taaltotalitarisme:: Blanke pit? Witte pit



Dezer Dagen


Taal en integratie
Gesprek ondersteunen




Victor Klemperer schreef het boek "Lingua Tertii
Immerii - Notizbuch eines Filologen". Zelf
ervoer hij hoe de taal door de nazi's bewust
gewijzigd werd, met nieuwe woorden,
maar ook met betekenisverschuivingen. 
Wit is altijd schoon? De roman van Leo Pleysier, herinner ik me, ging over vervreemding, wat in 1989 nog ging over hoe jongeren de wereld van hun ouders bedenkelijk vonden en vooral in boerenfamilies was het lastig als zonen naar college gingen en het platteland ontvluchtten. Vandaag zien we nieuwe vormen van vervreemding optreden. Het voorstel van de NOS om journalisten en nieuwslezers het woord wit te laten prevaleren op blank, lokte in Vlaanderen nauwelijks reacties uit. Toch zien we de praktijken, ongetwijfeld met de beste bedoelingen, opnieuw opduiken, die Victor Klemperer vaststelde in de taal van het Derde Rijk. Vergeet de laarzen niet, maar de taalverandering was minstens zo indringend. Taal is zelden onschuldig.

Men gruwt en huivert terecht voor de wijze waarop in Duitsland en in de bezette gebieden de Nazi’s huis hebben gehouden, we begrijpen nog altijd niet goed hoe mensen zich konden laten meeslepen in het verhaal van macht die elke gedachte aan een alternatief onmogelijk maakte. De oppositie werd in kampen gestopt, wie geen lid werd van corporatistische organisaties of van de Partei, zoals Johannes Fest mocht ervaren wat uitburgering betekent en dus ook zijn echtgenote en kinderen. Victor Klemperer werd ook gebroodroofd, als taalkundige, wegens zijn joodse afkomst, want ondanks zijn bekering tot de Lutherse kerk kon hij niet ontkennen dat zijn vader een liberaal jodendom pratikeerde als rabbijn in Landsberg en Berlijn. Zelf werd Klemperer taalkundige en vocht hij aan het westfront in 1915 en 16 als vrijwilliger. Vervolgens werkte hij voor de censuur in Kaunas, Lithouwen, waar Erich Ludendorff zijn bestuurscentrum ontwikkeld had. Als hoogleraar aan een technische hogeschool bij Dresden kon hij daarna zijn leven uitbouwen, tot de rassenwetten van Nürnberg hun uitwerking kregen. De uitsluiting uit de samenleving, verbod te werken, verbod bibliotheken te bezoeken, het eigen huis dat geariseerd werd, niets werd hem gespaard, behalve de concentratiekampen. Dat alles moet wel in de kleren kruipen. Victor Klemperer en zijn vrouw overleefden de oorlog, maar als gemengd huwelijk was hun positie maatschappelijk niet aantrekkelijk.

Toen zijn werk over de Franse literatuur in de achttiende eeuw klaar was, moest hij wel iets en hij begon op basis van zijn aantekeningen die hij sinds 1933 begonnen was te maken over het nieuwe regime, een analyse van de taalverandering op poten te zetten, die uitliep op het boek “LTI, Notizbuch eines Philologen”, dat ik veel later las, maar dat me wel sterkte in de overtuiging dat de overheid en zelfs bewegingen geen recht hebben binnen een bestaande taal wijzigingen op te leggen die de werkelijkheid zouden kunnen vertekenen en erger de vrijheid van denken en spreken beperken; die gedanken sind frei, jawel, maar men moet over een taal beschikken en is die eenmaal aangetast, dan kan men nog moeilijk voorgekauwde  waarheden in twijfel te trekken. Nu was en ben ik er mij van bewust dat Victor Klemperer na de oorlog terugkeerde naar Dresden en koos voor een leven in de DDR, waar hij lid werd van de KPD en dus voor een regime met Inoffizieller Mitarbeiter, spionnen die buren, collegae en zelfs familieleden verlinkten aan de Stasi. Hoe kan iemand dat goedkeuren, na wat hij beleefd en beschreven heeft in een indrukwekkend essay? Het houdt me sinds ik kennismaakte met het boek en de man, want je kan toch niet blind zijn voor het regime van Walter Ulbricht, maar de kans bestaat dat na de opstand in 1953 van arbeiders, het regime nog niet zo scherp op alles toekeek. Maar goed, voor Ulbricht gold dat het er wel democratisch uit diende te zien, als zijn SED maar alles onder controle had.

