Wat te doen na Wapenstilstand en vergeten burgers



Reflectie



Een moeizaam begin
Na wapenstilstand de ontgoocheling




Men maakt uiteraard veel lawaai om de 100ste verjaardag van Wapenstilstand, die niet was wat het leek, wat men toch zou moeten weten. Het feit dat Macron, president van de Franse Republiek en Bondskanselier samen een herdenkingsmoment hebben, zoveel jaar na het gebaar van Kohl en Mitterrand bij Verdun, waar ze hand in hand een moment van bezinning hadden, laat zien dat de wereld van 1918 ver achter ons ligt en wellicht ook nog moeilijk tot leven te wekken is. De wereld waarin de burgers leefden, in bezet België valt al helemaal moeilijk te vatten.

Over mijn overgrootvader schreef ik al, Gustaaf Dumon, die in 1917 getroffen werd, schaatsend op de Damsche vaart en volgens anderen op de ringvaart, met zijn zoons, voor dood werd gehouden en door de bekende arts en chirurg dr. Sebrechts werd opgelapt, om vervolgens in 1972 te sterven. Hij, mijn overgrootvader had een oog verloren, hoorde aan die kant ook slecht en had naar men mij vertelde een ijzeren plaat in onder de hoofdhuid. Bij nader inzien had Sebrechts slagveldgeneeskunde moeten toepassen, terwijl men hem verweet dat hij in Brugge was gebleven niet naar het front was gegaan. Hij wilde evenwel zijn patiënten niet in de steek laten. Op school moesten we op enig moment vertellen wat de WO voor de familie betekende en omdat ik mijn overgrootvader nog wel gezien had, vertelde ik, zo vond ik onlangs terug, er iets over. Pas veel later werd me, in een ander verband duidelijk dat men de wereldoorlog c.q. de bezetting zeker wat België aangaat, maar ook delen van Frankrijk, niet over het hoofd kan zien.

Mijn grootvader, Eduard Haers, trouwde in augustus 1914, toen hij al 38 jaar oud was en zijn vrouw Juliana van Deynse was geboren in 1890. Hij werd de boer op het erf aan de Valle, kreeg algauw kinderen, in 1929 waren er 12 geboren en 9 werden volwassen en moest dus tijdens kort na zijn huwelijk de oorlog zien te overleven, was ook aangesteld als schatter, voor zover ik weet van het levende vee, maar men zegde ook dat hij de akkers moest schatten. Wetende hoe aan het einde van de oorlog de Duitsers de boerderijen gingen brandschatten en alle levende vee en vooral de paarden meenamen, blijft het onbekend voor mij hoe zij, de Haerzen het stelden na de WO. Hadden ze nog vee? Paarden? Het is bekend dat er aan de grens met Nederland een dodendraad was aangebracht, maar blijkbaar liep de draad, waar tot 2000 volt werd op gezet, langs het Leopoldkanaal, maar het zou verder onderzoek vergen. De situatie in Sint-Laureins is wel bekend en daar werd een wijk aan de andere kant gelaten, los van België. Bedenk wel dat de plannen van de Draad in 1915 werden opgezet, omdat men teveel soldaten in actieve dienst moest inzetten, teveel met vluchtende jongemannen af te rekenen had en uiteraard spionage. Het is dus niet duidelijk hoe mijn grootvader en zijn gezin, inclusief een aantal ongehuwde zussen de oorlog overleefd hebben en wat ze aan de bezetter zijn kwijt geraakt.

Dat WO I een gigantische kapitaaldestructie betekende voor de Europese economieën komt niet zo vaak aan de orde, tenzij nu en dan om een of andere evolutie te belichten, zoals het herinvoeren van de Brabantse en andere rassen van boerenpaarden. De Duitse bezetter had veel, zo niet alle paarden opgeëist, eerst voor de oorlog en bij de terugtocht wat nog restte. Ook runderen waren oorlogsbuit gebleken, geiten en schapen incluis, zodat de Belgische regering in 1918 heel wat op de tafel had liggen, zoals het herstel van de veestapel, waarbij onder meer de geiten als eerste redding werden gezien, zoals het parlementslid Jean-François Maes ter harte nam. Overigens was hij ook actief in de bouw en het op gang brengen van een melkerij, zuivelbedrijf in Diksmuide en ook een suikerfabriek. Tijdens de oorlog had het parlementslid zich ook bezig gehouden met het vinden van onderkomens voor vluchtelingen en het vinden van werk en dus inkomen.

Want al jaren vraag ik me af hoe en of men het lot van de burgers tijdens en na de oorlog niet goed weet uit te tekenen. Natuurlijk, stedelingen, in Gent en Antwerpen, Brussel ook hadden het behoorlijk lastig vanaf 1917, al was er gauw een instelling opgericht The Commission for the Relief in Belgium, waar ambassadeurs van neutrale landen een hoofdrol in speelden en die met de steun van de VS de voedselvoorziening voor België wilden en konden verzekeren. Giselle Nath heeft in een studie de werking van deze organisatie tegen het licht gehouden en vastgesteld dat men mensen wilde helpen zonder te kijken naar allerlei consideranda zoals behoren tot de kerk of niet. Maar het mag duidelijk zijn dat, toen de VS in de oorlog kwam, na het afkondigen van de onbeperkte duikbotenoorlog door Duitsland, dat de bevoorrading in het gedrang kwam. Wat de honger met zich bracht, naast de gedwongen werkeloosheid, valt moeilijk te overzien, maar ik heb de indruk dat dit niet zo grondig onderzocht is. Overigens, hoeveel mensen werden ziek, kregen de beruchte Spaanse Griep onder de leden en stierven, zoals de Duitse kanselier Max von Baden?

Na de oorlog moest men dus heel wat heropbouwen en diende men met een hoop hinderpalen rekening te houden, waarover het nu ook mag gaan, want men kan niet zomaar vertellen dat na de oorlog kwam, de vrede en dat alles voortaan naar wens verliep. Er moesten heel wat situaties in kaart gebracht en de regering diende met bekwame spoed op tal van vragen in te gaan. De vraag is of men er goed aan heeft gedaan zoveel te verwachten van de herstelbetalingen vanwege de Duitse regering. Ook daar was het land uitgeput en hoewel er weinig gevochten was op Duits grondgebied, kon Duitsland de productie, zelfs de voedselproductie niet meer realiseren, omdat onder meer chemische meststoffen of guano niet meer aangevoerd konden worden, wegens de afwezigheid van cash valuta. Althans, dat is wat men wel moet bedenken na vier jaar oorlog en een stevige maritieme blokkade.

Het valt op hoe weinig diepgaande reflecties over economische verwevenheid en afhankelijkheid van de soeverein geachte natiestaten opborrelen. IJzer en Staal, dat veronderstelt kolen en erts, maar men had ook rubber nodig en synthetische rubber, ontwikkeld door Sergei V. Lebedev in 1910 – gepubliceerd in een boek in 1913 – stond nog in de kinderschoenen. Overigens had België nog veel meer nood aan handel en open zee om de nodige grondstoffen aan te voeren voor de bloeiende economie. Verder zou men toch eens goed moeten kijken naar de Oostenrijks-Hongaarse samenleving en economie, want men zegt altijd weer dat het wereldrijk vermolmd was – wat voor veel partijen, van Rechts en van Links goed uit zou komen – waarbij de vele volkeren, zoals de Tsjechen hun eigen vaderland wilden inrichten. In 1919 kwam het er ook van onder leiding van Tomas Masaryk, de inspirerende president, die in zijn jeugd leek voorbestemd om koetsier te worden. Ook Polen werd onafhankelijk en nam dus delen van Oostenrijk-Hongarije op. Maar goed, dat valt nog minder onder onze aandacht, terwijl de verbrokkeling in nieuwe staten, natiestaten voor Oostenrijk tot lang na WO II een trauma is gebleven. Het kan alleen onderkend worden dat het rijk, tot ontsteltenis van Joseph Roth na 1918 niet meer bestond en dat men dus niet meer vrij van het ene landsdeel naar het andere kon trekken. Voor ons lijkt dat vreemd, terwijl voor Roth, in 1938, net voor zijn dood de wereld van gisteren echt ten onder was gegaan.

Natuurlijk speelde de oorlog zich af in de Westhoek, maar even goed aan de Somme bij Amiens en Arras, Atrecht zoals oudere Vlamingen de stad nog kennen, om het strijdtoneel rond Verdun niet te vergeten. Afgezien van de strategische plannen van Schlieffen, waaraan Moltke in de eerste oorlogsdagen en weken  vast heeft gehouden, maar door de weerbarstigheid van de omstandigheden, onder meer de Belgische troepen die beter weerstand boden dan het Hoofdkwartier had bedacht, verliep e oorlog tot het vastlopen redelijk voorspoedig, maar ook de volgende jaren deden de Duitse legers niet onder voor de geallieerden. Maar de vertragingen zorgden voor ergernis bij de generaals waarop dan weer heel wat burgers terecht gesteld werden en steden werden gestraft, vernield dus, zoals Dinant en Leuven, Dendermonde en Tamines,  Aarschot en al die andere – die behalve in lokale herinnering haast volslagen vergeten zijn. Men bouwde alles opnieuw op, maar geleidelijk vervaagt de herinnering aan de zware vergelding die de Duitse troepen in ons land hebben aangericht, maar wat niet zo snel vervaagde was wat de overlevende burgers hadden te verwerken en in te zetten om te overleven. De burgers hebben tijdens de oorlog heel wat te verstouwen gehad, vooral het feit dat ze hun eigen leven niet (meer) in handen hadden.

De Duitse bezetter regeerde, zoals Karel van de Woestijne aan Nederlandse lezers liet weten, via eindeloos veel verordeningen, maar de ervaring van de burgers was dat ze hun vrijheid verloren waren. De groep rond Jan Derk Domela Nieuwenhuis Nyegaard, waartoe ook Marcel Minnaert behoorde, kon blijkbaar wel vergaderen in Gent, een stad die volledig in dienst  stond van de bevoorrading van het front en het transport van troepen. De opening van de universiteit van Gent als Nederlandstalige universiteit, op last van von Bissing, was geen onverdeeld succes, al mag men niet alleen afgaan op het aantal studenten, want universiteiten waren toen veelal kleinschalig. Pas in 1930 zou de universiteit helemaal Nederlandstalig worden met als eerste rector August Vermeylen. Uit Gent werden na weigering de universiteit te openen Henri Pirenne en Paul Frédéricq naar Duitsland weg gevoerd, waar ze niet altijd even vriendelijk bejegend werden. Was Pirenne na WO I in het land de levende held, die voor sommigen gold als een onderkoning van België, maar anderen, de Vlaamse Beweging, geïnspireerd door Pieter Geyl, vonden hem een charlatan. Fredericq was in de gevangenschap zo verzwakt dat hij de oorlog overleefde, gekraakt tot in het gemoed en na enkele weken als rector, trad hij af – ook omwille van Vlaams vijandige reacties, terwijl de man de Rijksuniversiteit had gesteund en geweigerd had in te gaan op de Duitse verzoeken.

Er valt heel wat te vertellen, ook als men het niet over de soldaten noch de krijgsverrichtingen wil hebben. De gemoederen waren na de oorlog niet enkel door het communisme opgehitst, de wankelmoedigheid van de politici en de onoverzichtelijke problemen om de economische ruïne herop te bouwen, waren ook wraakroepend, al deed men nog het haast onmogelijke. Men heeft later vaak de indruk gegeven dat die economische heropbouw niet echt gelukt zou zijn, maar ook Frankrijk en het UK hebben de heropbouw niet goed op de rails gekregen, al hadden ze nog altijd hun kolonies. Het ging niet enkel om de schadevergoedingen die men van Duitsland verwachtte, maar ook de leningen door de VS verstrekt speelden een grote rol – het UK zou pas in 1965 de laatste aflossingen van het kapitaal gerealiseerd hebben, maar het valt allemaal niet zo scherp vast te leggen omdat tot in onze tijd nog leningen liepen over de uitgaven voor de oorlog, via obligaties waarop burgers hebben ingetekend.

Feit is wel, wil men de gevolgen van de oorlog en van Versailles kunnen overzien, dat men met John Meynard Keynes niet anders kan dan vaststellen dat minsten de Franse toppolitici verblind waren door wraak en geen enkel inzicht in de wijze waarop men economieën kan kraken of maken. Er werden onvoorstelbaar hoge herstelbetalingen geëist, tot 47.000 ton en zelfs nog een deel van de baten uit de Duitse export. Kon de Duitse economie nog wel opnieuw opstarten, laat staan bij benadering het niveau bereiken dat men kende in 1913? Dat was niet enkel voor Duitsland een ramp, maar ook voor de andere economieën in Europa.

Hoe mijn overgrootvader Gustaaf Dumon zijn zaak opnieuw heeft opgebouwd is me niet bekend, wel dat mijn grootvader, Joseph Dumon met 14 van school ging om te helpen maar wel avondlessen ging volgen, een handelsopleiding. Vader en zoon hadden naar men mij zegde wel een en ander van elkaar te verdragen, maar goed, Gustaaf Dumon was ook nog eens een zwaar gewonde overlever van de oorlog. Zijn broer, Aimé Dumon, geboren 1883 en dus niet zo een jonge snaak, was gesneuveld in 1915 bij Steenkerke en waar de familie heen ging, bij het graf, in 1925 (?). De vader van mijn grootmoeder, Victor Vandenbusshe had een slagerij in Brugge in de Ezelstraat en had in 1914 een begin gemaakt met handel in   vleeswaren naar het UK, maar door de oorlog viel de levering uiteraard stil en na de oorlog was het vooral zaak te overleven. De familie van mijn vader zou in 1927 een nieuwe hoeve bouwen, nieuw erf met stallen en schuur dichter bij de Groenstraat en met mogelijkheid tot aansluiting op elektriciteitsnet, die toen ook het dorp aan de grens bereikt had. Toen de boerenleenbank omviel, had mijn grootvader er geen grote bedragen liggend geld meer, waarvoor hij zich gelukkig prees.

Het was dus op 11 november geen nieuw ochtendgloren, zoals men dat na 8 mei 1945 meer durfde te verwachten, maar ook toen duurde het enkele jaren van voortsukkelen en hopen dat de markten zich herstellen opdat men aan de ellende van schaarste een einde kon maken. België heeft zich toen na 1945 overigens al sneller dan de buurlanden en kon zo de herstelde staalindustrie inzetten om de groei aan te zwengelen. De verschrikkelijke vergissing, die begon met de stipulaties van de Wapenstilstand in het Bois de Compiègne door Maarschalk Foch maar vooral in de verdragen van Parijs, Versailles en de voorsteden (Saint-Germain, Trianon, Sèvres…) werd de schuld eenzijdig toegeschoven naar de Duitsers en de bondgenoten, waarbij men, Frankrijk, vooral Duitsland wilde vernederen, maar – het weze herhaald – door de wezenlijke afhankelijkheid van nationale economieën kon men vervolgens geen economische heropbouw mogelijk maken. En herstelbetalingen als de economie niet draait, betekent dat een totale chaos, verarming van de bevolking en ook een hyperinflatie, omdat het vertrouwen in de munt helemaal weg was. Overziet men dit plaatje, dan begrijpt men dat de Duitsers deze behandeling maar moeilijk konden accepteren. De man die honderd jaar geleden de wapenstilstand tekende namens Duitsland, Matthias Erzberger tekende met veel voorbehoud en zou later als minister mee de “Erfüllungspolitik” gestalte geven, waarmee bedoeld werd dat de Duitse regering alles en nog meer deed om de wensen van de geallieerden in te willigen, maar ja, als er niets is, kan men niet veel doen. Erzberger werd dan ook vermoord, door groepen die tamelijk goed georganiseerd waren en mee de basis zouden vormen voor de beweging die Hitler op gang bracht.     

Het kan best heilzaam zijn WO I te herdenken en ook deze dag even stil te staan bij de politieke dwaasheid van de Franse regering – die er nooit voor teruggeschrokken is de aanvang van de oorlog te verhalen op een voor hen nuttige wijze. Men kan ook bedenken dat dat de situatie voor de burgers in bezet België nog wel enige tijd moeilijk uitviel en dat de wederopbouw van het land zich in sommige streken tot na WO II voortsleepte. Men hoopte op Duitse herstelbetalingen zonder in te zien dat het land dan wel zeer welvarend was in 1914, na de oorlog waren de reserves domweg opgegaan in het oorlogsgeweld. Dat men 100 jaar later en in een totaal nieuwe constellatie, die van de EU zoveel moeite heeft te erkennen dat ook de Franse houding desastreus is geweest. De soldaten wisten niet beter en zongen luid “on les aura, les boches”, maar er waren er ook die zichzelf verminkten, die deserteerden en nog anderen die niet te beroerd waren tot muiterij over te gaan. Er zijn nieuwe verdragen gesloten die impliciet de nieuwe verhoudingen tussen Frankrijk en Duitsland en de landen binnen Europa erkennen als een betere basis. Ook Emmanuel Macron toonde zich deze keer – voor zover ik het kon zien – geen gevangene van de geschiedenis en de staatsraison, of beter, hij erkende dat het extreme nationalisme in Frankrijk mee aan de grondslag lag van het aanslepen van de oorlog. Maréchal Foch had in Metz de bezetting beleefd in 1870 en koos voor een opleiding aan de Ecole Polytechnique en werd carrière-militair, De Gaulle heeft WO I vanaf 2 maart 1916 af in krijgsgevangenschap beleefd – ontvluchtte tot 5 maal toe zijn gevangenschap, onder meer Ingolstadt  - en daarover nadenkende zijn keuzes in mei en juni 1940 bepaald, andere dan die van Pétain. Drie namen, veel geschiedenis, maar ook dat moet ons doen nadenken over het oordeelsvermogen van politici en hoge militairen. De Gaulle begreep dat hij niet versagen mocht en hield op 18 juni als onbekende generaal zijn speech voor de radio en zou uitgroeien tot het toonbeeld van Franse standvastigheid, die niet wilde opgeven. Na WO II zou hij de samenwerking met Duitsland en de opbouw van de EGKS en de EEG steunen, op zijn eigen manier, met de politiek van de lege stoel indien noodzakelijk. Hij zag ook in dat een land pas rijk kan worden als het economische troeven heeft, zoals goed geschoolde burgers, ondernemende burgers ook. Pétain handelde in de geest van Ernest Lavisse en andere historici die een hypernationalisme als voorwaarde en vehikel zagen voor welvaart en geluk van de natie, waarbij men ook militair slagkrachtig moest zijn. Zijn geschiedschrijving was gebaseerd op wat Duitse historici betrachtten, maar ging veel verder in het nationalisme dan onderzoekers als Ranke. Die verschillen in opvattingen tussen lieden als Philippe Pétain en Foch enerzijds en De Gaulle en medestanders anderzijds mogen wel eens meer uit de verf komen. Ook Ludendorff, Haig e.a. hadden niet de neiging hun soldaten voor vol te aanzien en te waardevol om zomaar in het vuur te gooien, zoals ook generaal Plummer zich voorhield en zo onnodige gewonden en doden voorkwam. Dan zwijgen nog over het feit dat talloze soldaten last bleken te hebben van Shell shock, Posttraumatische Stress Stoornis.

100 jaar later is het niet eenvoudig alles goed te overzien, maar als we 11 november herdenken, dan komt er veel aan de orde, ook de vraag of soldaten echt allemaal slachtoffer waren, in die zin dat ze bereid waren om te vechten -  of ze wilden sneuvelen, blijft maar de vraag. Dat het na 11 november werken geblazen was, met zeer weinig middelen, mag men ook niet vergeten. Op de keeper beschouwd slaagde men er redelijk goed in, waarbij het wel een algemeen overschouwen blijft van hoe het er rond 1930 uitzag en wat er herop gebouwd is kunnen worden, wat er is toegevoegd. Maar hoeveel zweet en tranen dat gekost heeft, kan men niet meer bereiken. De burgers hebben heel wat te doorstaan gehad en nadien de handen uit de mouwen gestoken. Het politieke klimaat tot 1925 blijkt in ons land ook nogal verwarrend te zijn verlopen, wat het vertrouwen niet ten goede kwam. Als iets de historicus toevertrouwd is, dan de poging het complexe begrijpelijk te maken, zonder de complexiteit ervan te verdoezelen.

Over 11 november 1918 valt nog veel te zeggen, over de betogingen in de eraan voorafgaande dagen, zoals de 9de november in Berlijn, van Burgers die door de nieuwe burgerlijke regering van straat werden geschoten. Of het feit dat in Brussel de opstandige militairen met de Belgische burgers wilden verbroederen, de revolutie aanvatten ook. Het is allemaal complex en daarbij kan het niet volstaan te spreken van een wapenstilstand zonder meer. De wraakzucht van de Fransen heeft niet alleen Duitsland veel ellende bezorgd – nog los van de verliezen geleden in de oorlog – maar ook Frankrijk zelf liep bijkomende schade op, omdat men geen rekening hield met de economische realiteit. Een rechtvaardige vrede werd het niet. Neen, geen datum is slechts een quizvraag.


Bart Haers





Reacties

Populaire posts