Reflecties over Congo, kolonisatie en dekolonisatie


Dezer Dagen


Racisme en Kolonialisme
Hoe komen we ervan af?

Aan Dalilla Hermans


Patcrice Lumumba in Brussel, 26 januari 1960, juist tijdens
de onderhandelingen over de onafhankelijkheid van zijn
land. Zoals Nederland eerder, moest ook België ervaren
hoe de VN de dekolonisatie voorstonden. 
Ik denk niet dat we ervan af kunnen komen, van racisme en in welke mate we nog koloniaal zouden denken, valt toch wel te discussiëren. Ik hoorde u, Dalilla Hermans, dan wel zeggen op televisie dat we nog altijd, als gevolg van de koloniale tijd, racistisch zouden zijn, alle Belgen dus en de uitzonderingen bevestigen dan de regel. Een commissie die op bezoek kwam, deed er nog een schep bovenop, pleitte voor geschiedvervalsing. Hoezo? Men kan natuurlijk zeggen dat we nu aan geschiedvervalsing doen, want we vertellen maar een verhaal, het onze, dat van de kolonialen.

Het wegnemen van standbeelden van Leopold II kan men alleen maar een vorm van geschiedvervalsing noemen. Men hoeft hem niet te verdedigen, de geschiedenis zijnde wat die is, kan men best begrijpen hoe in Berlijn onder impuls van Otto von Bismarck, Afrika opgedeeld werd, verkaveld en Leopold II dat grote nog niet geheel geëxploreerde gebied toebedeeld dat we kennen als Congo. Daar begint voor sommigen het verhaal, maar is dat ook zo?

Kolonisatie zoals die in Afrika en delen van Azië op gang kwam in de loop van de negentiende eeuw, was gericht op grondstoffen, die, naarmate de Industriële revolutie zich uitdiepte, steeds kostbaarder werden. De kolonisatie van Congo kwam dan ook pas aan het einde van de eeuw op gang en was inderdaad gericht op de roof van grondstoffen, van rubber tot goud en later uranium, nog later coltan. De uitbuiting was overigens niet enkel een zaak van mensen laten werken voor een hongerloon, maar was ook te vinden in het feit dat ook de baten van de exploitatie het land verlieten, want die kwamen in de zakken van de koning en een aantal bedrijven terecht. En België? Was geenszins gediend van dat koloniale avontuur, waaraan de koning zich had gewaagd. Daarom ook ging het om een kroondomein en een vrijstaat. Nu is het wel zo dat de koning heel wat heeft geïnvesteerd in Brussel, Oostende, den Haan, Ciergnon en andere plaatsen, ook al voor de miljoenen van Congo hem toevielen. In 1895 was de koning nagenoeg persoonlijk failliet, wat men maar niet in de Wikipedia kan vinden.

Of de koning een schrikbewind liet voeren in zijn Kroondomein en vrijstaat, daar lijkt men het over eens. Men spreekt van miljoenen doden en van doldriest geweld. Juist, de handen die afgehakt werden, als er niet voldoende geoogst werd? Soms vraag ik me af of die beheerders zo dom konden zijn hun enige instrument, de werkers, te verminken? Ik ontken niet dat de uitbating en uitbuiting van de Vrijstaat wreed moet zijn verlopen, maar hoe dan ook, blijft het moeilijk . Het zal ongetwijfeld wel gebeurd zijn, wat men niet kan negeren, maar werd dat gerapporteerd aan Laken? Het ging, zoals Adam Smith al stelde om koloniale uitbuiting en daar is ook de metropool niet mee gediend. Maar tegelijk moet men vaststellen dat de Europese staten alle deelnamen aan een race om zoveel mogelijk wingewesten te verwerven, waarbij men al eens minder rentabele gebieden verwierf, maar Leopold had in dat opzicht geluk. Want met de nieuwe machinebouw was rubber een cruciaal product geworden en daar beginnen de vragen. Aangenomen mag worden dat de exploitatie van latex, de grondstof voor rubber niet zachtzinnig verliep, want het product bleek op de markten steeds beter te scoren. Het UK dat zich Congo door de neus geboord zag, met dank aan Bismarck en Pruisen, wilde de controle verwerven over het rubber en journalisten van de City, Roger Casement, die later zou terechtgesteld worden voor zijn aandeel aan de Paasopstand in Dublin, 1916, heeft veel bijgedragen aan de beeldvorming. De Britten gingen de moederboom zoeken in Brazilië en hoewel het verboden was, slaagden ze erin enkele noten – als het zo ging – mee te smokkelen naar Engeland en vandaar naar India, waar ze met redelijk succes eigen plantages wisten aan te leggen. Hoe werden die uitgebaat? Zonder uitbuiting? Roof, diefstal en wreedheid.

