Een rechtvaardiger samenleving? Meer gelijkheid afdwingen?




Kritiek


Rechtvaardigheid en gelijkheid
Hoe gaat het ene met het andere samen

Themistocles, de Atheense held die de
Perzen bij Salamis versloeg en vervlgens
zozeer onhandelbaar werd dan men
hem uitwees uit Athene. Hij trok nog
rond in Griekenland om steden tegen
Sparta op te zetten en kwam uiteindelijk
aan het Perzische hof terecht. Hij was
van geboorte niet bestemd voor
het verwerven va macht en aanzien
in de Atheense volksvergadering. 
Wat is een goede samenleving? De vraag houdt mensen al langer bezig, zeker sinds filosofen in de oudheid en anderen de gang van zaken in de polis ter discussie gingen stellen. Want voor de filosofen er waren, waren er al retoren en politici, zoals Themistocles, die na zijn ostracisme naar Perzië trok en daar blijkbaar gerespecteerd werd. De Atheners vonden zijn aanspraken niet meer passen en er kwam dus een schervengericht. Is de man rechtvaardig behandeld, of was hij zo door zijn voortreffelijkheid verblind dat hij de verhoudingen niet meer in acht nam, zodat anderen aan zijn zetel konden zagen? Maar hij kwam niet uit de stedelijke elite en moest zich een weg omhoog knokken en bereikte de hoogste ambten, redde de stad en Griekenland van de Perzische overheersing.

Hoe kan men een discussie voeren over gelijkheid en rechtvaardigheid door het onderzoek te starten bij de oude Grieken, het prille democratische bestel in Athene? Het komt me nuttig voor het probleem van de gelijkheid en de mogelijkheden van sociale promotie in rekening te brengen als men het over een rechtvaardige samenleving wil hebben. Ook kan men het fenomeen gelijkheid in al die facetten en connotaties beter vatten, want Themistocles, net zo min als Machiavelli behoorden tot de top van de samenleving, toch slaagden ze erin een groot aanzien te verwerven – en werden ze ook opzij geschoven. Ondankbaar in het licht van de verdiensten van Themistocles, onrechtvaardig maar ook te rechtvaardigen omdat de man geen tegenspraak meer duldde en naast zijn schoenen liep.

Rechtvaardigheid is een abstract begrip, dat hoeft geen betoog, maar bestaat er zoiets als volmaakte rechtvaardigheid? Het valt te betwijfelen want de rechtvaardigheid die men zou willen ervaren, onderkennen moet zich voordoen in een contingente wereld, waar er onderweg zoveel bubbels op de weg komen, dat men zich moet afvragen wie bepalen gaat of het nu wel rechtvaardig is of niet wat iemand overkomt. Er is de religie die gedurende eeuwen formuleringen bracht ter rechtvaardiging van de wereld zoals die is. Er is ook het ontstaan van juridische constructies, die handelingen als onrechtvaardig, onrechtmatig kunnen bestempelen, maar er zijn weinig systemen die verder reiken dan het scheppen van een kader waarin bijvoorbeeld de staat rechtvaardig handelen kan – en dan nog zullen rechtsonderhorigen het nog altijd niet als rechtvaardig ervaren.

Men kan dus betrachten rechtvaardig te wezen in oordeel en handelen, mensen in hun waardigheid laten, ook als dat moeilijk blijkt, omdat ze nu eenmaal zijn wie ze zijn. Bovendien, de tijden veranderen en ook de zeden en dan blijkt dat wat eerst rechtmatig was plots niet meer kan. Overigens is er nog een hemelsbreed verschil tussen rechtvaardig en rechtmatig handelen, want in het laatste geval zal er geen wettelijke hinderpaal zijn om iets te doen, maar wellicht wel een morele, als men die al wil erkennen. Het gaat er dus om dat rechtvaardig handelen niet zo eenvoudig is, al was het maar omdat er zoveel mogelijkheden tot misverstanden en misinterpretaties voorhanden blijken te zijn, dat zelfs iemand die het allerbeste voorheeft met een andere persoon die nog altijd boos kan worden, niet willen begrijpen wat de ander in gedachten had. Rancune als gevolg van in se rechtvaardig handelen, maakt degene die handelt dan ook weer geprikkeld en overgevoelig, voor erkenning.

Een rechtvaardige wereld behelst overigens nogal wat en men kan al beginnen met een zo goed mogelijke rechtsstaat, waarbij de overheid ertoe bijdraagt dat burgers op een vlotte en billijke rechtsbedeling kunnen rekenen. Ook kan het nuttiger zijn de uitspraak in casu niet vooraf in de wet te gieten, want dan ontneemt men de rechter de mogelijkheid om tot een billijk oordeel te komen, het weze een Salomonsoordeel. Zelfs dat zal niet iedereen voor lief nemen of rechtvaardig vinden.

Toch kan men bij dat alles maar beter hopen dat er voldoende streven naar rechtvaardig handelen en oordelen in de samenleving aanwezig is, wil men verhinderen dat men met een oorlog van allen tegen allen geconfronteerd wordt, maar op dat terrein moeten we dus zelf aan de slag en proberen de nodige rechtvaardigheid in ons handelen en oordelen te laten wegen. Nu, engelen zijn we niet, maar ook niet a priori beesten, zij het onder een laagje vernis; wil men van mensen niet aannemen dat ze ook altruïstisch kunnen oordelen en handelen of empathisch. Het lijkt wel een ideologische strijd, waarbij het moeilijk te ontkennen valt dat ideologische verschillen op sociaal-economisch en politiek-institutioneel vlak dezelfde welhaast misantropische visie delen, namelijk dat mensen niet echt altruïstische of empathisch in het leven kunnen staan. De strijd gaat inderdaad over het geloof in mensen, ook in hun oordeelsvermogen en het lijkt me bijzonder onrechtvaardig dat men zonder goed onderzoek zomaar mensen kwalificeert als ontoereikend toegerust met verstand, alsof de rede altijd tot rechtvaardige oplossingen zou voeren.

Gaat het om het nastreven van gelijkheid, dan komt de paradox pas helemaal op de voorgrond. Mensen die streven naar gelijkheid, zeggen dit te doen op basis van de waarden van de Verlichting, onderkennen ook het belang en de onontkoombaarheid van de Evolutietheorie. Mensen zijn niet gelijk, nemen tegenover anderen niet altijd dezelfde positie in, want met het klimmen van de jaren en het ontwikkelen van het bewustzijn en kennis ontstaan de verschillen tussen mensen die niet per se tragisch of vernederend hoeven te wezen. Gelijkheid in rechte is een groot goed in de rechtsstaat, waar we vooral aan vast moeten houden en verhinderen dat mensen ongeoorloofde privilegies voor zich opeisen. Maar bij toenemend wetgevend geweld kan blijken dat datgene wat men regelen wil, meer gelijkheid in het gedrang komt. Zou het onderwijs werkelijk de ongelijkheden tussen kinderen accentueren, vooral de ongelijkheid op het thuisfront? Ik vraag het me wel eens af, want in de betere samenleving kunnen kinderen ongeacht de financiële situatie van de ouders mits hard studeren heel wat bereiken, althans, dat was zo zolang overheden, middenveld, onderwijzend personeel en ouders daar nog echt in geloofden. Het komt me voor dat de immigratie op zich niet verhinderde dat ouders wilden dat hun zoontjes gingen studeren, al gauw ook de meisjes die het vaak beter doen de jongens.

Het voortdurende “onderzoeken” van de onderwijsprocessen op het versterken van ongelijkheid heeft van de emanciperende dynamiek een farce gemaakt, terwijl het nog altijd zo is dat onderwijs hoe dan ook voor jongeren hun leven wel zeer bepalend kan blijken en als er weinig energie gestoken wordt in het aanwenden van hun intelligentie en ijver, dan zal het inderdaad niet goedkomen. Er zijn nog ouders die veel energie in hun kinderen, ook op schools vlak, maar het wordt niet altijd in dank afgenomen door geleerden, die helaas geen raketingenieurs zijn. Het gaat dat immers om witte gezinnen met een goed inkomen, waar studeren en een diploma hoog in aanzien staan, de anderen zouden die energie niet opbrengen. Hun onderzoek gaat ver in het onttakelen van de kennissystemen, bijvoorbeeld de taalkunde, waardoor kinderen en jongeren die er interesse voor zouden kunnen opbrengen, zelfs de kans niet krijgen. Wiskunde is nog zoiets, waarbij men moet vaststellen dat het aantal leerkrachten met een behoorlijke vorming in de wiskunde zelfs niet meer gevonden worden en mensen wiskunde moeten geven die er eens van ver hebben aan mogen ruiken.

