Hoezo superieure cultuur?




Kritiek




Superieure beschavingen
Ongemakkelijke discussies




Koepel van de Santa Maria del Fiore, gebouwd door
Philippo Brunelleschi/ Een uiting van individueel
kunnen, passind een cultuur van steeds meer
gedurfde bouwwerken. Ter ere van God, de stad
Firenze of zichzelf? 
We hebben het graag over tekenen van beschaving, over dieptepunten ook, waarbij men dan vanzelfsprekend vooral de Entlösung naar voor schuift, weinig acht slaand op de aanpak door de Nazi’s van kinderen en mensen met een beperking of een ernstige psychiatrische aandoening. Bisschop Clemens August von Galen, zetelend te Münster, heeft daartegen protest aangetekend en na enige aarzeling werd het programma nog heimelijker uitgevoerd. Aan de andere kant waren er mensen die de democratie wel in het hart droegen en begrepen dat chaos aanvaarden een teken van beschaving moet heten. De verleiding van het totalitaire denken en handelen ligt immers ook in de Verlichting besloten. Hoe homogeen kan een beschaving zijn?

De oude rijken, Perzië, Egypte, China zijn niet plots ontstaan, maar wij kennen ze doorgaans dankzij historici die de nodige bronnen onderzocht hebben en tot de vaststelling komen dat er op zeker ogenblik een hogere politieke orde werd bereikt. Doorgaans ontdekt men dan ook de culturele, esthetische vormgeving, zoals de piramides, de ruïnes van Persepolis en wat al niet meer, de hangende tuinen van Babylon hebben we helaas niet terug gevonden. Maar er zijn zoveel artefacten, die echter niet samen kunnen worden gebracht tot een verhaal. De geschiedenis van Egypte heeft men aardig kunnen brengen tot een grote mate van samenhang en toch ontbreekt er iets aan, want hoeveel weten we over het leven van de Egyptenaren in de Nijldelta, hun levensverwachting, hun welstand?

De Westerse cultuur heeft ook een en ander meegekregen van de oude rijken.  Maar het zijn altijd fragmenten, membra disiecta, verspreide ledematen, waaraan we dan ook nog eens een andere of eigen betekenis aan geven. Denken we maar aan de egyptiserende stijl in architectuur, die verschillende keren opgang heeft gemaakt, niet in de laatste plaats in het modernisme, maar ook dus in de wereld van de vrijmetselarij. De ideeën over mens en samenleving, over de almacht van farao zullen we maar beter met enige afstandelijkheid bejegenen. Het blijft het hete hangijzer: hoe interpreteren we de gedachten van de ouden, zoals bijvoorbeeld het paganisme van de Grieken, het polytheïsme kan helpen een minder hiërarchische samenleving als ideaal te zien, of een minder patriarchale structuur van de samenleving, wat dan weer door sommigen als een vorm van decadentie voorgesteld wordt. Hier komt aan het licht dat onderzoekers, sociaal psychologen en meer nog evolutionair biologen en dito psychologen door te verwijzen naar oudere maatschappelijke structuren, dat zij kunnen bijdragen aan reactionaire inzichten over wat de goede samenleving zou zijn.

Is een goede samenleving daadwerkelijk een superieure samenleving? Welke criteria die we aanleggen voor een goede, gelden voor een superieure en dus komt de vaststelling vanzelf op dat een superieure samenleving niet per se een goede samenleving hoeft te wezen. Nu, wat betekent dat te mogen leven in een goede samenleving? Aanhangers van de rechtvaardigheidstheorie zullen vertellen dat het om een samenleving gaat waar mensen gelijk zijn, ongeveer zoals Thomas More beschreef in Utopia? Maar gaat die ordening en organisatie van het samenleven niet in tegen het streven van mensen hun persoonlijke leven zelf uit te bouwen, ook als dat betekent dat ze het misschien wat beter, of wat minder goed hebben? Het spanningsveld tussen het individuele en het maatschappelijke, lees het collectieve wordt in de meeste maatschappijvisies waar de gelijkheid hoog op de agenda staat, doorgaans genegeerd, vaak met het argument dat mensen toch niet zouden weten wat goed voor hen is. Dat paternalisme blijft ook vandaag bestaan en maakt een open debat onder gelijken best wel moeilijk. In een superieure samenleving kan men verwachten dat de notie van autoriteit, die bij enkelen zou liggen aan belang inboet, maar de vorm die de meritocratie heeft aangenomen, leidt ertoe dat de filters voor een publiek debat alweer aan een kleine groep opiniemakers het woord geven, waarbij anderen geacht worden te luisteren, hoogstens beleefd een simpele vraag te stellen en al helemaal niet zelf met een statement naar buiten te komen. Nadenken over maatschappelijke orde, zonder de ruimte voor individuele expressie te verzekeren, kan zeker in een hoogtechnologische samenleving juist leiden tot meer macht voor de overheid, waardoor de kenmerken voor een superieure samenleving dan nog wel van tel zijn op het technische vlak, maar op het maatschappelijke vlak ernstig aan betekenis inboeten.

Hoe we het ook draaien of keren, de notie superieur claimen voor onze samenleving lijkt aantrekkelijk, maar een kritische afstandelijkheid is dan wel helemaal geloosd. Men kan stellen dat in onze samenleving deviant gedrag aanvaard wordt, ook wettelijk gerespecteerd wordt, maar dan gaat het vooral om seksueel gedrag, waarbij men de notie deviant best achterwege laat, omdat men homoseksueel of lesbisch leven niet als deviant mag beschouwen en dat is terecht. Alleen, zoals Michel Foucault al opmerkte en Marli Huijer opnieuw onder de aandacht bracht, kan men zich afvragen of men van een homoseksuele man verwachten zal dat hij zich aan een bepaald gedrag zou houden. Waar is dan zijn vrijheid? Of mag een lesbische vrouw alleen nog als een virago door het leven gaat? Is dat dan geen nieuwe kooi, een glazen kooi, maar toch een kooi.

Het feit dat we wetgeving hebben gerealiseerd dat ethische kwesties omtrent vruchtbaarheid, het levenseinde of seksuele voorkeur mogen we als een pluspunt voorstellen, het punt is evenwel dat dit voor individuen in hun bestaan wel een zekere ondersteuning geeft, vaak toch nog voor andere problemen zorgt, omdat men als individu dan weer met zichzelf in het reine moet zien te komen. Dat is evenwel de betekenis van wetgeving, want die kan nooit alle vragen oplossen voor elkeen, schept wel een kader van positieve vrijheden, maakt het mogelijk dat iemand zijn of haar streven naar geluk kan aanvatten, zonder door de wet, de handhavers van de wet te worden verontrust en het is andere burgers niet toegestaan, veronderstellen we dan, hen om die reden de rug toe te keren, laat staan te discrimineren. Worden mensen die dan vragen hebben bij homoseksualiteit of het afwijzen voor zichzelf dan niet beknot in hun rechten? In wezen niet, omdat ze er ook wellicht niet geconfronteerd mee worden, en indien wel, dan zijn de regels van algemene beleefdheid toch voldoende om conflicten te vermijden. Helaas bewijzen incidenten dat dit niet zo is.

Deviant denken vormt echter een kwestie, waar we lang niet mee klaar zijn, te meer daar men vandaag meent te mogen stellen dat bepaalde inzichten verboden zijn. Kan iemand in gemoede twijfelen aan het bestaan van de Endlösung? Niemand kan dit ernst beweren, niet enkel omdat het een historisch feit is, maar omdat dit feit voldoende van historische bronnen voorzien is, om het feit zelf boven twijfel verheven te achten. Was het dan nodig een wet hierover te maken? Het feit dat historische kennis al te vaak herleid wordt tot feitenkennis, draagt ertoe bij dat het feit als een opinie wordt voorgesteld, waar men vrij tegenin mag gaan, omwille van het recht op vrije meningsuiting. Met andere woorden maakt de wet tot het verbieden van de ontkenning van de Holocaust het ontkennen juist tot een opiniedelict, waarmee populisten de consensus kunnen provoceren.

Moeilijker ligt het rond vragen over de relatie tussen Europa en de rest van de wereld van 1500 tot ongeveer 1960, want daar speelt de vraag naar het koloniale verleden zowel populisten van links als populisten van rechts in de hand.  Het koloniale verleden ontkennen heeft evenwel geen enkele zin en ook het bestaan van slavernij en de uitbuiting van grote gebieden, ook nu nog – bijvoorbeeld de palmolieplantages in Indonesië -, moeten we onder ogen zien. Moeten we daarom gebukt gaan onder die erfenis of moeten we er juist trots op wezen. Jan Peter Balkenende dacht het laatste toen hij opriep tot een beetje meer VOC-mentaliteit, wat hem zeer werd aangewreven. Alleen had zijn opmerking niets te maken met nieuwe kolonisatie en er werd geen nieuwe Jan Pieterszoon Coen aangesteld, want de wereldorde maakt dit uiteraard onmogelijk. Nu woedt er wel een conflict over de vraag of tunnels dan wel scholen zich naar Jan Pieterszn Coen mogen laten vernoemen? Anna Bijns is dan altijd beter of Tesselschade, Maria Tesselschade Roemer Vissers, al komt die naam niet direct bij iedereen opwellen, toch zeker niet in Vlaanderen.

De koloniale geschiedenis maakt niet alleen deel uit van onze erfenis, maar ook van die van de voormalige kolonies, alleen, we kunnen ons maar beter inspannen tot nieuwe, betere verhoudingen, waarbij inderdaad erkend wordt dat de kolonisatie zelden zachtzinnig is verlopen en veel geweld aangewend werd, onzentwege dus, vanwege de voorzaten. Maar er zijn in onze cultuur ook sporen van een andere bejegening, meestal door kerkgenootschappen, die tegen de slavenhandel in het geweer gingen, of die in koloniaal gebied aan de lotsverbetering gingen labeuren. Paternalistisch inderdaad, maar niet altijd, want soms ontdekten bijvoorbeeld missionarissen wel dat de ander ook een eigen cultuur van hoog ethisch gehalte ten toon spreidde; dat evenwel kan men slechts uit zorgvuldig onderzoek afleiden, dat we ons zelf een goed doel voor ogen kunnen hebben staan, maar dat we de eigenheden van de cultuur waarin men terecht komt, niet weten te waarderen. Dat kon ook moeilijk omdat de kolonisatoren op zoek waren naar rijkdommen en zich liever niets in de weg gelegd zagen worden, of omdat ze met hun wapenen de tegenstander gemakkelijk konden onderwerpen. Rond 1500 kwam het aanvankelijke speelveld waarbij de culturen ongeveer gelijkwaardig waren in de verdrukking en namen de Europeanen het overwicht en ontstond een besef van technische en geleidelijk ook morele superioriteit.

Als we inderdaad in Europa een Verlichting hebben gekend, dan was dat geen evidentie die men vanzelf overnam, maar kwam de Verlichting in stukken en brokken, met veel discussie en vooral censuur vanwege de overheden tot ontwikkeling, dan werd er onder de protagonisten ook nog wel wat geruzied, terwijl men dan, het moet herhaald, de lezers, het publiek dat zich met die nieuwe inzichten inliet niet uit het oog mag verliezen, wat veel te vaak het geval is om nog toeval te mogen heten. Het is een kenmerk van hedendaagse ideeënvorming, dat men alleen de voorlopers, de prinsen de aandacht geeft, maar slechts zelden het publiek mee in aanmerking neemt als spelers. Het is meteen ook een kenmerk van onze samenleving als zodanig, dat men geen tijd zegt te hebben voor beunhazerij, maar is men zelf wel goed geplaatst om dat uit te maken.

Overigens, als we al geen criteria kunnen aandragen voor een superieure cultuur, want voor de een kan men superioriteit vinden in ethische verwezenlijkingen, voor de andere in architectuur, genre piramiden of verdedigingswerken, terwijl anderen dan toch menen dat een samenleving superieur zou zijn waar mensen de hoogst mogelijke mate van individuele vrijheid genieten, ook als lang niet iedereen er gebruik van wenst te maken, weet te maken, dan is het nog altijd nuttig na te gaan in welke mate een samenleving of cultuur, net op dat vlak, de zelfbeschikking succesvol bleek te zijn, ook ten bate van het algemeen belang.

Toch geeft een uitspraak alsof onze cultuur superieur zou zijn uitdrukking aan een  ongemakkelijk gevoel van zelfoverschatting. We zijn allemaal wel dragers van deze, onze cultuur, maar in welke mate hebben we er zicht op, hebben we alle facetten ervan in de vingers, de dagelijkse, maar ook meer bijzondere. Bovendien kan men er toch niet verwonderd over wezen dat de nieuwe tijden die cultuur ook hebben beïnvloed, verschuivingen hebben meegebracht, bijvoorbeeld ten aanzien van de positie van de vrouw, in rechte en ook in de feiten. Het zou overigens bizar wezen mocht een cultuur niet aan verandering onderhevig zijn, onderweg dingen verliezen, zoals bijvoorbeeld lokale klederdracht of uitingen van welstand die plots gemeen goed worden.

Wij zijn vandaag dragers van een cultuur, waarvan we een en ander weten en die ook elementen omvat waar we ons nog nauwelijks bewust van zijn, omdat we ze te evident vinden. Veertig jaar lang heb ik mensen horen pleiten voor een “mentaliteitsverandering” opdat bepaalde problemen opgelost zouden worden, inzake gezond leven, verkeersveiligheid, inzake milieubewustzijn en wat al niet meer. Het sprak niet altijd voor zich, maar soms bleken bepaalde mentaliteitsveranderingen sneller ingang te vinden dan de voortrekkers hadden gedacht, zoals bijvoorbeeld inzake het aanwenden van anticonceptie. De toename van de levensverwachting bracht dan weer andere verschuivingen met zich, die de cultuur diepgravend veranderde, vooral wat de positie van het kind aangaat. De uitbouw van rusthuizen is er maar een uiting van. Ook de mobiliteit van mensen, die niet langer blijven wonen waar ze geboren werden, kan men als een cultuurverandering beschouwen. Of het leeglopen van de kerken? Dat was werkelijk fundamenteel, maar intussen zoeken mensen op grote schaal zin, in mindfulness, yoga, oosterse spiritualiteit en martial arts.

Spreken over de cultuur als een gesloten en begrensd systeem heeft  weinig zin, mannen hebben niet altijd veel inzicht in wat de vrouwelijke aspecten aangaat, al zou dat wel beter meer het geval zijn, terwijl anderzijds de relaties tussen mannen en vrouwen door de toename van het aantal vrouwen in het werkzame leven ook een en ander in gang heeft gezet. Uit het bovenstaande kan men afleiden dat ik naar een cultuur, ook de onze niet, in termen van goed of kwaad, vooruit of achterop kan kijken. Wat wel kan en dat is wellicht de progressie die gemaakt werd, is dat we een gebruik of inzicht kunnen wijzigen, vaak gepaard gaande met fricties tussen voorstanders en weerstanders, zij die de bestaande orde der dingen willen behouden. Of een cultuur goed is of niet, hangt ook af van de criteria die we hanteren. Toch kan ik zonder veel omhaal beweren dat het goed is – voor mij – in deze samenleving en cultuur te leven, afgezien van verbeterpuntjes, of van enig weerstand tegen een bepaalde tendensen, zoals het beaat vereren van de gezonde mens en de gezondheid.

Mocht u deze cultuur superieur vinden en tegelijk stellen dat hiphop of RB ’n B het toppunt van culturele ontwikkeling is, dan zou u in mij iemand vinden die dat nu niet kan onderschrijven. Juist, er is een muziek die nogal wat aanhang heeft en waar mensen voor naar festivals gaan, daar valt en hoeft niets tegenin te gebracht te worden. Wat ook niet hoeft is dat men om redenen van nieuwe preutsheid mensen in hun vrijheid wil beperken, al kan men dan nog altijd menen dat die vrijheid hen niet vooruit helpt. De tolerantie die men kan opbrengen voor anderen, las ik eens, mag men niet terug verwachten, als men zelf niet aan de knoppen zit. Toch gaat het daar niet om, want tolerantie is nu eenmaal inherent aan onze cultuur, maar als men iets minder positief vindt, mag men dat ook laten blijken, zonder geweld aan te wenden. Tolerantie roept dan ook de idee op dat we moeten proberen respectvol te handelen, ook jegens mensen voor wie we dat moeilijk kunnen opbrengen.

Waaraan we een beschaafde samenleving herkennen? Tolerantie, maar daar kan de consensus al ophouden; aan ontvoogding en autonomie van de persoon, maar ook dat is niet voor iedereen evident. Ook de idee dat we nooit gerechtigd zijn iemand anders te reduceren tot een gebruiksvoorwerp, c.q. het verbod op slavernij moet men in ere houden. Het belang van de negatieve vrijheden kan maar moeilijk ontkennen, ook positieve vrijheden hebben hun belang, al kan daar meer discussie over bestaan, niet in de grote principes, wel in de uitwerking. Net daar kan onze samenleving laten zien waartoe het mensen ruimte biedt om zich te ontplooien en een autonoom leven uit te bouwen, in verbondenheid met anderen. Hoe egoïsme en altruïsme zich tot elkaar verhouden, blijft altijd nog bron van spanningen en conflicten, meestal worden die in der minne opgelost. Gelukkig is er dan het gerecht om conflicten op te lossen en mensen die overtredingen begaan of ander mensen stevig tekort doen, ter verantwoording roepen en de gepaste maatregelen opleggen, inclusief gevangenisstraf, dat alles op grond van een ingewikkeld stel van regels, het burgerlijk recht en het straf- en strafprocesrecht…

Tja, de superioriteit claimen van de eigen cultuur kan leuk zijn, men is dan wel blind voor eventuele tekortkomingen en sluit verdere evolutie uit, al is het wel zo dat we af en toe eens moeten kijken of een ontwikkeling echt wel wenselijk is en niet teveel ongewenste neveneffecten genereert. Wat zullen we aanvangen met apparaten die dankzij Artificiële Intelligentie een en ander van ons zouden overnemen, onze controle overnemen? Indien de cultuur alleen maar een beheersingssysteem zou zijn, dan kan de overheid met A.I. heel wat bereiken, maar of men dan nog van een superieure cultuur kan gewagen, blijft een prangende kwestie. Kan men dan geen uitspraken over superioriteit meer doen, ligt voor de hand, maar is tegelijk ook een voorwaarde om onze cultuur te verdedigen indien nodig.


Bart Haers  
.



Reacties

Populaire posts