welbevinden ondanks gezondheidsproblemen?
Reflectie
Een gezond leven
Ook goed leven?
Vermijdbare
aandoeningen moet men ten koste van alles voorkomen. Zo luidt het dogma, maar
het zijn ziekten die nogal eens verbonden met het goede leven, zonder dat
daarom excentriek moet heten. Andere aandoeningen komen met het toenemen van de
levensverwachting en zoals Tinneke Beeckman schreef, brengt de oude dag nogal
eens een tijd van bedlegerigheid en medische zorgen die aan het levenseinde
vooraf gaan. Het ijveren voor meer gezond leven kan men onderschrijven, de fanatieke
ijverzucht alle gevaarlijk gedrag uit de wereld te helpen wat toch wel een
inbreuk vormt op de persoonlijke autonomie, moet met grote inzet bestreden
worden. Of is die autonomie iets van den aard die ik bij de Jezuïeten leerde
kennen: je bent vrij om te kiezen voor de (juiste) levenswijze die wij
voorstellen?
Laten
we wel van meet aan duidelijk zijn dat andere mensen hinderen of overlast
bezorgen niet kan. De grens, of beter grijze zone wordt nu door steeds meer
geloofsijver ingenomen, om toch maar te vermijden dat men last zou hebben van
hinderlijk gedrag. Er wordt evenwel minder druk gedaan om het gebruik van drugs,
designersdrugs, cocaïne, waarbij men vaststelt dat het gebruik in steden als
Antwerpen indrukwekkende proporties aanneemt. Nu goed, wie cocaïne gebruikt zit
vaak niet in de goot en hindert niemand, al weet men ook dat langdurig gebruik
schadelijk is en onder meer psychoses kan veroorzaken en die kunnen ook derden
meeslepen. Toch wordt er veel minder aandacht besteed dan aan de dealers.
Het
moet ook onderkend worden dat ons systeem van sociale zekerheid en
gezondheidszorg inderdaad kostbaar is en de samenleving, c.q. de regering en de
stakeholders – wij zijn ook stakeholders, maar dat vergeten we graag – zoals de
zorgverzekeraars, bij ons vooral mutualiteiten, uiteraard ook artsen, ziekenhuizen
en andere zorgverstrekkers, zoals tandartsen, kinesisten… wat dus een complex
geheel van belanghebbenden wordt, waarbij er dan nog eens de
gezondheidspreventiesector gevoegd kan worden, met organisaties als Kom op
tegen Kanker – of hoe die nu ook mag heten. Hadden we het al over onderzoek,
dan ziet men ook daar een myriade van specialismen, van biotechnologische
onderzoekers en bedrijven, maar uiteraard de klassieke medische onderzoeken en
dan vervolgens nog eens sociaal onderzoek rond gezondheid en dan vergeten we
nog de gezondheidseconomen. Wie vindt daar nog zijn weg in?
Een
lijn bij dat alles kan men alleen vinden als men onderscheid maakt tussen onderzoek
naar de werking van organen en het lichaam, het onderzoek naar therapeutische
mogelijkheden, zowel chirurgie als farmacologische middelen komen dan in beeld.
Toch zien we dat artsen die uitblinken in hun metier nogal eens gebruik van hun
status om zich ook op de preventie te richten. Uiteraard is hun inbreng
gestoeld op ervaring, maar toch, als we alleen al kijken naar de dieetadviezen
dan zien we dat bepaalde adviezen vaak herroepen worden of genuanceerd. Daar is
niets mis mee, want niet reageren op voortschrijdend inzicht zou pas fout
blijken. Alleen, over lengte van jaren bekeken zien we dat men steeds weer
dezelfde inzichten als nieuw verworven verkoopt omdat we zogenaamd niet zouden
luisteren. De toename van de levensverwachting spreekt dat anders wel tegen.
Centraal
zou evenwel het welbevinden horen te staan of mensen zich wel in hun vel
voelen, ook als er iets aan de hand is, zichtbaar of niet zichtbaar. Niemand
hoeft coram publico te zeggen dat er iets aan de hand is, zelfs als het min of
meer zichtbaar is, want dat behoort tot de eigen identiteit, al zou men het
liefst willen dat het anders was. Die kleine of grote imperfecties kunnen
evenwel ook leiden tot een zeker welbevinden, waar derden geen zicht op hebben,
maar dat ook leidt tot andere prioriteiten. Gezond leven is aanbevelenswaardig,
maar het is wel moeilijk te begrijpen dat men al te vaak vergeet dat men dat
boven welbevinden en goed leven zou stellen. Want een goed leven kunnen leiden,
ook als de omstandigheden minder zijn dan men zou wensen, vergt levenskunst.
Gezond leven, zo blijkt telkens weer zou iets zijn voor de hogere klassen in de
samenleving.
Armoede
gaat samen met ongezond leven, zegt men, leest men haast dagelijks. Afgezien
van het feit dat in onze cultuur de ratio hoog aangeprezen wordt, hoog
aangeslagen, merkt men dat experts “mensen in armoede” dag na dag verwijten maken
over hun godvergeten, ongezonde leven. Discipline, gezond leven zijn sociaal
primordiaal, worden beschouwd als de basis voor aanvaardbaarheid. Redelijkheid
gebiedt te zeggen dat men niet tegelijk kan zeggen dat men geeft om armen, dat
men rechts verwijt dat ze armen de schuld in de schoenen schuift en tegelijk
beweren dat ze hun ongezonde leven aan zichzelf te wijten hebben, dat klotst en
is een contradictie in terminis.
Er is
nog een ander, sociaal-psychologisch probleem, want geestelijke gezondheid,
daarover gaat het ook al enige tijd, waarbij men wel eens stoornissen lijkt uit
te vinden, maar het aantal zelfdodingen in ons land, in Vlaanderen, geeft geen
blijk van een goed leven. De discussie over gezond leven laat onverlet dat veel
mensen op de sukkel zijn met hoe ze hun leven ervaren, uitzichtloos soms, al is
men redelijk welvarend en moet iemand zich weinig ontzeggen. Echter, de ruimte
voor een zotternij, lijkt er niet meer in te zitten, want als we uit de bol gaan,
dan zondigen we tegen allerlei voorschriften en als er brokken van komen dan
zegt de computer neen.
Natuurlijk
zal men elkaar gezondheid wensen, maar wensen we elkaar wel afdoende vaak een
goed leven? Wat zou dat dan moeten zijn? De een zal aankomen met de gedachte
dat gezondheid toch voldoende is voor een goed leven, maar ook, zoals gezegd,
mensen met beperkingen kunnen een goed leven kennen. Want tja, sinds Socrates
en de Stoa, zelfs de cynici weten we hoeveel paden er zijn naar een goed leven,
vooral omdat de Socrates in zijn bevragingen lang niet altijd met een
eensluidend antwoord kwam aanzetten. De Stoa – pin uw dienaar niet vast op deze
al te summiere omschrijving – had aan de ene kant oog voor de vraag hoe we leed
kunnen vermijden, voor onszelf, maar had ook oog voor zelfzorg, dat wil zeggen
het onderzoeken hoe een mens zo voor zichzelf kan zorgen dat het leven
dragelijk is. De epicuristen zouden genotszoekers zijn, maar anders dan
hedonisten kijken ze er wel voor uit dat ze een uitspatting nog kunnen
navertellen.
Opvallend
blijkt bij deze verschillende visies op een goed leven inderdaad het subject de
kern is, zelden gaat het over interactie met anderen. Het individuele als
subject is wellicht een grote ontdekking van de Griekse filosofische scholen,
maar in de tragedies kwam er iets anders om de hoek kijken, namelijk dat
mensen, helden, als ze iets doen dat van waarde is en van belang toch hopeloos
verstrikt kunnen raken in een web van gebeurtenissen en vooral van hun eigen
keuzes, waaraan ze dan ten onder gaan. Zoals Martha Nussbaum betoogde in “De
breekbaarheid van het goede”, kan men in de tragedie zoals de Griekse cultuur
die heeft nagelaten een andere vorm van beschrijving van het menselijke lot
vinden dan in de filosofische teksten. Oedipus die fouten maakte zonder dat hij
kon weten dat hij zijn vader had gedood, dat hij gehuwd was met zijn moeder,
kon op het einde niet anders dan erkennen dat hij hen, de Thebanen, in grote
problemen had gebracht, stak zijn ogen uit en verliet de stad. Toch had hij
niet wetens tegen de menselijke en goddelijke wet gehandeld. Antigone stelt de
goddelijke wet boven de menselijke, wanneer ze haar broer wil begraven en kan
niet aan de rechtmatige straf ontkomen. Filosofen hebben over deze toneelstukken
wel vaker geschreven, maar omdat casuïstiek niet kan leiden tot algemene inzichten,
die onweerlegbaar zouden zijn, kan men met de gedachte aan het tragische niet
uit de voeten.
