Bozige Burgers en vakbekwaam burgerschap




Dezer Dagen



Donkere gedachten
Gronden voor pessimisme?




Place de L'Etoile/Place Charles de Gaulle, waar de Gele
Hesjes de laatste weken huis hielden. Vroeger leek het plein
een echte carroussel, waar auto(s zich rondjes draaiend de
de weg zochten naar de juiste afrit. Maar de Hesjes vonden
het een geschikte plaats om hun acties op te zetten  Zouden
de Polius van WO I hen steunen?  Zou de Generaal hen
begrepen hebben? Dat kan men betwijfelen.
De dagen zijn donker, maar we lijken ons te goed te doen aan donkere gedachten, een toekomst die ons niet meer toelacht, zoals dat een jaar geleden nog wel het geval was, al wisten we toen niet hoe goed het wel niet ging. Nu overheerst de sfeer van het dodenhuis, waarbij politiek en economie ons in een afgrond zouden kunnen storten en waarbij het klimaat en de klimaatverandering ons tot de orde roept. Dat er minder kindjes geboren werden, mag ons dus niet verbazen, want al jaren, sinds de bankencrisis spreekt men over de vele kwalen van Egypte die ons boven het hoofd hangen. Mij komt dat overtrokken voor.

Het mag duidelijk zijn, zegt zowat iedereen, dat we ons grote zorgen moeten maken, want er is de staatsschuld, er zijn de stagnerende wedden en lonen, terwijl de CEO zoveel meer verdient, er zijn nog tal van andere kwesties, zoals de toenemende armoede en de klimaatzaak. We moeten dringend en liefst voortvarend aan de slag, want de toekomst lacht ons niet toe, al hebben we het zelf natuurlijk niet zo slecht, wel integendeel. Neen dank u, ik kan leven, hoor ik dan en af en toe genieten van de goede dingen des levens, zoals goede wijn en nog wat meer lekkere dingen. Laten we wel wezen, er is armoede in onze samenleving en daaraan moet worden verholpen, soms kan men er niets aan doen en valt er alleen voor te zorgen dat die mensen kunnen leven. Anderen verloren have en goed, om allerlei redenen en hoeven niet gestraft, extra gestraft te worden. Het mag duidelijk zijn dat een goede benadering van het armoedeprobleem niet alleen op theoretische en principiële gronden kan gebaseerd zijn, maar ook op discrete zorg door OCMW’s en anderen instellingen. Wat niet kan is dat men armoede inzet als politiek wapen tegen een zittende regering, wanneer de armoede beduidend lager uitpakt dan in de buurlanden, dan in Brussel of Wallonië. De zorg moet er zijn en is er, maar elke maand met cijfers uitpakken om het probleem “aan te kaarten,, lijkt mij geen goede benadering en hoogstens een strategisch spel.

Maar het kan toch niet enkel om problemen gaan, de politiek? Iemand zegde het me onlangs en ik was het er volmondig mee eens, maar begrijp dat we vooralsnog vooral problemen zien,  terwijl men er zich niet gauw genoeg rekenschap van kan geven dat het probleem niet zo alomvattend zal blijken als men denkt of niet zo vaak voorkomen zal in volle intensiteit als men ons wil doen geloven. Nooit hebben ze van Cassandra gehoord, die lui. Het gaat om soms moeilijk te berekenen probabiliteit van gebeurtenissen, zelfs van verkeersongevallen. Ik zie veel bestuurders v/m die veilig rijden en proberen zelf veilig en anderen veilig ter bestemming te laten aankomen. Een enkeling probeert ten koste van alles en iedereen vooral snel te rijden en haalt dan ook onverantwoorde snelheden. Nu ja, onverantwoord op een gewestweg, maar anderzijds, het gezapige tempo dat sommigen erop na houden, kan ook wel irriteren, maar er is geen wet die dat verbiedt. Het heeft ook wel met densiteit van bewoning te maken, met onze levenswijze ook, waarbij we de auto weliswaar niet constant gebruiken, maar toch wel vaak genoeg van stal halen omdat we niet enkel leven om te werken, maar ook al eens naar de film willen of naar een concert, de kinderen naar de academie en de sportterreinen brengen – en het moet allemaal te doen zijn. Waar ligt het aan? Omdat men meent dat men een situatie kan creëren waarbij er nul ongevallen gebeuren, terwijl dat alleen al technisch niet mogelijk is, maar bovendien gebeurt het wel eens dat iemand kiest voor de auto als middel om uit het leven te stappen. Het is pijnlijk en het zal wel niet de bestemming van een auto zijn om te eindigen tegen een boom. Dus worden die bomen uit de omgeving van wegen verwijdert, terwijl die bomen mee de schadelijke uitstoot kunnen verwerken. Eenvoudig valt dat niet te onderzoeken, terwijl het anderzijds geen kwestie kan zijn dat ons bestaan, onze levenswijze geen invloed zou hebben op onze omgeving, op de biosfeer van de planeet Aarde. Is het mogelijk die invloed tot nul ter  herleiden, zoals men ons wel eens voorhoudt? Ik denk dat de hele idee van de ecologische voetafdruk ons met de illusie opzadelt dat we haarfijn kunnen berekenen hoeveel druk we leggen op het milieu. Alleen al de productie van metaal en staal, kan voor bizarre misrekeningen zorgen, omdat je niet altijd weet waar in de omgeving er ijzer en staal verwerkt werd en in welke mate we daar als persoon mee te maken hebben. Collectieve infrastructuur, zoals een ijspiste, een zwembad, of een sportterrein, het kan allemaal wel enigszins op onze balans geschreven worden, al maken we er maar zelden of zelfs geen gebruik van.

Juist na jaren van hoogconjunctuur beginnen politici aan de poten van dat succes te zagen, waarbij vooral anderen het onderspit zullen moeten delven, want het verhaal was en is al te vaak gebaseerd op de gedachte dat men de wereld moet verbeteren, terwijl men nooit de wereld voor iedereen kan verbeteren. Het opbouwen van de welvaartstaat, een project waarover nu nog nauwelijks met aandacht wordt gesproken; want al kan men de verdediging van verworven rechten zeker onderschrijven, toch zal men maar beter nagaan hoe nieuwe omstandigheden mogelijkheden bieden het systeem op de been te houden. Wel is het zo dat de kritiek op het systeem, zeker als men over de kosten spreekt, niet los gezien kan worden van andere kwesties, over aandeelhoudersactivisme om maar iets te zeggen. De sociale kosten liggen hoog, maar de voordelen voor bedrijven kan men ook niet ontkennen, met name een stabiele markt, die groei genereert, bijvoorbeeld door het bouwen van gezinswoningen. Het zal dus een afwegen worden hoe men de verschillende belangen en inzichten kan verzoenen. Dan komt de discussie over hoe we een bepaalde situatie kunnen nastreven, zonder a priori naar de perfecte, gedroomde situatie moeten streven.

Want men kan natuurlijk dan wel vanuit een gezichtspunt de zaken willen regelen, houdt men geen rekening met mensen die niet in het plaatje passen, zoals in het marxisme de ondernemers of in de visie van Victor Orban al wie niet gelooft in zijn genialiteit en trefzekerheid, om nog van Joodse mensen te zwijgen, want anders komt men nergens, heet het, terwijl zo een Orban wellicht nooit nog tegenspraak krijgt. De rol van de wetgever, van de uitvoerende macht is, voor zover het om een goed functionerende parlementaire, democratische rechtsstaat gaat, bestaat er niet in te streven naar wat voor enkelen goed is. Dat we nu polariseren, ligt niet alleen aan het feit dat er allerlei weinig fiducie omtrent de democratie aan de dag leggende populisten op de bühne verschenen zijn, want voor een deel ligt het eraan dat politici, journalisten en een aantal voyante academici vaak negeren dat het volk wel degelijk kennis van zaken heeft. Bovendien merkt men dat het gemakkelijker is een opinie, zeker een straf statement de wereld in te sturen dan een goed onderbouwde visie. Moet men dan zomaar aannemen wat een woordvoerder of een politicus lost, zomaar meegaan, of het toejuichen of neersabelen, ook al gaat het slechts om een bijzin in een observatie, niet eens een fragment van een besluit? Niet dus en toch lukken sommigen, zoals Theo Francken erin storm te oogsten, omdat er teveel zijn die willen tonen hoe scherpzinnig ze wel niet zijn.

Populisme verketteren? Ach, iedereen doet het, maar in feite gaat het om niets, zo lijkt het wel, want als een politicus populistische uitspraken doet, zullen zijn/haar medestanders dat zo snel als mogelijk voorstellen als blijk van grote scherpzinnigheid. Populisme, zegde David Van Reybrouck niet ten onrechte, is nodig, in die zin dat bijvoorbeeld elke politicus moet proberen zijn of haar publiek te bereiken en overtuigen. Maar populisme heeft net tot doel mensen mee te slepen in een als groots en meeslepend avontuur voorgestelde reis. Alles wordt beter, maar wat is dat dan? De politicus liegt af en toe en probeert doorgaans naar de waarheid toe te spreken, de populist zegt af en toe iets wat waar is, maar overtuigt doorgaans omdat men onder de indruk raakt van de branie en de zekerheid van de stellingnames. De aannames van de populistische politicus zijn overigens meestal verifieerbaar maar de verwerking ervan, daar valt op af te dingen.

Zo kan men moeilijk missen als men zegt dat er grote gevaren op ons af komen en ook doodgewone politici doen dat met groot vertoon. Het probleem is dat men zo (ongewild) een sfeer van pessimisme verspreidt, zoals in de jaren zeventig rond de werkeloosheid, de bom en in de jaren 1980 de zure regen en de mogelijke dreiging met raketten in de tuin en Russen in de keuken. Hadden mensen echt deze voorspellingen gevolgd, dan was er werkelijk niet zoveel ten goede gebeurd in de afgelopen decennia. Het begon, zegt men dan, met de Club van Rome, die ons heel wat plagen voorspiegelde, waarbij de plagen van Egypte niets waren. Het is wel zo dat we merken dat de impact van natuurgeweld inzake mensenlevens ons wel eens aan het schrikken brengt, maar vaak leven de betrokkenen al eeuwen met dat dreigende gevaar, zoals die vulkaan die recent uitbarstte, de Anak-Kraketau ofwel ligt de impact van een ramp aan het feit dat we nu met 7 miljard zijn, terwijl ik nog leerde dat er 3 miljard waren, mensen op aarde. In 1975 moet dat geweest zijn, maar waar en hoe die leefden, dat leerden we van ontwikkelingshulporganisaties, nu NGO’s genoemd. De bevolking wereldwijd neemt toe en we doen er alles aan om onnodig lijden te voorkomen of te remediëren door hulp te zenden naar Jemen en andere gebieden. Dat de ellende het werk van mensen is, van politici of leiders, die weinig geven om hun eigen bevolking, ontgaat vooral hen die graag op expeditie gaan.

Discussies over de Brexit? Het kan toch niet, zegt men dan, maar er zijn genoeg Britten die geloven dat ze beter af zijn, al kunnen ze zich nog herinneren dat in 1974 het UK de zieke man van Europa was en dat het land bij het IMF diende aan te kloppen omdat het financieel-economische apparaat helemaal onderuit ging. Ene madame Tatcher stond toen voor toetreden tot de EEG, in 1989 was het al “I want my money back!” Hoezo? Haar geld.

Politici moeten zich wel met hun zaak vereenzelvigen, willen ze overtuigend overkomen, maar enige kritische distantie kan geen kwaad en de politiek kan nooit hun hele verdienmodel zijn, want met beroepspolitici weet men waar men begint, niet waar men eindigt, zeker als het over het vormen van een besloten hofhouding gaat. Nu staan politici niet alleen, er hangen vele kringen rond, die op hun eigen domein heel belangrijk zijn, experten, van epidemiologen tot rioolbeheerders. Alle willen de perfecte situatie op hun terrein realiseren, terwijl ze het niet pikken als de bevoegde politici erop afdingen omdat ze weerstand vrezen. Bovendien ziet men zelden dat in het debat nagedacht wordt over de vraag hoe een aanpak zo kan werken dat de resultaten optimaal zijn, want de nadelen wegen op een gegeven punt het minste door, maar dat moet wel zo goed als mogelijk berekend worden. Hoewel bij bedrijfsbeheer die benadering doorgaans wel aanvaard en aangeprezen wordt, ziet men dat bij politiek beleid veel minder aan de orde komen. Verder houdt men al te zelden rekening met het feit dat bepaalde regelgeving al weegt op burgers zodat bepaalde maatregelen al lang niet meer op zichzelf afgewogen kunnen worden. Stapeling van regels kan ertoe leiden dat op het oog futiele bijkomende beslissingen de vlam in de pan doet slaan en mensen tot opstand drijft. Wellicht zijn de maatregelen goed en te verdedigen, maar gegeven het arsenaal aan andere besluitvorming dat al drukt, kan het voor burgers ondragelijk worden.

Politici die vooral vanuit ethische overwegingen denken aan beleid te doen, kunnen dan heel erg uit de lucht vallen, want ze begrijpen niet dat hun inspanningen niet gesmaakt worden, dat wil zeggen, velen delen een aantal ethische inzichten, maar zij, die politici en commentatoren zien nauwelijks dat men die te ver kan doordrijven – zoals in de periode van de rakettenbetogingen is gebleken. Voor populisten van links en rechts is het al heel makkelijk om de zaak af te doen als een accident de parcours, een bedrijfsongeval zonder erg, een andere keer zal het hen wel lukken. En als het lukt, dan zijn het doorgaans maatregelen die de burgers wel behagen, enfin een deel toch. De realpolitiker zit nog met een andere pijnpunt, namelijk dat zijn of haar inzichten te gemakkelijk meebuigen met de aanspannende wind, waardoor het beleid bijna niet meer te lezen valt. En toch, al die politici v/m   kijken nauwelijks naar wat al beslist werd en bijvoorbeeld als het gedrag van burgers sturend beleid was bedoeld, maar blijken wel stom verbaasd over de reacties van het publiek, zoals bijvoorbeeld over de grens gaan tanken, wat voor inwoners van de Corrèze wel behoorlijk moeilijk is.  

Voor politici valt het moeilijk aan te nemen dat burgers boos zijn en geërgerd, want ze menen het goed met de burgers en met hun welbevinden, terwijl de boosheid voorkomt uit de miskenning die burgers ervaren. Nu, de idee van de natiestaat opschortend, heeft men nog weinig gronden om te spreken over een gemeenschappelijke grond, die we delen, burgers, politici, commentariaat en experten. De verscheidenheid in de samenleving kan voor links hinderlijk zijn als ze neerkomt op niet te rechtvaardigen ongelijkheid – soms is ongelijkheid totaal niet te rechtvaardigen, zegt men, maar dat lijkt kort door de bocht – en voor rechts kan ze nadelig uitpakken omdat mensen zich aangevallen voelen, als de zaak te moeilijk wordt. Nochtans zou men kunnen weten dat verscheidenheid tot de menselijke conditie behoort, juist kleur geeft aan het leven. Echter, als men de idee van een gemeenschap afwijst, wie er ook toe behoort de facto, kan men inderdaad geen beleid meer ontwikkelen dat iedereen aanbelangt. Het blijft een bron van boosheid dat onze steden veranderden, maar er gebeurde veel ten goede. Het komt me daarom wenselijk voor dat we niet zozeer de verscheidenheid met de vinger wijzen, maar de moeilijkheid met die verscheidenheid te leven, onder ogen zien.

Onze steden zien er nu een pak beter uit dan rond 1975, toen ik als twaalfjarige de bus dagelijks ging nemen naar Gent. Maar er veranderde dan ook veel, zoals auto’s die niet meer mochten parkeren op het Sint-Baafsplein, of in Brugge op de Grote Markt, maar tegelijk merkt men dat men heel ver ging in het wegduwen van de auto uit het stadsbeeld. Het gevolg is dat kilometers en kilometers winkelboulevards ontstonden en de lintvorming nog versterkten. Ook werd het leven in de binnensteden, zeker in Brugge, bijna doodgedrukt. Betaalbaar wonen legde het af tegen andere bekommernissen, die niet altijd even duidelijk zijn. Het gaat erom dat beleid altijd weer op hetzelfde territorium en – nog belangrijker – dezelfde mensen neervalt, waarbij hun stem voorafgaand aan de besluitvorming zelden gehoord wordt. Iemand vertelde mij dat een partijkopstuk rondwandelde door de wijk net voor de gemeenteraadsverkiezingen en aanbelde, waarbij gevraagd werd hem te steunen. Maar, zegde de dame me, hij vroeg niet wat ik ervan dacht of wat ik zou willen. Hoe kan je ook in een paar zinnen wat goed is en wat fout. Ik kon de dame wel kussen en dat mocht voor een keertje.

Zeggen politici wel eens zuchtend dat “de mensen” het niet begrijpen, dan verzuchten burgers aan de borreltafel wel eens dat politici er niet veel van snappen en hun adviseurs ook al niet. Hoe kan zoveel onbegrip bestaan in een samenleving waar zoveel kennis beschikbaar is? Een gebrek aan empathie? Helemaal. Denken we dan, maar het gaat er vooral om dat politici, die al eens vanuit verontwaardiging aan de slag gaan, vooral gevormd zijn in een jargon – de taal die we spreken kleurt nu eenmaal ons denken – waarvan de burger wel weet heeft, in tegenstelling tot vroeger, maar er ook een eigen kijk op heeft. Mensen spreken niet altijd om elkaar te verstaan, leerde ik van Bernard Mandeville, wat vooral toelaat te begrijpen dat mensen inderdaad de confrontatie zoeken. Echter, of dat het beleid ten goede komt, valt nog te bezien. Maar een grond van bozigheid is het wel, al zijn het de lieden die de politici het best begrijpen niet die op straat zullen komen. Toch roept en toetert men graag dat de ander, de regering moet luisteren naar de mensen. Het zal wel, maar met zoveel stemmen sprekend is het moeilijk om er zomaar iets van te begrijpen. Begrijpen wij altijd onze eigen gedachten?

Men zal dus niet moeten proberen de Gele Hesjes te paaien, wel met hen het moeilijke gesprek aangaan over wat men beoogt met het gevoerde beleid en het helpt niet als de gevestigde media dezelfde taal als de politici spreken noch als ze zich bedienen van wablieftaal[i], want dat is nogal eens neerbuigend. Van belang is dat politici ook luisteren, maar niet naar vragen die te maken hebben met individuele belangen, wel naar opmerkingen die een maatschappelijke lading hebben; het is niet altijd eenvoudig  het ene van het andere te onderscheiden. Nu klagen politici dat ze altijd weer vragen krijgen vanuit persoonlijke belangen bedacht, terwijl burgers die over kwesties die boven hun belang uitstijgen klagen dat politici er zich gauw vanaf maken. Wat een hondenstiel, die opdracht van de burger.


Bart Haers



[i] Wablieftaal verwijst naar een krant, die vooral laaggeschoolde mensen wil bereiken. Dat is lovenswaardig, maar er zijn ook meer geschoolde mensen.

Reacties

Populaire posts