Reflecties over Congo, kolonisatie en dekolonisatie
Dezer Dagen
Racisme en Kolonialisme
Hoe komen we ervan af?
Aan Dalilla Hermans
Ik
denk niet dat we ervan af kunnen komen, van racisme en in welke mate we nog
koloniaal zouden denken, valt toch wel te discussiëren. Ik hoorde u, Dalilla Hermans,
dan wel zeggen op televisie dat we nog altijd, als gevolg van de koloniale
tijd, racistisch zouden zijn, alle Belgen dus en de uitzonderingen bevestigen
dan de regel. Een commissie die op bezoek kwam, deed er nog een schep bovenop,
pleitte voor geschiedvervalsing. Hoezo? Men kan natuurlijk zeggen dat we nu aan
geschiedvervalsing doen, want we vertellen maar een verhaal, het onze, dat van
de kolonialen.
Het
wegnemen van standbeelden van Leopold II kan men alleen maar een vorm van geschiedvervalsing
noemen. Men hoeft hem niet te verdedigen, de geschiedenis zijnde wat die is,
kan men best begrijpen hoe in Berlijn onder impuls van Otto von Bismarck,
Afrika opgedeeld werd, verkaveld en Leopold II dat grote nog niet geheel geëxploreerde
gebied toebedeeld dat we kennen als Congo. Daar begint voor sommigen het
verhaal, maar is dat ook zo?
Kolonisatie
zoals die in Afrika en delen van Azië op gang kwam in de loop van de negentiende
eeuw, was gericht op grondstoffen, die, naarmate de Industriële revolutie zich
uitdiepte, steeds kostbaarder werden. De kolonisatie van Congo kwam dan ook pas
aan het einde van de eeuw op gang en was inderdaad gericht op de roof van
grondstoffen, van rubber tot goud en later uranium, nog later coltan. De
uitbuiting was overigens niet enkel een zaak van mensen laten werken voor een
hongerloon, maar was ook te vinden in het feit dat ook de baten van de exploitatie
het land verlieten, want die kwamen in de zakken van de koning en een aantal
bedrijven terecht. En België? Was geenszins gediend van dat koloniale avontuur,
waaraan de koning zich had gewaagd. Daarom ook ging het om een kroondomein en
een vrijstaat. Nu is het wel zo dat de koning heel wat heeft geïnvesteerd in
Brussel, Oostende, den Haan, Ciergnon en andere plaatsen, ook al voor de
miljoenen van Congo hem toevielen. In 1895 was de koning nagenoeg persoonlijk
failliet, wat men maar niet in de Wikipedia kan vinden.
Of de
koning een schrikbewind liet voeren in zijn Kroondomein en vrijstaat, daar
lijkt men het over eens. Men spreekt van miljoenen doden en van doldriest
geweld. Juist, de handen die afgehakt werden, als er niet voldoende geoogst
werd? Soms vraag ik me af of die beheerders zo dom konden zijn hun enige
instrument, de werkers, te verminken? Ik ontken niet dat de uitbating en uitbuiting
van de Vrijstaat wreed moet zijn verlopen, maar hoe dan ook, blijft het
moeilijk . Het zal ongetwijfeld wel gebeurd zijn, wat men niet kan negeren,
maar werd dat gerapporteerd aan Laken? Het ging, zoals Adam Smith al stelde om
koloniale uitbuiting en daar is ook de metropool niet mee gediend. Maar tegelijk
moet men vaststellen dat de Europese staten alle deelnamen aan een race om
zoveel mogelijk wingewesten te verwerven, waarbij men al eens minder rentabele
gebieden verwierf, maar Leopold had in dat opzicht geluk. Want met de nieuwe
machinebouw was rubber een cruciaal product geworden en daar beginnen de
vragen. Aangenomen mag worden dat de exploitatie van latex, de grondstof voor
rubber niet zachtzinnig verliep, want het product bleek op de markten steeds
beter te scoren. Het UK dat zich Congo door de neus geboord zag, met dank aan
Bismarck en Pruisen, wilde de controle verwerven over het rubber en
journalisten van de City, Roger Casement, die later zou terechtgesteld worden voor
zijn aandeel aan de Paasopstand in Dublin, 1916, heeft veel bijgedragen aan de
beeldvorming. De Britten gingen de moederboom zoeken in Brazilië en hoewel het
verboden was, slaagden ze erin enkele noten – als het zo ging – mee te
smokkelen naar Engeland en vandaar naar India, waar ze met redelijk succes
eigen plantages wisten aan te leggen. Hoe werden die uitgebaat? Zonder
uitbuiting? Roof, diefstal en wreedheid.
De
handel in mensen naar de Arabische wereld, via Zanzibar? Het ene falen lost het
andere niet op, denk ook ik, maar als men de handel in mensen bekijkt, sinds de
oudheid, dan was het verhaal over slavenhandelaren die voor rekening van de
Arabieren werkten geen mythe. Alleen lijkt het erop dat dit weinig om het lijf
zou hebben gehad en dat valt toch te onderzoeken.
Het
neemt niet weg, zal Dalilla Hermans mij voor de voeten werpen dat er in België
nog altijd racisme leeft tegenover mensen uit Afrika, tegenover de mensen die
in Congo hun wortels hebben. Want sinds de koloniale tijd hebben we het
ingewreven gekregen dat jullie, Congolezen, niet ons respect zouden verdienen
wegens niet ijverig en ook al niet zo verstandig als men zou willen. Ik denk
dat mijn generatie pas in de loop van de jaren 1980 echt met de omgeving van de
Brusselse wijk Matonge in contact kwamen. Waren we vooringenomen? Er waren
blijken van een positieve vooringenomenheid, ook dat nog, over de kleurige kleding
van de vrouwen, over de elegantie van mannen en vrouwen. Soms was er wat gedoe,
maar ik denk in gemoede dat we vooral akte namen van deze aanwezigheid.
Maar
ik begrijp wel dat men al eens een harde reactie krijgt van Vlaamse
boerenpummels, die denken dat ze hier de baas zijn, terwijl ik, zoals ik hoger
schreef aan de dis zat met mensen uit Rwanda, die mijn broer daar had leren
kennen. Dus ja, misschien behoorden we en behoren we tot die weldenkenden, die
open staan voor dergelijke ontmoetingen. Misschien was het gewoon een vorm van
humanisme, die welwillendheid vanwege mijn ouders en ja, wijlen mijn vader was
een boerenzoon. Zoals u weet heeft de echtgenote van een belangrijk politicus,
mevrouw De Croo nog maar enkele jaren geleden geklaagd over het feit dat nu zelfs kinderen van slagers en
bakkers advocaat werden. Dat ze niet klaagde dat er te weinig ingenieurs werden
opgeleid, leek me al even markant. Vooral dat bizarre superioriteitscomplex van
mensen speelt altijd weer op, afhankelijk van de context.
Natuurlijk
is racisme fout, jegens wie dan ook, maar men kan niet aan de overweging voorbij
dat er in onze samenleving ook heel wat onverschilligheid bestaat voor het lot
van anderen. Aanvaarden we de vaststelling dat de burgers van de kolonie, de
inwoners van die immense gebieden, slachtoffer mogen heten van mensen als… Jef
Geeraerts, dat die mensen slachtoffers waren van een institutionele minachting
en uitbuiting, dan kan men dat daderschap wel aan die generaties toeschrijven,
maar wordt het moeilijker huidige generaties de verantwoordelijkheid ervoor in
de schoenen te schuiven. Wij moeten er ons echter niet flauwe smoezen van
afmaken. Aan de andere kant en in diezelfde tijd ontstonden er relaties tussen
blanke kolonisatoren en lokale dames, die kinderen kregen. Het lot van die
echtgenotes schijnt niet altijd even mooi en vol rozengeur geweest te zijn maar
hoe de verhalen verliepen, voor en na de dipenda, de onafhankelijkheid, blijft
altijd in nevelen gehuld.
Brachten
de mensen die naar Congo trokken dan geen beschaving? Men hoort het wel eens
zeggen en men kan erover nadenken. Voor Leopold en co betekende dat de vestiging
van de kerk en de kerstening, betekende dat dus ook de exploitatie van grondstoffen,
maar of hij dan wel anderen meenden dat men het volk diende te respecteren, is
wel wat hoog gegrepen, als men naar zijn eigenste land, naar de Belgen kijkt.
Pas in 1893 werd het Algemeen meervoudig stemrecht ingevoerd, pas in 1919 het algemeen
enkelvoudig stemrecht, omdat men het stemrecht alleen aan het bezittende, dus
intelligente deel van de samenleving toekende – via de cijns – en vooral die
kleine groep vond dat bezit en slim zijn samengingen. Want die arme Belgen, die
moesten ook nog recht krijgen op onderwijs, op stemrecht en op een waardig
bestaan, iets waar de socialisten en de Christene werklieden zich voor
inzetten. Van 1873 tot 1914 heeft het geduurd voor de leerplicht ingevoerd werd
en dan nog met strubbelingen over de “liberté du père de famille”. Een principe
dat men in Congo ook met enig cynisme zou gaan toepassen. Ook in Nederland
duurde het tot 1900 voor de schoolplicht werd ingevoerd. Zowel in België als
Nederland evenwel was er al een praktijk van schoollopen, ook bij armere
gezinnen, al was de druk groot om de kinderen zo snel mogelijk te laten werken.
Het is dan ook goed te kijken wanneer er hier wetten kwamen tegen kinderarbeid
en beperkingen van de arbeidsduur. Standsverschillen
in Europa waren dieper dan we ons nu kunnen indenken, maar net in België en
Nederland bleek er wel ruimte voor sociale promotie door succes op school of in
zaken. Nieuwe rijken hadden doorgaans geen manieren, maar waren doorgaans wel
eerlijk, een beetje glans van de Nobele Wilde straalde op hen af.
In diezelfde
periode lag Frankrijk met zichzelf overhoop omwille van de affaire Dreifus, die
van 1894 af speelde, maar pas publiek van belang werd toe Emile Zola er zich
mee moeide, met zijn “J’accuse” waarmee de publieke opinie aan de slag moest.
Het latente antisemitisme was plots apert geworden en iedereen ging partij
kiezen, wat onder meer leidde tot de oprichting van “Action Française”, een
conservatieve, christelijke beweging, die ook tegen de laïcisering gekant was
en ook wel de grootsheid van Frankrijk wilde bevestigen. In 1853
respectievelijk 1855 verschenen de twee delen van een essay “Essay sur l’inégalité
des races” dat pas in 1884 een tweede druk kreeg, in Duitsland op aanstichten
van Cosima Wagner verspreiding kende en ook pas in 1914 in het Engels vertaald
werd. De ongelijkheid van rassen, dat is een verhaal waar men al eens voor gaat
zitten, tot men beseft dat het begrip ras wel heel relatief is en ongelijkheid
in levensomstandigheden, kennis, mogelijkheden
niet anders dan de omstandigheden zijn waarin mensen leven. Dat er van de
verleende macht misbruik werd gemaakt door koloniale bestuurders, ligt aan die
macht zelf, want men moet vaststellen dat het succes van Gobineau relatief mag
heten, behalve in de VS en Duitsland.
Het is
van belang de geschiedenis van Congo en de koloniale tijd beter te begrijpen –
niet goed te praten – om te zien hoe het land en bewoners gevaren hebben bij de
hele onderneming. Nu zegde u onder meer dat de kolonisatie nog steeds nawerkt, maar
hoe kan u dat staven? Natuurlijk bevinden er zich in de openbare ruimte en op
fora ploerten die geen respect opbrengen voor anderen. Het zal ook wel zo zijn
dat mensen aan loketten van de overheid of bij sollicitaties tegen een
neerbuigende houding aanlopen, wat zeer te betreuren valt, maar het zit ook witte
Vlamingen of Franstaligen niet altijd mee. Maar de aanwezigheid van beelden van
Leopold II hebben geen aanwijsbare invloed op onze kijk op anderen, Het zou me
verwonderen als mensen vandaag de koloniale tijd als de glorie van het land
zouden zien, domweg omdat in het geschiedbeeld van dit land de taalstrijd en de
sociale strijd zoveel zwaarder wegen.
Ik weet
dat er racisme is, dat zou men anders willen, maar vooralsnog lukt dat niet zo
goed, wat te betreuren valt, maar ik merk toch ook dat het niet zo zwart-wit blijkt
te zijn, alleen, men moet er mensen op aanspreken, op onbehouwen gedrag. Het
feit dat er mensen zijn die vrezen dat ze overhoop gelopen zullen worden door
al die nieuwkomers, zal ook u niet ontgaan zijn, maar dat onze samenleving en
delen ervan niet meer kunnen functioneren zonder al die mensen die hier ooit
zijn gekomen, op vraag van de industrie of na de onafhankelijkheid van Congo,
lijkt maar niet door te dringen, vaak ook niet bij lieden die een warm hart zeggen
te hebben voor mensen uit Congo. Zelf hebt u een mooi plaatsje onder de zon en
we prijzen u er gelukkig om, waarderen uw tussenkomsten in het debat, maar
hopelijk accepteert u het dat we het niet geheel eens zijn met u.
We leven
in een tijd waarin iedereen zowat slachtoffer is, zelfs pleger van onrecht, dus
ook van racisme. De uitbuiting van Congo sinds 1960 is er niet
minder op geworden, vaak nog bloediger en daar spelen Westerlingen een rol in,
daar hoeven we niet over te zwijgen, maar zowel Mobutu als de Kabilla’s hebben hun
deel van de winsten in eigen zak gestoken en dat moet toch ook gezegd blijven
worden. Het feit dat er geen openbare dienst meer is die naam waardig, dat de
staatsinstellingen als sinecures dienen voor getrouwen, zelfs het
presidentschap, maakt het moeilijk de hele situatie in Kinshasa in wit en zwart
te schilderen en dat, helaas, stijft sommigen in hun weinig verheven ideeën over
Congo, het land, zijn leiders en het volk. Over wat er wel ten goede gebeurt,
in Kinshasa en andere gebieden, blijft onbesproken en dus onbekend.
Gaat
het erom dat mensen zich niet erkend weten, geen respect ontmoeten en vaker dan
nodig door politiemensen aangesproken worden om zich te verantwoorden,
institutionele vormen van racisme dus, moet men zeker tegengaan, maar
maatschappelijk wordt dat vaak niet ervaren, dat wil zeggen, dat witte mensen
het vaak niet zien, zoals in vele vormen van discriminatie en racisme, al is
dat vaak subtiel en daarom net pijnlijker.
Het
blijft moeilijk de directe link te leggen tussen de kolonisatie en de koloniale
tijd enerzijds en racisme vandaag anderzijds, omdat voor velen onder ons
paradoxaal genoeg het zwijgen over de koloniale tijd impliceert dat men ook van
dat vigerende racisme niets heeft meegekregen. Anderzijds, de mens is uiteraard
menselijk en al probeert men nog zo hard, bepaalde emoties komen nu eenmaal op
of worden gecultiveerd. Ook kan men er zich rekenschap van geven dat men wel
eens gebaren of woorden van iemand anders interpreteert dan bedoeld. In een
sfeer waarin men bedacht is op uitingen van racisme, zo vertelde een jonge Tunesische
eens, op de trein tussen Brugge en Brussel, wordt men bedolven, want dan houdt
het ook niet meer op. Zij had mij al eens vaker gezien en zag dat ik een boek
las, zoals het tijdens treinreizen wel vaker het geval is. Het gesprek ging
over allerlei zaken, maar ook over racisme, waarbij ze met enige schroom toegaf
dat ik er geen blijk van gaf, maar men had haar geleerd dat overdreven
vriendelijkheid ook niet betaamt. Dat klopt natuurlijk, maar het geldt ook,
zoals Hannah Arendt schreef moeilijk te stellen dat men van (andere) volkeren
houden kan, wel kan men vrienden hebben, of ze nu vanzelf nabij zijn of net
niet. Men meent door racisme te bestrijden opkomt voor diversiteit, maar het
zou wel eens kunnen dat voortdurend tegen racisme ingaan impliceert dat men ook
geen verschil meer ziet, dat al die witten of blanken dezelfde zijn.
Dat
bleek een opmerking die haar verbaasde, omdat ze tegen intuïtief kan lijken,
maar wat is nu een volk? Juist, hoewel we graag spreken over homogeniteit is
een volk zelden homogeen, terwijl men hen, of zichzelf, een bepaald
volkskarakter aan zou meten. Dan gaat het over fierheid of dapperheid, over
slim zijn, over noeste werkers en dat alles nog eens in allerlei combinaties
met muzikale vaardigheid, verbositeit of vranke taal… kortom, alle volkeren, lijken
finaal op elkaar, al zien we zo graag verschillen, tussen provincies zelfs,
terwijl men anderzijds alles doet om het concept identiteit niet acceptabel te
vinden, toch niet als het over de Vlaamse/de Nederlandse gaat. Kan zijn, niet
iedereen is verzot op draadjesvlees, pintjes en veldrijden, maar er is meer
tussen hemel en aarde… Dus kan men aannemelijk maken dat we de notie “volk” en “karaktereigenschappen”
niet te zeer op elkaar zouden mogen betrekken. Maar als we geen individuele
leden kennen, kunnen we een volk niet kennen, maar een zwaluw maakt de lente niet.
Kennen we eenmaal een lid van de Congolese gemeenschap en leren we die persoon te
waarderen, dan zegt dat niets over hoe we tegen al die anderen aankijken, al kan
dat altijd nog welwillend zijn.
Hoe
dan ook zal men moeten erkennen dat mensen niet vanzelfsprekend van elkaar
houden, dat er emoties zijn die we als rationele mensen niet graag zien of
ervaren, zoals woede en haat, minachting, maar zijn we er wel zo sterk in ervan
af te zien, dan wel af te zien van de uiting van de gevoelens… Maar er zijn er
andere emoties ook, politieke emoties, zoals Martha Nussbaum die beschreef. Dat
we dezer dagen vooral focussen op de negatieve emoties, dat we geen zin meer
hebben dingen te moeten zien of horen, die ons niet zinnen, maar wel evengoed
deel van de werkelijkheid zijn waarin we leven. Free spaces? Waartegen zouden
studenten zich moeten afschermen? Ze hebben het recht maar door studie, ook van
zaken die hen niet zinnen, kunnen ze zich inderdaad beter wapenen en de
samenleving, cultuur beter te leren kennen en begrijpen.
Nu
weten we dat bijvoorbeeld aan de vooravond van WO I in Duitsland een aantal
historici aan het Duitse nationalisme een grote scheut argumenten meegaven.
Overigens gebeurde in Frankrijk net hetzelfde en ontstond een sterk
opgeschroefd nationalisme, met dank aan Ernest Lavisse, die voor de
schoolkinderen boekjes maakte met onder meer Clovis en de vaas van Soissons. In
die verhalen en ook bij anderen, ook de Britse historici speelde de notie ras
een grote rol, zelfs in België sprak men over het Vlaamse en het Waalse ras,
waarvoor weinig historische gronden waren te vinden, maar het was nu eenmaal de
taal van de tijd. Het vergt heel wat studie, bezoeken aan bibliotheken, het
lezen van correspondenties, bijvoorbeeld die van Henri Pirenne, om te begrijpen
dat in die periode, toen de welvaart in Duitsland en Europa hoge toppen scheren
mocht, de emoties van onbehagen opmerkelijk hoog oplaaiden en die te maken met
ongekende transformaties van de samenleving. Ook België was aan de vooravond
van WO I behoorlijk welvarend, waarbij men graag aanstipt dat de rijken werden
en de armen niet, maar er vormde zich een grote middenklasse die weliswaar
kleinburgerlijk toch ook de vruchten van de groei mochten plukken.
Hoe
men nu aankijkt tegen het essay “Race et Histoire” dat Claude Lévi-Strauss
schreef ten behoeve van de VN in 1952 en later, in 1974 nog hernomen, waarin
hij nadenkt over hoe samenlevingen met zichzelf en andere omgaan en wat de
plaats van het discutabele begrip ras in die zelfbepaling is. Het grote
probleem was natuurlijk dat toen Europa – nadat de Chinese keizer de
expansiedrang had afgebroken wegens de aanvoer van die lelijke giraffen –
andere continenten ging verkennen en later veroveren, dat men niet wist hoe het
grotere plaatje eruit zag. Want Europa kende wel de Noord-Afrikaanse kusten,
zeker aan de kant van de Middellandse zee, de Atlantische kusten wellicht ook, waarbij
er overduidelijk contacten waren, militaire, maar ook handelscontacten en ook
wel piraterij. Echter, er was veel terra incognita en al kende men wel mensen
met een donkere huid, toch zou de ontdekking van de kustgebieden ten zuiden van
Marokko, waar men wel contact mee had, pas in de zestiende en vooral zeventiende
eeuw leiden tot de beruchte driehoekshandel, waarbij mensen verhandeld werden
op de Afrikaanse kust, aangevoerd door lokale leiders-handelaars die hun
product naar de factorijen brachten. Mensen dus die vervolgens werden ingeladen
in schepen en als het goed ging, werden ze er drie tot vier weken later weer
uitgeladen om aangeboden te worden op slavenmarkten van de Caraïben tot
Virginia en in Suriname, Venezuela – de oude namen? – maar zo een enorme
economische branche vormden. De schepen brachten dan de gerafineerde rietsuiker
en andere grondstoffen naar Europa, Saint-Malo, Engeland en de Republiek.
Men
kan die handelswijze inderdaad moreel laken, maar wat verandert men dan?
Bovendien bleek dat de handel in Afrika ook gevolgen had voor de cultuur
aldaar, want er deden zich culturele transfers voor, waar ze hun voordeel bij
deden. Het valt me wel vaker op dat men interacties tussen culturen die door langdurig
met elkaar omgaan alleen als eenrichtingsverkeer ziet en dat er dus sprake is
van een ontvangende en van een gevende cultuur zou zijn. Bovendien gaan we
ervan uit dat de gevende cultuur altijd de “sterkste” partij zou zijn, terwijl in
het geval van de verkenning van de Afrikaanse kusten de Europeanen, eerst de Portugezen,
dan de andere, niet altijd zo evident was.
De
machtsverhoudingen werden later, zeker in de negentiende eeuw wel (zeer)
uitgesproken, wat te maken had met nieuwe wapens en de komst van stoomvoertuigen,
schepen en treinen. De Britten droomden rond 1880 al van een spoorweg op de
door de Britten gecontroleerde bodem, van Caïro tot Kaapstad. Over de oorlogen
en de uitbuiting die daar mee is gepaard gegaan, spreekt men in de Belgische,
Vlaamse publieke opinie niet (meer). De doden in Khartoum? Hebben geen belang,
terwijl het ging om een strijdvaardige samenleving die zich niet aan de Britten
wilde overgeven en kleinere groepen die dan weer hand- en spandiensten
verleenden. De kolonisatie van Kenia, Tanzania, wat lezen we daarover? Juist,
de Britten hebben hun koloniale inspanningen goed weten te verkopen als… het
brengen van Vrede en Beschaving. Maar men wijzigde enkele parameters en de
bevolkingsgroei nam zo snel toe dat er werkeloosheid ontstond en dus een
overschot aan werkende handen, wat leidde tot onderdrukking en inderdaad
racistische neigingen. Kenia werd een uitgelezen koffieplantage, maar verder,
wat weten we over hoe het eraan toeging? Na de oorlog kwam er in 1952 een
opstand op gang, gekend als de Mau Mau-opstand, maar hoewel die werd
neergeslagen, hadden de Britten hun greep op het land en hun elan verloren.
In wat
nu Namibië heet hebben Duitse kolonisatoren de Britten weg weten te krijgen,
behalve in Walvisbaai en hebben zij na een opstand mensen samengedreven in
concentratiekampen. Nog altijd bestaat er hierover betwisting tussen Namibië en
Duitsland, als rechtsopvolger van het voormalige Keizerrijk. Ook hier dus
opstanden tegen de kolonisatoren en die werden inderdaad bloedig neergeslagen. Er
was de moed om tot opstand te komen en er was het vermeende recht van de
koloniserende machten om die neer te slaan en het land voor zich te houden.
Na WO
II werden Afrikaanse landen onafhankelijk en niet altijd op een doordachte
manier, zoals ook met Congo in 1960 het geval was. De moord op Lumumba brak een
mogelijk succesvol verhaal van ontvoogding af, wat niet in de kaart speelde van
neokoloniale spelers. Als scholier en student was Congo wel eens voorwerp van
instructie, maar echt duidelijk werd het niet, ook al niet omdat men wel eens
over Patrice Lumumba sprak, maar het bleef, excusez le mot, een vaag schouwspel.
In feite was het moeilijk begrijpelijk te maken aan jongeren in dit land aan de
Noordzee, omdat de volwassenen zelf van die kolonisatie niet veel wensten te
weten. België heeft, voor zover ik weet, slechts na veel gedoe de Vrijstaat en
het Kroondomein overgenomen van Leopold II. Koning Albert I bezocht in 1928 Congo
en hield er volgens Piet Clement uitgebreide nota’s bij, wellicht geïnspireerd
door zijn vriend, de socioloog Emile
Waxweiler die al in 1916 overleden was. Het artikel van Piet Clement laat zien
dat koning Albert in 1928 werkelijk wilde weten hoe het zit met die kolonie,
waar zijn oom nooit voet gezet had en alleen via verslagen over werd geïnformeerd
en waarvan het beheer ter plaatse aan zeer weinig mensen toeviel, gezien de
omvang het gebied. De positie van Albert I, in 1928 is ook daarom interessant,
dat hij blijk gaf van oprechte interesse, al zal er uit zijn dat ook hij dacht
aan de economische meerwaarde. Tussen 1823 en 1823 werd een spoorlijn aangelegd
van Bukuma naar Fort Franqui. Er viel immers kopper te transporteren, voor Union
Minière du Haut Katanga[i].
Men
zegt dat wij, brave Vlamingen, weinig weten over de kolonie maar niettemin nog
een koloniale attitude met ons meedragen. Het klopt dat historici lange tijd
met lange tanden naar dat koloniale verleden keken. Wel heeft de radio, de
toenmalige BRT, toen ze nog langlopende documentaires uitzond, een reeks
gemaakt rond de figuur van Roger Casement, waar ik als student geschiedenis
graag naar luisterde, ook al omdat er een begin van Historische kritiek in
beoefend werd: de woorden van Casement werden niet voor waar aangenomen, omdat
hij ze had geschreven, zijn verhouding tot de City en het Britse Establishment
werd uit de doeken gedaan, wat ik bijzonder instructief vond. Ook anderen
hebben bericht over de praktijken in Congo, zoals Amerikaanse zendelingen, waar
– anders dan in het geval van Casement – weinig tegenin te brengen valt, maar
toch ook niet een groter plaatje brachten.
Wat
wij leerden over Congo? Over de mensen weinig, dat moet gezegd, dus ook niet
veel meer dan beelden van de grote Wereldtentoonstellingen waar men graag de
lokale bevolking toonde, zoals ook in Amsterdam mensen uit Indonesië werden
gepresenteerd. Mensen kijken? Het deugt niet en het is inderdaad de vraag of en
hoe de bezoekers van Expo ’58 naar die mensengaarde hebben gekeken, naar dat “authentieke
dorp”. Zelf heb ik het niet meegemaakt, maar ik heb altijd de indruk gehad dat
mensen als mijn ouders dat een wel zeer artificiële en zelfs onmenselijke
voorstelling en etalering vonden; uit gesprekken, ook met leraren, is mij
gebleken dat het beeld van Afrika al lang niet meer kwam van de media, maar van
mensen uit de directe omgeving die in de jaren ’50 naar Congo getrokken waren.
Er waren de verhalen over de boys, over de organisatie van het leven onder de
blanken, die zich inderdaad, zoals nogal eens ontwikkelings- en gezondheidswerkers
zich nog steeds op elkaar terugplooien in bewaakte wijken. Maar niet zelden
hoorde je verhalen over bewondering voor de bevolking die ze aantroffen.
Het is
moeilijk denk ik, vandaag te bedenken dat mensen nog in een collegiale context
naar mensen uit Congo en andere Afrikaanse landen die onder ons leven, kijken.
Wat er wel is, kan men bespeuren, is dat Afrika voor velen een gebied van pure
ellende is, dat ze nog altijd afhankelijk zouden zijn van onze welwillendheid
en zelf niets gedaan krijgen. Echter, hoe kan men er een redelijk beeld van
krijgen, als men vanwege media alleen negatieve verhalen krijgt, van de
kritische zijde om aan te geven hoe erg het is en dat we moeten helpen, terwijl
van de andere kant vooral hoe de politieke wentelingen van het rad van fortuin
blijven draaien, zonder dat gewone mensen er enige zeggingskracht laat staan
het recht tot spreken over hebben.
Het
wordt inderdaad tijd dat we de koloniale periode en wat er gebeurde onder ogen
te zien, maar laat men dan ook oog hebben voor wat er ten goede verbeterde door
gezondheidszorg en onderwijs – zij het te beperkt - aan te reiken; net op dat
vlak zou men eens moeten kijken naar hoe er zich culturele overdracht heeft
voorgedaan, ook in hoofde van machthebbers, zeker in hoofde van de mensen die
samen de samenleving vorm geven, van artsen en advocaten tot stukwerkers. Het
is ook zo dat men moet nadenken over wat kolonialisme betekende, maar dan niet
enkel met de blik gericht op België. Of mensen uit Congo of nazaten hier nog
voorwerp zijn van racisme, kunnen wij niet zomaar stellen, maar we kunnen wel het
normale respect op te brengen voor hen als medeburgers. We kunnen ons niet
heilig voordoen, als de praktijk anders is. Maar onze samenleving, die zal hoe
dan ook door métissage gekenmerkt worden. Het wordt dan ook tijd dat
schoolkinderen leren over Clovis en Mercator, maar ook over de Bakongo en
andere volkeren in en rond wat nu Congo is, de geografie leren kennen en dat het
evengoed deel uitmaakt van het menselijke avontuur te vissen in het Kivu-meer
of runderen te hoeden in Rwanda.
Het is
niet de bedoeling gewetens te sussen, want dat helpt niet, maar wie er niet
vatbaar voor is, zal zich van Afrika niet veel meer voorstellen dan ellende,
terwijl het toch allemaal niet zo eenvoudig is, in een aantal opzichten zelfs
opvallend gunstiger dan wij graag horen. Hoe het zit in de arme cités en de
betere kringen, daar schrijven journalisten niet over. Want we hebben echt wel goede
media nodig die er aandacht voor hebben, voor het leven zoals het is, niet
enkel de ellende of de politieke peripetieën, want eerlijk, waarom vernemen we
niets over hoe mensen het bewind van Mobutu en de Kabila’s overleefd hebben, daar
wil ik wel meer over weten. Gelukkig is er onder meer Lieve Joris die enkele
facetten daarvan heeft onderzocht en verteld. Maar net zij meent dat je vaak
alleen ziet wat je wil zien en dat je tijd moet hebben om te zien wat er is,
onder het oppervlak.
Bart
Haers
[i]
Piet Clement, Het bezoek van Koning Albert I aan Belgisch Congo, 1928 Tussen
propaganda en realiteit. BTNG-RBHC, 37, 2007, 1-2, pp 175-221.pdf
Reacties
Een reactie posten