Discussies over Mei '68 vermoeiend?
Reflectie
De zegeningen en kwalen van
Een jeugdige revolte
Mei ’68 of golden sixties
De discussie
over Mei ’68 zal nog niet zo gauw stil vallen, waarbij links zich schurkt tegen
de geest van Mei ’68 en zogenaamd rechts zich zou verzetten tegen die
Zeitgeist. Toch blijkt dat links soms minder tolerant is tegen afwijkende
inzichten dan rechts, burgerlijk rechts. Het klopt, de termen dienen
verduidelijkt, want anders spreekt men in raadsels. Toch zou men vermoeden dat
iedereen weet wat links is en rechts en denkt men ook zichzelf te moeten
situeren in dat spectrum. Burgerlijk rechts? Vermoedelijk gaat het over mensen
die een burgerlijk bestaan hoog achten, maar niet over de hele lijn
conservatief of geborneerd denken. Kunstverzamelaars en kenners van het werk
van Phil Glass of John Adams, van beeldende kunsten en zoveel meer, zij
proberen soms eigen paden te gaan, vaak gaan ze gewoon mee met de stroom.
Het
punt is dat Mei 68 inderdaad maar een facet is van een woelige tijd; Provo was
al vroeger aan de slag en het huwelijk van Beatrix en Claus in Amsterdam had al
voor heel wat heibel aan het Paleis op de Dam gezorgd. Ook D’66 was al
opgericht en dan hebben we het alleen nog maar over Nederland. We zouden het
ook kunnen hebben over de vernieuwing in de film, met “Et Dieu créa la femme”
als een van de eerste films waarin naakt prominent aanwezig was. Of moeten we
het nog hebben over de vergeten schrijver Hubert Lampo, die op zijn eigen
manier ook experimenteerde? Dan hadden we het nog niet over Karlheinz
Stockhausen begon reeds in de jaren 1950 met nieuwe muziekvormen te
experimenteren, zoals Karel Goeyvaerts. In die zin was er na de Wereldoorlog al
heel wat aan het veranderen in Europa, zij het dat dit vaak voorviel in kleine
cenakels, zoals de Nieuwe Muziek. Overigens, ook de historische
muziekuitvoering kwam toen van de grond. Historisch of authentiek? Het blijft
altijd moeilijk de omstandigheden waarin Bach werkte of Händel, te
reconstrueren. Toch gaf de oefening de muziek een nieuwe adem en Barok een
nieuwe aura. Gustav Leonardt begon al in 1955 met die nieuwe, authentieke
uitvoeringspraktijk.
Om
maar te zeggen, wil men Mei ’68 recht doen, dan zal men ook een ruimer
perspectief moeten bekijken. Overigens, als het studentenrevoltes gaat, ook in
Hongarije, Praag en Polen was er meer aan de hand, maar het eerste land waar
verzet publiek werd, was de DDR, in 1953. Alicja Gescinska wijst er met recht
en reden op dat wij die gebeurtenissen nauwelijks kennen en er ook weinig
interesse voor aan de dag leggen. Het eerste kan men goed maken, het tweede kan
men alleen maar ergerniswekkend vinden, of proberen te begrijpen hoe of het
eraan toeging in Polen in 1968. Alicja Gescinska vertelt hoe naderhand
intellectuelen en andere opstandelingen aangepakt werden. Over de Praagse Lente
werden we vroeger bijgepraat, maar een figuur als Vaclav Havel, die in Praag en
Tsjechië wel eens kritiek kreeg te verduren na zijn lange presidentschap werd
in Vlaanderen nauwelijks enige eer bewezen bij zijn overlijden.
De
twee bewegingen waren dan ook verschillend, kan men gemakshalve stellen, maar
toch is er meer aan de hand. Alleen al in de VS waren er meer kwesties aan de
hand dan de opstand van studenten in Berkeley en op andere campussen, er was
ook de civil rights movement en de moord op dr. Martin Luther King, terwijl er
ook een ruimer opgevatte intellectuele revolte ontstond, gevoed door een nieuwe
lichting wetenschappers, zoals de seksuologen Masters en Johnson, die in
verschillende boeken de fysiologie van seksuele opwinding en de psychische
aspecten ervan in een laboratorium onderzochten. Men kan het ook hebben,
uiteraard over het werk van filosofen van de Frankfurter Schule, van de Franse
onderzoekers als Sartre, Bourdieu, Foucault, Derrida en zeker ook Albert Camus,
die net te vroeg stierf, in 1960 maar niettemin, ondanks de breuk met Jean-Paul
Sartre en de communistische partij, bij nader toezien een aantal fundamentele
inzichten aandroeg, over het wezen van de opstandige mens, over het omgaan met
routines in het leven ook. Men zal al heel wat gestudeerd moet hebben om zomaar
met die oeuvres en het denken dat erin aan de orde komt, om te gaan want men
kan het zo aanvoelen dat sommige gedachten een eigen leven zijn gaan leiden,
los van het denken van de filosofen. Onvermijdelijk? Wellicht wel, maar toch,
het kan geen kwaad af en toe naar de bronnen, de teksten zelf terug te keren. In
die periode, na WO II kwam het filosofische debat op een mondiale schaal tot
stand, waarbij continentale en Angelsaksische tradities en obsessies met elkaar
in botsing kwamen en elkaar gingen inspireren.
Nu
veegt Alicia Gescinska Sartre wel de mantel uit, omdat hij na zijn reis in 1950
in de Sovjet-Unie het land en het regime de hemel in prees als het land van de
vrijheid, waar de intellectuelen vrij waren, behalve dan de dissidenten, die
het in Goelag-archipel mochten uitzweten. Toen Andreas Bader en andere leden in
Stammheim een bijzonder gevangenisregime genoten, ging de Franse filosoof hen
bezoeken en bevestigde hij naderhand in de pers hun deplorabele
gevangenisomstandigheden, terwijl ze op een aparte blok zaten en Baader een
dubbele cel had, een met zithoek en platenspeler, een om te slapen. Ze eisten
een bijzonder statuut maar zaten al in relatieve luxe in de cel. Sartre deed de
waarheid eens te meer geweld aan.
Is Sartre
nog wel te begrijpen voor onze tijd? Men kan inderdaad aan bepaalde concepten en gedachten
nog wel inspiratie opdoen, toch kan men zich ook vragen stellen over een
centraal begrip, namelijk vrijheid. Bij Sartre is dat geen positief begrip,
maar dwingende noodzaak. De vrijheid bij Sartre spoort niet met die van bijvoorbeeld
Isaiah Berlin of Hannah Arendt, waar het creatieve beginsel groter gewicht
heeft en de menselijke conditie rijker ingevuld wordt. Men kan zich afvragen of
Sartre nog wel het begrip vrijheid, liberté in gedachten heeft, dan wel de
aanname onderschrijft dat we gedetermineerd zijn, niet vrij kunnen handelen?
Dezer
dagen geloven we grif dat het Nazisme, fascisme en franquisme de grote
boosdoeners zijn, net als de communistenjacht van McCarthy enige jaren later.
Gescinska laat optekenen dat zij meer met het kwaad van links te maken had dan
met dat van rechts. En wij, die hier opgroeiden in de jaren van de
studentenrevolte en later? We hadden er niet zo een last van, al was aan de
universiteit de druk om links op te gaan groot. Nu goed, groepsdruk is er
altijd en jonge alumni konden bij de SP-a een mooie loopbaan opzetten. Wie koos
voor de eerder burgerlijk liberale weg, werd een meeloper genoemd en toch, er
was wel enige moed voor nodig om niet te gaan betogen tegen de plaatsing van
raketten in het kader van het NAVO-dubbelbesluit. Ook nu merkt men dat er in
het publieke debat weinig gezegd wordt over de noodzaak van een defensiebeleid
die naam waardig, wel over de ongehoorde kostprijs van de luchtvloot. Net zo
min als de Vlaamse Beweging pacifistisch was – wel gekant tegen oorlogen die
hen, de Vlaamse beweging niet aangingen – zo kan men bij de linkse aanstuurders
van de Vredesbeweging ook wel eens enige sympathie bespeuren voor gewapende
bewegingen.
