Hoezo superieure cultuur?
Kritiek
Superieure beschavingen
Ongemakkelijke discussies
We
hebben het graag over tekenen van beschaving, over dieptepunten ook, waarbij
men dan vanzelfsprekend vooral de Entlösung naar voor schuift, weinig acht
slaand op de aanpak door de Nazi’s van kinderen en mensen met een beperking of
een ernstige psychiatrische aandoening. Bisschop Clemens August von Galen, zetelend
te Münster, heeft daartegen protest aangetekend en na enige aarzeling werd het
programma nog heimelijker uitgevoerd. Aan de andere kant waren er mensen die de
democratie wel in het hart droegen en begrepen dat chaos aanvaarden een teken
van beschaving moet heten. De verleiding van het totalitaire denken en handelen
ligt immers ook in de Verlichting besloten. Hoe homogeen kan een beschaving
zijn?
De
oude rijken, Perzië, Egypte, China zijn niet plots ontstaan, maar wij kennen ze
doorgaans dankzij historici die de nodige bronnen onderzocht hebben en tot de
vaststelling komen dat er op zeker ogenblik een hogere politieke orde werd
bereikt. Doorgaans ontdekt men dan ook de culturele, esthetische vormgeving,
zoals de piramides, de ruïnes van Persepolis en wat al niet meer, de hangende
tuinen van Babylon hebben we helaas niet terug gevonden. Maar er zijn zoveel
artefacten, die echter niet samen kunnen worden gebracht tot een verhaal. De
geschiedenis van Egypte heeft men aardig kunnen brengen tot een grote mate van
samenhang en toch ontbreekt er iets aan, want hoeveel weten we over het leven
van de Egyptenaren in de Nijldelta, hun levensverwachting, hun welstand?
De
Westerse cultuur heeft ook een en ander meegekregen van de oude rijken. Maar het zijn altijd fragmenten, membra disiecta,
verspreide ledematen, waaraan we dan ook nog eens een andere of eigen betekenis
aan geven. Denken we maar aan de egyptiserende stijl in architectuur, die
verschillende keren opgang heeft gemaakt, niet in de laatste plaats in het
modernisme, maar ook dus in de wereld van de vrijmetselarij. De ideeën over
mens en samenleving, over de almacht van farao zullen we maar beter met enige
afstandelijkheid bejegenen. Het blijft het hete hangijzer: hoe interpreteren we
de gedachten van de ouden, zoals bijvoorbeeld het paganisme van de Grieken, het
polytheïsme kan helpen een minder hiërarchische samenleving als ideaal te zien,
of een minder patriarchale structuur van de samenleving, wat dan weer door
sommigen als een vorm van decadentie voorgesteld wordt. Hier komt aan het licht
dat onderzoekers, sociaal psychologen en meer nog evolutionair biologen en dito
psychologen door te verwijzen naar oudere maatschappelijke structuren, dat zij
kunnen bijdragen aan reactionaire inzichten over wat de goede samenleving zou
zijn.
Is een
goede samenleving daadwerkelijk een superieure samenleving? Welke criteria die
we aanleggen voor een goede, gelden voor een superieure en dus komt de
vaststelling vanzelf op dat een superieure samenleving niet per se een goede
samenleving hoeft te wezen. Nu, wat betekent dat te mogen leven in een goede
samenleving? Aanhangers van de rechtvaardigheidstheorie zullen vertellen dat
het om een samenleving gaat waar mensen gelijk zijn, ongeveer zoals Thomas More
beschreef in Utopia? Maar gaat die ordening en organisatie van het samenleven
niet in tegen het streven van mensen hun persoonlijke leven zelf uit te bouwen,
ook als dat betekent dat ze het misschien wat beter, of wat minder goed hebben?
Het spanningsveld tussen het individuele en het maatschappelijke, lees het
collectieve wordt in de meeste maatschappijvisies waar de gelijkheid hoog op de
agenda staat, doorgaans genegeerd, vaak met het argument dat mensen toch niet
zouden weten wat goed voor hen is. Dat paternalisme blijft ook vandaag bestaan
en maakt een open debat onder gelijken best wel moeilijk. In een superieure
samenleving kan men verwachten dat de notie van autoriteit, die bij enkelen zou
liggen aan belang inboet, maar de vorm die de meritocratie heeft aangenomen,
leidt ertoe dat de filters voor een publiek debat alweer aan een kleine groep
opiniemakers het woord geven, waarbij anderen geacht worden te luisteren,
hoogstens beleefd een simpele vraag te stellen en al helemaal niet zelf met een
statement naar buiten te komen. Nadenken over maatschappelijke orde, zonder de
ruimte voor individuele expressie te verzekeren, kan zeker in een
hoogtechnologische samenleving juist leiden tot meer macht voor de overheid,
waardoor de kenmerken voor een superieure samenleving dan nog wel van tel zijn
op het technische vlak, maar op het maatschappelijke vlak ernstig aan betekenis
inboeten.
Hoe we
het ook draaien of keren, de notie superieur claimen voor onze samenleving lijkt
aantrekkelijk, maar een kritische afstandelijkheid is dan wel helemaal geloosd.
Men kan stellen dat in onze samenleving deviant gedrag aanvaard wordt, ook
wettelijk gerespecteerd wordt, maar dan gaat het vooral om seksueel gedrag,
waarbij men de notie deviant best achterwege laat, omdat men homoseksueel of lesbisch
leven niet als deviant mag beschouwen en dat is terecht. Alleen, zoals Michel
Foucault al opmerkte en Marli Huijer opnieuw onder de aandacht bracht, kan men
zich afvragen of men van een homoseksuele man verwachten zal dat hij zich aan
een bepaald gedrag zou houden. Waar is dan zijn vrijheid? Of mag een lesbische
vrouw alleen nog als een virago door het leven gaat? Is dat dan geen nieuwe kooi,
een glazen kooi, maar toch een kooi.
Het
feit dat we wetgeving hebben gerealiseerd dat ethische kwesties omtrent
vruchtbaarheid, het levenseinde of seksuele voorkeur mogen we als een pluspunt
voorstellen, het punt is evenwel dat dit voor individuen in hun bestaan wel een
zekere ondersteuning geeft, vaak toch nog voor andere problemen zorgt, omdat
men als individu dan weer met zichzelf in het reine moet zien te komen. Dat is
evenwel de betekenis van wetgeving, want die kan nooit alle vragen oplossen
voor elkeen, schept wel een kader van positieve vrijheden, maakt het mogelijk
dat iemand zijn of haar streven naar geluk kan aanvatten, zonder door de wet,
de handhavers van de wet te worden verontrust en het is andere burgers niet toegestaan,
veronderstellen we dan, hen om die reden de rug toe te keren, laat staan te
discrimineren. Worden mensen die dan vragen hebben bij homoseksualiteit of het
afwijzen voor zichzelf dan niet beknot in hun rechten? In wezen niet, omdat ze
er ook wellicht niet geconfronteerd mee worden, en indien wel, dan zijn de
regels van algemene beleefdheid toch voldoende om conflicten te vermijden.
Helaas bewijzen incidenten dat dit niet zo is.
Deviant
denken vormt echter een kwestie, waar we lang niet mee klaar zijn, te meer daar
men vandaag meent te mogen stellen dat bepaalde inzichten verboden zijn. Kan
iemand in gemoede twijfelen aan het bestaan van de Endlösung? Niemand kan dit
ernst beweren, niet enkel omdat het een historisch feit is, maar omdat dit feit
voldoende van historische bronnen voorzien is, om het feit zelf boven twijfel
verheven te achten. Was het dan nodig een wet hierover te maken? Het feit dat
historische kennis al te vaak herleid wordt tot feitenkennis, draagt ertoe bij
dat het feit als een opinie wordt voorgesteld, waar men vrij tegenin mag gaan,
omwille van het recht op vrije meningsuiting. Met andere woorden maakt de wet tot
het verbieden van de ontkenning van de Holocaust het ontkennen juist tot een
opiniedelict, waarmee populisten de consensus kunnen provoceren.
Moeilijker
ligt het rond vragen over de relatie tussen Europa en de rest van de wereld van
1500 tot ongeveer 1960, want daar speelt de vraag naar het koloniale verleden
zowel populisten van links als populisten van rechts in de hand. Het koloniale verleden ontkennen heeft evenwel
geen enkele zin en ook het bestaan van slavernij en de uitbuiting van grote
gebieden, ook nu nog – bijvoorbeeld de palmolieplantages in Indonesië -, moeten
we onder ogen zien. Moeten we daarom gebukt gaan onder die erfenis of moeten we
er juist trots op wezen. Jan Peter Balkenende dacht het laatste toen hij opriep
tot een beetje meer VOC-mentaliteit, wat hem zeer werd aangewreven. Alleen had
zijn opmerking niets te maken met nieuwe kolonisatie en er werd geen nieuwe Jan
Pieterszoon Coen aangesteld, want de wereldorde maakt dit uiteraard onmogelijk.
Nu woedt er wel een conflict over de vraag of tunnels dan wel scholen zich naar
Jan Pieterszn Coen mogen laten vernoemen? Anna Bijns is dan altijd beter of Tesselschade,
Maria Tesselschade Roemer Vissers, al
komt die naam niet direct bij iedereen opwellen, toch zeker niet in Vlaanderen.
De
koloniale geschiedenis maakt niet alleen deel uit van onze erfenis, maar ook
van die van de voormalige kolonies, alleen, we kunnen ons maar beter inspannen
tot nieuwe, betere verhoudingen, waarbij inderdaad erkend wordt dat de kolonisatie
zelden zachtzinnig is verlopen en veel geweld aangewend werd, onzentwege dus,
vanwege de voorzaten. Maar er zijn in onze cultuur ook sporen van een andere
bejegening, meestal door kerkgenootschappen, die tegen de slavenhandel in het
geweer gingen, of die in koloniaal gebied aan de lotsverbetering gingen
labeuren. Paternalistisch inderdaad, maar niet altijd, want soms ontdekten
bijvoorbeeld missionarissen wel dat de ander ook een eigen cultuur van hoog
ethisch gehalte ten toon spreidde; dat evenwel kan men slechts uit zorgvuldig
onderzoek afleiden, dat we ons zelf een goed doel voor ogen kunnen hebben
staan, maar dat we de eigenheden van de cultuur waarin men terecht komt, niet
weten te waarderen. Dat kon ook moeilijk omdat de kolonisatoren op zoek waren
naar rijkdommen en zich liever niets in de weg gelegd zagen worden, of omdat ze
met hun wapenen de tegenstander gemakkelijk konden onderwerpen. Rond 1500 kwam
het aanvankelijke speelveld waarbij de culturen ongeveer gelijkwaardig waren in
de verdrukking en namen de Europeanen het overwicht en ontstond een besef van
technische en geleidelijk ook morele superioriteit.
Als we
inderdaad in Europa een Verlichting hebben gekend, dan was dat geen evidentie
die men vanzelf overnam, maar kwam de Verlichting in stukken en brokken, met
veel discussie en vooral censuur vanwege de overheden tot ontwikkeling, dan
werd er onder de protagonisten ook nog wel wat geruzied, terwijl men dan, het
moet herhaald, de lezers, het publiek dat zich met die nieuwe inzichten inliet
niet uit het oog mag verliezen, wat veel te vaak het geval is om nog toeval te
mogen heten. Het is een kenmerk van hedendaagse ideeënvorming, dat men alleen
de voorlopers, de prinsen de aandacht geeft, maar slechts zelden het publiek
mee in aanmerking neemt als spelers. Het is meteen ook een kenmerk van onze
samenleving als zodanig, dat men geen tijd zegt te hebben voor beunhazerij,
maar is men zelf wel goed geplaatst om dat uit te maken.
Overigens,
als we al geen criteria kunnen aandragen voor een superieure cultuur, want voor
de een kan men superioriteit vinden in ethische verwezenlijkingen, voor de andere
in architectuur, genre piramiden of verdedigingswerken, terwijl anderen dan
toch menen dat een samenleving superieur zou zijn waar mensen de hoogst
mogelijke mate van individuele vrijheid genieten, ook als lang niet iedereen er
gebruik van wenst te maken, weet te maken, dan is het nog altijd nuttig na te
gaan in welke mate een samenleving of cultuur, net op dat vlak, de
zelfbeschikking succesvol bleek te zijn, ook ten bate van het algemeen belang.
Toch geeft
een uitspraak alsof onze cultuur superieur zou zijn uitdrukking aan een ongemakkelijk gevoel van zelfoverschatting. We
zijn allemaal wel dragers van deze, onze cultuur, maar in welke mate hebben we
er zicht op, hebben we alle facetten ervan in de vingers, de dagelijkse, maar ook
meer bijzondere. Bovendien kan men er toch niet verwonderd over wezen dat de
nieuwe tijden die cultuur ook hebben beïnvloed, verschuivingen hebben
meegebracht, bijvoorbeeld ten aanzien van de positie van de vrouw, in rechte en
ook in de feiten. Het zou overigens bizar wezen mocht een cultuur niet aan
verandering onderhevig zijn, onderweg dingen verliezen, zoals bijvoorbeeld
lokale klederdracht of uitingen van welstand die plots gemeen goed worden.
Wij
zijn vandaag dragers van een cultuur, waarvan we een en ander weten en die ook
elementen omvat waar we ons nog nauwelijks bewust van zijn, omdat we ze te evident
vinden. Veertig jaar lang heb ik mensen horen pleiten voor een “mentaliteitsverandering”
opdat bepaalde problemen opgelost zouden worden, inzake gezond leven, verkeersveiligheid,
inzake milieubewustzijn en wat al niet meer. Het sprak niet altijd voor zich,
maar soms bleken bepaalde mentaliteitsveranderingen sneller ingang te vinden
dan de voortrekkers hadden gedacht, zoals bijvoorbeeld inzake het aanwenden van
anticonceptie. De toename van de levensverwachting bracht dan weer andere
verschuivingen met zich, die de cultuur diepgravend veranderde, vooral wat de
positie van het kind aangaat. De uitbouw van rusthuizen is er maar een uiting
van. Ook de mobiliteit van mensen, die niet langer blijven wonen waar ze
geboren werden, kan men als een cultuurverandering beschouwen. Of het leeglopen
van de kerken? Dat was werkelijk fundamenteel, maar intussen zoeken mensen op
grote schaal zin, in mindfulness, yoga, oosterse spiritualiteit en martial
arts.
Spreken
over de cultuur als een gesloten en begrensd systeem heeft weinig zin, mannen hebben niet altijd veel
inzicht in wat de vrouwelijke aspecten aangaat, al zou dat wel beter meer het
geval zijn, terwijl anderzijds de relaties tussen mannen en vrouwen door de
toename van het aantal vrouwen in het werkzame leven ook een en ander in gang
heeft gezet. Uit het bovenstaande kan men afleiden dat ik naar een cultuur, ook
de onze niet, in termen van goed of kwaad, vooruit of achterop kan kijken. Wat
wel kan en dat is wellicht de progressie die gemaakt werd, is dat we een
gebruik of inzicht kunnen wijzigen, vaak gepaard gaande met fricties tussen
voorstanders en weerstanders, zij die de bestaande orde der dingen willen
behouden. Of een cultuur goed is of niet, hangt ook af van de criteria die we
hanteren. Toch kan ik zonder veel omhaal beweren dat het goed is – voor mij –
in deze samenleving en cultuur te leven, afgezien van verbeterpuntjes, of van
enig weerstand tegen een bepaalde tendensen, zoals het beaat vereren van de
gezonde mens en de gezondheid.
Mocht
u deze cultuur superieur vinden en tegelijk stellen dat hiphop of RB ’n B het
toppunt van culturele ontwikkeling is, dan zou u in mij iemand vinden die dat
nu niet kan onderschrijven. Juist, er is een muziek die nogal wat aanhang heeft
en waar mensen voor naar festivals gaan, daar valt en hoeft niets tegenin te gebracht
te worden. Wat ook niet hoeft is dat men om redenen van nieuwe preutsheid
mensen in hun vrijheid wil beperken, al kan men dan nog altijd menen dat die
vrijheid hen niet vooruit helpt. De tolerantie die men kan opbrengen voor
anderen, las ik eens, mag men niet terug verwachten, als men zelf niet aan de knoppen
zit. Toch gaat het daar niet om, want tolerantie is nu eenmaal inherent aan
onze cultuur, maar als men iets minder positief vindt, mag men dat ook laten
blijken, zonder geweld aan te wenden. Tolerantie roept dan ook de idee op dat
we moeten proberen respectvol te handelen, ook jegens mensen voor wie we dat
moeilijk kunnen opbrengen.
Waaraan
we een beschaafde samenleving herkennen? Tolerantie, maar daar kan de consensus
al ophouden; aan ontvoogding en autonomie van de persoon, maar ook dat is niet voor
iedereen evident. Ook de idee dat we nooit gerechtigd zijn iemand anders te
reduceren tot een gebruiksvoorwerp, c.q. het verbod op slavernij moet men in
ere houden. Het belang van de negatieve vrijheden kan maar moeilijk ontkennen,
ook positieve vrijheden hebben hun belang, al kan daar meer discussie over bestaan,
niet in de grote principes, wel in de uitwerking. Net daar kan onze samenleving
laten zien waartoe het mensen ruimte biedt om zich te ontplooien en een
autonoom leven uit te bouwen, in verbondenheid met anderen. Hoe egoïsme en
altruïsme zich tot elkaar verhouden, blijft altijd nog bron van spanningen en
conflicten, meestal worden die in der minne opgelost. Gelukkig is er dan het
gerecht om conflicten op te lossen en mensen die overtredingen begaan of ander
mensen stevig tekort doen, ter verantwoording roepen en de gepaste maatregelen
opleggen, inclusief gevangenisstraf, dat alles op grond van een ingewikkeld
stel van regels, het burgerlijk recht en het straf- en strafprocesrecht…
Tja,
de superioriteit claimen van de eigen cultuur kan leuk zijn, men is dan wel
blind voor eventuele tekortkomingen en sluit verdere evolutie uit, al is het
wel zo dat we af en toe eens moeten kijken of een ontwikkeling echt wel
wenselijk is en niet teveel ongewenste neveneffecten genereert. Wat zullen we
aanvangen met apparaten die dankzij Artificiële Intelligentie een en ander van
ons zouden overnemen, onze controle overnemen? Indien de cultuur alleen maar
een beheersingssysteem zou zijn, dan kan de overheid met A.I. heel wat
bereiken, maar of men dan nog van een superieure cultuur kan gewagen, blijft
een prangende kwestie. Kan men dan geen uitspraken over superioriteit meer doen,
ligt voor de hand, maar is tegelijk ook een voorwaarde om onze cultuur te
verdedigen indien nodig.
Bart
Haers
.
Reacties
Een reactie posten