alles onthullende transparantie? opake complexiteit
Reflectie
Filosoferen over het weten
Hoe ziet de pornograaf het?
In het
kader van de Maand van de filosofie gaf het verband van onafhankelijke
boekhandelaren aan de filosoof Ignaas Devisch een schrijfopdracht, een stuk
over wat we bedoelen met de waarheid die we via wetenschappelijk onderzoek
kunnen bereiken. De Naakte feiten? Ignaas Devisch sprak er gisteren in Brugge
over en kon een uitgebreid publiek boeien. Toch stond daar geen man met een onweerlegbare
autoriteit te spreken, wel iemand die een belangrijke kwestie aan de orde
stelde. Onder meer over transparantie zal het moeten gaan, hoorden we.
De
gedachte dat we ons kunnen verlaten op wetenschappelijk onderzoek, of beter, op
de resultaten ervan is diep ingesleten waarbij de vraag naar de betekenis van
het onderzoek niet altijd goed afgewogen wordt. Of beter, hier gaat het om de
vertaalslag van wetenschappelijk onderzoek naar een breder publiek, waarvan men
met enige omzichtigheid toch kan aannemen dat er een breed publiek met een
zekere wetenschappelijke basiskennis gevormd is de afgelopen veertig jaar. Iets
anders is het of journalisten zich wel bewust zijn van hun verantwoordelijkheid
nieuwe wetenschappelijke inzichten behoorlijk over te brengen. Nu kan zelfs de
meest bevlogen wetenschapsjournalist maar moeilijk alles volgen in verband met
gezondheidswetenschappen, deeltjesfysica en geologie. Evenmin kan men van een
journalist verwachten dat ze in een moeite door sociale wetenschappen,
cultuurpsychologie en economie onder de knie heeft – en van hem ook niet. Toch
krijgt men wel eens de indruk dat kranten en andere media te weinig investeren
in vakmensen die hun discipline aan het publiek kond willen doen, zoals
eertijds Chriet Titulaer dat deed. Die man kon nog oprecht verwonderd zijn over
wat men op wetenschappelijk vlak allemaal uit wist te vogelen.
We
verwachten van wetenschappelijk onderzoek dezer dagen dat ze alles blootleggen en alle sluiers zal
wegtrekken: geen geheimen meer, alles zal open en bloot op tafel leggen. Ignaas
Devisch verbond daaraan de vaststelling dat de filosofie op zoek gaat naar
waarheid, uit liefde voor de waarheid. Maar zijn wijsheid en waarheid, sofia te
vertalen als wijsheid, wel hetzelfde? De filosoof bracht het aan en meende dat
de waarheid altijd nog gevonden moet worden, waarbij de wetenschappelijke
methode ter sprake kwam. Echter, laat ons eerst naar het denkproces zelf
kijken, of beter de blik van de filosoof volgen. “Je pense comme une fille
enlève sa jupe”. Denken is onbeschroomd bloot geven, zoals een meisje haar jurk
optilt of uittrekt. Het citaat van Georges Bataille (1897-1965) fascineert de
spreker al langer en daar kan men wel in meegaan, want wat denken is, blijft
altijd nog iets complex, nadenken over fundamentele aangelegenheden en
fenomenen is van een andere orde en wellicht nog moeilijker te vatten dan het
maken van optelsommen.
Nu als
denken te maken heeft met onbeschroomd blootleggen van de dingen, dan komt men
uit bij het Griekse dictum “Gnauti seauton”, ken uzelf, waarbij bedacht kan
worden dat we ons maar zelden echt bloot durven te geven, zelfs niet voor de
spiegel en alleen met onszelf. Ook Nietzsche meende, volgens de spreker dat ons
denken te maken heeft met het wegnemen van alles wat kennis tegenhouden zou, de
sluiers van onwetendheid dienen verscheurd, maar leren we daar iets meer mee?
Overigens, Maya, de sluier dient weggenomen, dacht Arthur Schopenhauer al, die
ook meende dat men op de een of andere manier aan normen niets gelegen mogen
laten liggen, als we de waarheid willen kennen. Friedrich Nietzsche zelf begreep
dat waarheid noch geluk echt bereikbaar zouden zijn voor ons brein, voor onze
menselijke geest.