De handel in mensen naar de Arabische wereld, via Zanzibar? Het ene falen lost het andere niet op, denk ook ik, maar als men de handel in mensen bekijkt, sinds de oudheid, dan was het verhaal over slavenhandelaren die voor rekening van de Arabieren werkten geen mythe. Alleen lijkt het erop dat dit weinig om het lijf zou hebben gehad en dat valt toch te onderzoeken.

Het neemt niet weg, zal Dalilla Hermans mij voor de voeten werpen dat er in België nog altijd racisme leeft tegenover mensen uit Afrika, tegenover de mensen die in Congo hun wortels hebben. Want sinds de koloniale tijd hebben we het ingewreven gekregen dat jullie, Congolezen, niet ons respect zouden verdienen wegens niet ijverig en ook al niet zo verstandig als men zou willen. Ik denk dat mijn generatie pas in de loop van de jaren 1980 echt met de omgeving van de Brusselse wijk Matonge in contact kwamen. Waren we vooringenomen? Er waren blijken van een positieve vooringenomenheid, ook dat nog, over de kleurige kleding van de vrouwen, over de elegantie van mannen en vrouwen. Soms was er wat gedoe, maar ik denk in gemoede dat we vooral akte namen van deze aanwezigheid.

Maar ik begrijp wel dat men al eens een harde reactie krijgt van Vlaamse boerenpummels, die denken dat ze hier de baas zijn, terwijl ik, zoals ik hoger schreef aan de dis zat met mensen uit Rwanda, die mijn broer daar had leren kennen. Dus ja, misschien behoorden we en behoren we tot die weldenkenden, die open staan voor dergelijke ontmoetingen. Misschien was het gewoon een vorm van humanisme, die welwillendheid vanwege mijn ouders en ja, wijlen mijn vader was een boerenzoon. Zoals u weet heeft de echtgenote van een belangrijk politicus, mevrouw De Croo nog maar enkele jaren geleden geklaagd over het  feit dat nu zelfs kinderen van slagers en bakkers advocaat werden. Dat ze niet klaagde dat er te weinig ingenieurs werden opgeleid, leek me al even markant. Vooral dat bizarre superioriteitscomplex van mensen speelt altijd weer op, afhankelijk van de context.

Natuurlijk is racisme fout, jegens wie dan ook, maar men kan niet aan de overweging voorbij dat er in onze samenleving ook heel wat onverschilligheid bestaat voor het lot van anderen. Aanvaarden we de vaststelling dat de burgers van de kolonie, de inwoners van die immense gebieden, slachtoffer mogen heten van mensen als… Jef Geeraerts, dat die mensen slachtoffers waren van een institutionele minachting en uitbuiting, dan kan men dat daderschap wel aan die generaties toeschrijven, maar wordt het moeilijker huidige generaties de verantwoordelijkheid ervoor in de schoenen te schuiven. Wij moeten er ons echter niet flauwe smoezen van afmaken. Aan de andere kant en in diezelfde tijd ontstonden er relaties tussen blanke kolonisatoren en lokale dames, die kinderen kregen. Het lot van die echtgenotes schijnt niet altijd even mooi en vol rozengeur geweest te zijn maar hoe de verhalen verliepen, voor en na de dipenda, de onafhankelijkheid, blijft altijd in nevelen gehuld.

Brachten de mensen die naar Congo trokken dan geen beschaving? Men hoort het wel eens zeggen en men kan erover nadenken. Voor Leopold en co betekende dat de vestiging van de kerk en de kerstening, betekende dat dus ook de exploitatie van grondstoffen, maar of hij dan wel anderen meenden dat men het volk diende te respecteren, is wel wat hoog gegrepen, als men naar zijn eigenste land, naar de Belgen kijkt. Pas in 1893 werd het Algemeen meervoudig stemrecht ingevoerd, pas in 1919 het algemeen enkelvoudig stemrecht, omdat men het stemrecht alleen aan het bezittende, dus intelligente deel van de samenleving toekende – via de cijns – en vooral die kleine groep vond dat bezit en slim zijn samengingen. Want die arme Belgen, die moesten ook nog recht krijgen op onderwijs, op stemrecht en op een waardig bestaan, iets waar de socialisten en de Christene werklieden zich voor inzetten. Van 1873 tot 1914 heeft het geduurd voor de leerplicht ingevoerd werd en dan nog met strubbelingen over de “liberté du père de famille”. Een principe dat men in Congo ook met enig cynisme zou gaan toepassen. Ook in Nederland duurde het tot 1900 voor de schoolplicht werd ingevoerd. Zowel in België als Nederland evenwel was er al een praktijk van schoollopen, ook bij armere gezinnen, al was de druk groot om de kinderen zo snel mogelijk te laten werken. Het is dan ook goed te kijken wanneer er hier wetten kwamen tegen kinderarbeid en beperkingen van de arbeidsduur.  Standsverschillen in Europa waren dieper dan we ons nu kunnen indenken, maar net in België en Nederland bleek er wel ruimte voor sociale promotie door succes op school of in zaken. Nieuwe rijken hadden doorgaans geen manieren, maar waren doorgaans wel eerlijk, een beetje glans van de Nobele Wilde straalde op hen af.

In diezelfde periode lag Frankrijk met zichzelf overhoop omwille van de affaire Dreifus, die van 1894 af speelde, maar pas publiek van belang werd toe Emile Zola er zich mee moeide, met zijn “J’accuse” waarmee de publieke opinie aan de slag moest. Het latente antisemitisme was plots apert geworden en iedereen ging partij kiezen, wat onder meer leidde tot de oprichting van “Action Française”, een conservatieve, christelijke beweging, die ook tegen de laïcisering gekant was en ook wel de grootsheid van Frankrijk wilde bevestigen. In 1853 respectievelijk 1855 verschenen de twee delen van een essay “Essay sur l’inégalité des races” dat pas in 1884 een tweede druk kreeg, in Duitsland op aanstichten van Cosima Wagner verspreiding kende en ook pas in 1914 in het Engels vertaald werd. De ongelijkheid van rassen, dat is een verhaal waar men al eens voor gaat zitten, tot men beseft dat het begrip ras wel heel relatief is en ongelijkheid in levensomstandigheden, kennis,  mogelijkheden niet anders dan de omstandigheden zijn waarin mensen leven. Dat er van de verleende macht misbruik werd gemaakt door koloniale bestuurders, ligt aan die macht zelf, want men moet vaststellen dat het succes van Gobineau relatief mag heten, behalve in de VS en Duitsland.

Het is van belang de geschiedenis van Congo en de koloniale tijd beter te begrijpen – niet goed te praten – om te zien hoe het land en bewoners gevaren hebben bij de hele onderneming. Nu zegde u onder meer dat de kolonisatie nog steeds nawerkt, maar hoe kan u dat staven? Natuurlijk bevinden er zich in de openbare ruimte en op fora ploerten die geen respect opbrengen voor anderen. Het zal ook wel zo zijn dat mensen aan loketten van de overheid of bij sollicitaties tegen een neerbuigende houding aanlopen, wat zeer te betreuren valt, maar het zit ook witte Vlamingen of Franstaligen niet altijd mee. Maar de aanwezigheid van beelden van Leopold II hebben geen aanwijsbare invloed op onze kijk op anderen, Het zou me verwonderen als mensen vandaag de koloniale tijd als de glorie van het land zouden zien, domweg omdat in het geschiedbeeld van dit land de taalstrijd en de sociale strijd zoveel zwaarder wegen.

Ik weet dat er racisme is, dat zou men anders willen, maar vooralsnog lukt dat niet zo goed, wat te betreuren valt, maar ik merk toch ook dat het niet zo zwart-wit blijkt te zijn, alleen, men moet er mensen op aanspreken, op onbehouwen gedrag. Het feit dat er mensen zijn die vrezen dat ze overhoop gelopen zullen worden door al die nieuwkomers, zal ook u niet ontgaan zijn, maar dat onze samenleving en delen ervan niet meer kunnen functioneren zonder al die mensen die hier ooit zijn gekomen, op vraag van de industrie of na de onafhankelijkheid van Congo, lijkt maar niet door te dringen, vaak ook niet bij lieden die een warm hart zeggen te hebben voor mensen uit Congo. Zelf hebt u een mooi plaatsje onder de zon en we prijzen u er gelukkig om, waarderen uw tussenkomsten in het debat, maar hopelijk accepteert u het dat we het niet geheel eens zijn met u.

We leven in een tijd waarin iedereen zowat slachtoffer is, zelfs pleger van onrecht, dus ook van racisme.   De uitbuiting van Congo sinds 1960 is er niet minder op geworden, vaak nog bloediger en daar spelen Westerlingen een rol in, daar hoeven we niet over te zwijgen, maar zowel Mobutu als de Kabilla’s hebben hun deel van de winsten in eigen zak gestoken en dat moet toch ook gezegd blijven worden. Het feit dat er geen openbare dienst meer is die naam waardig, dat de staatsinstellingen als sinecures dienen voor getrouwen, zelfs het presidentschap, maakt het moeilijk de hele situatie in Kinshasa in wit en zwart te schilderen en dat, helaas, stijft sommigen in hun weinig verheven ideeën over Congo, het land, zijn leiders en het volk. Over wat er wel ten goede gebeurt, in Kinshasa en andere gebieden, blijft onbesproken en dus onbekend.

Gaat het erom dat mensen zich niet erkend weten, geen respect ontmoeten en vaker dan nodig door politiemensen aangesproken worden om zich te verantwoorden, institutionele vormen van racisme dus, moet men zeker tegengaan, maar maatschappelijk wordt dat vaak niet ervaren, dat wil zeggen, dat witte mensen het vaak niet zien, zoals in vele vormen van discriminatie en racisme, al is dat vaak subtiel en daarom net pijnlijker.

Het blijft moeilijk de directe link te leggen tussen de kolonisatie en de koloniale tijd enerzijds en racisme vandaag anderzijds, omdat voor velen onder ons paradoxaal genoeg het zwijgen over de koloniale tijd impliceert dat men ook van dat vigerende racisme niets heeft meegekregen. Anderzijds, de mens is uiteraard menselijk en al probeert men nog zo hard, bepaalde emoties komen nu eenmaal op of worden gecultiveerd. Ook kan men er zich rekenschap van geven dat men wel eens gebaren of woorden van iemand anders interpreteert dan bedoeld. In een sfeer waarin men bedacht is op uitingen van racisme, zo vertelde een jonge Tunesische eens, op de trein tussen Brugge en Brussel, wordt men bedolven, want dan houdt het ook niet meer op. Zij had mij al eens vaker gezien en zag dat ik een boek las, zoals het tijdens treinreizen wel vaker het geval is. Het gesprek ging over allerlei zaken, maar ook over racisme, waarbij ze met enige schroom toegaf dat ik er geen blijk van gaf, maar men had haar geleerd dat overdreven vriendelijkheid ook niet betaamt. Dat klopt natuurlijk, maar het geldt ook, zoals Hannah Arendt schreef moeilijk te stellen dat men van (andere) volkeren houden kan, wel kan men vrienden hebben, of ze nu vanzelf nabij zijn of net niet. Men meent door racisme te bestrijden opkomt voor diversiteit, maar het zou wel eens kunnen dat voortdurend tegen racisme ingaan impliceert dat men ook geen verschil meer ziet, dat al die witten of blanken dezelfde zijn.  

Dat bleek een opmerking die haar verbaasde, omdat ze tegen intuïtief kan lijken, maar wat is nu een volk? Juist, hoewel we graag spreken over homogeniteit is een volk zelden homogeen, terwijl men hen, of zichzelf, een bepaald volkskarakter aan zou meten. Dan gaat het over fierheid of dapperheid, over slim zijn, over noeste werkers en dat alles nog eens in allerlei combinaties met muzikale vaardigheid, verbositeit of vranke taal… kortom, alle volkeren, lijken finaal op elkaar, al zien we zo graag verschillen, tussen provincies zelfs, terwijl men anderzijds alles doet om het concept identiteit niet acceptabel te vinden, toch niet als het over de Vlaamse/de Nederlandse gaat. Kan zijn, niet iedereen is verzot op draadjesvlees, pintjes en veldrijden, maar er is meer tussen hemel en aarde… Dus kan men aannemelijk maken dat we de notie “volk” en “karaktereigenschappen” niet te zeer op elkaar zouden mogen betrekken. Maar als we geen individuele leden kennen, kunnen we een volk niet kennen, maar een zwaluw maakt de lente niet. Kennen we eenmaal een lid van de Congolese gemeenschap en leren we die persoon te waarderen, dan zegt dat niets over hoe we tegen al die anderen aankijken, al kan dat altijd nog welwillend zijn.

Hoe dan ook zal men moeten erkennen dat mensen niet vanzelfsprekend van elkaar houden, dat er emoties zijn die we als rationele mensen niet graag zien of ervaren, zoals woede en haat, minachting, maar zijn we er wel zo sterk in ervan af te zien, dan wel af te zien van de uiting van de gevoelens… Maar er zijn er andere emoties ook, politieke emoties, zoals Martha Nussbaum die beschreef. Dat we dezer dagen vooral focussen op de negatieve emoties, dat we geen zin meer hebben dingen te moeten zien of horen, die ons niet zinnen, maar wel evengoed deel van de werkelijkheid zijn waarin we leven. Free spaces? Waartegen zouden studenten zich moeten afschermen? Ze hebben het recht maar door studie, ook van zaken die hen niet zinnen, kunnen ze zich inderdaad beter wapenen en de samenleving, cultuur beter te leren kennen en begrijpen.

Nu weten we dat bijvoorbeeld aan de vooravond van WO I in Duitsland een aantal historici aan het Duitse nationalisme een grote scheut argumenten meegaven. Overigens gebeurde in Frankrijk net hetzelfde en ontstond een sterk opgeschroefd nationalisme, met dank aan Ernest Lavisse, die voor de schoolkinderen boekjes maakte met onder meer Clovis en de vaas van Soissons. In die verhalen en ook bij anderen, ook de Britse historici speelde de notie ras een grote rol, zelfs in België sprak men over het Vlaamse en het Waalse ras, waarvoor weinig historische gronden waren te vinden, maar het was nu eenmaal de taal van de tijd. Het vergt heel wat studie, bezoeken aan bibliotheken, het lezen van correspondenties, bijvoorbeeld die van Henri Pirenne, om te begrijpen dat in die periode, toen de welvaart in Duitsland en Europa hoge toppen scheren mocht, de emoties van onbehagen opmerkelijk hoog oplaaiden en die te maken met ongekende transformaties van de samenleving. Ook België was aan de vooravond van WO I behoorlijk welvarend, waarbij men graag aanstipt dat de rijken werden en de armen niet, maar er vormde zich een grote middenklasse die weliswaar kleinburgerlijk toch ook de vruchten van de groei mochten plukken.

Hoe men nu aankijkt tegen het essay “Race et Histoire” dat Claude Lévi-Strauss schreef ten behoeve van de VN in 1952 en later, in 1974 nog hernomen, waarin hij nadenkt over hoe samenlevingen met zichzelf en andere omgaan en wat de plaats van het discutabele begrip ras in die zelfbepaling is. Het grote probleem was natuurlijk dat toen Europa – nadat de Chinese keizer de expansiedrang had afgebroken wegens de aanvoer van die lelijke giraffen – andere continenten ging verkennen en later veroveren, dat men niet wist hoe het grotere plaatje eruit zag. Want Europa kende wel de Noord-Afrikaanse kusten, zeker aan de kant van de Middellandse zee, de Atlantische kusten wellicht ook, waarbij er overduidelijk contacten waren, militaire, maar ook handelscontacten en ook wel piraterij. Echter, er was veel terra incognita en al kende men wel mensen met een donkere huid, toch zou de ontdekking van de kustgebieden ten zuiden van Marokko, waar men wel contact mee had, pas in de zestiende en vooral zeventiende eeuw leiden tot de beruchte driehoekshandel, waarbij mensen verhandeld werden op de Afrikaanse kust, aangevoerd door lokale leiders-handelaars die hun product naar de factorijen brachten. Mensen dus die vervolgens werden ingeladen in schepen en als het goed ging, werden ze er drie tot vier weken later weer uitgeladen om aangeboden te worden op slavenmarkten van de Caraïben tot Virginia en in Suriname, Venezuela – de oude namen? – maar zo een enorme economische branche vormden. De schepen brachten dan de gerafineerde rietsuiker en andere grondstoffen naar Europa, Saint-Malo, Engeland en de Republiek.

Men kan die handelswijze inderdaad moreel laken, maar wat verandert men dan? Bovendien bleek dat de handel in Afrika ook gevolgen had voor de cultuur aldaar, want er deden zich culturele transfers voor, waar ze hun voordeel bij deden. Het valt me wel vaker op dat men interacties tussen culturen die door langdurig met elkaar omgaan alleen als eenrichtingsverkeer ziet en dat er dus sprake is van een ontvangende en van een gevende cultuur zou zijn. Bovendien gaan we ervan uit dat de gevende cultuur altijd de “sterkste” partij zou zijn, terwijl in het geval van de verkenning van de Afrikaanse kusten de Europeanen, eerst de Portugezen, dan de andere, niet altijd zo evident was.

De machtsverhoudingen werden later, zeker in de negentiende eeuw wel (zeer) uitgesproken, wat te maken had met nieuwe wapens en de komst van stoomvoertuigen, schepen en treinen. De Britten droomden rond 1880 al van een spoorweg op de door de Britten gecontroleerde bodem, van Caïro tot Kaapstad. Over de oorlogen en de uitbuiting die daar mee is gepaard gegaan, spreekt men in de Belgische, Vlaamse publieke opinie niet (meer). De doden in Khartoum? Hebben geen belang, terwijl het ging om een strijdvaardige samenleving die zich niet aan de Britten wilde overgeven en kleinere groepen die dan weer hand- en spandiensten verleenden. De kolonisatie van Kenia, Tanzania, wat lezen we daarover? Juist, de Britten hebben hun koloniale inspanningen goed weten te verkopen als… het brengen van Vrede en Beschaving. Maar men wijzigde enkele parameters en de bevolkingsgroei nam zo snel toe dat er werkeloosheid ontstond en dus een overschot aan werkende handen, wat leidde tot onderdrukking en inderdaad racistische neigingen. Kenia werd een uitgelezen koffieplantage, maar verder, wat weten we over hoe het eraan toeging? Na de oorlog kwam er in 1952 een opstand op gang, gekend als de Mau Mau-opstand, maar hoewel die werd neergeslagen, hadden de Britten hun greep op het land en hun elan verloren.

In wat nu Namibië heet hebben Duitse kolonisatoren de Britten weg weten te krijgen, behalve in Walvisbaai en hebben zij na een opstand mensen samengedreven in concentratiekampen. Nog altijd bestaat er hierover betwisting tussen Namibië en Duitsland, als rechtsopvolger van het voormalige Keizerrijk. Ook hier dus opstanden tegen de kolonisatoren en die werden inderdaad bloedig neergeslagen. Er was de moed om tot opstand te komen en er was het vermeende recht van de koloniserende machten om die neer te slaan en het land voor zich te houden.

Na WO II werden Afrikaanse landen onafhankelijk en niet altijd op een doordachte manier, zoals ook met Congo in 1960 het geval was. De moord op Lumumba brak een mogelijk succesvol verhaal van ontvoogding af, wat niet in de kaart speelde van neokoloniale spelers. Als scholier en student was Congo wel eens voorwerp van instructie, maar echt duidelijk werd het niet, ook al niet omdat men wel eens over Patrice Lumumba sprak, maar het bleef, excusez le mot, een vaag schouwspel. In feite was het moeilijk begrijpelijk te maken aan jongeren in dit land aan de Noordzee, omdat de volwassenen zelf van die kolonisatie niet veel wensten te weten. België heeft, voor zover ik weet, slechts na veel gedoe de Vrijstaat en het Kroondomein overgenomen van Leopold II. Koning Albert I bezocht in 1928 Congo en hield er volgens Piet Clement uitgebreide nota’s bij, wellicht geïnspireerd door zijn vriend, de socioloog  Emile Waxweiler die al in 1916 overleden was. Het artikel van Piet Clement laat zien dat koning Albert in 1928 werkelijk wilde weten hoe het zit met die kolonie, waar zijn oom nooit voet gezet had en alleen via verslagen over werd geïnformeerd en waarvan het beheer ter plaatse aan zeer weinig mensen toeviel, gezien de omvang het gebied. De positie van Albert I, in 1928 is ook daarom interessant, dat hij blijk gaf van oprechte interesse, al zal er uit zijn dat ook hij dacht aan de economische meerwaarde. Tussen 1823 en 1823 werd een spoorlijn aangelegd van Bukuma naar Fort Franqui. Er viel immers kopper te transporteren, voor Union Minière du Haut Katanga[i].

Men zegt dat wij, brave Vlamingen, weinig weten over de kolonie maar niettemin nog een koloniale attitude met ons meedragen. Het klopt dat historici lange tijd met lange tanden naar dat koloniale verleden keken. Wel heeft de radio, de toenmalige BRT, toen ze nog langlopende documentaires uitzond, een reeks gemaakt rond de figuur van Roger Casement, waar ik als student geschiedenis graag naar luisterde, ook al omdat er een begin van Historische kritiek in beoefend werd: de woorden van Casement werden niet voor waar aangenomen, omdat hij ze had geschreven, zijn verhouding tot de City en het Britse Establishment werd uit de doeken gedaan, wat ik bijzonder instructief vond. Ook anderen hebben bericht over de praktijken in Congo, zoals Amerikaanse zendelingen, waar – anders dan in het geval van Casement – weinig tegenin te brengen valt, maar toch ook niet een groter plaatje brachten.

Wat wij leerden over Congo? Over de mensen weinig, dat moet gezegd, dus ook niet veel meer dan beelden van de grote Wereldtentoonstellingen waar men graag de lokale bevolking toonde, zoals ook in Amsterdam mensen uit Indonesië werden gepresenteerd. Mensen kijken? Het deugt niet en het is inderdaad de vraag of en hoe de bezoekers van Expo ’58 naar die mensengaarde hebben gekeken, naar dat “authentieke dorp”. Zelf heb ik het niet meegemaakt, maar ik heb altijd de indruk gehad dat mensen als mijn ouders dat een wel zeer artificiële en zelfs onmenselijke voorstelling en etalering vonden; uit gesprekken, ook met leraren, is mij gebleken dat het beeld van Afrika al lang niet meer kwam van de media, maar van mensen uit de directe omgeving die in de jaren ’50 naar Congo getrokken waren. Er waren de verhalen over de boys, over de organisatie van het leven onder de blanken, die zich inderdaad, zoals nogal eens ontwikkelings- en gezondheidswerkers zich nog steeds op elkaar terugplooien in bewaakte wijken. Maar niet zelden hoorde je verhalen over bewondering voor de bevolking die ze aantroffen.

Het is moeilijk denk ik, vandaag te bedenken dat mensen nog in een collegiale context naar mensen uit Congo en andere Afrikaanse landen die onder ons leven, kijken. Wat er wel is, kan men bespeuren, is dat Afrika voor velen een gebied van pure ellende is, dat ze nog altijd afhankelijk zouden zijn van onze welwillendheid en zelf niets gedaan krijgen. Echter, hoe kan men er een redelijk beeld van krijgen, als men vanwege media alleen negatieve verhalen krijgt, van de kritische zijde om aan te geven hoe erg het is en dat we moeten helpen, terwijl van de andere kant vooral hoe de politieke wentelingen van het rad van fortuin blijven draaien, zonder dat gewone mensen er enige zeggingskracht laat staan het recht tot spreken over hebben.  

Het wordt inderdaad tijd dat we de koloniale periode en wat er gebeurde onder ogen te zien, maar laat men dan ook oog hebben voor wat er ten goede verbeterde door gezondheidszorg en onderwijs – zij het te beperkt - aan te reiken; net op dat vlak zou men eens moeten kijken naar hoe er zich culturele overdracht heeft voorgedaan, ook in hoofde van machthebbers, zeker in hoofde van de mensen die samen de samenleving vorm geven, van artsen en advocaten tot stukwerkers. Het is ook zo dat men moet nadenken over wat kolonialisme betekende, maar dan niet enkel met de blik gericht op België. Of mensen uit Congo of nazaten hier nog voorwerp zijn van racisme, kunnen wij niet zomaar stellen, maar we kunnen wel het normale respect op te brengen voor hen als medeburgers. We kunnen ons niet heilig voordoen, als de praktijk anders is. Maar onze samenleving, die zal hoe dan ook door métissage gekenmerkt worden. Het wordt dan ook tijd dat schoolkinderen leren over Clovis en Mercator, maar ook over de Bakongo en andere volkeren in en rond wat nu Congo is, de geografie leren kennen en dat het evengoed deel uitmaakt van het menselijke avontuur te vissen in het Kivu-meer of runderen te hoeden in Rwanda.

Het is niet de bedoeling gewetens te sussen, want dat helpt niet, maar wie er niet vatbaar voor is, zal zich van Afrika niet veel meer voorstellen dan ellende, terwijl het toch allemaal niet zo eenvoudig is, in een aantal opzichten zelfs opvallend gunstiger dan wij graag horen. Hoe het zit in de arme cités en de betere kringen, daar schrijven journalisten niet over. Want we hebben echt wel goede media nodig die er aandacht voor hebben, voor het leven zoals het is, niet enkel de ellende of de politieke peripetieën, want eerlijk, waarom vernemen we niets over hoe mensen het bewind van Mobutu en de Kabila’s overleefd hebben, daar wil ik wel meer over weten. Gelukkig is er onder meer Lieve Joris die enkele facetten daarvan heeft onderzocht en verteld. Maar net zij meent dat je vaak alleen ziet wat je wil zien en dat je tijd moet hebben om te zien wat er is, onder het oppervlak.

Bart Haers


[i] Piet Clement, Het bezoek van Koning Albert I aan Belgisch Congo, 1928 Tussen propaganda en realiteit. BTNG-RBHC, 37, 2007, 1-2, pp 175-221.pdf

Reacties

Populaire posts