Bozige Burgers en vakbekwaam burgerschap
Dezer
Dagen
Donkere gedachten
Gronden voor pessimisme?
De
dagen zijn donker, maar we lijken ons te goed te doen aan donkere gedachten,
een toekomst die ons niet meer toelacht, zoals dat een jaar geleden nog wel het
geval was, al wisten we toen niet hoe goed het wel niet ging. Nu overheerst de
sfeer van het dodenhuis, waarbij politiek en economie ons in een afgrond zouden
kunnen storten en waarbij het klimaat en de klimaatverandering ons tot de orde
roept. Dat er minder kindjes geboren werden, mag ons dus niet verbazen, want al
jaren, sinds de bankencrisis spreekt men over de vele kwalen van Egypte die ons
boven het hoofd hangen. Mij komt dat overtrokken voor.
Het mag duidelijk zijn, zegt
zowat iedereen, dat we ons grote zorgen moeten maken, want er is de
staatsschuld, er zijn de stagnerende wedden en lonen, terwijl de CEO zoveel
meer verdient, er zijn nog tal van andere kwesties, zoals de toenemende armoede
en de klimaatzaak. We moeten dringend en liefst voortvarend aan de slag, want
de toekomst lacht ons niet toe, al hebben we het zelf natuurlijk niet zo
slecht, wel integendeel. Neen dank u, ik kan leven, hoor ik dan en af en toe
genieten van de goede dingen des levens, zoals goede wijn en nog wat meer
lekkere dingen. Laten we wel wezen, er is armoede in onze samenleving en
daaraan moet worden verholpen, soms kan men er niets aan doen en valt er alleen
voor te zorgen dat die mensen kunnen leven. Anderen verloren have en goed, om
allerlei redenen en hoeven niet gestraft, extra gestraft te worden. Het mag
duidelijk zijn dat een goede benadering van het armoedeprobleem niet alleen op
theoretische en principiële gronden kan gebaseerd zijn, maar ook op discrete
zorg door OCMW’s en anderen instellingen. Wat niet kan is dat men armoede inzet
als politiek wapen tegen een zittende regering, wanneer de armoede beduidend
lager uitpakt dan in de buurlanden, dan in Brussel of Wallonië. De zorg moet er
zijn en is er, maar elke maand met cijfers uitpakken om het probleem “aan te
kaarten,, lijkt mij geen goede benadering en hoogstens een strategisch spel.
Maar het kan toch niet enkel om
problemen gaan, de politiek? Iemand zegde het me onlangs en ik was het er
volmondig mee eens, maar begrijp dat we vooralsnog vooral problemen zien, terwijl men er zich niet gauw genoeg
rekenschap van kan geven dat het probleem niet zo alomvattend zal blijken als
men denkt of niet zo vaak voorkomen zal in volle intensiteit als men ons wil
doen geloven. Nooit hebben ze van Cassandra gehoord, die lui. Het gaat om soms
moeilijk te berekenen probabiliteit van gebeurtenissen, zelfs van verkeersongevallen.
Ik zie veel bestuurders v/m die veilig rijden en proberen zelf veilig en
anderen veilig ter bestemming te laten aankomen. Een enkeling probeert ten
koste van alles en iedereen vooral snel te rijden en haalt dan ook
onverantwoorde snelheden. Nu ja, onverantwoord op een gewestweg, maar
anderzijds, het gezapige tempo dat sommigen erop na houden, kan ook wel
irriteren, maar er is geen wet die dat verbiedt. Het heeft ook wel met densiteit
van bewoning te maken, met onze levenswijze ook, waarbij we de auto weliswaar
niet constant gebruiken, maar toch wel vaak genoeg van stal halen omdat we niet
enkel leven om te werken, maar ook al eens naar de film willen of naar een
concert, de kinderen naar de academie en de sportterreinen brengen – en het
moet allemaal te doen zijn. Waar ligt het aan? Omdat men meent dat men een
situatie kan creëren waarbij er nul ongevallen gebeuren, terwijl dat alleen al
technisch niet mogelijk is, maar bovendien gebeurt het wel eens dat iemand
kiest voor de auto als middel om uit het leven te stappen. Het is pijnlijk en het
zal wel niet de bestemming van een auto zijn om te eindigen tegen een boom. Dus
worden die bomen uit de omgeving van wegen verwijdert, terwijl die bomen mee de
schadelijke uitstoot kunnen verwerken. Eenvoudig valt dat niet te onderzoeken,
terwijl het anderzijds geen kwestie kan zijn dat ons bestaan, onze levenswijze
geen invloed zou hebben op onze omgeving, op de biosfeer van de planeet Aarde.
Is het mogelijk die invloed tot nul ter
herleiden, zoals men ons wel eens voorhoudt? Ik denk dat de hele idee
van de ecologische voetafdruk ons met de illusie opzadelt dat we haarfijn
kunnen berekenen hoeveel druk we leggen op het milieu. Alleen al de productie
van metaal en staal, kan voor bizarre misrekeningen zorgen, omdat je niet
altijd weet waar in de omgeving er ijzer en staal verwerkt werd en in welke mate
we daar als persoon mee te maken hebben. Collectieve infrastructuur, zoals een
ijspiste, een zwembad, of een sportterrein, het kan allemaal wel enigszins op
onze balans geschreven worden, al maken we er maar zelden of zelfs geen gebruik
van.
Juist na jaren van
hoogconjunctuur beginnen politici aan de poten van dat succes te zagen, waarbij
vooral anderen het onderspit zullen moeten delven, want het verhaal was en is al
te vaak gebaseerd op de gedachte dat men de wereld moet verbeteren, terwijl men
nooit de wereld voor iedereen kan verbeteren. Het opbouwen van de welvaartstaat,
een project waarover nu nog nauwelijks met aandacht wordt gesproken; want al
kan men de verdediging van verworven rechten zeker onderschrijven, toch zal men
maar beter nagaan hoe nieuwe omstandigheden mogelijkheden bieden het systeem op
de been te houden. Wel is het zo dat de kritiek op het systeem, zeker als men
over de kosten spreekt, niet los gezien kan worden van andere kwesties, over
aandeelhoudersactivisme om maar iets te zeggen. De sociale kosten liggen hoog,
maar de voordelen voor bedrijven kan men ook niet ontkennen, met name een stabiele
markt, die groei genereert, bijvoorbeeld door het bouwen van gezinswoningen.
Het zal dus een afwegen worden hoe men de verschillende belangen en inzichten
kan verzoenen. Dan komt de discussie over hoe we een bepaalde situatie kunnen
nastreven, zonder a priori naar de perfecte, gedroomde situatie moeten streven.
Want men kan natuurlijk dan wel
vanuit een gezichtspunt de zaken willen regelen, houdt men geen rekening met
mensen die niet in het plaatje passen, zoals in het marxisme de ondernemers of
in de visie van Victor Orban al wie niet gelooft in zijn genialiteit en trefzekerheid,
om nog van Joodse mensen te zwijgen, want anders komt men nergens, heet het,
terwijl zo een Orban wellicht nooit nog tegenspraak krijgt. De rol van de
wetgever, van de uitvoerende macht is, voor zover het om een goed
functionerende parlementaire, democratische rechtsstaat gaat, bestaat er niet
in te streven naar wat voor enkelen goed is. Dat we nu polariseren, ligt niet
alleen aan het feit dat er allerlei weinig fiducie omtrent de democratie aan de
dag leggende populisten op de bühne verschenen zijn, want voor een deel ligt
het eraan dat politici, journalisten en een aantal voyante academici vaak
negeren dat het volk wel degelijk kennis van zaken heeft. Bovendien merkt men
dat het gemakkelijker is een opinie, zeker een straf statement de wereld in te
sturen dan een goed onderbouwde visie. Moet men dan zomaar aannemen wat een woordvoerder
of een politicus lost, zomaar meegaan, of het toejuichen of neersabelen, ook al
gaat het slechts om een bijzin in een observatie, niet eens een fragment van
een besluit? Niet dus en toch lukken sommigen, zoals Theo Francken erin storm
te oogsten, omdat er teveel zijn die willen tonen hoe scherpzinnig ze wel niet
zijn.
Populisme verketteren? Ach,
iedereen doet het, maar in feite gaat het om niets, zo lijkt het wel, want als
een politicus populistische uitspraken doet, zullen zijn/haar medestanders dat
zo snel als mogelijk voorstellen als blijk van grote scherpzinnigheid. Populisme,
zegde David Van Reybrouck niet ten onrechte, is nodig, in die zin dat bijvoorbeeld
elke politicus moet proberen zijn of haar publiek te bereiken en overtuigen.
Maar populisme heeft net tot doel mensen mee te slepen in een als groots en
meeslepend avontuur voorgestelde reis. Alles wordt beter, maar wat is dat dan? De
politicus liegt af en toe en probeert doorgaans naar de waarheid toe te
spreken, de populist zegt af en toe iets wat waar is, maar overtuigt doorgaans
omdat men onder de indruk raakt van de branie en de zekerheid van de stellingnames.
De aannames van de populistische politicus zijn overigens meestal verifieerbaar
maar de verwerking ervan, daar valt op af te dingen.
Zo kan men moeilijk missen als
men zegt dat er grote gevaren op ons af komen en ook doodgewone politici doen
dat met groot vertoon. Het probleem is dat men zo (ongewild) een sfeer van
pessimisme verspreidt, zoals in de jaren zeventig rond de werkeloosheid, de bom
en in de jaren 1980 de zure regen en de mogelijke dreiging met raketten in de
tuin en Russen in de keuken. Hadden mensen echt deze voorspellingen gevolgd,
dan was er werkelijk niet zoveel ten goede gebeurd in de afgelopen decennia.
Het begon, zegt men dan, met de Club van Rome, die ons heel wat plagen
voorspiegelde, waarbij de plagen van Egypte niets waren. Het is wel zo dat we
merken dat de impact van natuurgeweld inzake mensenlevens ons wel eens aan het
schrikken brengt, maar vaak leven de betrokkenen al eeuwen met dat dreigende
gevaar, zoals die vulkaan die recent uitbarstte, de Anak-Kraketau ofwel ligt de
impact van een ramp aan het feit dat we nu met 7 miljard zijn, terwijl ik nog
leerde dat er 3 miljard waren, mensen op aarde. In 1975 moet dat geweest zijn,
maar waar en hoe die leefden, dat leerden we van ontwikkelingshulporganisaties,
nu NGO’s genoemd. De bevolking wereldwijd neemt toe en we doen er alles aan om
onnodig lijden te voorkomen of te remediëren door hulp te zenden naar Jemen en
andere gebieden. Dat de ellende het werk van mensen is, van politici of
leiders, die weinig geven om hun eigen bevolking, ontgaat vooral hen die graag
op expeditie gaan.
Discussies over de Brexit? Het
kan toch niet, zegt men dan, maar er zijn genoeg Britten die geloven dat ze
beter af zijn, al kunnen ze zich nog herinneren dat in 1974 het UK de zieke man
van Europa was en dat het land bij het IMF diende aan te kloppen omdat het
financieel-economische apparaat helemaal onderuit ging. Ene madame Tatcher
stond toen voor toetreden tot de EEG, in 1989 was het al “I want my money back!”
Hoezo? Haar geld.
Politici moeten zich wel met hun
zaak vereenzelvigen, willen ze overtuigend overkomen, maar enige kritische
distantie kan geen kwaad en de politiek kan nooit hun hele verdienmodel zijn,
want met beroepspolitici weet men waar men begint, niet waar men eindigt, zeker
als het over het vormen van een besloten hofhouding gaat. Nu staan politici
niet alleen, er hangen vele kringen rond, die op hun eigen domein heel
belangrijk zijn, experten, van epidemiologen tot rioolbeheerders. Alle willen
de perfecte situatie op hun terrein realiseren, terwijl ze het niet pikken als
de bevoegde politici erop afdingen omdat ze weerstand vrezen. Bovendien ziet
men zelden dat in het debat nagedacht wordt over de vraag hoe een aanpak zo kan
werken dat de resultaten optimaal zijn, want de nadelen wegen op een gegeven
punt het minste door, maar dat moet wel zo goed als mogelijk berekend worden.
Hoewel bij bedrijfsbeheer die benadering doorgaans wel aanvaard en aangeprezen
wordt, ziet men dat bij politiek beleid veel minder aan de orde komen. Verder
houdt men al te zelden rekening met het feit dat bepaalde regelgeving al weegt
op burgers zodat bepaalde maatregelen al lang niet meer op zichzelf afgewogen
kunnen worden. Stapeling van regels kan ertoe leiden dat op het oog futiele
bijkomende beslissingen de vlam in de pan doet slaan en mensen tot opstand
drijft. Wellicht zijn de maatregelen goed en te verdedigen, maar gegeven het
arsenaal aan andere besluitvorming dat al drukt, kan het voor burgers
ondragelijk worden.
Politici die vooral vanuit
ethische overwegingen denken aan beleid te doen, kunnen dan heel erg uit de
lucht vallen, want ze begrijpen niet dat hun inspanningen niet gesmaakt worden,
dat wil zeggen, velen delen een aantal ethische inzichten, maar zij, die politici
en commentatoren zien nauwelijks dat men die te ver kan doordrijven – zoals in
de periode van de rakettenbetogingen is gebleken. Voor populisten van links en
rechts is het al heel makkelijk om de zaak af te doen als een accident de
parcours, een bedrijfsongeval zonder erg, een andere keer zal het hen wel lukken.
En als het lukt, dan zijn het doorgaans maatregelen die de burgers wel behagen,
enfin een deel toch. De realpolitiker zit nog met een andere pijnpunt, namelijk
dat zijn of haar inzichten te gemakkelijk meebuigen met de aanspannende wind,
waardoor het beleid bijna niet meer te lezen valt. En toch, al die politici v/m
kijken nauwelijks naar wat al beslist werd en
bijvoorbeeld als het gedrag van burgers sturend beleid was bedoeld, maar
blijken wel stom verbaasd over de reacties van het publiek, zoals bijvoorbeeld
over de grens gaan tanken, wat voor inwoners van de Corrèze wel behoorlijk
moeilijk is.
Voor politici valt het moeilijk
aan te nemen dat burgers boos zijn en geërgerd, want ze menen het goed met de
burgers en met hun welbevinden, terwijl de boosheid voorkomt uit de miskenning
die burgers ervaren. Nu, de idee van de natiestaat opschortend, heeft men nog
weinig gronden om te spreken over een gemeenschappelijke grond, die we delen,
burgers, politici, commentariaat en experten. De verscheidenheid in de
samenleving kan voor links hinderlijk zijn als ze neerkomt op niet te rechtvaardigen
ongelijkheid – soms is ongelijkheid totaal niet te rechtvaardigen, zegt men,
maar dat lijkt kort door de bocht – en voor rechts kan ze nadelig uitpakken
omdat mensen zich aangevallen voelen, als de zaak te moeilijk wordt. Nochtans
zou men kunnen weten dat verscheidenheid tot de menselijke conditie behoort,
juist kleur geeft aan het leven. Echter, als men de idee van een gemeenschap
afwijst, wie er ook toe behoort de facto, kan men inderdaad geen beleid meer
ontwikkelen dat iedereen aanbelangt. Het blijft een bron van boosheid dat onze
steden veranderden, maar er gebeurde veel ten goede. Het komt me daarom
wenselijk voor dat we niet zozeer de verscheidenheid met de vinger wijzen, maar
de moeilijkheid met die verscheidenheid te leven, onder ogen zien.
Onze steden zien er nu een pak
beter uit dan rond 1975, toen ik als twaalfjarige de bus dagelijks ging nemen
naar Gent. Maar er veranderde dan ook veel, zoals auto’s die niet meer mochten
parkeren op het Sint-Baafsplein, of in Brugge op de Grote Markt, maar tegelijk
merkt men dat men heel ver ging in het wegduwen van de auto uit het stadsbeeld.
Het gevolg is dat kilometers en kilometers winkelboulevards ontstonden en de
lintvorming nog versterkten. Ook werd het leven in de binnensteden, zeker in
Brugge, bijna doodgedrukt. Betaalbaar wonen legde het af tegen andere
bekommernissen, die niet altijd even duidelijk zijn. Het gaat erom dat beleid altijd
weer op hetzelfde territorium en – nog belangrijker – dezelfde mensen neervalt,
waarbij hun stem voorafgaand aan de besluitvorming zelden gehoord wordt. Iemand
vertelde mij dat een partijkopstuk rondwandelde door de wijk net voor de
gemeenteraadsverkiezingen en aanbelde, waarbij gevraagd werd hem te steunen.
Maar, zegde de dame me, hij vroeg niet wat ik ervan dacht of wat ik zou willen.
Hoe kan je ook in een paar zinnen wat goed is en wat fout. Ik kon de dame wel
kussen en dat mocht voor een keertje.
Zeggen politici wel eens
zuchtend dat “de mensen” het niet begrijpen, dan verzuchten burgers aan de
borreltafel wel eens dat politici er niet veel van snappen en hun adviseurs ook
al niet. Hoe kan zoveel onbegrip bestaan in een samenleving waar zoveel kennis
beschikbaar is? Een gebrek aan empathie? Helemaal. Denken we dan, maar het gaat
er vooral om dat politici, die al eens vanuit verontwaardiging aan de slag gaan,
vooral gevormd zijn in een jargon – de taal die we spreken kleurt nu eenmaal
ons denken – waarvan de burger wel weet heeft, in tegenstelling tot vroeger,
maar er ook een eigen kijk op heeft. Mensen spreken niet altijd om elkaar te
verstaan, leerde ik van Bernard Mandeville, wat vooral toelaat te begrijpen dat
mensen inderdaad de confrontatie zoeken. Echter, of dat het beleid ten goede
komt, valt nog te bezien. Maar een grond van bozigheid is het wel, al zijn het
de lieden die de politici het best begrijpen niet die op straat zullen komen. Toch
roept en toetert men graag dat de ander, de regering moet luisteren naar de
mensen. Het zal wel, maar met zoveel stemmen sprekend is het moeilijk om er
zomaar iets van te begrijpen. Begrijpen wij altijd onze eigen gedachten?
Men zal dus niet moeten proberen
de Gele Hesjes te paaien, wel met hen het moeilijke gesprek aangaan over wat
men beoogt met het gevoerde beleid en het helpt niet als de gevestigde media
dezelfde taal als de politici spreken noch als ze zich bedienen van wablieftaal[i],
want dat is nogal eens neerbuigend. Van belang is dat politici ook luisteren,
maar niet naar vragen die te maken hebben met individuele belangen, wel naar
opmerkingen die een maatschappelijke lading hebben; het is niet altijd
eenvoudig het ene van het andere te
onderscheiden. Nu klagen politici dat ze altijd weer vragen krijgen vanuit
persoonlijke belangen bedacht, terwijl burgers die over kwesties die boven hun
belang uitstijgen klagen dat politici er zich gauw vanaf maken. Wat een
hondenstiel, die opdracht van de burger.
Bart Haers
[i] Wablieftaal
verwijst naar een krant, die vooral laaggeschoolde mensen wil bereiken. Dat is
lovenswaardig, maar er zijn ook meer geschoolde mensen.
Reacties
Een reactie posten