Als we
al niet geheel kenbaar zijn voor onszelf, omdat er een en ander altijd
verborgen blijft, tot het zich aandient, hoe kunnen we dan transparant zijn
voor anderen. De filosoof besteedde er aandacht aan, verwijzend naar sociale
media. Maar hoewel we graag de indruk wekken daar authentiek te verschijnen,
het is zoals in de pornografie een kwestie van ensceneren.
Kan de
filosoof onbeschaamd zijn, zoals Diogenes van Synope, de filosoof die met zijn
roede speelde op de markt, die Alexander de Grote vroeg uit zijn zon te
stappen, gaf blijk van astrante schaamteloosheid, of hij daarmee toenemend
inzicht bevorderde, blijft nog maar de vraag. Spinoza bijvoorbeeld zal in het
Latijn schrijven om ongeletterde mensen niet op verkeerde gedachten te brengen,
maar hij droeg wel bij aan het inzicht over de relatie tussen mens en wereld,
tussen god en wereld, over de aard der dingen. Het verschil met een filosoof als
Michel Foucault, die op zoek gaat naar de genealogie der dingen, die zich buigt
over de moed tot waarheid spreken, ligt er vooral in dat Spinoza nog nieuwigheden
ontdekte met zijn microscoop, terwijl Michel Foucault er zich van bewust werd
dat de instituties die ons leven regisseren niet altijd zijn wat ze lijken. De
argwaan tegen de macht en de macht van instituties hebben hem in zijn vroegere
jaren ’60 over psychiatrie, het gevangeniswezen en de taal doen buigen. Later
schreef hij een uitgebreide studie over de geschiedenis van de seksualiteit,
waarin hij de waarheid van het seksuele belicht, zowel de praxis, als de
bekentenis, waar we dus alweer bij die cruciale vraag uitkomen, hoe schaamteloos
we naar kennis talen, naar het ontbloten.
De
wetenschapper, aldus Ignaas Devisch heeft zich de gewoonte aangemeten over heel
weinig – zo lijkt het vaak – heel veel te weten, maar, klinkt het, zelden komt
die onderzoeker ertoe dat wat hij/zij weet in een ruimer kader te plaatsen. Hier
worstelen we nog, denk ik dan, met het Carstesiaanse discours over de methode,
waarbij een groot probleem in behapbare stukjes opgebroken wordt, maar vaak
ontbreekt dan de energie het onderzochte stukje opnieuw in het geheel te plaatsen,
de interacties met andere stukjes te overzien.
Laten
we wel wezen, Devisch heeft het hier over de fysica, chemie en (micro-)biologie.
In andere domeinen, zoals de economie, de sociologie en psychologie speelt dat
probleem ook, maar men moet al sneller terugschakelen naar grotere gehelen om
de bevindingen betekenis te geven. Toch blijkt ook in die domeinen de tendens
en zelfs de verplichting tot reductionisme de wetenschappelijke praktijk te
beheersen en dan, zo blijkt komt de pornografie om de hoek kijken, want net
daar werd het optillen van de rokken een begin van het doordringen tot op de
huid, tot de erogene zones tot een publieke aangelegenheid, tegen goddelijke
wetten en koninklijke censuur in. Nu de fotografie zoveel mogelijkheden biedt,
kan de pornograaf niets onbelicht laten en ook het maken van films laat toe
alles te tonen. Mensen gaan zich zelfs spiegelen aan wat in de pornografische
film wordt getoond als het nec plus ultra, maar tegelijk wil men, zo blijkt
toch ook het gewone nog zien, bedenkt de voyeur van alles om meisjes en vrouwen,
of jongens in een ongedwongen omgeven te bekijken, zonder betrapt te worden.
Waar de pornografie werkt met exhibitionistische bereidheid, zoekt de voyeur
naast die ensceneringen de niets vermoedende meisjes in hun kleedhokje in het
sportcentrum. Misschien kan een goede vriend(in) die dienst ook wel verlenen,
maar ook daar komt enscenering aan de orde. Nausikäa zien baden, zonder dat ze
het weet, dat was vroeger een levensgevaarlijke activiteit, vandaag krijgt men
er ook nog last mee, gelukkig. Odysseus wist haar te vermurwen met zijn
verhaal, de korte versie, de allereerste rede pro domo sua.
Het is
een boeiend inzicht, die ook voor de wetenschapper van belang is, want de
wetenschapper die alleen onderzoek doet naar fenomenen in een laboratoriumsituatie,
zonder na te gaan hoe die fenomenen zich in het open veld voordoen, zal
wellicht messcherpe inzichten kunnen aandragen, maar loopt het risico er de zin
en betekenis van te missen. Het deed me denken aan de figuur van Faust, die
vermoeid was geraakt van zijn onderzoeken in zijn studeerkamer en dankzij Mefisto
in het vrije leven de werkelijkheid kon ontdekken. Onder meer de Walpurgisnacht
en de ontmoeting met Helena (van Troje) maar ook de rol van Faust als schatbewaarder
van de keizer, die papiergeld in omloop brengt, laat zien hoezeer Goethe zich
bewust was, zelf zeer gedreven naar meer wetenschappelijke kennis, van de beperkingen
van het onderzoek. Het geheel overzien wordt moeilijk als men zich met details
in heeft gelaten.
Bovendien
kan men er zich als wetenschapper niet aantrokken zelf ook bekeken te worden,
zelf deel te zijn van het gebeuren dat men wil observeren. In sociale
wetenschappen blijkt dat evenzeer een probleem, maar toch wekt men graag de
indruk dat men buiten het gebeuren staat, bijvoorbeeld bij onderzoek naar de
seksuele gewoonten van studenten tijdens hun eerste jaar. De antwoorden zijn
deels sociaal gewenst, deels een optuigen van het eigen zelfbeeld.
Meten
is weten? Het is een uitspraak die ook in kringen van sociologen en psychologen
vaak gehanteerd wordt, maar vaak blijkt men niet altijd de juiste parameters te
hebben onderzocht. Neurologen slagen er behoorlijk goed in activiteit-gebieden
in het brein aan te duiden, toch blijft ons handelen in meerdere opzichten onvoorstelbaar,
al merken we met de regelmaat van een klok dat de brede media ons nieuwe
doorbraken melden. Het brein wordt druk onderzocht, uw en mijn brein kan men
niet zomaar onderzoeken, zonder ons in een weinig natuurlijke omstandigheid te
brengen, in een scanner. Het is Devisch, die zich met medische ethiek inlaat
niet te doen om de beoefening van wetenschappelijk onderzoek in een ongunstig
licht te zetten, maar wel de beperkingen van bepaalde methodes tegen het licht
te houden. Hij houdt ons en vooral hen voor dat wetenschappelijk onderzoek
zonder de erkenning van de complexiteit der dingen wel heel diep kan doordringen
in bepaalde fenomenen, het overzicht gaat verloren en ook de relevantie van
onderzoeken.
Zou
een lichaam waar alle schaamhaar weggeschoren is, ook bij mannen echt zoveel mooier
zijn of meer bloot geven? Doorheen de geschiedenis is de schaamhaarmode – bij de
elites – wel degelijk van belang geweest, zoals ook Louis Paul Boon al wist,
maar beschrijvingen bij auteurs in de achttiend eeuw laten zien, kon men er ook
wel weg mee. De hyppies veertig jaar geleden en vooral feministen vonden te
veel zorg besteden aan het schaamhaar bourgeois en verwerpelijk want een
knieval voor het mannelijke verlangen.
Feiten
zijn zelden naakt, want hoe moet men het Higgsdeeltje begrijpen lukt niet in
een opstel van vijf bladzijden, denk ik, want dan moet men het standaardmodel
van de materie gaan uitleggen en evenzeer aandacht besteden aan de relaties tussen
de bosonen in de opbouw van de materie. Komt men min of meer tot inzicht in
deze kwestie dat het een lange weg was om van de idee van het atoom, toch al
gesuggereerd in het oude Griekenland tot de waarneming ervan om uit te komen
bij het Standaardmodel, dan wordt het wonderbaarlijke en complexe ervan wel
duidelijk, hoe elegant men het ook beschrijven kan. Het griezelt me vaak als
mensen mij proberen uit te leggen dat de natuur, c.q. de elementaire deeltjes
een duidelijke en simpele zaak zijn. In de loop van de jaren heb ik gemerkt dat
je vaak niet meer op de brede basisvorming kan terugvallen, omdat de
wetenschappelijke bevindingen steeds weer nieuwe inzichten brengen, waar men
niet zomaar een weg in vindt. Dat is niet erg en zelfs behoorlijk evident, wel
het feit dat men een intussen verouderd model van de materie blijft hanteren en
doen alsof dat evident is, want dat is het niet. Pogingen om
zwaartekrachtgolven te ontdekken blijken de aanwezigheid van bijzondere instrumenten
te veronderstellen, waarvan de werking zo fijn geregeld moet zijn dat je als
leek gewoon onder de indruk komt. Als je dan de fysica erachter probeert te
snappen ben je wel zeer goed ingevoerd.
Nu merkt
men dat we graag de idee hebben dat de Aufklärung, les Lumières – niet die van
de film – of de Schotse Verlichting een heel helder en eenvoudig verhaal zou
zijn, vooral wat de uitkomst aangaat. De waarden die we van de Verlichting
meekregen, gaan over het onderkennen van de autonomie van personen binnen een context,
de omgeving waarin men opgroeit en leeft. De gelijkheid van mannen en vrouwen toeschrijven
aan de Verlichting komt mij nogal bot voor, want tijdens de achttiende eeuw was
dat idee niet bij iedereen een belangrijk thema, behalve misschien voor
Voltaire die met zijn goede vriend Emilie de Châtelet een bijzondere relatie
had. Maar de gelijkheid bevechten vergde vanwege vrouwen nog meer dan een eeuw harde
strijd, omdat dit een onvoorstelbare cultuuromslag impliceerde, waar niet
iedereen graag in meeging. Je hebt vrouwen, zoals Belle van Zuilen, madame de Charrières,
die zich niet tot ondergeschiktheid geschikt achtte en dan was er nog Olympe de
Gouges, die tijdens de revolutie de Vrouwenrevolutie aanzette, maar haar hoofd
onder de guillotine verloor.
De
Verlichting, in alle varianten, deed zich voor in een tijd met behoorlijk wat
veranderingen en ook wel tegen een achtergrond van een elite die het status quo
trachtte te verzekeren. Andere leden van die elite gingen dan wel weer volop
mee met de nieuwe ideeën, zoals Denis Diderot en d’Holbach, Voltaire en
Rousseau die presenteerden, al waren de heren het lang niet altijd met elkaar eens,
al voerden ze elk afzonderlijk discussies met oudere denkers, zoals Leibniz.
Men kan proberen de (harde) kern van de Verlichting te vatten, als men de
context niet goed onder ogen ziet, de rol van een pauselijke bul, Unigenitus en
het gesteggel in de parlementen van Parijs en Toulouse, niet vat, dan blijft
het spreken over de Verlichting praat voor de vaak. Hoe complex die achttiende
eeuw wel niet was, met reminiscenties aan bijvoorbeeld alchemie of hermetische
tradities, ontgaat ons te enen male de vaststelling dat de drijfveren van
mensen als Diderot en Voltaire, Herder en David Hume, die dan weer Immanuel
Kant zou hebben geïnspireerd, zowel voortkwamen uit een intellectuele discussie
als uit waarnemingen in het volle leven. En wat met vorsten als precies Louis
XV, Frederik II de Grote en Maria-Theresia, die op de een of andere manier net
oude normen terzijde schoven en hun landen wilden moderniseren?
Hoe
groot mijn interesse voor de ideeëngeschiedenis ook is, we zullen zelf voor
deze tijd moeten denken en dan biedt het discours van Ignaas Devisch wel
degelijk een aantal ankerpunten, die altijd nog getoetst kunnen en moeten
worden, om aan het reductionisme en de handel in simplismen die de media
blijken te zijn (geworden) te ontkomen, voor zover men dat ook echt wil. Het
failliet van de pornografie bereikt men als men zo dicht op de huid van een
begerenswaardig voorgestelde persoon wil komen, dat men de werkelijkheid ervan
niet meer ziet. Zoals filosofen van de Verlichting vaak kozen voor ‘contes
filosophiques” of voor toneelstukken om hun ideeën vorm te geven in een
verteerbare textuur, zo kan de erotiek, waarbij er wel eens iets verborgen kan
blijven, waarbij sluiers de suggestie versterken en het genot versterken, de
omgang onder mensen kleuren, waar de pornografie alle textuur aan ontnemen kan.
Bestaat
er zoiets als juist denken, zoals een dame hem de vraag stelde, waarbij ik het
niet kon nalaten te bedenken dat er inderdaad wel methodes zijn die ons enige
zekerheid kunnen bieden, maar tegelijk, als die methodes onverkort tot
reductionisme leiden, dan blijkt dat evengoed weinig zoden aan de dijk te
zetten, het inzicht te vergroten. Is het zo dat journalisten niet altijd veel
tijd hebben om hun onderwerpen onder de knie te krijgen, dan kan men toch
vaststellen dat krantenbazen zich best zouden afvragen waarom mensen het lezen
van kranten, zeker over items die langer dan drie dagen meegaan, achterwege
laten. Nu zijn wij, het publiek ook wel mee verantwoordelijk, want we geven
graag aan dat we geen “long reads” voorgeschoteld krijgen, want alles moet toch
in vijf zinnen gezegd kunnen worden. Ignaas Devisch komt de verdienste toe met
dit essay een pertinente kwestie te hebben aangesneden, de vraag of we nog oog
willen voor de complexiteit van de wereld waarin we leven en te onderkennen dat
formele logica ons wel kan behoeden voor een kaduke argumentatie, de logica
staat niet garant voor het vermijden van inhoudelijke vergissingen. Men kan dan
verwijzen naar heer Donald Trump, naar Erdogan, of andere politici, uiteindelijk
moeten wij kiezen, hoe we ons wereldbeeld opbouwen. Er zijn politici die er
geen graten in zien met zin voor nuance complexe materie aan te snijden, vaak krijgen
ze het odium over zich hatelijk saai te zijn? Zo geven we die anderen wel de
kans zichzelf en ons te misleiden, met simpele tweets en quotes.
De Naakte
Waarheid kennen, het is een literaire topos, waar zowel Don Quichotte als “De
Kleine Johannes” van Frederik Van Eden mee aan de slag gaan. Ook Proust zocht
de waarheid van het leven, van de herinnering, terwijl een misdaadauteur als Pieter
Aspe erin slaagt elke misdaad opgelost te zien, terwijl we weten dat er in elk
justitieapparaat cold cases liggen te wachten op opheldering. Kan men van porno
genieten? Op weg naar huis kwam ik een dame tegen die vond dat porno wel eens
even kon bekoren maar algauw saai en vervelend is. Erasmus zegde dat al, in “De
Lof der Zotheid”, zegde ik haar. Je kan het beter zelf doen of je eigen
verbeelding laten werken. Toch is het goed dat er pornografie voor handen is,
alleen, het heeft veel van het bijzonder verleidelijke verloren, omdat het niet
langer verboden is. Erotische literatuur, zoals Les Liaisons Dangereuses, niet
de film, of Pietro Aretino kunnen ook wel nog iets losmaken, net omdat men
diende te waken over grenzen, waar de censuur zou kunnen ingrijpen, maar veel
van die boekjes werden in de achttiende en negentiende eeuw onder de toonbank
verkocht. Zij vroeg zich af waarom daar niet zo heel veel over gesproken wordt,
waarop ik vaststelde dat men het er niet meer over hebben wil, omdat het
verouderd zou zijn, terwijl dat een misvatting moet heten. Lees de “Decamarone”
opnieuw, lees wat hedendaagse auteurs, zoals Peter Sloterdijk erover schrijven
en je merkt dat er meer is tussen hemel en aarde dan we met onze simpele verstandelijke
vermogens kunnen bevroeden. Ook de wetenschap dwingt men wel eens zich pornografisch
te presenteren, want we hebben geen tijd om ons te verdiepen in de betekenis
van donkere materie/donkere energie. Oh ja, transparantie? Hoeft het echt?
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten