Homo Deus, Artificiële Intelligentie en menselijkheid
Dezer
Dagen
Homo Deus &
Het humanisme
Wat doen we met algoritmes?
We
zijn algoritmes, wij mensen, zoals alle organismen en zelfs in wezen het
zonnestelsel, de Melkweg… alles kan men met grotere nauwkeurigheid dan Newton
had gedacht en bedacht beschrijven in een formule, in formules, maar is daarmee
ook gezegd dat we daarom als personen helemaal samenvallen met een bevattelijk
algoritme, want blijkbaar zijn die algoritmes vaak een tautologie, waarbij men
na lezing even weinig snapt van het geval als bij observatie van de persoon.
Wie
naar de vorderingen van de psychologie kijkt of van neurowetenschappen, dan
merkt men dat er heel wat bereikt werd, maar dat men incidenten, onverwachte
handelingen nog altijd niet voorspellen. Of meer kennis van DNA, van het genoom
helpt ons aan nieuwe inzichten, maar het versterkt ook de roep naar meer
beheersing en controle, opdat men ongelukken zou voorkomen. Er doet zich een
trilemma voor, waarbij gezondheid, welbevinden en het vermijden van
maatschappelijke overlast met elkaar in conflict komen. Bovendien kan men dezer
nog nauwelijks beweren dat men gezond is, want men vindt vaker dan sommigen
lief is sporen van aandoeningen, zelfs als ze (voorlopig) niet voor
ziekteverschijnselen zorgen en vooral werkelijke gezondheidsproblemen, moet men
toch handelen, omdat het kan en neen, het zijn niet altijd de artsen die op
behandeling aandringen.
Het
versterken van mensen was aan het einde van het Ancien Régime een kwestie van
streven naar meer hygiëne, al duurde het nog bijna een eeuw voor de kwestie van
de kraamvrouwkoorts kon aangepakt worden, omdat de bevindingen van ene Ignaz Semmelweis
(Oostenrijk-Hongarije 1818 – 1865), die reeds rond 1845 de oorzaken van
kraamvrouwenkoorts onderkend had, ook een drastische aanpak had voorzien, die
niet goed ontvangen werd door zijn confraters. Men kon door verplicht de handen
te wassen met bleekwater – wat blijkbaar niet aangenaam is – voor artsen in
opleiding in contact kwamen met vrouwen in het kraambed, de kraamvrouwensterfte aanzienlijk terug
dringen, maar zijn confraters en superieuren wilden er niet aan. Pas in 1890
zouden de hygiënische maatregelen algemeen erkend worden en navolging krijgen.
Er is
veel gerealiseerd en ook de afgelopen zeventig jaar kwamen nieuwe disciplines
tot wasdom, zoals de kindergeneeskunde, de endocrinologie, oncologie en andere.
Aandoeningen werden behandelbaar, sommige kon men uiteindelijk wel genezen of
er een chronisch karakter aan geven en zo kon men het welbevinden voor meer
mensen realiseren. Die vooruitgang van de geneeskunde kan men niet
onderschatten, toch zal men merken dat de kennis van oorzaken van aandoeningen,
onder meer in het gedrag, mensen niet meer de vrijheid gunt zelf keuzes te
maken, omdat ze kwaliteit van leven verkiezen boven meer levensjaren. Men mag
ook de Ziekteverzekering niet plunderen, heet het dan. Gezondheid is dan niet
meer afwezigheid van ziekte, maar vooral voorkomen van enige aandoening. Dan
wordt het leven ons wel heel erg uit handen genomen, terwijl lang niet
duidelijk is of alle adviezen wel even goed gefundeerd zijn en of de winst die
men zou maken in gezonde levensjaren wel opwegen tegen wat men zich ontzeggen moet.
Welbevinden behouden in tijden van extreme druk op het individuele gedrag, het
doet me denken aan de tijd van de oude clerus, die ook het gedrag van
eenvoudige mensen op de rooster legde en mensen met een groot schuldgevoel
opzadelden. Scrupuleus vasthouden aan de regels was de enige remedie tegen
zondigheid en verwezen worden naar de hel. Wat we eten, drinken, wat we nalaten
aan lichaamsbeweging en nog wel meer dingen, dat alles wordt nu ook op de
rooster gelegd. Men kan niet meer domweg graag leven, zonder daarom de steeds
verder aangescherpte voorschriften op de letter te nemen.
