Ruud Lubbers en het herstelbeleid



Dezer Dagen




De Europese werkelijkheid:
Lubbers, Martens et les autres



Ruud Lubbers (Rotterdam 1939 - 2018).
Ik zag de reeks “kijken in de ziel van…” gewezen premiers, waarin Dries van Agt, Wim Kok en Jan Peter Balkenende, die met Koen Verbraak over hun rol als politicus en als premier spraken. Een man ontbrak, wegens ziekte, Ruud Lubbers, de man die het langst in het Torentje en de Trêveszaal de touwtjes in handen had en in het parlement wel eens iedereen in slaap kon wiegen met oeverloze uitleg en verklaringen om dan toch nog een onverwachte richting uit te gaan. Toch valt op hoe in de oude EEG op verschillende manieren eenzelfde soort politiek tot stand kwam. Dat had met de moeilijk op te vangen crisis van ’74 en volgende jaren te maken had, maar ik denk nu dat het de politici te kort doet.

De beruchte crisisjaren, met 1974 en 1979 als begin en doorslagpunt, toen tweemaal de olieprijzen dramatisch gingen stijgen, de inflatie uit de klauw liep en de regeringen de overheidstekorten niet meer wisten te stelpen. Bovendien was er een nieuw ideologisch klimaat ontstaan, waarbij burgers van de overheid alles en nog veel meer verwachtten, zonder dat er verder over de toekomst werd nagedacht. In Nederland kreeg je Ruud Lubbers, in België een haast herboren Wilfried Martens na een kort intermezzo, waarin Mark Eyskens de honneurs waarnam. We schrijven 1982. Maar de vragen en opdrachten waar de politici voor stonden, raakten niet opgelost. Er was veel aan de hand en het valt me altijd weer op hoe moeilijk het is die periode, na de ongekende welvaartsexplosie van de jaren 1950 tot 1974 te vatten. Hoe loodzwaar wogen die jaren bleek uit het succes van Punk en andere vormen van “no future” en nihilisme, zoals men dat gezeur over de bom en andere zaken noemde als tekenen van uitzichtloosheid. De toestand was hopeloos maar niet ernstig.

Ruud Lubbers kwam eerder onverwacht in de zetel van de premier terecht, was zich bewust van de mogelijkheden en moeilijkheden die zich aandienden en wist dat iedereen mee krijgen in een herstelbeleid geen sinecure zou worden. De afgelopen dagen zag men vriend en vijand respectvol op- en terugkijken op de man die zich wel eens onmogelijk maakte, door al te vaak niet een enkele oplossing aan te bieden, maar drie of vier andere in de mouw had steken en vliegensvlug kon schakelen. Strategisch en tactisch speelde hij het spel rigoureus en dat zou hem wellicht een mooie fin de carrière in Europa gekost hebben, want had hij niet tegen de schenen van Helmut Kohl gestampt? Merkwaardig is hoe zowel Lubbers als Jean-Luc Dehaene in 1993 op Korfoe de kans voorbij zagen  gaan aan het hoofd van de Commissie leiding te geven aan Europa, alvast aan de Commissie. John Major moest niet hebben van Dehaene, Kohl wist zich geen raad met Lubbers.

Toch heeft Lubbers in die jaren 1980 toen de spanningen in de samenleving hoog opliepen en tegelijk de verwachtingen van burgers in de welvaarstaat gefrustreerd werden, waarbij jongeren de indruk kregen dat men niet op hun intrede op de arbeidsmarkt zat te wachten, maar dat ze in de nek werden gekeken omdat ze een uitkering kregen, het zwalpende schip terug op koers gekregen. Lubbers speelde het klaar om de ambtenaren 3 % te laten inleveren door gedurende lange tijd zijn minister terzake bevoegd te laten spreken over 3,5 % inlevering. In België kwam er een algemene solidariteitsbijdrage die afhankelijk van het statuut, arbeider, bediende, ambtenaar, zelfstandige anders geformuleerd werd. Ook de gepensioneerden dienden die bijdrage te betalen. Maar de coup de théatre van Lubbers door in de studio te zeggen, zonder medeweten en vooraf aangegane gesprekken met de bevoegde minister, een liberaal, dat 3 % inleveren zou volstaan, sloeg iedereen met verstomming, tot in de New York Times toe.