Als ik
dan toch over links spreek, dan omdat men bijna dagelijks verneemt hoe zij zich
voelen, zij die zich progressief of links noemen. Gelijkheid nastreven, zou de
crux vormen, maar net burgerlijke samenlevingen, zoals het Brugge in de
veertiende eeuw of andere steden, of de VS na de oprichting kenden, zoals
Alexis de Tocqueville noteerde in 1830, kenden een hoge mate van gelijkheid
binnen de elite. De kloof met het “grauw” kon groot zijn, toch merkt men in zo
een samenlevingen vaak dat ook de armen een beter lot hebben dan zij die in
aristocratische samenlevingen leefden. Jawel, een burgerlijke samenleving kan
ook zomaar uitlopen op een aristocratisch zelfbesef. Links kan wel tegen de
zittende elite zijn, in onze hedendaagse context klinkt dat wel raar, want ze
maken deel uit van de bestuurlijke, intellectuele en culturele elites en daar
is niets mis, wel met het feit dat ze ontkennen tot de burgerlijke kringen te
behoren. In het Amsterdam van Jan Six, zoals Geert Mak schrijft, de Jan Six die
de gouden eeuw beleefde, was zoon en kleinzoon van inwijkelingen uit het
zuiden, die zich een plaats onder de regenten wist te verwerven net als
anderen, wier vader nog smid was of een ander “eenvoudig” ambacht beoefende.
Wat
opvalt in het debat over Mei ’68 en mij intrigeert is het opvallend schrale
beeld dat men ervan ophangt. De filosofie van Michel Foucault vatte aan met
onderzoek naar de genealogie van autoriteit en de macht over woorden, maar in
zijn laatste lezingen in het Collège de France merkt men dat hij precies de
kracht van het waarheid spreken te berde brengt, net als het concept zelfzorg.
Het gaat over Parrhesia, waarheid spreken en moed hebben die waarheid uit te
dragen, vooral als het iets kan kosten, het eigen hoofd vooral. Tussen
Surveiller et punir en Parrhesia liggen vele jaren onderzoek en een wild leven
in dark rooms in San Francisco. Maar zo te zien heeft dat zijn denken eerder
geinspireerd dan gefnuikt. Overigens, waarom schrijft men nauwelijks over zijn
onderzoek naar de geschiedenis van de seksualiteit? Van een open denken en
nauwkeurig afwegen gesproken[i].
Want
finaal komt men uit bij het idee dat in de jaren ’60 het seksuele leven van
vrouwen en mannen veranderde, waarbij de vruchtbaarheid onder controle kwam van
de vrouwen via de pil en andere middelen, wat sommige pilaarbijters deed vrezen
voor ongebreidelde promiscuïteit en enkele slimmeriken de kans gaf in communes
of anderszins nog wat meer aan hun trekken te komen. Misschien ging het wel
eens fout, werd het leven in zo een commune voor deelnemers onmogelijk, bij
gebrek aan zelfregulering en discipline. Nu groeiden we op in een sfeer waarin
discipline als iets verdachts werd afgeserveerd, maar tegelijk, wie er de
kantjes afliep, werd altijd nog ter verantwoording geroepen. Het gezag, thuis,
op school en elders werd echter toegeeflijker en wilde zich wel al eens
verantwoorden. Het was inderdaad een kwestie van “het is verboden te verbieden”,
maar tegelijk liet men, zoals in de genealogie van de antipedagogie is gebleken
ook zo kansen schieten om kinderen en jongeren zichzelf te ontplooien. Het
onderwijsverhaal, met het VSO als icoon, triest voor sommige proefkonijnen,
liet en laat zien dat men wat pedagogie betreft helemaal de trappers kwijt was.
Het doel van leraren die mijn vader opgeleid hebben was niet het stampen of
blokken om het blokken, maar om jongeren de kans te geven voldoende parate
kennis bij de hand te hebben, als het erom zou spannen. Aan de universiteit was
het afleggen van examens wel heel strak georganiseerd.
Goed
dat men een en ander opnieuw onder ogen zag, terwijl men toch af en toe merkte
dat men zich verloor in details en vormen van inspraak ingang deed vinden die
autodestructief werkte. Ik moet vaststellen dat er al die vijftig jaar lang
geen behoorlijke kritische analyse is gekomen over de zegeningen en vloek van
die periode, waarin veel op losse schroeven kwam te staan. Misschien verbrandden die vrouwen in A’dam
hun bh’s niet echt, of alleen afdankertjes, ze durfden wel hun lichaam lief te
hebben en zich zelfbewust te presenteren. Op de stranden en in het zwembad was
er meer vlees te zien, maar dat zorgde niet zo gauw voor onheil, een enkel
incident niet te na gesproken. Dezer dagen klaagt men over nieuwe preutsheid,
maar het heeft te maken met het gevoel bij dames dat men genadeloos zal be- en
vooral veroordelen om de werkelijkheid van hun lichaam, terwijl wij mannen er
lustig van snoepen, van zo een meisjes.
Zoals
men geen redenen zag om het socialisme opnieuw te ijken na de val van de Muur,
zo vond men het ook niet nodig de vele bewegingen van Links en Rechts in de
periode na 1980 opnieuw te bekijken en de evolutie van de persoonlijke vrijheid
te bekijken. Vandaag zijn zowel de Staat als bedrijven (Google, Apple, Amazon,
Facebook … ) en andere bij machte onze bewegingen en gedragingen te volgen,
zodat we opnieuw een zekere vrijheid zullen moeten bevechten, wellicht door te
leren ons niet zo heel veel aan te trekken van dwaze commentaren. Nu goed, die
komen overal wel bovendrijven, waarbij machtsstreven zelden afwezig is.
Toch
zal men de verworvenheden van die periode, zoals de doorgedreven
democratisering van het onderwijs niet zomaar negeren, want het droeg bij aan
de toename van de welvaart en het welbevinden van mensen. Men zal ook opmerken
dat mensen niet meer opgesloten bleken in hun leefomgeving, maar velen leerden
de genoegens van het betaald verlof kennen en trokken naar allerlei stranden in
binnen- en buitenland of gingen hun cultuur bijspijkeren in Rome en andere
steden. De algemene toename van de welvaart en de toegang tot allerlei vormen
van ontspanning, inclusief restaurants in de jaren ’60 mag men niet over het
hoofd zien. Het leven werd niet alleen kwantitatief beter, meer, ook
inhoudelijk werd er meer mogelijk voor “gewone” mensen, wat ook tot uiting
komt, zeker dezer dagen, in de toegenomen mobiliteit, waarover we dan weer
steen en been klagen. Als historicus vraag ik me of we nog bij machte zijn het
leven van de volwassenen in die jaren goed te overzien, waarbij genoegens
allerlei ook maar mogelijk werden omdat men minder tijd aan de dagelijkse
routines in het huishouden diende in te laten, vooral de vrouwen dus. De
keukenhulpen, van koelkast tot diepvriezer, van electrische fornuizen en ovens,
maakten veel mogelijk, terwijl de vaatwasser een vervelend karwei uit de wereld
hielp, net als de wasmachine en de droogkast. Betere detergenten en andere
spullen maakten het leven properder en aangenamer. Uiteraard kwam er dan nog de
tv bij en de transistorradio, zodat we overal en altijd muziek konden horen.
Hoeft
het te verbazen dat de geesten gingen dwalen, zich in verbeelding verloren en
dat men al eens op zoek ging naar roesmiddelen? Het was al in de negentiende
eeuw goed gebruik voor dichters, bohemiens en ander volk om zich al eens in
drugs, zoals Laudanum, te verliezen. Ook de vrije liefde was in die periode
best wel mogelijk, maar pas met de Bloomsburry group rond Virginia Woolf en
anderen, kreeg dat een gezicht. Klaus en Erika Mann leefden als prinsen, Klaus
joeg op jonge mannen en werd verslaafd aan drugs, Erika Mann had een cabaret en
beleefde relatief openlijk de vrouwenliefde. Het is dus niet zo dat wat zich
rond 1960 begint af te tekenen nieuw zou wezen. Had Aldous Huxley in 1932 niet
Brave New World geschreven, waarin hij ons uitlegt dat er een drug bestaat die
onze geest vakantie geeft en een vorm van hologrammen aanreikt waarmee we ook
andere zintuigen dan oren en ogen de kost kunnen geven.
De
jaren van wederopbouw, na 1945 worden vaak als donker en uitzichtloos beschreven,
waarna dan plots een nieuwe lente van geluk en welvaart zich aandient. Niet
iedereen vond de jaren vijftig zo grauw en erg, want men ging uit, danste,
leerde jazz beter kennen en ook via de radio, later de televisie kreeg men
zicht op nieuwe mogelijkheden, films, nieuws, duiding… De wereld werd een dorp
en sommige mensen gingen ook op reis, ontdekkingsreizigers uit een (ver)
verleden achterna.
De
creatieve zenuw was al sinds de negentiende eeuw gespannen en telkens weer
kwamen nieuwe groepen op het forum, zoals Dada na 1917 en Cobra in Parijs, kort
na 1945. Anderzijds waren er Einzelgänger zoals Frans Masereel, die werkelijk
zwarte sneeuw had gezien, uit Parijs was gevlucht omdat hij dienstweigeraar
werd en in Zwitserland Romain Roland en Stefan Zweig had ontmoet. Men zou
kunnen zeggen dat het precies in de jaren zestig niet echt meer lukt om
artistiek creatief uit de hoek te komen, omdat alle modernismen al afgeserveerd
waren geworden. Er ontstond een gevoel van vermoeidheid omtrent wat men nog
bedenken kon. Anderzijds vond men nieuwe vormen, zoals de performance, het
evenement, de bedoeld klungelige instant kunst, die ook weer vanzelf verging.
Filosofen
leverden bouwstenen aan, vonden dat de belofte van de democratische samenleving
niet bracht wat ervan verwacht werd, de ideale wereld wilde maar niet tot stand
komen. De verbeelding die men aan de macht wilde zien komen, was niet die
waarin u en ik onze verbeelding zouden laten vloeien, wel een die beantwoordde
aan de dromers van een ideale wereld, doorgaans geïnspireerd door Karl Marx,
Lenin en Mao. Wie er geen boodschap aan had, wie, zoals Gide het had laten
zien, begreep dat de Sovjet-Unie verre van een ideale wereld bracht, kreeg vaak
een academisch ostracisme aan de broek. Wie kijkt, naderhand, hoe in de jaren ’80
figuren als Karel Dillen, Jean-Marie Le Pen of andere rechtse figuren
opeens hun plaats opeisten, moet
vaststellen dat gedurende 10,15 jaar, al vanaf 1960 bijna uit de media gehouden
werden. Al helemaal vonden literatoren en opiniemakers het ongehoord zich over
de erfgenamen van de nazi’s te bekommeren, zodat bijvoorbeeld Zwarte Zondag, 24
november 1991 als een donderslag bij heldere hemel kwam.
Bovendien
kwam men maar niet tot een eerlijke evaluatie van dat hooggestemde gauchisme
een goede, behoorlijke analyse te maken. De eerste die m.i. zover kwam was
Peter Sloterdijk, die met “Kritiek van de Cynische Rede” een genealogie van de
Kritische Theorie maakte en aantoonde dat het niet volstaat het goede te willen
om ook tot goede resultaten te komen. De mens veranderen? De wereld verbeteren?
Het klonk nog in de heilige hallen van de Blandijn, toen ik er studeerde, maar
ergens viel het op dat men toch geen eensgezindheid kon bereiken over wat de
ideale wereld dan wel zou behelzen. In die zin duurde het allemaal langer dan
die ene meimaand.
We
zien het allemaal wel, maar in plaats
van positie in te nemen voor of tegen het gedachtegoed dat we Mei ’68 toedichten,
zou men al kunnen beginnen met proberen te overzien wat er gaande was. In die
zin vormt de roman “De ontdekking van de Hemel” een mooie toegang tot wat men
de Zeitgeist zou kunnen noemen, waarbij Harry Mulisch er meer dan behoorlijk in
slaagt de verschillende “grondstromen” in de Nederlandse samenleving en het
falen van Joop Den Uyl, van de sociaaldemocratie uit te spellen. In die zin
schreef hij met dit magnum opus ook een soort tapisserie van de tijd, waarover
men vandaag graag van mening verschilt. Sommigen vinden het een proeve van charlatanerie,
terwijl de auteur net verschillende verhalen die speelden met elkaar wist te
verbinden.
Leuven
Vlaams tot slot, het scharniermoment in de evolutie naar emancipatie – pocco ma
non tropo – en Walen Buiten, waar de Vlaamse studenten en ook professoren naar
streefden, lag in het verlengde van meerdere evoluties: de stad Leuven was te
klein om en een volwaardige Nederlandstalige universitaire en een Franstalige
universitaire gemeenschap te herbergen. De ontwikkeling van Louvain-la-Neuve
was overigens voor beide universiteiten een weldaad, ondanks de kritiek op de
verdeling van de bibliotheken. De houding van Paul Goossens, die “Walen Buiten!’
genocidair noemde, slaat nergens op. De evolutie van de mondialisering en
globalisering van de economie heeft mensen de nood laten voelen aan vormen van
identiteit, die inderdaad wel eens excessief kunnen blijken, maar doorgaans
vooral een bescheiden houvast biedt aan mensen die hun leefwereld versneld zien
veranderen en waar ze grip op lijken te verliezen. De morele afwijzing van elke
vorm van discriminatie, van binnensmonds beleden racisme, geeft aan, dat de
eisen die men elkaar stelt weinig ruimte laat voor een zekere lankmoedigheid.
Al bij al is lankmoedigheid vaak een vorm van lafheid, in de ogen van doeners
en opinieboeren.
Mei ’68
wilde afrekenen met de brute patriarchale verhoudingen, vandaag zien we dat
machtsverhoudingen minder helder werden, maar de eisen die moreel superieure
mensen anderen stellen, worden zelden met lankmoedigheid aangepraat. Aan de ene
kant heb je Gutmenschen, een term die voor de een eretitel heten moet en voor
de anderen een hard verwijt, een strijdhamer is. Toch zijn er andere
benaderingen mogelijk, zoals Alicja Gescinska toonde in een redevoering “Allmensch”,
waarbij de mens ergens goed in kan zijn, door zich te vervolmaken, zonder dat
men daarom onmiddellijk naar morele eisen moeten verwijzen. Het verschil tussen
Gutmensch en Allmensch ligt wellicht in het begrip “Timshel”, waarmee John
Steinbeck uitpakte: men kan iets bereiken, reden waarom men het doet, waarbij
een zekere ethische bewogenheid uiteraard aan dat handelen ten grondslag ligt,
maar het is niet iets dat heteronoom is.
Al bij
al kunnen we dus maar best de zegeningen van Mei ’68 tellen en koesteren en
verder bouwen aan een goede, leefbare samenleving, waar we elkaar niet om de
haverklap langs de morele meetlat leggen, maar proberen wel dat zeer moeilijke
aan de dag te leggen, respect. Het is een moeilijk iets, omdat wat ik
respectvol acht, voor de andere net respectloos kan lijken. Richard Sennett,
zelf een tijdgenoot van de Summer of love, als jongvolwassene, heeft hierover
interessante inzichten neergeschreven. Maar ja, het was niet dwingend genoeg.
Dat is wat me vandaag opvalt, dat het altijd een doel moet dienen, ook de zorg
voor mensen met (grote) zorgvragen. De antipsychiatrie keerde terug alsook de
gedachte dat men mensen met een pilletje kan genezen, tot men met
psychiatrische aandoeningen in aanraking komt. Finaal blijft de vraag van onze
voorgangers hangen: hoe kunnen we het leven naar behoren leven? Of was dat niet
de vraag van de Provo’s, de kabouters en bloemenmeisjes?
Een
uitgebreide reflectie, maar het tijdvenster dat we hanteren, ook de thema’s die
we als wezenlijk voorstellen, dat alles behelst meer dan enkele slogans of
figuren, van Daniël Cohn Bendit over Rudy Dutschke tot bij ons mensen als Leo
Apostel en Jaap Kruithof, eventueel ook Armand, Vuile Mong en zijn vieze
Gasten. Sommige thema’s leefden in beperkte kring, andere vonden wijd en zijd
aanhang. Modellen van inspraak werden getest, indoctrinatie kreeg een nieuwe
lading en toch, meer mensen dan ooit kregen toegang tot domeinen van kennis die
voordien vaak enkel in beperkte kring circuleerden. Als men het gebeuren van de
laten jaren ’60 en vroege jaren ’70 wil vatten, dan zal men de voorlopers en
het nachleben moeten bekijken. Wat we omarmd hebben is niet min, maar ook werd
onderweg een en ander terzijde geschoven zonder veel nadenken. Verheerlijking
noch verguizing brengen soelaas.
Bart
Haers
[i] Het
werk heb ik nog niet helemaal gelezen, omdat niet alle delen beschikbaar waren.
Opvallend is wel dat men er geen aandacht aan besteden wil. Het was dan toch
een onderzoek dat nauw spoort met de gebeurtenissen in de “summer of love” en “Mei
‘68”.
Reacties
Een reactie posten