welbevinden ondanks gezondheidsproblemen?



Reflectie


Een gezond leven
Ook goed leven?





Jacques Brel bezong de vreugden en de misère van
het leven. Zoals "L'ivrogne" 'Ami, remplis mon verre)
waarvan de luisteraar de romantiek van de kroeg kan
vinden en tegelijk de ellende van het afzuipen in de
vroege ochtend. In zijn eentje bezong Brel nogal wat
facetten van het leven, die ons kunnen inspireren. 
Vermijdbare aandoeningen moet men ten koste van alles voorkomen. Zo luidt het dogma, maar het zijn ziekten die nogal eens verbonden met het goede leven, zonder dat daarom excentriek moet heten. Andere aandoeningen komen met het toenemen van de levensverwachting en zoals Tinneke Beeckman schreef, brengt de oude dag nogal eens een tijd van bedlegerigheid en medische zorgen die aan het levenseinde vooraf gaan. Het ijveren voor meer gezond leven kan men onderschrijven, de fanatieke ijverzucht alle gevaarlijk gedrag uit de wereld te helpen wat toch wel een inbreuk vormt op de persoonlijke autonomie, moet met grote inzet bestreden worden. Of is die autonomie iets van den aard die ik bij de Jezuïeten leerde kennen: je bent vrij om te kiezen voor de (juiste) levenswijze die wij voorstellen?

Laten we wel van meet aan duidelijk zijn dat andere mensen hinderen of overlast bezorgen niet kan. De grens, of beter grijze zone wordt nu door steeds meer geloofsijver ingenomen, om toch maar te vermijden dat men last zou hebben van hinderlijk gedrag. Er wordt evenwel minder druk gedaan om het gebruik van drugs, designersdrugs, cocaïne, waarbij men vaststelt dat het gebruik in steden als Antwerpen indrukwekkende proporties aanneemt. Nu goed, wie cocaïne gebruikt zit vaak niet in de goot en hindert niemand, al weet men ook dat langdurig gebruik schadelijk is en onder meer psychoses kan veroorzaken en die kunnen ook derden meeslepen. Toch wordt er veel minder aandacht besteed dan aan de dealers.

Het moet ook onderkend worden dat ons systeem van sociale zekerheid en gezondheidszorg inderdaad kostbaar is en de samenleving, c.q. de regering en de stakeholders – wij zijn ook stakeholders, maar dat vergeten we graag – zoals de zorgverzekeraars, bij ons vooral mutualiteiten, uiteraard ook artsen, ziekenhuizen en andere zorgverstrekkers, zoals tandartsen, kinesisten… wat dus een complex geheel van belanghebbenden wordt, waarbij er dan nog eens de gezondheidspreventiesector gevoegd kan worden, met organisaties als Kom op tegen Kanker – of hoe die nu ook mag heten. Hadden we het al over onderzoek, dan ziet men ook daar een myriade van specialismen, van biotechnologische onderzoekers en bedrijven, maar uiteraard de klassieke medische onderzoeken en dan vervolgens nog eens sociaal onderzoek rond gezondheid en dan vergeten we nog de gezondheidseconomen. Wie vindt daar nog zijn weg in?

Een lijn bij dat alles kan men alleen vinden als men onderscheid maakt tussen onderzoek naar de werking van organen en het lichaam, het onderzoek naar therapeutische mogelijkheden, zowel chirurgie als farmacologische middelen komen dan in beeld. Toch zien we dat artsen die uitblinken in hun metier nogal eens gebruik van hun status om zich ook op de preventie te richten. Uiteraard is hun inbreng gestoeld op ervaring, maar toch, als we alleen al kijken naar de dieetadviezen dan zien we dat bepaalde adviezen vaak herroepen worden of genuanceerd. Daar is niets mis mee, want niet reageren op voortschrijdend inzicht zou pas fout blijken. Alleen, over lengte van jaren bekeken zien we dat men steeds weer dezelfde inzichten als nieuw verworven verkoopt omdat we zogenaamd niet zouden luisteren. De toename van de levensverwachting spreekt dat anders wel tegen.