Het
andere luik van het trilemma, dat is de kosten van ziekte voor de
Ziekteverzekering, zorgt ook voor zurigheid, voor narigheid, want we gaan er
anderen van verdenken de boel te belazeren door zorgeloos gedrag. Men kan niet
zeuren over zelfbeschikkingsrecht en andere willen dwingen gezond te leven, wat
dat op de keeper beschouwd ook mag betekenen. Het dwingende karakter van adviezen,
verstrekt door gezondheidsexperts en andere fanatici kan de feestvreugde
ernstig verzuren, terwijl we weten dat we vergeleken met de periode 1945 -1970
nog eens zoveel meer winst geboekt hebben op het vlak van levensverwachting.
Het gaat natuurlijk om gemiddelden en het is altijd nog mogelijk dat men pech
heeft, een ongeval, een of andere aandoening waar men verder niets aan kan
verhelpen, die men niet kan voorkomen, maar de aandrang alles in de hand te
houden, maakt onze “goddelijke” status wel wat grimmig. We moeten vrezen dat we
ergens zouden tekort schieten en dan staan we daar, met onze verworven
autonomie of zelfbeschikking.
In de
actuele context blijkt het niet goed mogelijk meer domweg gelukkig te zijn, al
zitten op het oog niet alles omstandigheden mee, wat mensen nog meer tot
krampachtig gedrag drijft. Op wandeling door de stad en langs de vesten zag ik
tal van joggers in het blikveld verschijnen en sommige leken alles behalve
gelukkig. Nu goed, trainen vergt inspanning en toch, men lijkt het niet altijd
zo goed te kunnen opbrengen, de inspanningen en de goesting om te gaan rennen
door het park. Sommige mensen voelen er zich wel bij, maar niet iedereen hoeft
of kan zich aan activiteiten te wijden die hem of haar niet aangenaam zijn als
daar ook verder niets uit voortkomt. Aan de andere kant zal men zich natuurlijk
wel enige discipline opleggen om zaken te bereiken die men van belang acht. Men
kan het gemakkelijk genoeg zien aan biografieën, zeker ook van mensen die zich
nergens mee hoefden in te laten omdat de revenuen van hun investeringen en
beleggingen, hun renten hen vanzelf in de schoot geworpen vielen. Onder meer
Darwin was beroepsmatig nergens toe verplicht en ook Alexander en Wilhelm von
Humboldt konden rustig van hun erfenis genieten. De ene trok de wijde wereld
in, schreef boeken en gaf lezingen. Alexander von Humboldt is dezer dagen
minder bekend dan Darwin, maar was als mijningenieur en geograaf, bioloog ook
een niet in te tomen werklust, gaf hij Darwin heel wat te denken. Wilhelm werd
ambtenaar bij de Pruisische overheid en als professor in de vergelijkende taalkunde
bracht hij heel wat tot stand. Ook was hij betrokken bij de hervormingen van
Hardenberg in Pruisen na de nederlagen van Pruisen bij Jena en Auerstedt,
waarbij Pruisen gereduceerd werd door Napoleon tot een restgebied. In 1813
zouden de omstandigheden en de wil van enkele figuren in het leger de weerstand
tegen Napoleon activeren en mee de laatste strijd tegen de Corsicaan aan de
zijde van de geallieerden aangaan. Alexander en Wilhelm von Humboldt waren
liberalen, ondanks hun toebehoren tot de Pruisische hogere standen. Willem von
Humboldt schreef onder meer in 1792 een “Ideen zu einem Versuch die Grenze der
Wirksamkeit des Staates zu bestimmen”. Hoewel
von Humboldt bevroedde dat staatinmenging de vrijheid van burgers kon
beknotten, was hij wel actief betrokken bij het onderwijs en zette hij mee het
stelsel van gymnasia op, net als de contouren van wat de universiteit zou
moeten zijn, die hij in de Universiteit van Berlijn, naar hem genoemd, vorm
gaf. Willem botste, samen met zijn geestesgenoten op de groeiende invloed van
vorst Metternich, die het conservatieve, zeg maar reactionaire concept van de
restauratie vorm gaf. Staatscontrole en censuur dienden de gedachten te fnuiken
om een nieuwe revolutie te voorkomen. Vergeefs.