De gelijkheid in de samenleving kan nooit de enorme diversiteit die er bestaat tussen individuen, onderdrukken en evenmin kan men voorbij aan de neiging van mensen zich te onderscheiden, soms op goede gronden, vaak op twijfelachtige gronden. De gelijkheid, zoals die na de Franse Revolutie door de Girondijnen werd begrepen, was niet die van de Jakobijnen, waarbij men dus inderdaad ook de massamoorden van de Jakobijnen in rekening moet brengen, wil men zich een idee vormen van wat gelijkheid behelst. De moeilijkheid is dat we het begrijp gelijkheid ook nog eens allesomvattend moeten opvatten, waarbij elke vorm van ongelijkheid als een onrecht wordt voorgesteld. Iemand die blind geboren werd of doof, zal het lastig hebben te hebben te moeten leven in het besef dat er iets fundamenteels ontbreekt. Toch vragen ze niet altijd compassie noch paternalisme. De moeilijkheid is dat niets een ziende of horende mens echt in staat stelt zich in de wereld van duisternis of de stilte in te leven en dat hoeft ook niet echt, want pas dan dreigt men een imposteur te worden., zoals mensen die ongeveer alles hebben beleefd en ondergaan wat een mens hen zou kunnen treffen, zoals die kerel die iets had aan de eierstokken, tot hij het zelf wat overdreven vond.

In het  onderwijs heeft men richtingen zoals haartooi, terwijl men merkt dat kappers het best in een salon hun opleiding krijgen. Alleen moet men hen ook in de mate van het mogelijke algemene kennis bijbrengen of theoretische kennis over producten, om te verhinderen dat ze kun klanten ongewild en onwetend vergif zouden aansmeren. Sommige weten dat ze geen genieën zijn, maar wel goed met de schaar en de kam, anderen denken dat ze even hard moeten leren als iemand die Wiskunde-Wetenschappen volgt. Is die laatste beter? Hij of zij kan beter studeren en kennis opnemen, kan abstracte argumentaties volgen en begrijpt dat de weg die gevolgd wordt niet eindigt met het verlaten van de middelbare school. Zelfs al zou men de schotten willen weghalen, die jongeren leven in verschillende werelden, maar wat zou onze toekomstige ingenieur v/m zijn zonder een goede kapper – tenzij kaalheid hem zou treffen? Men wil die verschillende werelden niet en dat lijkt me een gebrek aan psychologisch inzicht, toch wat raar voor pedagogen.

Gelijkheid nastreven, zo lijkt het tot slot, heeft als voordeel dat men het niet over respect moet hebben, over rechtvaardigheid niet, want iedereen is gelijk, krijgt gelijk loon voor ongelijk werk en geniet dezelfde milde gaven van vadertje staat, zonder mogelijkheid zich te onderscheiden. Respect ziet men in het politieke discours niet zo vaak aangeraakt worden, het belang van een rechtvaardige staat vaker dan wenselijk omdat men dan weet, zegt te weten wat rechtvaardigheid is. Als ik dan artikels lees over een rechtvaardiger samenleving lees en over meer gelijkheid, denk ik dat  de auteurs mensen meer ontzeggen dan dat ze hen iets zinvols aanbieden. Mensen met een mentale beperking kunnen niet zomaar aan het leven deelnemen, maar geef hen de kans om toch een goed leven te hebben. Hoe dat moet? Dat hangt van die beperking af en van de eigen houding tegenover mensen met een beperking. Het blijft gemakkelijk over inclusie te spreken, hen met het nodige respect te laten deelnemen aan het leven, zonder hen op hun beperkingen te wijzen, vraagt veel aandacht en inzicht, maar wellicht ook liefde. Er zijn mensen die helaas niet naar school konden of er weinig opgestoken hebben, er zijn Johnny’s en Marina’s en er zijn er andere, fijn gestreken zielen die van hoge cultuur houden. Maar zijn we niet allemaal deel van diezelfde samenleving, waar we steeds slechts met een beperkt segment te maken krijgen? Hoe zou men overigens rechtvaardig kunnen oordelen  over wat een ander toekomt. Blijkt het streven naar gelijkheid die verder gaat dan een juridisch erkende gelijkheid voor de wet, waarbij vooral de overheid er alles aan doet om mensen gelijk te bejegenen, een vorm van rancune en afgunst, dan kan dat streven andere waarden grondig teniet doen, zoals respect, zeker tegenover mensen die behoeftig zijn of bijzondere noden hebben, zoals Richard Sennett betrachte, want eenvoudig is het niet iemand die zorg van node heeft, als een gelijke te behandelen. Net Sennett wees erop dat het van belang is of mensen enige greep op het eigen leven hebben verworven hebben en dat dit kan opwegen tegen de ‘schrijnende’ ongelijkheid.

Uiteraard zou het prettig zijn in een samenleving te leven waar iedereen gelijk zou zijn, hoorde ik wel eens roepen, maar als ik dan vroeg of ze maar een beetje op mij wensten te lijken, was het gauw over met de gelijkheid, want tja, zo ver moet het ook niet gaan. Daar ben ik het dus mee eens, maar als het streven naar gelijkheid alleen een abstracte idee blijft van min of meer hooggeschoolde zielen, dan heeft het ook niet zoveel betekenis. Strijden tegen armoede valt zeer aan te prijzen, mensen in armoede bijstaan en op weg helpen, is nog van een andere orde. Laten we ook maar eens oog hebben voor de verscheidenheid onder mensen, waarbij het solidariteit wel degelijk te onderkennen valt.

Wanneer de strijd voor gelijkheid te maken heeft met het herverdelen van goederen en kansen, levensmogelijkheden, dan moet men dat proces ondersteunen, waarbij men zich afvragen kan wanneer die herverdeling voldoende blijkt te functioneren. De ongelijkheid in Nederland en België blijkt wel degelijk goed mee te vallen, al zal dat voor velen die streven naar meer gelijkheid onvoldoende zijn. Het punt is dat men mensen makkelijker aan het klagen krijgt, mits de juiste vragen gesteld worden, dan dat we de acceptatie met het leven dat we hebben verwoord krijgen. Ambities zijn een groot goed en het kan dus bedenkelijk lijken dat jongeren een zesjes-mentaliteit aan de dag leggen. Maar als het erop zal komen, als iemand zijn of haar doelen wil bereiken, dan zal het met zesjes najagen snel gedaan zijn, zoals in de sport vaak al blijkt.

Moet men dus werkelijk voortdurend op die nagel slaan van de gelijkheid, omdat die rechtvaardiger zou zijn, dan zou men ook andere waarden, zoals vrijheid en broederschap, erkenning ook voor wat gepresteerd wordt, die de gelijkheid in een ruimere context plaatst. Broederschap is immers meer dan alleen geïnstitutionaliseerde solidariteit, waarbij niet genegeerd kan worden dat dit een belangwekkende verwezenlijking moet heten, maar toch broederschap – zusterschap kunnen we in een samenleving maar moeilijk missen. Ben ik dan mijn broeders of zusters hoeder? Het blijft een moeilijke kwestie, waar men van bovenaf weinig over kan zeggen, laat staan opleggen (in een soort participatieve samenleving) maar mensen die het opnemen voor anderen, zomaar, vanwege de broederschap verdienen wel onze waardering. Zijn het dan allemaal activisten? Doorgaans zijn het de mantelzorgers die in stilte de zorg van een derde op zich nemen, zijn het schoolmeesters of -juffen die wat meer tijd steken in een leerling dan ze moeten om hem of haar die even niet mee kan, door omstandigheden, thuis of qua gezondheid, psychisch welbevinden de veerkracht aan te boren, zodat ze opnieuw mee kunnen met het klasgebeuren. Het klinkt ouderwets, maar het gaat om dat informele maatwerk, waar in het onderwijsdebat zelden over wordt gesproken en de inrichtende instanties toch niet van houden. Toch kan men zo ongelijkheid in kansen corrigeren.

Het gaat om het conflict tussen zij die ideologisch structurele benaderingen verkiezen boven meer casuïstische oordelen en plannen van aanpak. Dat gelijkheid ook structureel aangepakt kan worden, zal dan wel niet zonder een heftig debat over de structuur van de staat en overheid, over particulier bezit en modellen van aanpak aangevat kunnen worden en dan komt men uiteraard  in het spanningsveld tussen liberalisme en marxisme terecht. De excessen van het communisme in een politiek systeem zijn bekend, en ook valt op het neoliberalisme heel wat af te dingen. De oplossing van het probleem dat ongelijkheid met zich brengt, kan men niet gauw gauw verzinnen, net omdat de oorzaken divers zijn, waarbij de politiek een en ander kan remediëren, maar tegelijk kan men ook voor zichzelf een of andere vorm van stoïcijnse afstandelijkheid creëren. Door het systeem van persoonlijke rechten heeft men terecht morele oordelen uitgebannen over wie “steun” krijgt, dus ook het bekende kindergeld waar het Mattheuseffect ten volle zou spelen. Zonder hoog op te geven met het “trickle down”-principe, waarbij de welvaart aan de top en de goederen die zij zich veroorloven geleidelijk ook doorsijpelt in andere milieus. Overigens merken we dat men lange tijd mee bezorgd was om consumptiegoederen, voeding aan de laagst mogelijke prijs aan te bieden. Vandaag leven we, tot spijt van wie het benijdt op meerdere terreinen in een overvloedsamenleving. Hoe dan ook is het van belang te onderkennen dat een welvarende, ondernemende en betrokken elite aan te treffen valt, die zich ook om het algemeen belang bekommeren. Mensen als George Soros geven daar blijk van, anderen zijn inderdaad vooral bezig met hun eigen sores, maar bijvoorbeeld Bill Gates stort enorm veel geld in goede doelen, maar we zien niet (voldoende) hoe dat doorsijpelt. Maar moeten, kunnen we Gates ter verantwoording roepen? Niet dus, terwijl we dat wel kunnen ten aanzien van publieke instanties, waarvan we niet altijd willen dat ze ruimhartig optreden.

Themistocles kwam niet uit de elite en kreeg toch de mogelijkheid om de staat te redden van een roemloze ondergang, door de slag om Salamis te winnen. Echter, hij werd een lastige klant, omdat hij geen begrip meer kon opbrengen voor zijn medebestuurders en de burgers. Hij vond prestige in de omgeving van Artaxerxes, maar of hij daar zo gelukkig was… men neemt aan dat hij de hand aan zichzelf sloeg. Hij kwam aan de macht omdat een andere kandidaat door ostracisme werd af- en uitgewezen. Was dat rechtvaardig, een negatief votum uitvaardigen in de volksvergadering? Iedereen was wel gelijk, alle burgers dus, om een stem uit te brengen. Soms haalde zo een votum ook geen meerderheid. Het blijft van belang dat we over gelijkheid ernstiger gaan nadenken en ook andere waarden in overweging nemen. Maar goed, dat zou niet ter zake doen.

Bart Haers

PS Ik denk dat het stillaan vervelend wordt, dit soort discussies voor meer gelijkheid. Het is van belang dat de samenleving de gelijkheid in rechte handhaaft, maar als men de verschillen die er zijn tussen mensen en de feitelijke ongelijkheid die berust op verschillende omstandigheden en die niet zomaar te corrigeren vallen door wetgeving, zonder onrechtvaardig te handelen jegens mensen met capaciteiten. Toch kan men alsmaar weer oproepen lezen voor rechtvaardigheid en gelijkheid. Niet enkel vermoeiend, maar het geeft ook blijk van een beperkte visie op mens en samenleving. Nadenken over omgaan met verschil en met individualiteit wordt er vaak door overgeslagen, erkenning voor (kleine) ondernemers maakt men belachelijk, zelfs de werknemers krijgen dan een veeg uit de pan, want ze behoren op de keeper beschouwd ook tot die witte bevoorrechte klasse, zelfs de vakbondsafgevaardigden, die net dat willen ontkennen.


Reacties

Populaire posts