Klemperer liet zien, zoals ook George Orwell begreep dat men van hogerhand de taal van het publieke discours kon manipuleren en zo ook de gedachten. Wie de reportage zag waarin een journalist sprak met Russische studenten die net naar Charles Michel, de Belgische premier op bezoek in Moskou, merkt hoe zij de politiek van Poetin ten aanzien van de Krim en Oekraïne zonder voorbehoud volgen. Zoals wij wellicht gemakzuchtig de inzichten delen die onze media brengen.

Sinds een aantal jaren komen mondige mensen met een migratieachtergrond op tegen de figuur van Zwarte Piet, in de Sint-Niklaascultuur – of zou het een cultus zijn? - in Vlaanderen en Nederland een opvallende figuur, want voorgesteld als het manusje-van-alles van de Sint, wat nog iets anders is dan een knecht. Als de lijfknecht van de Sint nu niet zwart was geweest, wat waren dan de referenties geweest? Sinds de 14de eeuw zochten vorsten in Europa naar narren en ook wel eens kregen ze een Afrikaanse jongen als cadeau van ontdekkingsreizigers. De slavenmarkten in West-Europa kwamen op dreef toen de landbouwexploitatie, suiker, katoen, zilver in de nieuwe territoria op gang kwam. De onwil, ziekte en ongeschiktheid van de oorspronkelijke bevolking van de eilanden en het continent, maar ook het pleidooi van Bartelomeus de las Casas maakten dat de conquistadores hen, de ‘indianen’ dienden te ontzien, want ze hadden, zo was besloten een ziel en waren menselijk. Zwarten konden om allerlei redenen wel ingezet als slaven, al is het land niet duidelijk waarom men daar minder bezwaar tegen inbracht, tenzij, natuurlijk het feit dat de Arabische aanwezigheid in El Andaluz ook al gebruik had gemaakt van slaven die uit Afrika werden aangevoerd. We mogen de uit Afrika aangevoerde mensen die als slaven werden gehouden niet meer zwart noemen, waarvoor wel iets te zeggen valt, maar ooit zal men toch terug moeten zeggen dat hun huid anders is. Hopelijk kan dat zonder daar allerlei connotaties aan te verbinden. Dat blijft moeilijk, ook al kent men zelf mensen van Afrikaanse oorsprong en kan men die waarderen. Hoe dus zal men hen noemen, als de noodzaak zich voordoet. Overigens kan men ook spreken van burgers van de Congolese republiek of Kenia, toch?

Zwarte piet heeft zelf niet zo heel veel met de specifieke slavenhandel en slavenhouderij te maken, maar de link valt te leggen. De soms hardhorig gevoerde discussies over de afschaffing van het instituut Zwarte Piet, liep vast op de vraag wie nu in wezen het recht had te claimen dat hetzij de eigen cultuur in het gedrang kwam of de persoonlijke integriteit. De rolverdeling was duidelijk, maar de twee argumentaties botsten niet, ze lopen langs elkaar. En eerlijk, moet men van die zwarte piet af? Niet alle migranten maken er stennis om, doen er gewoon aan mee en de kinderen vinden het even jolig. Andere voeren een strijd omdat ze menen dat ze mogen eisen dat hun ervaringen van vernedering en slachtofferschap gerespecteerd worden, meer nog dat ze die ervaringen niet meer moeten vrezen. Aan de andere kant stonden dan mensen, staan mensen die niet willen dat er aan ‘onze’ instituten wordt geraakt en breng daar ook maar eens iets tegenin.

Nu wil men dus het woord “blank” bannen en liever spreken over “witte” mensen, maar is dat wel een correcte beschrijving, want hoe wit zijn we dan wel weer, toch zeker niet sneeuwwit. Blank is ook wit, zoals Mia Doornaert terecht opmerkt, want gewoon een woord uit de Romaanse talen, blanc, bianco…terwijl wit uit de Germaanse taalschat komt. Wit zou neutraler zijn, maar staat altijd lijnrecht tegenover zwart. In België waren de goeden tijdens WO II, het verzet, de Witten en de collaborateurs zwart.

Ach, de taal en wat we ermee aanvangen, want we zien dat sinds de jaren zestig mediamensen al eens slordig durven te spreken, al was het maar om zich dichter bij het “gewone” volk te achten. Terwijl Terry van Ginderen, bekend als de televisietante, tante Terry dus, nog heel mooi en sierlijk Nederlands sprak, lijkt het voor Gert Verhulst zelfs geen punt meer om de kindjes met het Antwerps idioom te belasten, al lijkt het eerder bij een tussentaal. Nu goed, ook die omslag is er gekomen omdat intellectuelen plots tot de conclusie kwamen dat beschaafde taal niet tot het culturele kapitaal van de arme mensen behoorde en dus kon men via de cultuurtaal discrimineren, terwijl net op dat moment de toename van het aantal ABN-sprekers in Vlaanderen snel toenam[i]. Ook mensen met een migratieachtergrond spreken sneller het lokale dialect dan het Nederlands en dus wordt de cultuurtaal Nederlands nog sneller verdacht.

De stap evenwel die de NOS zette en die ook anderen willen zetten in de strijd tegen verloedering, racisme en discriminatie gaat evenwel de weg op die Victor Klemperer beschreef in Lingua Tertii imperii. Hier niet de bende van Adolf Hitler, maar welmenende mensen die menen dat we alles moeten doen om vuige uitingen van racisme en discriminatie te vermijden, indien mogelijk te bestraffen. “Negerkoppen” uit de bakkerij? Mag ook niet meer. Iemand vond dat het beledigend was en diende klacht in bij Unia dat discriminatie moet tegengaan. Het spijtige gevolg zal zijn dat mensen die zich blank weten en Vlaming zich nog wat meer gaan ergeren.

Wil men tot integratie komen en goed samen leven bevorderen, dan zal en keuzes moeten maken, waarbij men niet elke uiting van volkse humor die als discriminerend wordt ervaren zal bestraffen, maar tegelijk zal men ook flagrante gevallen waarbij met opzet mensen worden uitgesloten wel duidelijk afwijzen. De eigen cultuur, de Nederlandstalige cultuur in Vlaanderen, de gewoonten hebben ook hun bestaansrecht, want ze wordt gedragen door goed zes miljoen mensen. Men kan hen niet dwingen zomaar die cultuur opzij te zetten en… tja, wat moet het dan wel worden. Bart Somers, burgemeester van Mechelen zegde al een paar keer dat we allemaal nieuwkomers zijn en in het licht van de technologische revolutie klopt dat wel, maar de samenleving bestond voor we de gastarbeiders gingen halen in Anatolië en de Riff. Dat mensen opkomen voor respect tegenover deze bevolkingsgroep kan men niet afdoen als een zaak van Gutmenschen, wel moet men dan niet suggereren dat de blanke, Europese, Vlaamse cultuur op de schop moet en mensen die zich gediscrimineerd voelen tegen nieuwe negatieve ervaringen beschermen is ook een nobel streven, maar daarbij keer op keer de indruk wekken dat de brave burgers van dit land zomaar opzij moeten stappen en hun gewoonten, overtuigingen, aannames moeten opgeven, zonder argumentatie, zonder overleg en debat, gaat wel ver. Het werk van integratie is complex, vergt veel van zij die hier metterwoon medeburgers zijn geworden, maar ook van autochtone burgers, want ook zij hebben hun waardigheid. Die inspanningen worden overigens met een zeker enthousiasme geleverd door burgers, waarbij ze tevens hechten aan wat we onder meer de Waarden en Normen van de Verlichting noemen.