De
kwestie over de invloed van de staat op de samenleving en individuen is nog
altijd brandend actueel omdat voor Rechts in Amerika de staat zich vooral met
negatieve vrijheden dient in te laten, terwijl anderen, de Democraten in de VSA
en weldenkende mensen bij ons, menen dat de staat juist ook actief de positieve
vrijheden moet bevorderen, c.q. kansen aanreiken om aan de levensvervulling
meer inhoud te kunnen geven. Het komt mij voor dat de politieke discussie, zeker
in de VS uit de hand is gelopen, net als in het UK, waar men de toegang tot
kwaliteitsvol onderwijs voor vele mensen uit de middenklasse gewoon afgesloten
is, terwijl het systeem in Duitsland, waar ook het beroepsgericht onderwijs al
tijden goed georganiseerd is, net de toegang voor vele jongeren open houdt,
niet gehinderd door angst, dat de hogescholen overspoeld zouden worden. Ook
inzake de gezondheidszorg werden de zaken op de spits gedreven, waarbij we ook
de jarenlange strijd tegen abortus en abortuscentra moet rekenen. Hoewel het
Federale Hooggerechtshof in 1971 besliste dat vrouwen over hun vruchtbaarheid
mogen beschikken, dus ook tot abortus mogen besluiten als (mannelijke)
familieleden daartegen in wensen te gaan. Zelfbeschikking die nu nog steeds
wordt bestreden en waar de zittende president het moeilijk mee zou hebben. Nu,
erger nog is dat bewust een hoop mensen uit de gezondheidszorgverzekering
worden gehouden, wat op het gezondheidspeil van de burgers in de VS geen goede
invloed zou hebben. De pogingen van Obama dat systeem uit te breiden, werd
hevig aangevochten door de Republikeinen, maar zou Abraham Lincoln, in zijn
tijd republikeins politicus daar wel vrede mee hebben? Het gaat om
staatsinmenging, dat klopt, maar het doel is niet enkel nobel, het gaat ook om
de gelijkheid in rechte die iedereen toekomt, ook inzake betaalbare zorg in
geval van ziekte. Het pijnpunt blijkt dan ook vooral gelegen in het feit dat de
overheid, de burgers niet voor anderen moeten bijdragen of: elk trekke zijn
plan. De idee van beheersing van het (eigen) leven komt zo voor veel mensen in
het gedrang en bij gebrek aan behoorlijke media, komt men er ook niet toe de
eigen situatie in vraag te stellen.
Het
was Ted Kennedy die gedurende een paar decennia de verbreding van de betaalbare
gezondheidszorg heeft bepleit en toch werd het voortdurend verdacht gemaakt. De
vraag is of een universele gezondheidszorg waaraan iedereen met een inkomen ook
bijdraagt, echt alleen maar als staatstussenkomst kan beschouwd worden en of
het afbreuk doet aan het zelfbeschikkingsrecht van individuen? Hier kan alleen
een ernstig debat soelaas brengen, waarbij men uiteraard in rekening brengt hoe
veel de medische wetenschap vermag in geval van ziekte of ongeval. De vraag of
doorgedreven preventiebereid niet de grenzen van overdreven inmenging van de
overheid in het persoonlijke leven van mensen kan betekenen, verdient dan ook
aandacht, waarbij men van experten mag verwachten dat ze zin voor nuance en
respect voor anderen in het oog houden. De staat speelt een fundamentele rol,
maar met Alicja Gescinska denk ik dat men zowel oog moet hebben voor de
negatieve vrijheden en nagaan of elke bevordering van positieve vrijheid mensen
echt vooruit helpt.
Mentaal
lijkt het moeilijk voor experten die zich bevoegd weten met tekortkomingen van
mensen om te gaan of hun keuzes te aanvaarden, als die minder gezond uitpakken
dan men zou willen. Men vond dat roken op café ongezond was en dus werd het
verboden, bovendien wordt een zeer strikt beleid op het gebruik van alcohol
nagestreefd, waarna ook de fiscale strop werd aangetrokken, zodat het voor
(oudere) uitbaters haast niet meer leefbaar is. Niet het feit dat er een
specifieke maatregel wordt opgelegd is hemeltergend, maar de stapeling van
maatregelen, die het leven in een dorpscafé onderuit halen. Was ik dan zo een
caféganger of tooghanger? Niet echt, maar dat is niet de zaak. De (Vlaamse)
regering, wil net als andere overheden de eenzaamheid van mensen gaan
aanpakken, maar men snijdt eerst de bloedvaten van de samenleving af, zoals
cafés, kleine zaken waar mensen al eens gaan kaarten, een sigaar smoren en
onder het verdelen van de kaarten elkaar de laatste nieuwtjes en zorgen
bijpraten.