Centraal zou evenwel het welbevinden horen te staan of mensen zich wel in hun vel voelen, ook als er iets aan de hand is, zichtbaar of niet zichtbaar. Niemand hoeft coram publico te zeggen dat er iets aan de hand is, zelfs als het min of meer zichtbaar is, want dat behoort tot de eigen identiteit, al zou men het liefst willen dat het anders was. Die kleine of grote imperfecties kunnen evenwel ook leiden tot een zeker welbevinden, waar derden geen zicht op hebben, maar dat ook leidt tot andere prioriteiten. Gezond leven is aanbevelenswaardig, maar het is wel moeilijk te begrijpen dat men al te vaak vergeet dat men dat boven welbevinden en goed leven zou stellen. Want een goed leven kunnen leiden, ook als de omstandigheden minder zijn dan men zou wensen, vergt levenskunst. Gezond leven, zo blijkt telkens weer zou iets zijn voor de hogere klassen in de samenleving.

Armoede gaat samen met ongezond leven, zegt men, leest men haast dagelijks. Afgezien van het feit dat in onze cultuur de ratio hoog aangeprezen wordt, hoog aangeslagen, merkt men dat experts “mensen in armoede” dag na dag verwijten maken over hun godvergeten, ongezonde leven. Discipline, gezond leven zijn sociaal primordiaal, worden beschouwd als de basis voor aanvaardbaarheid. Redelijkheid gebiedt te zeggen dat men niet tegelijk kan zeggen dat men geeft om armen, dat men rechts verwijt dat ze armen de schuld in de schoenen schuift en tegelijk beweren dat ze hun ongezonde leven aan zichzelf te wijten hebben, dat klotst en is een contradictie in terminis.

Er is nog een ander, sociaal-psychologisch probleem, want geestelijke gezondheid, daarover gaat het ook al enige tijd, waarbij men wel eens stoornissen lijkt uit te vinden, maar het aantal zelfdodingen in ons land, in Vlaanderen, geeft geen blijk van een goed leven. De discussie over gezond leven laat onverlet dat veel mensen op de sukkel zijn met hoe ze hun leven ervaren, uitzichtloos soms, al is men redelijk welvarend en moet iemand zich weinig ontzeggen. Echter, de ruimte voor een zotternij, lijkt er niet meer in te zitten, want als we uit de bol gaan, dan zondigen we tegen allerlei voorschriften en als er brokken van komen dan zegt de computer neen.

Natuurlijk zal men elkaar gezondheid wensen, maar wensen we elkaar wel afdoende vaak een goed leven? Wat zou dat dan moeten zijn? De een zal aankomen met de gedachte dat gezondheid toch voldoende is voor een goed leven, maar ook, zoals gezegd, mensen met beperkingen kunnen een goed leven kennen. Want tja, sinds Socrates en de Stoa, zelfs de cynici weten we hoeveel paden er zijn naar een goed leven, vooral omdat de Socrates in zijn bevragingen lang niet altijd met een eensluidend antwoord kwam aanzetten. De Stoa – pin uw dienaar niet vast op deze al te summiere omschrijving – had aan de ene kant oog voor de vraag hoe we leed kunnen vermijden, voor onszelf, maar had ook oog voor zelfzorg, dat wil zeggen het onderzoeken hoe een mens zo voor zichzelf kan zorgen dat het leven dragelijk is. De epicuristen zouden genotszoekers zijn, maar anders dan hedonisten kijken ze er wel voor uit dat ze een uitspatting nog kunnen navertellen.

Opvallend blijkt bij deze verschillende visies op een goed leven inderdaad het subject de kern is, zelden gaat het over interactie met anderen. Het individuele als subject is wellicht een grote ontdekking van de Griekse filosofische scholen, maar in de tragedies kwam er iets anders om de hoek kijken, namelijk dat mensen, helden, als ze iets doen dat van waarde is en van belang toch hopeloos verstrikt kunnen raken in een web van gebeurtenissen en vooral van hun eigen keuzes, waaraan ze dan ten onder gaan. Zoals Martha Nussbaum betoogde in “De breekbaarheid van het goede”, kan men in de tragedie zoals de Griekse cultuur die heeft nagelaten een andere vorm van beschrijving van het menselijke lot vinden dan in de filosofische teksten. Oedipus die fouten maakte zonder dat hij kon weten dat hij zijn vader had gedood, dat hij gehuwd was met zijn moeder, kon op het einde niet anders dan erkennen dat hij hen, de Thebanen, in grote problemen had gebracht, stak zijn ogen uit en verliet de stad. Toch had hij niet wetens tegen de menselijke en goddelijke wet gehandeld. Antigone stelt de goddelijke wet boven de menselijke, wanneer ze haar broer wil begraven en kan niet aan de rechtmatige straf ontkomen. Filosofen hebben over deze toneelstukken wel vaker geschreven, maar omdat casuïstiek niet kan leiden tot algemene inzichten, die onweerlegbaar zouden zijn, kan men met de gedachte aan het tragische niet uit de voeten.

Pas bij Euripides als ik het wel heb, zou in de tragedie de interactie tussen mensen onderling de basis van de tragedie kunnen blijken. Ook hier ziet men dat geen algemene waarheden voorgehouden worden, maar heel specifieke omstandigheden in het spel zijn. Elektra handelt over de wraak op Klytaimnestra die Agamnenon had vermoord. Aigisthos, de nieuwe man van Klytaimnestra moet mee boeten en dus wordt Orestes verbannen en moet Elektra met een (oude) boer getrouwd zijn: geen kinderen, geen wrekers. Het loopt anders, maar toch, de wraakoefening brengt ook geen geluk. Toch dacht Euripides dat wie genieten kan van de zegeningen en niet (bovenmatig) lijdt onder tegenslag is een gelukkig mens. Behartigenswaardig?

In een studie “Le Dieu Caché” heeft Lucien Goldmann  onder meer die tragediedichters en vooral de navolgers als Jean Racine  en de filosoof Pascal opnieuw onderzocht en daar heel wat boeiende inzichten uit gepuurd die voor deze tijd nog steeds van belang kunnen blijken. De grondtoon van het werk gaat erover dat mensen zich zowel in een transcendent als een immanent heilsverhaal kunnen verschansen, menende dat ze dan een grote controle zouden hebben op de dingen en het leven, ook op anderen. Het lijkt me dat zijn kritiek op het communisme nog altijd behartigenswaardig is, net omdat hij niet vanzelf naar “de ander kant”, het kapitalisme overging, maar precies de structurele facetten van het marxisme, de constructen wilde heroverwegen. Uiteraard kon hij niet op tegen het gewicht van de doctrinaire communisten, omdat hij niet kon aannemen dat mensen hun lot op die manier uit handen konden geven zodat de uitkomst a priori zou vastliggen.

We handelen in het ongewisse en moeten dus de notie risico accepteren en, zoals Pascal voorop stelde, in een seculiere context begrepen, dat we moeten aannemen dat we niet zullen weten wat ons lot zal zijn, maar kiezen (voor God) verlost ons van de onzekerheid in dit leven. Ik heb dat altijd begrepen als een “wedden op het leven zoals het is”. Dat mag contradictorisch lijken, maar geloven in god is voor Pascal wat geloven in de overwinning van het proletariaat voor de communisten – in zekere zin, maar of het proletariaat wint of verliest is de laatste decennia altijd van weinig betekenis gebleken voor de meerderheid van de burgers in die regimes, want zij hadden er alleen de lasten van – betekent, want wat wint een mens er dezer dagen bij te mogen verwachten naar het paradijs te gaan post mortem? Weinig. Echter, net daarom werd gezondheid en preventie zo belangrijk en men kan daar ver in meegaan, want wie is niet verheugd dat ziekten als cholera, polio of tetanus in onze regionen nog weinig voorkomen en goed behandeld kunnen worden. Anderzijds duiken er nieuwe aandoeningen op, aan de ene kant HIV/aids, sinds ongeveer 1982, anderzijds zijn er zogenaamde beschavingsziekten, zoals hart- en vaatziekten, maar ook ouderdomsziekten, zoals diabetes – bij ouderen -, Alzheimer, Parkinson…

Dat vergt van onze heel wat, want zoals Tinneke Beeckman vaststelt,  moeten veel mensen hun lange leven betalen met een soms lange periode van aftakeling en grote zorgbehoefte. Het is een interessante gedachte dat men nu wel lang mag leven, maar als het einde komt, lijkt die veel meer van ons gevoel voor eigenwaarde te vergen, omdat het sowieso al lastig is onze autonomie vrij te geven. Uitbesteden van bepaalde zaken, zoals het onderhoud van de woning, de mobiliteit en de zelfzorg zal inderdaad niet altijd vanzelf gaan, zal sommige mensen tot zelfverwaarlozing brengen, want een hulp in de huishouding komt hun eer te na.

De vooruitgang van de geneeskunde, van de farmaceutische wetenschappen en van de biotechnologie brengt ons veel vooruitgang, laat daar geen misverstand over bestaan, maar die vooruitgang en het spectrum aan mogelijkheden roept nieuwe ethische vragen op, die ook het goede leven raken of er afbreuk aan zouden kunnen doen. Daarom is het nodig dat we het goede leven beter onder ogen zien, hoewel er geen sluitende definitie van gegeven kan worden. Het gaat immers om een subjectieve beleving terwijl gezondheid in wezen gemeten kan worden, heet het. Toch valt dat laatste in zekere te betwijfelen, want al kan pijn erg schrijnen, toch kan men, met een aandoening onder de leden nog aardig deelnemen aan het professionele en sociale leven. Sommige mensen blijken bij nader toezien veel minder getekend door hun aandoening dan we van buitenaf zouden denken, omdat het een bizar fenomeen blijft, dat omgaan met tegenslag, met ziekte. Uiteraard komen we dan wel een breekpunt tegen dat het niet meer te dragen is, maar het lijden is voor elkeen weer anders en soms zelfs niet enkel een kwestie van pijn en angst.

Wat hier aan de orde is, heeft te maken met de vraag of de omstandigheden ideaal moeten zijn, opdat we ons goed in ons vel zouden voelen. Misschien kan men onderzoeksmethodes ontwikkelen, waarbij men dat welbevinden zou kunnen meten, maar er zijn aan de ene kant sociaal gewenste reacties, er zijn ook persoonlijke beschermingsmechanismen, die het moeilijk maken zomaar aan te geven hoe men zichzelf ervaart, op een heuvel, een berg of net in het liefelijke dan wel gruwelijke dal. Men spreekt, vooral in de media graag over geluk en er zijn zelfs geluksgoeroes die tegen veel geld overal daarover gaan spreken. Dat mag, maar van die boeren lust ik geen eieren, omdat ze ofwel zeer astrant proberen ieders doopceel te lichten, dan wel zeer algemeen en vaag zwetsen over hoe men dan toch dat ietsje pietsje geluk kan vinden. Welbevinden laat zich niet commanderen, wel vergen sommige omstandigheden  dat mensen wat zorg en vragen uitbesteden, zonder dat zij hun autonomie inleveren.

De kwestie is natuurlijk dat we hier zeer dogmatisch naar kijken en dat we weten dat we, eens overgeleverd aan de vriendelijke zorgen van verpleegkundigen betutteld worden van hier tot in Tokyo. Toch is er op dat vlak wel een en ander veranderd, al kan men er niet aan voorbij gaan dat elke persoon die in de zorg aan de slag gaat een mentaal leerproces door moet, waarbij het opbrengen van respect niet enkel gelegen is in het vermijden van verkleinwoordjes, van koosnaampjes, ook dat, maar ook in de wijze waarop men zich in de intieme sfeer van een persoon die zorgbehoevend is beweegt. Overigens, ook mantelzorgers botsen soms op die zeer subtiele grensgebieden van zorg en respect. Wat respect is? Wie er een definitie van wil geven, komt zelden tot een begrijpelijke dan wel adequate omschrijving, omdat respect alleen intersubjectief kan begrepen worden en niet object gemeten.

Dat geldt uiteraard ook voor de notie “goed leven”, waar we ook niet echt een definitie voor kunnen presenteren en toch kan men de notie niet los zien van het gebrek aan welbevinden waar velen onder ons, blijkens cijfers over vage gezondheidsklachten en meer te behandelen aandoeningen ons lijkt te bedreigen. Het goede leven is een voorstel, kan men bedenken, waarbij filosofen ons sinds Socrates en Pythagoras ons richtlijnen hebben aangereikt en waarbij men een zekere omgekeerd evenredige relatie kan aangeven tussen enerzijds de expliciete aard van leefregels en het verwerven van zelfzorg en autonomie. Socrates zegde finaal niet meer dan: “Ken uzelf”. Ook de Stoa stond voor zelfzorg en echt uitgewerkte richtlijnen waren er niet, want die kwamen vaak uit uitgebreide gesprekken. Hoeveel gemakkelijker is het dan niet van gezondheid de nieuwe afgod te maken, want gezond leven en ziektes voorkomen kan men meten. Maar dan komt men precies uit bij zeer ver uitgewerkte leefregels, zoals de Benedictijnse traditie van de kloosterregels, die zeer vergaand konden ingrijpen in het persoonlijke leven. De discipline was de crux van het goede monastieke leven. Ook voor het goede leven kan men zich best een zekere discipline aanwennen, terwijl tegelijk die discipline ten dienste staat van de vrijheid en autonomie. Gezondheidsregels hebben de neiging de persoonlijke autonomie, i.e. afwegingen in functie van eigen omstandigheden en verwachtingen te negeren.

Ervan uitgaande, zoals ik van de Antieke cultuur opstak, dat een mens pas naderhand, bij de finale exit kan vaststellen of iemand een goed leven heeft gehad, gevat in de term “Kalokagathia” oftewel de idee van de schone ziel die mooi sterft. Echter, dat is het oordeel van de pleuranten die rond de lijkbaar staan en troost vinden in de gedachte dat de aflijvige mooi en goed geleefd heeft. Of iemand aan het einde nog kan verzuchten dat het goed geweest is, de mengeling van weldaden die men mocht ontvangen en de goedheid, mildheid die men kon opbrengen… maar ach, dat zijn toch al te nobele voorstellingen van zaken.

Heeft goed leven te maken met die goede intenties en handelingen, dan willen we graag geloven dat we vooral eerst voor onszelf moeten zorgen, onze evolutionaire inborst niet mogen verloochenen. Alsof leven op de Noord-Europese vlakte in groepen van twintig, dertig mensen alleen maar op het ik gericht zou zijn geweest. Jawel, u hoort het goed, er zit een suggestie in van eigen volk eerst, want het gaat om het overleven van de groep. Toch kan men die primaire levensomstandigheden niet vergelijken met onze levenswijze vandaag en de ontwikkelingen van onder meer het brein. Die kleine groep kon 12.000 jaar geleden wellicht lange tochten maken zonder andere mensen tegen te komen, al blijkt aan het einde van de ijstijd de densiteit van de bewoning te zijn toegenomen. Nog iets wat men eens aan evolutionair biologen en dito psychologen zou kunnen vragen: hebben ze weet van de (wisselende) omstandigheden waarin mensen en groepen mensen toen leefden?

Het goede leven vandaag? Dat is zeker een persoonlijk avontuur, maar als men daarbij inzet op wat evolutionair psychologen ons leren, dan botst men op de realiteit dat toen de directe afhankelijkheid van derden zeer zeker groot was, terwijl we nu een grote indirecte afhankelijkheid ervaren, van de dagelijkse aankoop, van de nutsvoorzieningen en zelfs voor wat het bereiken van onze hoogste levensdoelen, onze successen, of ons falen.

Goed leven is meer dan keihard genieten, het is zoeken en vinden van een bedding, waarin men zich welbevinden kan en die toelaat inderdaad ook het bijzondere te doen dat we voor ogen hebben staan. Maar het vorderen van de jaren speelt hierbij ook een rol, zowel wat het verwachtingspatroon betreft van wat we aankunnen of nog aankunnen tot onze relatie met derden. Ik geeft toe dat het gemakkelijker is calorieën te tellen dan na te denken over het goede leven, waarbij men ook met de beste intenties schade kan toebrengen. Bovendien, als het om het goede leven gaat, zijn we wellicht ook wel vatbaar voor de invloeden van derden en oefenen we ook wel een al dan niet gunstige invloed uit op derden. Zoals de streng gereformeerden wisten dat ze het zonder de genade van de heer moesten doen en er zeer steile opvattingen op na hielden en houden, over seks bijvoorbeeld, zo kunnen we inderdaad beter voor onze gezondheid zorgen en vermijden afhankelijk te worden van derden: geen auto’s meer, geen sigaretten meer, geen drank meer en ja, geen seks meer. Het leven van geheelonthouders. Maar wat is er erg aan eens om het welbevinden van een ander bekommerd te wezen?

Misschien wat meer ontspannen omgaan met wat gezondheid betekenen kan voor mensen die al een gezondheidsprobleem hebben, maar in het dagelijkse leven toch behoorlijk wat welbevinden oogsten. Niet ondanks, maar dankzij de medische vooruitgang kunnen we langer leven, beter omgaan met tegenslagen en werden aandoeningen eerder chronisch dan acuut en niet langer onbehandelbaar. Overigens, denkt men er wel eens over na wat we met ons leven gaan doen als we allemaal in goede gezondheid meer dan honderd jaar worden? Weten we wel hoe nu we al met die vele jaren in het verschiet om kunnen springen? Zal het simpele feit dat we 85 mogen worden ons gelukkiger maken? Het lijkt zelfs evident te worden, maar toch lijden net die mensen al eens aan vereenzaming en doelloosheid. Gezondheid is een groot goed, maar we worden de slaafse dienaren van een afgod die vergeten dat we nu kunnen leven. Timshel, we kunnen het, goed leven en toch gezond blijven, relatief toch, het liefst goed omringd, maar dan moeten we ook anderen niet negeren – niet om de beloning uiteraard.


Bart Haers  




Reacties

Populaire posts