven, terwijl men zich in salons te goed aan de zoete dingen van een welvaartsmaatschappij. Er zal wel een en ander te verbeteren aan de instellingen, aan concreet beleid, maar als men rechtvaardigheid eenduidig interpreteert, als men vrijheid in alle complexiteit die het met zich draagt niet belangrijk acht en het vermogen van mensen om zichzelf en hun omgeving tot bloei te brengen, zonder opdrachten van hogerhand, maar omdat u en ik daar zelf aan willen bijdragen, kan men veel te niet doen. Dat het Wereldeconomisch forum in Davos onder een stolp tot overleg komt, lijkt mij niet onoverkomelijk,  wel dat men blijft denken dat het beste achter ons ligt en dat er teveel water naar de oceaan rond Silicon Valley vloeit. Hoe kan men het debat zo voeren dat iedereen erbij betrokken wordt? Dankzij de sociale media is veel mogelijk, waarbij opgemerkt kan worden dat de dedain van opinieboeren wel eens botst met de realiteit. Optimisme is voor mij geen morele plicht, zoals Popper meende, al denk ik wel dat (cultuur-) en maatschappelijk pessimisme, wanhopen over “den mensch” echt niet aan de orde. Met Bernard Mandeville en Tomas Sedlacek kan men overwegen dat niet alles wat wij als fout voorstellen ook geen betekenis zou hebben. Deugdzame samenlevingen, zoals Maximilien de Robespierre die voor ogen had staan, beginnen in het bloed en eindigen ook zo. Rechtvaardigen zijn vaak bedrieglijk zeker van zichzelf. Pessimisten hebben altijd gelijk, al komen hun voorspellingen zelden uit zoals ze het voorspeld hadden.
De vervanging van arbeid door machines dateert niet van gisteren, maar de discussie over wat arbeid zal betekenen voor mensen en de relatie tussen werk en inkomen zal dankzij en door die machines opnieuw overwogen moeten worden. Robotica komt, gesteund door Artificiële intelligentie in een nieuwe schaal tot ons, maar hoe dat zal uitpakken zal niet afhangen van u en mij, tenzij we de staat opdracht geven daarover na te denken en zelf niet nalaten mee te denken: wat is batig en waar wordt de kost zin welzijn en welbevinden te groot. Meer nog dan in de globalisatie en de migratie van mensen kan men daar redenen tot bezorgdheid ontwaren, maar het hoeft daarom nog geen ondergangswaan te worden.



Bart Haers 

Reacties

Populaire posts