Men zegt graag van politici dat ze superintelligent zijn, maar als men de resultaten van de afgelopen decennia bekijkt, ook van het beleid van Lubbers, dan moet men eerder spreken van listig en sluw afrekenen met weerstanden en onderkennen van onneembare vestingen, die men met rust liet. Anderzijds kan men de afgelopen decennia, van 1974 tot 1989 en van 1989 tot nu niet zonder meer eenduidig benaderen, want er speelde zoveel, van nieuwe technologie, democratisering en nivellering van het onderwijs, ideologische stuurloosheid op links en dan nog eens de vergrijzing, de val van de Muur en de Sovjet-Unie, dat we ons ernstige vragen moeten stellen over wat de rol van een premier wel kan geweest zijn. Feit is dat zowel Ruud Lubbers als Wilfried Martens tot op zekere hoogte het ambt van regeringsleider veel meer aanzien en macht gaven dan tot dan toe het geval geweest was.

In het staatsrechtelijk stevig geharnaste Nederlandse bestel, was de premier onder meer regeringsleider en minister van algemene zaken, maar kon hij geen beleidsdaden stellen op het terrein van de vakministers. In België waar de staatshervormingen voor een moeilijke balans zorgden tussen deelstaten en federale regering en parlement, werd de machtpositie van de regeringsleider en de verantwoordelijkheid van de premier groter dan voordien het geval was geweest, omdat elke besluitvorming vaak niet enkel binnen de regering tot stand diende te komen, maar ook nog eens met inspraak van de deelstaten, al groeide hun machtsbasis pas echt uit na 1995. Voor een goed begrip, in België werd besloten de hiërarchie van wetgeving tussen het federale niveau en dat van deelstaten niet in te schrijven. Elk van entiteiten kon en kan dus soeverein handelen ten opzichte van elkaar.  Men kan dat lastig vinden, het was de uitkomst van een Belgisch politiek kluwen. Heeft de Vlaamse Beweging de zaak aangejaagd, je hoort wel eens dat het de Franstalige politici, de PS, die strategisch had geopereerd sinds de taalwetgeving de verhoudingen in het land verzette.

Lubbers en Martens gaven blijk van pragmatisme, dat wel eens kon uitlopen op onbegrip, omdat zij niet altijd meer oog hadden voor de weerstanden, maar vooral gold het omgekeerde, de weerstanden bleken machteloos tegen het pragmatisme, wat echter van de politieke ontwikkelingen een soms moeilijk te volgen embroglio maakte. Journalisten konden niet altijd de achterliggende strategische keuzes volgen van tactische opstellingen, waarbij men de volksgunst zocht, om moeilijk beleid mogelijk te maken.

Dat Ruud Lubbers in 1985 erin slaagde de slagkracht van zijn partij, het CDA uit te breiden van 45 zetels tot 54 in de Tweede Kamer en dat nog eens overdeed in 1989 over, terwijl de coalitiepartner VVD 5 zetels had verloren, wekte toen verwondering. In 1989 pakte de mayonaise  niet meer tussen CDA en VVD, waarna een coalitie volgde met Wim Kok van de PVDA. Achteraf is gebleken dat Kok zeer op zijn goede was voor de streken van Lubbers, wat het voeren van beleid niet ten goede kwam. Moe besloot Lubbers geen nieuw mandaat meer te vragen, maar zegde Lubbers zijn beoogde opvolger Elco Brinkman de wacht aan en zegde publiek zijn steun toe aan Ernst Hirsch Balling, wat de CDA op jaren oppositie kwam te staan. Het was een vreemde wending, die in België niet aan de orde kwam toen, maar bij het in memoriam herhaald werd alsof het algemene kennis zou betreffen. De keuze tegen Brinkman heb ik toen wel gevolgd en het blijft me nu verbazen dat de keuze, publiek verkondigd ter kennisgeving werd aangenomen. Het probleem voor Lubbers bestond er blijkbaar in dat zijn beoogde opvolger wat al te gretig zijn positie ambieerde. Brinkman had een veeleer afgelikt imago, terwijl Lubbers, met zijn aanpak en doorpakken – ondanks de schijn van het tegendeel – de indruk gaf niet om uiterlijke schijn te geven. Zijn werkwijze had wel tot gevolg dat vakministers, zeker ook de minister van Buitenlandse Zaken zich door zijn bemoeizucht wel eens buitenspel gezet voelden.

Lubbers, Martens, Kohl, Mitterrand, zij werkten aan een Europa dat met Schengen en de Eenheidsacte, die de vrijmaking van het verkeer van diensten, goederen en personen doorgevoerd werd. De ene open markt zorgde op het oog niet direct voor nieuwe economische groei, maar achteraf bekeken steeg de welvaart toch wel. Het werk van Jacques Delors, toen voorzitter Europese Commissie aan de Europese Acte van 1987 gaf de oude landen van de EU toen een zweepslag, waarbij de reële groei zo te zien bijna integraal gebruikte maakte van de mogelijkheden die de acte aanboorde.

De ruzies met Kohl, onder meer over de Hereniging van Duitsland, naast andere akkefietjes, droegen ertoe bij dat Dehaene 8 en Lubbers slechts drie stemmen kreeg. Santer werd de compromiskandidaat, een Luxemburgse regeringsleider. Frankrijk en Duitsland deelden de lakens uit. Toch kan men ook lezen in het verhaal van Lubbers afgang, dat Nederland en Lubbers in het bijzonder de dynamiek van de Duitse geschiedenis na 1945 niet goed hadden ingeschat. Overigens had ook Mitterrand tijd nodig gehad om de Hereniging te incasseren, net als Londen. De politiek die vervolgens in Maastricht afgerond werd, leidde tot de oprichting van de instrumenten die de Euro zouden doen invoeren, zoals de ECB, waarover Lubbers nog gesteggeld had, kan men weldadig noemen voor Europa, voor de Europese burgers.

Hoe zwaar wogen achteraf gezien de loden jaren, waarin zowel Ruud Lubbers als Wilfried Martens in respectievelijk Nederland en België de touwtjes in handen hadden gehad? Feit is dat bij hun aantreden de twee landen economisch en sociaal met zware problemen te maken hadden, met bedrijfssluitingen, met sectoren zoals de scheepsbouw en de zware metaalindustrie in Europa steeds meer onder druk kwam te staan van nieuwe producenten en vooral betere productiemethoden. Uiteraard vormde het grootste probleem de openbare financiën, waar men er in Nederland beter in slaagde de tekorten op de begroting te beperking en de jaarrekening beter onder controle kreeg. In België kreeg men de begroting en de staatsschuld niet op orde, maar de economie groeide wel. Men kreeg te maken met een armlastige staat die nauwelijks alle aangegane verplichtingen kon nakomen en een welstellende burgerij, wat zich in het woningpark nog altijd laat aflezen: de Belgen bouwden, bleven bouwen, ook al leek het er de tijd niet naar, met hoge leninglasten als belangrijke hinderpaal, maar die werden voor een deel via fiscale weg door de overheid mee gedragen.

In België bleef Sidmar, nu Arcelor-Mittal Gent wel actief en slaagde men erin de voorwaarden in te vullen om concurrentieel te blijven. Lubbers had te maken met problemen in dezelfde sectoren en met hoogspanning tussen werkgevers en werknemers, die elkaar wantrouwden. De oplossing? Het akkoord van Wassenaer, waarbij het poldermodel gesanctioneerd werd en waardoor de regering op de steun van de sociale partners kon rekenen, met de PVDA in de oppositie. Wim Kok zou die aanpak verderzetten, maar zou vergeten dat pragmatisme en polderen het ideologische debat had versmacht. Toen Pim Fortuyn op de proppen kwam toen de regering Kok stilaan leek uit te bloeden, stond men machteloos tegen diens benadering van de politiek. Ad Melkert van de PVDA leek wel een reïncarnatie van de aloude regentencultuur in Nederland. Fortuyn gaf aan dat een deel van het Nederlandse electoraat de technocratische aanpak niet meer pikte en dat men bepaalde zorgen had over de toekomst, rond migratie, globalisering, die door de regering niet werden aangepakt. Toch konden de Nederlanders niet klagen over het welvaartsniveau. Fortuyn had de temperatuur goed gemeten, maar het blijft de vraag of en hoe het zover was kunnen komen dat mensen de politiek en de politici zo grondig moe waren, beu waren.

Het punt is wellicht dat er in de samenleving een zekere veerkracht bestaat, maar dat als, zoals met het debat rond de plaatsing van kruisraketten in Nederland zoveel lawaai was gemaakt van tegenstanders, dat mensen zich gingen afvragen of ze nog veilig varen. De tegenstand tegen het Navo-dubbelbesluit was heftig, maar zo te horen vonden mensen in België en Nederland het wel geruststellend dat het bondgenootschap de Russische bedreiging metterdaad, door plaatsing dus, te lijf ging. De gekende cartoon van “liever een raket in mijn tuin dan een Rus in de keuken” werd dan wel geen evergreen, links en de Vredesbeweging vonden de voorstelling bespottelijk. Echter, zowel Martens als Lubbers hadden af te rekenen met een grote weerstand tegen de raketten door de SP in Vlaanderen handig uitgebaat, terwijl de voorgaande regeringen met socialisten het besluit tot onderhandelen en plaatsen toch hadden mee ondertekend. Wie zich niet door de slogans liet verleiden, begreep dat links en de Vredesbeweging veel te hard van stapel liepen. In wezen was onduidelijk wat of de Sovjets vermochten, gezien de deplorabele toestand van economie industrie, door jaren van bureaucratie en stagnatie. Met de dood van Leonid Brezjnev begon een nieuw tijdperk, dat van de ineenstorting van de USSR.

De ontsteltenis van de goegemeente over de grote betogingen en de onwil de noodzaak van een werkbare verdediging uit te bouwen, heeft in de debatten zelden grote aandacht gekregen. Men verzette zich tegen de NAVO, tegen de VS en soms zelfs vrij openlijk tegen het Europese samenlevingsmodel, de gecorrigeerde vrijemarkt economie. Ook het liberalisme werd al eens onder geschoffeld, ook zij lieten de ideologische veren vallen, wat tot nogal moeilijke discussies leidde, zoals Frits Bolkestein af en toe liet blijken. Ruud Lubbers gaf er blijk van zijn ideologische bevlogenheid niet te laten varen, terwijl hij politiek bedreef om resultaten te halen, daarbij soms andere wegen kiezend dan men had verwacht. Op die manier zorgde hij dan wel voor verwarring, die hij wel handig wist uit te buiten.

Overmatige lof moet men politici niet toezwaaien, soms kan het als een bijzonder complexe aangelegenheid, zoals de Hereniging van de twee Duitslanden werd gerealiseerd, maar ten gronde doen politici een moeilijk handwerk, waarvoor ze doorgaans waardering verdienen. Om onze aandacht te krijgen kan het wel eens de spuigaten uitlopen met berichten en meldingen, zonder dat het ergens toe leek of lijkt te leiden. Dat Lubbers er na 12 jaar mee wilde stoppen, werd hem haast nog kwalijk genomen, door zijn eigen kiezers, terwijl hij best begreep dat zijn houdbaarheid en het vertrouwen in de eigen mogelijkheden de problemen goed te lezen en aan te pakken wel over was. Dat was toen, op basis van wat de media te lezen gaven, mijn indruk. Hij was voor Nederland op dat moment een belangrijke politicus die veel heeft gerealiseerd. Ook Martens kan men zo waarderen, nadat men alle kleine en grotere discussies heeft bekeken. Ze deden hun job en kregen vertrouwen, tot de burgers vonden dat er iets schortte. Bedenken we dat België, Vlaanderen 10 jaar voor Fortuyn al een grote ommekeer liet zien door de electorale successen van het Vlaams Belang. Dat relativeert ook een en ander.

De keuze voor het Vlaams Blok, toen, van veel kiezers werd met afgrijzen overschouwd en met veel gedoe in de media aangekaart. Het was mijn partij niet, maar dat veel linkse kiezers naar het Vlaams Blok en Belang zag overgaan, mensen die normaal in het Volkshuis vertier zochten en aangeboden kregen, werd lang gelogenstraft. De keuze van links om zich om de immigranten te bekommeren, ten koste van aandacht voor de eigen (voormalige) kiezers, lag in het verlengde van wat Jacques A.A. Van Doorn later heeft beschreven. De boodschap kwam evenwel niet aan. Lubbers en Martens zochten contact te behouden met hun achterban, maar ze verloren ze toch uit het zicht, de eigen kiezers. Eenmalige oprispingen, zoals in 1995 en 2003 hebben het socialisme in Vlaanderen niet echt opnieuw vleugels gegeven, de veren waren afgelegd.

Anno 2018 bij het overlijden van Ruud Lubbers nog eens nadenken over de jaren 1980, die voor mij hoopvol begonnen en interessant, aangenaam verliepen, ondanks kleine en andere tegenslagen, laat zien dat men die grote politieke conflicten en discussies die toen rondwaaierden niet mag negeren, maar wel kan men nu de stemmingmakerij links en rechts wel beter waarderen en het belang ervan waar nodig relativeren. Toch dit, het duurde wel even over de “crisissfeer” werd opgegeven, want het loonde electoraal de moeite om de moeilijke omstandigheden te blijven benadrukken; Rond 1995 kon men vaststellen dat het met de Lage Landen economisch heel wat beter ging, dan veel gezaghebbende stemmen wilden toegeven. Het was een handig retorisch trucje. En ja, de rijken moesten de crisis nog betalen. Lubbers en Martens hebben de middenklasse inderdaad ademruimte blijven geven, al veranderde het beeld van de middenklasse en het zelfbeeld wel.  


Bart Haers  









Reacties

Populaire posts