Men moet niet goedkeuren dat mensen omwille van huidskleur in de hoek gezet worden waar de klappen vallen, maar tegelijk kan men niet elke burger in Vlaanderen over dezelfde kam scheren. De taal willen veranderen, zoals met het woord “allochtoon” en het woord “autochtoon” betracht werd, is een verregaande vorm van talige amputatie. Het denken verloopt via het maken en erkennen van onderscheid, van verschil, omdat we er vaak niet overheen kunnen zien. Moet men daarom het andere minder achten, of het eigene?

Ik ben geen fan van Thierry Baudet, maar als hij zieltjes wint, dan omdat hij er op een meer acceptabele manier in slaagde het ongenoegen van Nederlanders wist te kanaliseren, door onder meer het woord “oikofobie” te munten, vrees voor het eigen huis. Weg met ons, zeggen we dan. Klopt het dat die aanpak vooral bij links aanhang heeft, reeds René Cuperus betoogde dat links hiermee andere kwetsbare mensen, arme Nederlanders in de steek liet. Dat betoog leek me beter dan de populist Baudet die zegt dat Nederland en bij uitbreiding Europa – of net niet toegelaten, die uitbreiding – voor grote rampen staat, want alles gaat naar de verdoemenis. Dat klopt domweg niet, maar bezorgdheid is wel gewettigd.

Men moet geen woorden in de ban doen, die een rijk palet aan betekenissen, ook emotionele in zich dragen. Mag men joodse mensen nog als zodanig aanspreken, men zal hen niet voorstellen als in de late negentiende eeuw en tijdens de nazitijd het geval was. Men kan natuurlijk ook Vlamingen voorstellen als bekrompen, gestampte boeren, maar ook dit geeft geen blijk van respect ten aanzien van boeren en van Vlamingen.

Gehate woorden willen uitbannen, zoals dezer dagen nagestreefd wordt, het blijft een nare praktijk, tenzij ze echt kwetsend zijn, tenzij ze uiting geven aan een grenzeloze geborneerdheid, maar woorden op zich kunnen dan wel schadelijk zijn, het discours kan nog veel kwetsender uitpakken, ook als zogenaamd onschuldige woorden in de mond genomen worden. Wie macht heeft, denkt te hebben over de taal, streeft macht na die in een democratie niemand toekomt. De taal is zowel publiek als persoonlijk en geen machthebber kan mensen verbieden de taal, de eigen taal te doordacht en met gevoel voor nuance te hanteren. Men moet ook niet het woord aanduiden dat men niet meer zou mogen gebruiken, bij referendum. Ook dan geeft men toe aan sentimentele verlangens van mensen. Inderdaad moet niemand mensen kwetsen, maar het is gemakkelijk iedereen te betichten van walgelijk taalgebruik. Het Nederlands hoeft niet in het gelid gedrongen, mag speels blijven en bekoorlijk als het even kan.

Bart Haer






[i] Het valt op dat scholen hun inspanningen rond 1975,1980 lieten varen om de kinderen en jongeren vlot en elegant de cultuurtaal onder de knie te krijgen. Gezien de toename van het aantal leerlingen in het ASO hadden die inspanningen dus steeds meer bereik. Of er statistisch onderzoek verricht is, blijkt moeilijk na te gaan. Merk op dat net in die periode Johan Taeldeman vaststelde dat het aantal dialectsprekers snel begon af te nemen. Dat velen een tussentaal comfortabel vonden, mag ons ook niet ontgaan. 

Reacties

Populaire posts