Het
ontbreekt niet enkel bestuurders aan humanitas, ook wijzelf moeten er ons
rekenschap van geven als we anderen met de vinger wijzen, anderen ons ook met
de vinger wijzen kunnen en dat zorgt voor spanningen. Gezondheid is een groot
goed, maar niemand weet hoe het met anderen is gesteld, of iemand aan de ziekte
van Crohn lijdt of andere aandoeningen onder de leden heeft en daarom al lang
blij is er nog bij te mogen zijn. Levensverwachting is een ding, genoegen
beleven aan het leven is er een andere en u leest het goed, ik heb het over
genoegen, over welbevinden, niet over geluk, euforie of extase. Gelukkig die de
grote vreugden mogen ervaren, voor anderen gaat het vaak om kleine vreugden en
die blijken al gauw ook grote zonden. Dat kan mensen wel erg beperken in hun
vrijheid. En neen, ik vind niet dat men dronken achter het stuur moet kruipen,
maar dat men mensen die bewust weinig gebruiken en toch gepakt worden, op de
bon geslingerd, gaat mij wel zeer ver. Echter, wie (dronken) flagrant in de
fout gaat en andere weggebruikers niets ontziend van de sokken rijdt of in de
prak, dat mag ernstig aangepakt worden, moet ernstig aangepakt worden.
Omdat
men terecht aanneemt dat lijden overbodig, onnodig is, wil men alle mogelijke
gezondheidspreventiemaatregelen nemen, maar negeert men het
zelfbeschikkingsrecht van mensen en negeert men ook hun persoonlijke
afwegingen. De expert kan nooit weten
wat mensen ervaren als zij ongevraagd advies krijgen. Politici en journalisten
moeten dergelijk advies dan wel ernstig nemen, ze moeten afwegen of ze
maatschappelijk nuttig en goed zijn. Evengoed moeten politici zich afvragen of
ze wel geld moeten inzetten op nudging, als blijkt dat armere mensen zich niet
kunnen aanpassen of er zich net niet aan kunnen onttrekken, aan die sturende
initiatieven van de overheid, die niet minder een inbreuk vormen als wat
sociale media al vermogen. Het is voor ieders goed, klinkt het dan. Goede,
bruikbare adviezen kunnen we zeker gebruiken en kon ons aan het denken zetten,
waarbij het eigen oordeelsvermogen ook aan bod mag komen, wat evenwel sommige
experten en derden nonsens vinden. Gij zult gezond zijn, gezond leven en gezond
sterven.
Juist,
dat laatste klinkt overdreven en toch is dat wat het debat over het goede leven
vaak doet stokken, we menen te weten wat we moeten doen en nalaten, om aan de
normen te voldoen. Maar met alle respect, die normen zijn evengoed heteronoom
als de geboden die religies erop nahouden, ingefluisterd door niet altijd even
liefhebbende goden. Men kan dus niet zomaar en met droge ogen beweren dat men
tegen opgelegde wetten gekant is, waarbij
een verkeersreglement nog iets anders is dan het proberen te beheersen van het
voedingspatroon van derden. Transparantie en nudging gaan overigens ook niet
samen, want men moet goed en begrijpelijk uitleggen waarom men mensen gezond
wil doen leven, waarbij men toch niet kan weten of iemand met zeventig en
gegeven allerlei omstandigheden liever eens goed gaat eten, al is dat
gezondheispreventiegewijs niet aanbevelenswaardig. Hier schieten experten,
politici en journalisten wel eens schromelijk tekort, net omdat ze zich geen
rekenschap geven van wat mensen, andere mensen drijft. Men kan menen dat mensen
niet mogen zeggen dat het genoeg is
geweest, dat het leven hen voldoende geluk en ongeluk heeft gebracht, aan het
einde van de rit mag zo iemand wel vragen om assistentie bij zelfdoding, om
euthanasie als men terminaal ziek is, maar over wat men eet, drinkt, doet,
daarover mag men zelf niet meer besluiten.
Overigens,
net het boek “Homo Deus”, dat ons de belofte van almacht is gegeven, maar die
almacht lijkt ook veel problemen op te leveren, omdat sommige mensen meer
almachtig zijn dan andere, zodat we wel moeten opletten met het verlenen van
bevoegdheden. Erop los leven? Het kan gewoon niet meer en toch, we willen zo
graag loos gaan, ons verliezen in een roes, van snelheid, drugs, wijn en trijn.
Het werd vroeger node gedoogd, soms werd er opgetreden als het de spuigaten
uitliep, maar nu wil men al preventief ingrijpen, ook als de organen nog
zwijgen. Het leven was verrrukkelijk, jawel, toen men begon te zeuren over
volle boter, die gevaarlijk zou zijn, terwijl margarines ook wel hun nadelen
hebben, om niet te gewagen van de ecologische schade. Wie komt vertellen dat
het ene juist en het andere fout is, zal toch eens moeten uitleggen hoe zeker
men ervan kan zijn van de juistheid van een bepaald inzicht. Afgezien van de
feiten, kan men ook een bepaald inzicht wel juist bevinden, maar niet
significant. Dat betekent dan wel dat we het eens zijn over dat inzicht, maar
dat het verder geen betekenis heeft.
De
toekomst is nu, las ik wel eens, waarbij men vond dat er genoeg aan de gang is
om zich mee in te laten, want nu zou hét gebeuren. Wat dat moest zijn, blijft
altijd nog vaag, want we weten het niet altijd. Wat zijn de grote
verschuivingen de afgelopen dertig, veertig jaar? De ontwikkeling van ICT, de
snelle evoluties in de biotechnologie, de ontwikkeling van duurzame energie… Op
zich kan men zich bij ICT al een en ander voorstellen, maar het heeft het
professionele leven meer veranderd dan men al had kunnen bevroeden, toen IBM
met ponskaartensystemen al een hoop administratief werk wist te vereenvoudigen.
De ontwikkelingen sinds 1980 zijn indrukwekkend en iedereen heeft er mee te
maken, ook al omdat het de taakverdeling binnen bedrijven, organisaties en in
de particuliere levenssfeer heeft gewijzigd, nog afgezien van de outsourcing
van administratie naar landen als India. Het geeft aan dat we toen niet zagen
wat de toekomst brengen zou, ook in hoofde van politici was niet goed duidelijk
waar ze heen wilden. Om budgettaire redenen heeft toenmalig minister van
Binnenlandse Zaken mee de aanzet gegeven de ongekwalificeerde ambten, dat wil
zeggen jobs bij de overheid waarvoor weinig kennis vereist is, zoals het
klasseren van dossiers afgevoerd. Ook in het bedrijfsleven werden dergelijke
jobs schaarser, al verdwenen ze niet helemaal. Of we in de toekomst nog veel
laaggeschoolde jobs zullen overhouden, hangt af van een hoop evoluties, maar
wellicht zullen vooral midden geschoolde jobs, waar nog veel routinewerk op te
vangen valt door robots en A.I. onder de technologische revolutie te lijden
hebben.
Een
van de kwesties die de technologie oproept is of men alle menselijke inbreng
kan vervangen door Artificiële Intelligentie en wat dat zal betekenen voor
mensen. Die discussie voeren in louter alarmistische terminologie, kan geen oplossingen
brengen, omdat we domweg niet weten wat de uitbreiding van de inzet van A.I.
kan brengen. Tot nog toe heeft de Technologische Revolutie veel nieuwe banen
met zich gebracht en ook nieuwe beroepen gecreëerd. De verliezen aan de kant
van laaggeschoolde arbeid kan men in sommige landen, zoals Duitsland, ook bij
ons opvangen, omdat het onderwijs zelf mee de profielen van die nieuwe beroepen
kan volgen. Ook werd de leerplicht verlengd, zodat minder mensen echt
laaggeschoold zijn. Enfin, misschien is die waardering van de situatie te
optimistisch, aan de andere kant, men ziet de vooruitzichten van 20 jaar
geleden slag om slinger door de realiteit weerlegd werden.
Gaat
men bij prognoses te lineair te werk, waarbij dus een evolutie – rebus sic
stantibus – lineair wordt geprojecteerd in de toekomst. Inzake demografie heeft
men evenwel kunnen vaststellen dat er meer dan een variabele wijzigt als de
levensverwachting toeneemt, zoals bijvoorbeeld de toenemende mobiliteit bij
mensen die uit het beroepsleven stappen, terwijl anderzijds bij de vergrijzing
in de vergrijzing een hoop nieuwe voorzieningen nodig zijn voor die zwaar
hulpbehoevende bejaarden. Kan men veronderstellen dat die dubbele vergrijzing
zelf een multipliereffect geeft aan de economie, omdat die ouden meer
consumeren – wegens in veel groter in aantal – en ook de invulling van de
zorgnood vraagt investeringen. In die zin kan men de kosten van de vergrijzing
afzetten tegen de economische groei die de vergrijzing met zich brengt. Toch
zien we dat laatste doorgaans onderbelicht worden. Hoe meer onbekenden in een
vergelijking optreden, hoe moeilijker het is er een conclusie uit te trekken.
De beperkingen die we in de brede media zien, komen vaak voort uit een
informationbias. Er zijn relatief weinig macro-economen in de pers actief,
terwijl onvoldoende geschoolde journalisten met een eigen parameter werken, die
berichten belangrijk maken die een vooropgezette idee ondersteunen en die menen
dat ze vooral alarm moeten slaan.
Ook
het punt van de vervuiling roept vragen op, want al veertig jaar is men bezig
de lucht minder te vervuilen, maar men had niet uitgerekend hoeveel mensen er
anno 2010 met een eigen auto zouden rondrijden en waartoe. E-commerce, dacht
men, zou ook helpen, want al die winkels langs de steenwegen zouden overbodig
worden, maar de afhandeling van aankomen brengt heel wat bestelauto’s op de
baan en mensen willen wel eens de visu zien wat hen kan plezieren, in de keuken
of de tuin. De weg naar een zuiverder lucht, met minder fijnstof, het blijft
een hobbelig en boeiend parcours. Men zegt dat mensen dichter bij elkaar moeten
wonen, maar zal dat niet tot gevolg hebben, dat mensen nog meer de nood voelen
om er op zondag tussenuit te trekken, met verkeerscongestie tot gevolg? De
trein nemen is dan ook niet altijd erg ontspannend.
De
manier waarop we over individueel en collectief gedrag nadenken, kan ons ertoe
verleiden te geloven in een homo deus, een mens die alles onder controle heeft,
maar psychologisch kan dat ook bijwerkingen veroorzaken. Het blijft altijd nog
de vraag wat het nut is van het nut en van optimaliseren van de mogelijkheden.
Men kan vinden dat mensen die op een mooie Pinksterdag naar zee rijden en er
domweg wat op het strand gaan zonne- en pootjebaden weinig bijdragen aan het
economisch gebeuren, aan de welvaartstoename, terwijl die mensen misschien
juist van relatieve rust genieten. Maar als die mensen thuis zouden blijven en
genieten van hun tuin, met barbecue en wat wijn, dan nodigen ze toch anderen
uit om mee te genieten. Je kan eventueel per fiets gaan, maar misschien is het
toch te ver en moet men ook wel een en ander meenemen. Mobiliteit is ook
noodzakelijk om elkaar te ontmoeten, voor zakelijke contacten en voor gewoon
menselijk verkeer, toch? Toch merkt men dat een aantal onderzoekers blind
blijven voor die menselijke verlangens. Demografische ontwikkelingen hebben dus
wel meer gevolgen, net zoals de sociale mobiliteit van mensen en de
geografische verspreiding van families. Men lijkt zich aan het concept familie
nog weinig gelegen te laten, maar in wezen ziet men dat aandacht voor
stamboomonderzoek en het handhaven van weliswaar verwaterde contacten en dus
moet men daar ook weer conclusies uit trekken.
Homo
Deus kan mij als concept wel boeien, maar ik denk dat de auteur zich wel bewust
is van het feit dat zijn globale kijk op het verschijnsel mens ook fataal
blinde vlekken laat zien, kwesties waar Yuval Noah Harari minder op kon
focussen, zonder zijn verhaal niet te overbelasten. Het boek blijft daarom een uitdaging,
maar de kritiek, het onderzoek van het werk, komt zo te zien niet van de grond,
terwijl men de urgentie van het werk wel onderkent. De kritiek zal zich niet
enkel inlaten met de technische aspecten van beheersing, maar zal ook moeten
peilen naar het draagvlak van mensen om met die nieuwe realiteit om te gaan.
Verlies aan welvaart, aan prestige en gezag zou wel eens voor rare
kattensprongen kunnen zorgen. Vandaar dat we niet zomaar kunnen zeggen dat de
visie niet deugt, wel wat we ermee kunnen aanvangen. En ja, wie zal meester
zijn over die algoritmes die ons tot machines kunnen herleiden in plaats van
tot goden verheffen? Menselijk, gewoon menselijk blijven, blijkt voor experts
geen optie meer.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten