Waarom men Jonathan Holslag's klacht negeert




Dezer Dagen



Falen de universiteiten?
Hoe men analfabeten opleiden kan*




Studeren is vandaag volkomen banaal geworden.
Vandaar dat studenten zich geen weg meer weten
en gewoon op zoek zijn naar een papiertje. Het zal
wel een net te grove veralgemening zijn, maar
tegelijk, wat studeren is, brengt, te bieden heeft,
maar zoals een humo universalis als
Emilie du Châtelet liet zien, kan men heel
ver komen, al studerende, ook buiten de
heilige hallen van de universiteit. 
Jonathan Holslag bracht vorige week geen storm teweeg, toen hij vaststelde dat de universiteit analfabeten binnen krijgt en ze ook analfabeet de wereld instuurt. Ik heb er geen weet van dat de hoogleraar internationale politiek van de VUB voorheen in het publiek de alarmklok zou hebben geluid. Wel weet ik dat toen mevrouw Marleen Vanderpoorten en de toenmalige rector van de KU Leuven ons bekogelden met het Bologna-decreet en de universitaire opleidingen hervormd werden om leesbaar te worden in de rest van Europa, velen in stilte protest aantekenden, slechts enkelen aan universiteiten bezwaar maakten, maar in de media niet ernstig genomen werden[i]. Toch is het duidelijk dat men gemakkelijker dan dertig jaar geleden mensen punten geeft, ook al bakken ze er weinig van. De uitstroom geldt immers ook als criterium voor financiering van de universiteit. Dat we verder wel roepen om meer STEM, maar dat op geen enkele manier ondersteund zien worden, maakt een mens stil.

Het valt niet mee tegen een bedisseld programma, zoals de uitstroomfinanciering in het geweer te komen, maar het blijft intussen wel zo dat ook het middelbaar onderwijs verstek geeft, niet het korps van mannen en vrouwen voor de klassen, wel directies en onderwijsexperts bepalen wat goed is voor de leerlingen, zodat ook begaafde leerlingen schoolmoe worden. Waarom overigens kreeg Jonathan Holslag geen weerwerk? Waarom riepen de rectoren en decanen niet dat de man een nestbevuiler is?

Even terugkijken, want als we zien dat Vlaanderen tussen 1880 en 1969 – toen de universitaire graden hervormd werden – het aantal studenten stelselmatig toenam, boerenzonen – niet op speed – en mensen uit de middenklasse. Hoe groot de toename ook was, toch zien we dat zelden weerspiegeld bij pogingen de snelle toename aan welvaart in Vlaanderen te begrijpen. Overigens namen toen ook het aantal mensen in lerarenopleidingen, schoolmeesters en regenten toe. Verder waren er nog opleidingen handel en vooral ook technische vakken, toen technisch ingenieur genoemd. Er waren jongeren met ambitie wier ouders niet altijd voldoende middelen hadden om hun kinderen te laten studeren. Daarom kwamen er beurzen, zoals het fonds voor de meest begaafden. Sinds de onderwijsomstandigheden verbeterden, lijkt het moeilijker om studenten v/m ervan te doordringen dat ze toch wel hun zegeningen mogen tellen.

Grond voor twijfel of ergernis, zoals Jonathan Holslag die uitbrengt, kan men gemakkelijk zelf onder ogen zien, want de studenten worden wel echt goed verzorgd, zozeer dat een mens de indruk krijgt dat alles afhangt van wat er in de collegezalen aangereikt wordt of anders in werkcolleges of practica. De docent heeft een belangwekkende rol, dat is zeker, maar ik herinner me professoren die niet uitblonken als lesgevers, maar ons wel een hoop bijbrachten. Want het is natuurlijk wel zo dat je het als student wel zelf moet verstouwen en bezig zijn met dictaten en aanvullende literatuur. Als je sommige professoren en rectoren hoort, moet de professor excellent zijn, doch, wat als de student er maar wat bij zit te lummelen? Een bibliografie? Die moet je niet kennen, maar een aantal verklarende of discussieteksten zelf lezen kan geen kwaad. Natuurlijk, hier speelt de eigen aard van studierichting, maar toch, studeren is niet aan het handje lopen van de docent, wel de weg te zoeken die hij aangeeft. Nadenken over internationale politieke fenomenen, de transgressies van dictators proberen te begrijpen vergt vanzelfsprekend studiewerk.

Toen men de universiteit wilde bij de tijd brengen, waren studenten nogal zelfingenomen en dachten zij, mensen als Paul Goossens en co dat professoren volkomen wereldvreemd waren en nu neemt men dat nog wel eens aan. Toch leven professoren ook in de tijd en zijn zij bezig met kwesties  van deze tijd, zeker als het om studies als geschiedenis, politieke wetenschappen of economie gaat. We werden geacht kritisch tegen onze professoren aan te kijken, maar hoe kan je kritisch wezen als je nog geeneens begrijpt waar het om gaat? Kan je professor Adriaan Verhulst fouten in de cursus “retrospectieve menselijke aardrijkskunde” want je moet al heel wat studeren om tot het niveau van synthese te komen dat hij aanreikte. Evengoed kan je niet zomaar de cursus “Financiële geschiedenis van de Middeleeuwen en Nieuwe Tijden” bevatten, want je hebt als student geschiedenis weinig kaas gegeten van economische theorie, van monetaire theorie of zelfs maar boekhouden. Hoe kan iemand dan prof Prevenier vertellen dat zijn cursus niet zou deugen.

Vandaag lijken we nog een stap verder, studenten hopen blijkbaar door de tekstboeken vanbuiten te leren hun punten te behalen, eisen studentenvertegenwoordigers dat de professor uitlegt wat de studenten precies moeten kennen. De feiten, niets dan de feiten, hoort men dan. Dit is manifest onjuist, omdat zeker in de sociale verhoudingen, in het maatschappelijke leven feiten maar bekende feiten kunnen worden omdat er verslag van wordt gedaan. Bedenken we hoe men Machiavelli, die zeer begaan was geweest met het wel en wee van de Republiek Firenze, probeerde te beschrijven hoe een republiek, een democratie zoveel beter zou kunnen tegemoet komen aan wat goed is voor het algemeen, in plaats van alleen de heerser en diens kliek ten goede te komen, steeds als een baarlijke duivel heeft weg gezet, terwijl hij de machten die waren in zijn tijd net de wacht aanzette – en zo was hij pas werkelijk de baarlijke duivel. Het punt is dat nadenken over wat men studeert niet in het formele curriculum is opgenomen, want dan kan men wel eens gaan twijfelen, of erger, er de zin in verliezen. Toch is studeren een kwestie van regelmatig doende zijn met wat aangedragen wordt, een zich eigen maken van wat vreemd is en tegelijk een vorm van inwijding in “geheimen” impliceert, al menen we graag dat het allemaal publiek is, allemaal ook bewezen. De tijd die ik erover deed om E=mc² te begrijpen, ik denk dat ik er na tien jaar wel een vermoeden van had, blijft me altijd bij als een boeiend onderzoek, ook al omdat je dan weer uitkomt bij figuren als Emilie du Châtelet, Heike Kamerlingh Onnes en uiteraard Einstien zelf, maar ook mensen van deze tijd zoals Robbert Dijkgraaf… Maar zonder een zeker bekwamen in het zoeken en onderzoeken had ik me nooit in het bijzonder met de fysica ingelaten. Het is evenwel, zoals Jean-Paul Van Bendegem stelde moet we evengoed met entropie als met Hamlet vertrouwd zijn.

Net de discussies over wat we met Artificiële Intelligentie aan moeten, blijft intrigeren, omdat het voor de een aanzet zou blijken ons verstandelijke vermogens nog verder, oneindig uit te breiden, wat in de lijn van de menselijke ontwikkeling zou liggen, terwijl anderen menen dat het de mens wel eens teniet zou kunnen doen. Het gaat om wat A.I. is en wat de mogelijkheden zijn, maar ook hoe het tot stand komt. Er zitten dus vele facetten aan, niet in het minst een vraag over wat voor macht A.I. kan opleveren en wie die zal kunnen hanteren. “Internet of things” is al een stap op weg naar verregaande uitbesteding door mensen aan de dingen om het leven gemakkelijker te maken, lastige zaken niet meer zelf te hoeven belichten of mee bezig te wezen, maar machines doen het zelf wel. Die machines moeten nog gebouwd, maar hoe zit het met het vermogen zelf te leren, zodat die toestellen een zekere autonomie verwerven?

Ik kan begrijpen dat Jonathan Holslag zijn bedenkingen heeft bij het onderwijssysteem, bij de attitude ook van studenten, die graag alles mooi voorgekauwd aangeboden krijgen en dat ook bijvoorbeeld politici denken dat je studenten pasklaar op de markt kunt zetten, terwijl net dan hun capaciteiten onder de korenmaat blijven. Ook de zogenaamde claim op excellentie kan niet echt een heilzame gedachte heten, want ofwel is de student dan een aapje dat zonder haperen kan weergeven wat het geleerd heeft, ofwel is het een papegaai die steeds maar dezelfde memes herhaalt; studeren betekent vooral dat je vaardigheden ontwikkelt om in een vakgebied zelfstandig te opereren, uiteraard in voortdurende discussie met anderen die zich op hetzelfde schaakbord bewegen.

Natuurlijk is de wetenschappelijke wereld niet anders dan de wereld van mensen als zodanig, dat wil zeggen, er is gedoe om ambten en prestige, maar toch, sommige professoren willen gewoon goed doen waarvoor ze aangesteld zijn, zoals Richard Sennett dat beschreef in “The Craftsman”, een kwaliteit die we graag toedichten aan nederige lieden waarvan we dan weer aannemen dat ze gewoon dagelijks dezelfde stoelen of tafels maken, terwijl er heel wat meer te doen is, veel vaardigheden vergt. De professor, onderzoeker en docent, moet ook niet enkel elk jaar hetzelfde vertellen, zelfs niet in een grote inleidende cursus tot het privaat recht, om maar iets te zeggen. Alleen, als student begrijp je dat niet altijd, denk je dat je dat varkentje wel even zal wassen. Dat je dan gewoon de definities en concepten in moet drammen en klaar komt kees, terwijl een beetje ernstige student ook probeert de betekenis ervan te bevroeden, wat ook weer ambachtelijkheid vergt.

Het valt dan ook te betreuren dat de uitspraken van dr. Jonathan Holslag, hoogleraar aan de VUB niet op een storm van verontwaardiging is gebotst, op zijn minst. Er gebeurde gewoon niets: “weer een professor die zijn eigen onvermogen niet onder ogen kan zien”. Ook en vooral de media bleven wel heel erg stil. Toch, aangezien de klachten over het gebrek aan kennis en vooral het onvermogen tot begrijpend lezen in het basisonderwijs moet men de bedenking van Holslag toch ernstig nemen. Ook het feit dat men voortdurend stelt dat iedereen hetzelfde onderwijs moet krijgen, terwijl ons onderwijs meer dan een eeuw lang heel erg divers was, van nijverheidsscholen en leren op de werkvloer tot hogescholen met een praktische inslag en uiteindelijk het college/gymnasium waar studenten in de dop leerden te denken door vooral heel hard te werken, onder meer lessen te prepareren. In mijn schooltijd was die notie, die vooral in de pedagogie van Latijn en Grieks cruciaal was, waar leerlingen leerden dat ze zelf een stuk Vergilius of Tacitus kunnen lezen, voorbereiden, niet meer aan de orde. Leerlingen wilden vooraf een oefening vertaling al helemaal doornemen zodat ze al wisten waar de voetijzers en schietgeweren te vinden waren.

Hoe kan men aan de universiteit met vrucht studeren als men geen begin ervaart van leergierigheid, van ambitie om er iets van te maken. In die zin valt er dan ook van meritocratie niet veel meer te merken. De verdienste bestaat erin aan het handje van de prof of assistent een scriptie te maken, in plaats van zelf voor het avontuur te gaan. De betekenis van een thesis die men zelf in elkaar bokst is uiteraard van groter belang, dan dat men een onderwerp en methode aangereikt krijgt en waarvan uiteindelijk de resultaten beperkt zijn. Wijlen prof. Chris Vandenbroecke stelde goed 20 jaar geleden in de Werkgemeenschap Vlaanderen Morgen dat hij niet meer zomaar kon aannemen wat in een thesisonderzoek werd aangeboden door zijn studenten. Molengelden? De student had vergeten zich goed de noteerwijze van bedragen goed eigen te maken voor hij met het noteren van archiefbestanden begon. Een eerste confrontatie bracht met zich dat de student zich boos maakte: “waarom had de prof dan niet nog eens alles goed uitgelegd”. De student is uiteindelijk bij een andere prof een eenvoudiger onderzoek begonnen, zonder resultaat overigens. Meestal ging niet zover of pakte het niet zo rampzalig uit, maar toch, het onderzoek van archiefbestanden liep vaak spaak op zorgeloosheid en gebrek aan interesse.

Ergo, we moeten met Jonathan Holslag de observatie ernstig nemen en begrijpen dat studeren meer is dan met de minste inspanning het nodige papiertje te verwerven. Of de aandacht voor het sparen van studenten, zorgen dat ze geen negatieve ervaringen kennen of niet geconfronteerd worden met hen onwelgevallige informatie – ik denk aan het gedoe rond een plaquette die Leopold II memoreerde in een bibliotheek – niet overdreven is. Hoe kan men zich een oordeel vormen over Leopold II als men uitgaat van de bevlogen requisitoiren van openbare aanklagers, die vinden dat hij in het rijtje van Mao, Hitler en Stalin, Pol Pot en Maduro thuis zou horen. Toch even de zaak bestuderen, zou men denken. Dat hoeft niet, als deze of gene zegt dat Leopold van België een schurk was, dan is het eenmaal zo. Dat is barbarij, wat men verder Leopold ook wil aanwrijven, na grondige studie. Studeren betekent niet dat men zijn of haar mening opschort, wel dat men de tijd neemt om iets te doorgronden. Dat staat volgens studentenvertegenwoordigers al lang niet meer voorop.

Bart Haers



·         Er zijn natuurlijk nog altijd studenten die zaak ernstig nemen en zich ook vermeien in de collegezaal of het laboratium, het werkcollege. Maar dat zijn helaas niet de grote meerderheid van de studenten. Voor sommigen is het niets bijzonders te mogen studeren en daar zit een groot manco. Verdienste erkennen is moeilijker dan vroeger, ook al door de methodes om examens af te nemen, waar men juist het persoonlijke in de student v/m wil objectiveren. Hoe barbaars.
[i] De krant De Standaard bracht een paar dagen na de start van het eerste academiejaar onder het nieuwe regime dat het een succes was. Had de krant niet beter wat afstandelijker tegen de zaak aangekeken?


Reacties

Populaire posts