Schoonheidsbeleving en zelfverwerkelijking




Recensie


Muziek, een weg naar menselijkheid



Alicja Gescinska. Thuis in Muziek. Een oefening in menselijkheid. De Bezige Bij 2018. pp 126; € 18,99

Als ik me goed voel, wil er al eens een stukje uit de Variaties op een rococo thema van Pjotr Tjaikovski opklinken, ergens onder de hersenpan of uit het middenrif. Maar het kan ook iets zijn als “Morning has broken”, zelfs betrapte ik me erop al eens een thema van Ludwig von te hebben voelen opborrelen, evengoed als Brel, natuurlijk Brel.. er is zoveel dat kan opkomen, dat het vanzelfsprekend moet heten dat we met muziek leven en dat we niet zonder kunnen. Maar ik betrap me er evengoed op dat ik de radio uitzet, omdat het teveel is en er een soort doofheid ontstaat. Alicja Geschinska houdt zich in een essay bezig met de vraag welke plaats zij in de muziek inneemt en ook wel, welke plaats de muziek in haar leven, heeft gekregen.

Er zijn vele momenten waarop een mens merkt dat muziek toch wel bijzonder is, omdat het ons onmogelijk is niets te horen als de muziek er is, als er ergens een straat verder een fanfare langs komt. Tegelijk blijft het wel merkwaardig dat mensen zich graag identificeren met een stukje muziek, hetzij een schlager of een tiende symfonie van Mahler, Rock ’n Roll of Der Erlkönig van Goethe en muzikaal verwerkt, getoonzet door Schubert. Het heet hoge cultuur te zijn, die dan uiteraard tegenover iets anders staat, maar kan men Jazz of het betere chanson “lage cultuur” noemen? Volgens spraakmakers is het ook “high brow” terwijl het dezer dagen bon ton is voor de culturele elite om zich net uit te spreken voor het populaire werk. Vaak blijft men zo blind voor de eigenheid van bijvoorbeeld jazz, omdat men die muziek nooit life hoorde. Ik hoorde ooit Eddy W in zijn danszaal in Ertvelde en hield het voor bekeken. Dat de man in het kader van de strijd tegen de high brow op zeker moment door universiteitsrectoren hoog werd gewaardeerd, vond ik een blasfemie, niet voor de muziek, maar voor het intellectuele leven tout court. De heer Wally was op zijn manier begenadigd en zeer geslepen, dat is zeker waar, maar dat men hem plots inzette om zich populair voor te stellen, dat ging wel meerdere bruggen te ver. “Malle Babbe” van Rob de Nijs kon ik wel smaken, maar de rest van zijn repertorium liet ik voor wat het was, al schreef hij ook nog enkele mooie dingen voor andere zangers en zangeressen en daar bleek hij ook verdienstelijk. Het is geen ja of nee, soms is het een vrolijk verzetje, dan weer heb je nooit aan een pijnverzachter, troost. Maar dat is het nu net, muziek vermag zoveel, zoals Alicja Gescinska ook voorop stelt, dat het essay onze aandacht wekte.

Bach schreef heel wat en blijft, sinds Felix Mendelssohn hem in de negentiende eeuw opnieuw ontdekte, voor velen uitverkoren muziek, zoals aria’s en vooral koorgezangen, zoals het bekende “O Haupt voll Blut und Wunden”, waar weinig tegen te zeggen valt, al kan men het toch niet dagelijks beluisteren, maar het mag wel. Bach laat ook zien dat je niet gelovig hoeft te zijn om deze muziek te beluisteren, die christelijk is van inslag en in de teksten uiteraard voortdurend naar God en zijn zoon verwijst. Maar de muziek ontstijgt wel de religieuze sfeer, zoals ook Gescinska meer in het algemeen stelt omtrent de oorspronkelijke opzet en aanwending ervan. De muziek waar Gescinska vooral aan refereert, waarbij Chopin een grote rol speelt, kan zo men zo beluisteren, soms kan het boeiend zijn er de historische aspecten van nader te bekijken.

Toch zien we nog altijd dat bepaalde rigoureuze opvattingen over het goede leven muziek willen uitsluiten, omdat het, zoals Plato al zegde, te demonisch zou zijn, wat betekent dat men niet meer voor rede vatbaar zou zijn, als men te veel in de ban van de muziek is. Het is topos in mythen en romans die vaak voortkomt, dat meisjes worden weggeleid uit het dorp door muziek en die wordt, eens ver van de bewoonde wereld, wordt de muziek zo opzwepend, dat het meisje erbij neervalt en sterft. Een variant bestaat erin dat een jonge violist of fluitspeler een meisje verlokt naar duistere krochten en dan misbruik van haar maakt, niet geheel tegen haar zin. Hoe sterk kan muziek ons betoveren?

Want wij mensen hebben het vermogen ontwikkeld met geluid expressief om te gaan en al sinds Orpheus weten we hoeveel een muzikant kan bereiken met het spel en de goden ontroeren; ga daar maar tegenaan staan. Toch lezen we dat de Poolse componist Penderecki niet de algemeen gedeelde mening deelt dat muziek tot morele verheffing leidt, al was het maar omdat muziek ook politiek geïnspireerd kan zijn, zoals verschillende werken van Penderecki, zoals het Lucasevangelie, dat te maken met de politieke strijd in Polen onder het communistisch bewind en waarbij Penderecki een muzikale bijdrage leverde. Toch zegt de man, niet ten onrechte dat mensen die met (klassieke) muziek bezig zijn moreel hoogstaander zouden zijn dan andere. Wel zal men met Alicja Gescinska dat andere spoor kunnen volgen, namelijk via het gezamenlijk betrokken zijn, kan men inderdaad een grotere empathie ontwikkelen. Nu, het feit dat Adolf Eichmann viool speelde betekent dat niet dat de muziek die hij speelde daardoor verdacht zou zijn. Maar men kan wel vaststellen dat de wijze waarop men met muziek bezig is, als luisteraar v/m of als uitvoerder of componist mensen inderdaad een eigen karakter en ingesteldheid bijbrengt.

Men kan moeilijk het nut van muziek aangeven en al zeker niet in een Darwinistische benadering, waarbij we wel al konden vaststellen dat mensen graag hun stem laten horen, zeker als ze weten dat anderen ervan onder de indruk zijn. Maar doorgaans behoort muziek maken tot wat per definitie des mensen is, al zijn we er lang niet altijd even goed is, maar er zijn evengoed matige professionele muzikanten en zeer goede amateurs, die soms al eens de overstap maken naar het professionele muziekleven. Dat de kunsten en zeker ook de muziek een niet te veronachtzamen economische sector is, doet overigens niets af aan de beleving van muziek,  noch aan de betekenis die we eraan kunnen toekennen, voor onszelf. Het is daarom inderdaad van belang te begrijpen dat we niet zomaar kunnen stellen dat muziek mensen tot betere mensen maakt, of dat empathie met zich brengt, is een zaak, wat die empathie bewerkt, een andere. Het gaat immers vooral om het communiceren en dan kan het gebeuren dat de ene muziek daar beter voor geschikt dan andere, zoals Janusz Olejniczak me eens zegde na een optreden van hem in Zwevegem Sint-Denijs ten voordele van de ALS-stichting. Het ging en gaat erom dat muziek die te zeer op het bedenken van iets nieuws gericht is, vaak niet meer of moeilijk te beluisteren valt. Toch zijn er werken van Steve Reich en van John Cage wel goed te aanhoren, net omdat ze vaak zonder concessies te doen hun muzikale inzichten ook muzikaal wilden uiten en niet a priori voor het concept gingen. Enfin, dat valt altijd te bezien natuurlijk. Janusz Olejniczak speelde overigens de pianoscore in voor de film “the pianist”. De vader van Szpilmann speelde toen de ramp zich had voorgedaan en de familie naar het getto gedwongen was, viool, om zich uit de wereld terug te trekken. Alicja Gescinska meldt hier dat de muziek kan helpen het hardste lot te doorstaan of, zoals Orpheus de goden te vermurwen.

In dit essay komen Nussbaum en Martin Buber aan bod, Jankelevic en de film “Das leben der Anderen”, telkens om facetten van de muziek onder de aandacht te brengen als medium waarin het contact tussen mensen zich kan ontwikkelen, als men dat wil, want men kan zich om allerlei redenen ook verstoppen in de muziek, zoals men de muziek kan afwijzen, dunkt me, omdat het nergens over zou gaan, maar dan zou men niet thuis zijn in de muziek. Dat kan heel wel met argumenten gestaafd worden, maar of men er iets mee gekort is. Het gezin waarin Alicja Gescinska opgroeide was niet zo bezig met muziek, maar eens in België en min of meer gesetteld stuurden de ouders de kinderen toch naar koor, wat ertoe strekte dat ze algauw de simpele kinderliedjes konden meezingen, een stap op weg naar een nieuwe geworteldheid.  

Wat me aantrekt in dit essay is dat we niet het zoveelste verhaaltje krijgen dat muziek beter maakt of mensen die muziek beoefenen of beluisteren betere mensen zouden zijn, want dat valt niet te staven. Wel maakt muziek deel uit van onze vermogens en kunnen we daar heel wat mee aanvangen, soms uiterst complexe muziek, soms gewoon een polonaise, maar dan niet die van Chopin. Alicja Gescinska maakt ons duidelijk hoeveel er over muziek gezegd kan worden, maar vooral wat het kan betekenen. Muziek ontwikkelt zich doorgaans binnen sterke tradities, maar sinds de “kunstmuziek” met figuren als Haydn, Mozart en Beethoven was duidelijk dat  het individuele vakmanschap componisten heel ver kon voeren, zoals bij Beethoven bleek in zijn kwartetten. Toen was het muziekleven in Wenen, maar ook elders al zeer ontwikkeld en speelden naast (kerk-)vorsten ook de welstellende burgerij een rol in het muziekleven. Het muziekleven was er ook een van intense beleving als we kijken naar de wijze waarop burgers en aristocraten samen muziek beoefenden. Het zou boeiend zijn aan de weet te komen hoe tijdens de negentiende de salonmuziek meer was dan zachte, stroperige deuntjes.

Voor Alicja Gescinska heeft de muziek nog veel geheimen, zoals voor de meesten onder ons, want per slot van rekening zal het wel helpen een partituur te kunnen lezen, zelfs te spelen en deel uit te maken van een orkest, waar de uitvoering zowel de musici als het publiek kan overweldigen of ontroeren, wat men zich daar ook wil of kan bij voorstellen. Een ballet dat ik zag als jonge snaak, Gisèle, maakte op mij wel indruk, waarbij het achteraf voor mij duidelijk was dat er vele sensaties waren die bleven hangen. Ook een opera kan beroeren, al vinden sommige mensen de aria van de koningin van de Nacht nogal scherp klinken, wat afhangt van de smaak en deels ook of men mee is met het verhaal. Er is immers altijd de vraag, die in het essay minder aan de orde komt, waarom mensen de (ernstige) muziek niet op haar merites willen zien en onder groepsdruk er vooral niets mee te maken willen hebben. Sommigen leiden daar dan weer een dualisme uit af van mensen die wel en mensen die niet van klassieke muziek zeggen te houden.

Natuurlijk vraag het wel enige inwijding, die je ook kunt gebruiken bij een LP als Sergeant Pepper’s Lonely Heartsclub band of Bohemian Rapsody van Queen of nogal wat werken van Pink Floyd. En neen, ik sla wel graag eens een rock ’n roll, of een trage wals, waarbij wel eens zeemzoete muziekjes klinken, maar ja, dansen heeft ook wel iets.

Thuis komen in de muziek of in de muziek thuis komen, het kan inderdaad het leven verrijken. Gegeven het feit dat mensen het muzikale vermogen hebben ontwikkeld, waarbij onder meer religieuze praktijken en verboden hun rol gespeeld hebben, wat tot allerlei evoluties heeft geleid, inzake het instrumentarium, maar ook technische hoogstandjes, zoals de ontwikkeling van contrapunt en fuga, het al dan niet doorcomponeren van thema’s, het ontwikkelen van alternatieve tonenstelsels, die dan weer nieuwe muziek voortbrachten, dat alles kan men niet meekrijgen van de geboorte af en maakt het soms op het oog moeilijk om er binnen te treden. Het moet dan ook niet moeilijker gemaakt worden dan het al is, wel kan men laten zien hoe men stap voor stap verder kan komen.

Leren houden van muziek zal dus via leren gaan, maar ook via de vreugde van het spelen en van het beluisteren. Juist die hinderpalen kan men beter niet verborgen houden, maar het is ook wel zo dat muziek niet tot de basisbehoeften behoort, al hebben we vandaag de indruk dat we niet zonder lawaai kunnen. Wat Scheler te bieden heeft, zoals Gescinska het beschrijft, zal ik zelf nog eens beter moeten onderzoeken, maar de auteur geeft wel meerdere aanzetten om kwesties beter te onderzoeken. Onder meer het feit dat hij nadacht over een waardentheorie waarbij men vitale waarden kan onderscheiden van heilige waarden terwijl onderaan genots- en nuttigheidswaarden staan. Tevens dacht Max Scheler ook na over het belang van voorbeeldfiguren, waar men niet idolaat mee hoeft om te gaan, maar wel kunnen inspireren en inzicht kan verwerven. Dat inspireren is dus niet gratuit, zo te zien, want men kan geen nieuwe Beethoven willen zijn, wel kan betrachten, zoals von Beethoven het beschikbare materiaal tot het uiterste te herdenken. Dat is ook het belang van het essay als genre, dat men een aanzet geeft tot denken, waarbij men niet kan vooruit lopen op wat de resultaten zullen zijn. Bij dit alles hebben we relatief weinig gesproken over de vraag die toch mee ten grondslag ligt aan dit boekje, namelijk of er een band is tussen moraal en muziek, die telkens opnieuw gespeeld moet worden, omdat een partituur wel leesbaar is, maar altijd nog verklankt moet worden. Zegt de auteur: elke goede daad moet altijd nog gesteld worden. Men kan spreken over wat nobel is, iets doen wat deugt, moet altijd werkelijkheid worden.

Het kan dan ook verbazen dat men de “klassieke” muziek nog steeds high brow noemt, terwijl zoveel mensen, ongeachte allerlei sociologische parameters wel degelijk van die muziek houden en terwijl men er tijden over gedaan heeft de muziek wat terzijde te schuiven en het zelfs raar vindt als televisie er aandacht aan besteedt. Er zijn uitzonderingen, maar toch, muziek als die van Mahler mag niet tot de populaire cultuur behoren, zo lijkt het wel. Hoeveel ontzegt men mensen daarmee niet? Natuurlijk, zo rond 1830 had je niet zoveel keuze, toch? Orgels in de kerken en af en toe de kapel op het dorpsplein. De middelen zijn veel uitgebreider en ook, mensen konden vanaf de jaren ’60 van de vorige eeuw op steeds meer plaatsen muziek leren in academies, instrumenten onder de knie krijgen. Nu kan men daar ook garagarock leren, maar dat geen wel eens ten koste van een degelijke opleiding, zoals die verschillende decennia verzorgd werd. Onder invloed van sociologen als Bourdieu werd die opleidingsvorm te elitair beschouwd en dat betekent wel eens dat talentvolle en ijverige jongeren privélessen krijgen, om toch maar een niveau te halen. Doel en middelen, maar ook appreciatie in evenwicht houden, blijkt moeilijk. Vooral, de intensiteit van het studeren, werken aan een stuk, solo of in een trio, kwartet, ensemble, staat volgens mij hoog bovenaan de lijst van waardevolle activiteiten, al kan het zelf dan weer niet.



Bart Haers




Reacties

Populaire posts