RDC, Congo bij gebrek aan interesse


Brief




Over identiteit en mentaliteit
Aan Mathieu Zana Etambala



Brugge, 22 april 2018



Geachte heer Mathieu Zana Etambala,



(Foto VRT)
Misschien een niet echt verwachte illustratie, maar de reis
van de jonge koning Boudewijn naar Congo was bij uitstek
een moment van dubbelzinnigheid: de bevolking juichte
hem toe, maar "évolués" keken wel eens knarsentandend toe.
Dit en het "negerdorp" in 1958 bezegelde de bereidheid
om tegen de koloniale heerschappij in te gaan. 
60 jaar na de Expo ’58 wijst u er terecht op dat men zich toen niet schroomde een zogenaamd “negerdorp” neer te zetten, zoals al het geval was geweest in Amsterdam aan het eind van de negentiende eeuw en ook nog in Brussel, bij de Wereldtentoonstelling van 1910. Men vond het nodig aan de mensen te laten zien hoe de “inboorlingen” leefden in de kolonie. Uw protest blijft geldig. Maar dan?

Mijn ouders zijn er heen gegaan, vanuit Waarschoot, naar de Expo, maar ik was er toen nog niet. Het neemt niet weg dat doorheen de jaren ’60 de geest bleef waaien, onder meer via het zogenaamde ‘Expobrood’ dat men bij de bakker vond, of beter dus de broodzakken. Ook de technologie en de mirakels van bouwkunde kregen veel aandacht. Ik heb mijn ouders noch andere bezoekers veel aandacht horen besteden aan het dorp, maar wel enige gêne om de voorstelling van zaken. Inderdaad, toen ik er interesse voor kreeg en toen erover gesproken kon worden, was de afwikkeling van de onafhankelijkheid van Congo, met alle wreedheid die ermee gepaard is gegaan een historisch gebeuren geworden. U herinnert zich wellicht ook de beelden van premier Leo Tindemans die aan de dis met Mobutu luisterde naar Vlaamse liedjes. De premier lachte wel, maar voelde zich ongemakkelijk. Voor Mobutu moet het een zoete wraak geweest zijn, voor de burgers van Congo veranderde er niet zo heel veel.

Ik begrijp u wel enigszins, want de koloniale tijd was vooral een periode van dubieuze motieven. In hoofde van de Belgische overheid tijdens WO II was er veel aan gelegen dat de bezetter geen greep zou kunnen krijgen op Katanga, onder meer om de uraniummijnen niet in verkeerde handen te zien komen. De politiek tijdens de onafhankelijkheidsperiode was dan ook vooral ambigue, want men “gunde” die soevereiniteit wel aan Congo, maar men wilde de vingers aan de knoppen houden, dacht dat het nooit zou lukken met die “Dipenda”.

Tijdens mijn jeugdjaren las ik geregeld over Witte Olifanten, omdat Manu Ruys van De Standaard, voor het overige behoorlijk conservatief, meende dat men die lasten Congo niet mocht opleggen. Het bouwen van onbestaanbare installaties en investeringen in Congo onder invloed van onder meer de holding Société Génerale was en blijft inderdaad een schandvlek. Daarbij wil ik graag opmerken dat de wijze waarom men na 1960 handel wilde drijven in Congo en dus ook Katanga inderdaad nog steeds van het type exploitatie zonder verantwoording was. Men heeft door het systeem van concessies te misbruiken wel individuen en families veel geld toegeschoven, maar de burgers in Congo zagen er weinig van. De corruptie van het politieke systeem in Congo na de onafhankelijkheid werd ook wel in de hand gewerkt door belanghebbende partijen in België. Na Mobutu kwamen de Kabila’s en de eindeloze oorlogen en conflicten, vooral in het Oosten.

Als voormalige kolonies falen als nieuwe staten, na de onafhankelijkheid, dan moet men daar wel zeer kritisch naar kijken. Dat wil zeggen, men heeft als voormalige metropool wellicht mee de vatbaarheid voor falend bestuur gelegd, al zou toch ook onderzocht moeten worden of de periode 1909 tot 1955, toen Boudewijn het land bezocht, het beleid alleen maar nefast was. Veel van de spoorwegen en andere installaties blijken na de onafhankelijkheid aan hun lot te zijn overgelaten. Men moet dus goed nagaan wat er werkelijk gebeurd is. Wel kan men de klacht niet negeren dat men de bewoners geen behoorlijk hoger onderwijs heeft gegund, wat mee een deel van de problemen na 1960 heeft mogelijk gemaakt.

Tegelijk kunnen Afrikanen noch Europeanen aan de kolonisatie van Afrika iets veranderen want het is gestold in de tijd, al is de geschiedenis, dat ben ik wel met u eens, nog maar nauwelijks geschreven. In een discussie zegde u eens dat het zwaaien met de context een vorm van excuses zoeken, van valse alibi’s voor wat er gebeurd is. Een van de problemen die de kolonisatie met zich gebracht heeft, zou wel eens de verbeterde gezondheidszorg kunnen zijn, zonder dat men voor economische mogelijkheden zorgde, noch voor onderwijs, want zo kende Congo een demografische boom, maar voor jongeren is er weinig perspectief. Dat men verantwoord ouderschap niet zou mogen aanprijzen, omdat het ook weer een blijk van neokoloniaal paternalisme zou zijn, laat ik voor rekening van anderen. Het Zuiden heeft wellicht wel plannen, maar verder? Wie is er om ze uit te voeren. Tenzij men mensen aan de basis hun ding laat doen, het eigendomsrecht respecteert en de overheid kan laten functioneren, zonder aanziens des persoons, onafhankelijk ook van de ministers en de president, blijft het vechten tegen de bierkaai.

Misschien dat het vreemd is dat ik over de postkoloniale periode spreek, maar men zal toch inzien, dat de balans van de koloniale tijd voor Afrika minstens dubbelzinnig moet heten, want er werd vooruitgang geboekt, vaak ten koste van de bevolking, vaak ten koste ook van het milieu. Dezer dagen zien we de grootst mogelijke onverschilligheid heersen omtrent Congo in het bijzonder en grote delen van Afrika in het algemeen. Behalve over enkele politieke tribulaties met uitlopers in Brussel, interesseren maar weinig mensen zich voor het leven van de mensen aldaar. Was men op de expo ’58 deels gefascineerd door die ‘zwartjes”, dan was er ongetwijfeld inderdaad ook ongemak bij burgers. Maar nu is er nog weinig interesse voor wat er aan de Congostroom gebeurt nog weinig oprechte interesse. Dat is veel erger.

Gegroet dus, Mathieu, want ik waardeer uw strijd en wat u doet om de aandacht van de Belgen wakker te houden. Maar gegeven de manifeste onwil zich voor Afrika te interesseren, voor het lot van de mensen, voor e werking van de overheden, voor economische en industriële ontwikkelingen, zal menigeen de schouders ophalen over “koloniale mentaliteiten”. De mensen van hier die in Congo, Rwanda en Burundi leefden en werkten, zijn nu overleden of oud, zeer oud. Hun verhalen worden niet meer gehoord, laat staan begrepen. Nadenken over hoe de failed State die Congo nu is, vergt ook voor ons moed, maar eerst en vooral waarachtige belangstelling en die ontbreekt ten ene male.

Tot een volgende ontmoeting en goede moed,

Bart Haers

Reacties

Populaire posts