Pas
bij Euripides als ik het wel heb, zou in de tragedie de interactie tussen
mensen onderling de basis van de tragedie kunnen blijken. Ook hier ziet men dat
geen algemene waarheden voorgehouden worden, maar heel specifieke
omstandigheden in het spel zijn. Elektra handelt over de wraak op Klytaimnestra
die Agamnenon had vermoord. Aigisthos, de nieuwe man van Klytaimnestra moet mee
boeten en dus wordt Orestes verbannen en moet Elektra met een (oude) boer getrouwd
zijn: geen kinderen, geen wrekers. Het loopt anders, maar toch, de
wraakoefening brengt ook geen geluk. Toch dacht Euripides dat wie genieten kan
van de zegeningen en niet (bovenmatig) lijdt onder tegenslag is een gelukkig
mens. Behartigenswaardig?
In een
studie “Le Dieu Caché” heeft Lucien Goldmann onder meer die tragediedichters en vooral de
navolgers als Jean Racine en de filosoof
Pascal opnieuw onderzocht en daar heel wat boeiende inzichten uit gepuurd die
voor deze tijd nog steeds van belang kunnen blijken. De grondtoon van het werk
gaat erover dat mensen zich zowel in een transcendent als een immanent
heilsverhaal kunnen verschansen, menende dat ze dan een grote controle zouden
hebben op de dingen en het leven, ook op anderen. Het lijkt me dat zijn kritiek
op het communisme nog altijd behartigenswaardig is, net omdat hij niet vanzelf
naar “de ander kant”, het kapitalisme overging, maar precies de structurele
facetten van het marxisme, de constructen wilde heroverwegen. Uiteraard kon hij
niet op tegen het gewicht van de doctrinaire communisten, omdat hij niet kon
aannemen dat mensen hun lot op die manier uit handen konden geven zodat de
uitkomst a priori zou vastliggen.
We
handelen in het ongewisse en moeten dus de notie risico accepteren en, zoals
Pascal voorop stelde, in een seculiere context begrepen, dat we moeten aannemen
dat we niet zullen weten wat ons lot zal zijn, maar kiezen (voor God) verlost
ons van de onzekerheid in dit leven. Ik heb dat altijd begrepen als een “wedden
op het leven zoals het is”. Dat mag contradictorisch lijken, maar geloven in
god is voor Pascal wat geloven in de overwinning van het proletariaat voor de
communisten – in zekere zin, maar of het proletariaat wint of verliest is de
laatste decennia altijd van weinig betekenis gebleken voor de meerderheid van de
burgers in die regimes, want zij hadden er alleen de lasten van – betekent, want
wat wint een mens er dezer dagen bij te mogen verwachten naar het paradijs te
gaan post mortem? Weinig. Echter, net daarom werd gezondheid en preventie zo
belangrijk en men kan daar ver in meegaan, want wie is niet verheugd dat
ziekten als cholera, polio of tetanus in onze regionen nog weinig voorkomen en
goed behandeld kunnen worden. Anderzijds duiken er nieuwe aandoeningen op, aan
de ene kant HIV/aids, sinds ongeveer 1982, anderzijds zijn er zogenaamde
beschavingsziekten, zoals hart- en vaatziekten, maar ook ouderdomsziekten,
zoals diabetes – bij ouderen -, Alzheimer, Parkinson…
Dat
vergt van onze heel wat, want zoals Tinneke Beeckman vaststelt, moeten veel mensen hun lange leven betalen met
een soms lange periode van aftakeling en grote zorgbehoefte. Het is een
interessante gedachte dat men nu wel lang mag leven, maar als het einde komt,
lijkt die veel meer van ons gevoel voor eigenwaarde te vergen, omdat het sowieso
al lastig is onze autonomie vrij te geven. Uitbesteden van bepaalde zaken, zoals
het onderhoud van de woning, de mobiliteit en de zelfzorg zal inderdaad niet
altijd vanzelf gaan, zal sommige mensen tot zelfverwaarlozing brengen, want een
hulp in de huishouding komt hun eer te na.
De
vooruitgang van de geneeskunde, van de farmaceutische wetenschappen en van de
biotechnologie brengt ons veel vooruitgang, laat daar geen misverstand over
bestaan, maar die vooruitgang en het spectrum aan mogelijkheden roept nieuwe
ethische vragen op, die ook het goede leven raken of er afbreuk aan zouden
kunnen doen. Daarom is het nodig dat we het goede leven beter onder ogen zien,
hoewel er geen sluitende definitie van gegeven kan worden. Het gaat immers om
een subjectieve beleving terwijl gezondheid in wezen gemeten kan worden, heet
het. Toch valt dat laatste in zekere te betwijfelen, want al kan pijn erg
schrijnen, toch kan men, met een aandoening onder de leden nog aardig deelnemen
aan het professionele en sociale leven. Sommige mensen blijken bij nader
toezien veel minder getekend door hun aandoening dan we van buitenaf zouden
denken, omdat het een bizar fenomeen blijft, dat omgaan met tegenslag, met
ziekte. Uiteraard komen we dan wel een breekpunt tegen dat het niet meer te
dragen is, maar het lijden is voor elkeen weer anders en soms zelfs niet enkel
een kwestie van pijn en angst.
Wat
hier aan de orde is, heeft te maken met de vraag of de omstandigheden ideaal
moeten zijn, opdat we ons goed in ons vel zouden voelen. Misschien kan men
onderzoeksmethodes ontwikkelen, waarbij men dat welbevinden zou kunnen meten,
maar er zijn aan de ene kant sociaal gewenste reacties, er zijn ook
persoonlijke beschermingsmechanismen, die het moeilijk maken zomaar aan te
geven hoe men zichzelf ervaart, op een heuvel, een berg of net in het
liefelijke dan wel gruwelijke dal. Men spreekt, vooral in de media graag over
geluk en er zijn zelfs geluksgoeroes die tegen veel geld overal daarover gaan
spreken. Dat mag, maar van die boeren lust ik geen eieren, omdat ze ofwel zeer astrant
proberen ieders doopceel te lichten, dan wel zeer algemeen en vaag zwetsen over
hoe men dan toch dat ietsje pietsje geluk kan vinden. Welbevinden laat zich
niet commanderen, wel vergen sommige omstandigheden dat mensen wat zorg en vragen uitbesteden,
zonder dat zij hun autonomie inleveren.
De
kwestie is natuurlijk dat we hier zeer dogmatisch naar kijken en dat we weten
dat we, eens overgeleverd aan de vriendelijke zorgen van verpleegkundigen betutteld
worden van hier tot in Tokyo. Toch is er op dat vlak wel een en ander
veranderd, al kan men er niet aan voorbij gaan dat elke persoon die in de zorg
aan de slag gaat een mentaal leerproces door moet, waarbij het opbrengen van
respect niet enkel gelegen is in het vermijden van verkleinwoordjes, van
koosnaampjes, ook dat, maar ook in de wijze waarop men zich in de intieme sfeer
van een persoon die zorgbehoevend is beweegt. Overigens, ook mantelzorgers
botsen soms op die zeer subtiele grensgebieden van zorg en respect. Wat respect
is? Wie er een definitie van wil geven, komt zelden tot een begrijpelijke dan
wel adequate omschrijving, omdat respect alleen intersubjectief kan begrepen
worden en niet object gemeten.
Dat
geldt uiteraard ook voor de notie “goed leven”, waar we ook niet echt een
definitie voor kunnen presenteren en toch kan men de notie niet los zien van het
gebrek aan welbevinden waar velen onder ons, blijkens cijfers over vage
gezondheidsklachten en meer te behandelen aandoeningen ons lijkt te bedreigen.
Het goede leven is een voorstel, kan men bedenken, waarbij filosofen ons sinds
Socrates en Pythagoras ons richtlijnen hebben aangereikt en waarbij men een
zekere omgekeerd evenredige relatie kan aangeven tussen enerzijds de expliciete
aard van leefregels en het verwerven van zelfzorg en autonomie. Socrates zegde
finaal niet meer dan: “Ken uzelf”. Ook de Stoa stond voor zelfzorg en echt
uitgewerkte richtlijnen waren er niet, want die kwamen vaak uit uitgebreide gesprekken.
Hoeveel gemakkelijker is het dan niet van gezondheid de nieuwe afgod te maken,
want gezond leven en ziektes voorkomen kan men meten. Maar dan komt men precies
uit bij zeer ver uitgewerkte leefregels, zoals de Benedictijnse traditie van de
kloosterregels, die zeer vergaand konden ingrijpen in het persoonlijke leven.
De discipline was de crux van het goede monastieke leven. Ook voor het goede
leven kan men zich best een zekere discipline aanwennen, terwijl tegelijk die
discipline ten dienste staat van de vrijheid en autonomie. Gezondheidsregels
hebben de neiging de persoonlijke autonomie, i.e. afwegingen in functie van
eigen omstandigheden en verwachtingen te negeren.
Ervan
uitgaande, zoals ik van de Antieke cultuur opstak, dat een mens pas naderhand,
bij de finale exit kan vaststellen of iemand een goed leven heeft gehad, gevat
in de term “Kalokagathia” oftewel de idee van de schone ziel die mooi sterft.
Echter, dat is het oordeel van de pleuranten die rond de lijkbaar staan en
troost vinden in de gedachte dat de aflijvige mooi en goed geleefd heeft. Of
iemand aan het einde nog kan verzuchten dat het goed geweest is, de mengeling
van weldaden die men mocht ontvangen en de goedheid, mildheid die men kon
opbrengen… maar ach, dat zijn toch al te nobele voorstellingen van zaken.
Heeft
goed leven te maken met die goede intenties en handelingen, dan willen we graag
geloven dat we vooral eerst voor onszelf moeten zorgen, onze evolutionaire
inborst niet mogen verloochenen. Alsof leven op de Noord-Europese vlakte in
groepen van twintig, dertig mensen alleen maar op het ik gericht zou zijn
geweest. Jawel, u hoort het goed, er zit een suggestie in van eigen volk eerst,
want het gaat om het overleven van de groep. Toch kan men die primaire
levensomstandigheden niet vergelijken met onze levenswijze vandaag en de ontwikkelingen
van onder meer het brein. Die kleine groep kon 12.000 jaar geleden wellicht
lange tochten maken zonder andere mensen tegen te komen, al blijkt aan het
einde van de ijstijd de densiteit van de bewoning te zijn toegenomen. Nog iets
wat men eens aan evolutionair biologen en dito psychologen zou kunnen vragen:
hebben ze weet van de (wisselende) omstandigheden waarin mensen en groepen mensen
toen leefden?
Het
goede leven vandaag? Dat is zeker een persoonlijk avontuur, maar als men
daarbij inzet op wat evolutionair psychologen ons leren, dan botst men op de realiteit
dat toen de directe afhankelijkheid van derden zeer zeker groot was, terwijl we
nu een grote indirecte afhankelijkheid ervaren, van de dagelijkse aankoop, van
de nutsvoorzieningen en zelfs voor wat het bereiken van onze hoogste
levensdoelen, onze successen, of ons falen.
Goed leven
is meer dan keihard genieten, het is zoeken en vinden van een bedding, waarin
men zich welbevinden kan en die toelaat inderdaad ook het bijzondere te doen
dat we voor ogen hebben staan. Maar het vorderen van de jaren speelt hierbij
ook een rol, zowel wat het verwachtingspatroon betreft van wat we aankunnen of
nog aankunnen tot onze relatie met derden. Ik geeft toe dat het gemakkelijker
is calorieën te tellen dan na te denken over het goede leven, waarbij men ook
met de beste intenties schade kan toebrengen. Bovendien, als het om het goede
leven gaat, zijn we wellicht ook wel vatbaar voor de invloeden van derden en
oefenen we ook wel een al dan niet gunstige invloed uit op derden. Zoals de
streng gereformeerden wisten dat ze het zonder de genade van de heer moesten
doen en er zeer steile opvattingen op na hielden en houden, over seks
bijvoorbeeld, zo kunnen we inderdaad beter voor onze gezondheid zorgen en
vermijden afhankelijk te worden van derden: geen auto’s meer, geen sigaretten
meer, geen drank meer en ja, geen seks meer. Het leven van geheelonthouders.
Maar wat is er erg aan eens om het welbevinden van een ander bekommerd te
wezen?
Misschien
wat meer ontspannen omgaan met wat gezondheid betekenen kan voor mensen die al
een gezondheidsprobleem hebben, maar in het dagelijkse leven toch behoorlijk
wat welbevinden oogsten. Niet ondanks, maar dankzij de medische vooruitgang kunnen
we langer leven, beter omgaan met tegenslagen en werden aandoeningen eerder chronisch
dan acuut en niet langer onbehandelbaar. Overigens, denkt men er wel eens over
na wat we met ons leven gaan doen als we allemaal in goede gezondheid meer dan
honderd jaar worden? Weten we wel hoe nu we al met die vele jaren in het
verschiet om kunnen springen? Zal het simpele feit dat we 85 mogen worden ons
gelukkiger maken? Het lijkt zelfs evident te worden, maar toch lijden net die
mensen al eens aan vereenzaming en doelloosheid. Gezondheid is een groot goed,
maar we worden de slaafse dienaren van een afgod die vergeten dat we nu kunnen
leven. Timshel, we kunnen het, goed leven en toch gezond blijven, relatief toch,
het liefst goed omringd, maar dan moeten we ook anderen niet negeren – niet om
de beloning uiteraard.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten