Verstijfd van angst en onvrede
Dezer
Dagen
Angst & verdringing
Onbehagen over de nieuwe wereld
Wat doet
zo een aanslag ver weg, op Nieuw-Zeeland met ons? Gaat het om de slachtoffers,
om de snoodaard die ongewapende mensen, afkomstig uit alle hoeken van de wereld,
neerschiet? Gaat het erom dat we zijn gaan geloven dat migratie niet mag,
toerisme wel? Of wat te denken van mensen die geloven dat je voor je
overtuiging tot het uiterste mag gaan, ook als dat tot moord en doodslag leidt?
En ja, er is veel in beweging en daar kunnen we niet ten allen tijde goed mee
om. Het gevolg is pogingen te ondernemen de zaken onder controle te krijgen, te
beheersen. Daartoe zetten we de ratio graag in, terwijl het redelijk zou zijn
een en ander uit handen te geven. Het is maar de vraag of we ergens komen als
we ons focussen op een scherp omschreven doel, want dan hebben we geen oog voor
onverwachte gebeurtenissen, nieuwe inzichten.
De
klimaatjongeren, de bosbrossers hebben het lastig met de gedachte dat het klimaat
niet onder handen genomen wordt, de gele hesjes zijn boos omdat hun levenswijze
in het gedrang komt en politici vrezen voor hun baan, net omdat men steeds meer
naar burgerparlementen wil evolueren en dus wil men politici die burgers zijn
vervangen door burgers die geen politici mogen of willen zijn. Evengoed is het
van belang dat eenieder zich kandidaat kan stellen, maar dat partijen de logica
van het maximaliseren van het aantal mandaten en stemmen tot het uiterste
hebben doorgetrokken, vaak nog zonder te refereren aan inhoudelijke posities en
vooral niet aan een toekomstvisie, tenzij dat goed uitkomt, zoals met de
klimaatcrisis het geval is. Men spreekt van een klimaatcrisis, maar zijn daar
de voorwaarden wel voor voldaan? Het gaat eerder om de vaststelling bij het
voortdoen zoals we bezig waren, dat er voor leefgebieden problemen kunnen
ontstaan. Men moet wel degelijk, zoals ik in een ander stuk schreef, wel
degelijk het opgebruiken van de grondstoffen die onze aarde bevat, brandstoffen
en mineralen, stopzetten en nagaan hoe men het lozen van plastics en
microplastics kan stoppen. Ook over het onderhouden van de biodiversiteit moet
men niet enkel nadenken maar ook handelen.
Dat
zal heel wat gevolgen hebben, zeker voor het Westen, want iedereen voelt dat er
grenzen bereikt zijn of overschreden. Tegelijk zien we dat landen “en voie de
développement”, ontwikkelingslanden en nieuwe economische tijgers hun deel van
de koek opeisen en China probeert overal een greep op de grondstoffen te
krijgen. Zoals het Geert Noels betoogde moeten we onder ogen zien dat er
verschillende (snelle) evoluties aan de gang zijn, waar we niet aan voorbij
kunnen. De toename van de bevolking op mondiale schaal kan men ook niet over
het hoofd zien, waardoor duidelijk wordt dat elke aanpak van wat men de
klimaatcrisis noemt niet met enkele grote maatregelen opgelost kan worden en bovendien
ziet men niet afdoende in dat de UVRM ook een remmende randvoorwaarde vormt. Merken
we wel op dat grenzen vaststellen aan de groei nog niet betekent dat dit ook
effectief het geval is, want terwijl men streeft naar groei, blijkt vaak dat
bedrijven en personen beter presteren dan de analisten telkens weer
voorspellen. Zo moet men niet enkel de beperkingen van Afrika onder ogen zien.
Niets
doen is geen optie, maar wat moet men ondernemen, als men oplossingen – met beperkingen
– afwijst, zoals het inzetten van ggo’s – volgens verschillende methodes - en
nucleaire energie. In wezen zou men moeten weten dat wat sinds 1750 aan de hand
was, met de bouw van de stoommachine, het mesmerisme waarmee ook de
ontwikkeling begon van inzichten in de elektriciteit en elektromagnetisme op
gang zijn gekomen. Het ging om maatschappelijke ontwikkelingen van formaat,
waar we het begin slechts bij benadering van kennen, maar het verloop, dat was
een samengaan van inventiviteit en technisch vernuft, van uitwerken van nieuwe
inzichten die voortspruiten uit ervaring of als gevolg van veranderende
omstandigheden, zoals de petroleumcrisis – tot tweemaal toe – tijdens de jaren
zeventig: auto’s gingen minder verbruiken, maar naar de uitstoot werd nog niet
gekeken. Maar er kwamen uiteraard een massa auto’s bij, waarvoor het wegennet
niet aangepast bleek met files tot gevolg, dag na dag, zelfs in het weekend.
De
idee dat we economisch zover zijn gekomen ten koste van de natuur en van de
biosfeer, won al langer terrein en werd reeds aan het einde van de negentiende
eeuw aangeklaagd. Onder meer Frederik van Eden refereerde eraan en reeds veel
vroeger stelde Johan Thorbecke net voor 1830 dat de leefomgeving van mensen in
de stad Gent, toen de industriële groeipool van het Verenigd Koninkrijk der
Nederlanden onleefbaar bleek, waarbij voor de lage lonen voor hem een probleem
waren. Dat hij als minister en regeringsleider de ontwikkelingen in Enschede en
elders volgde, de spoorwegen promootte en de steden Amsterdam en Rotterdam
aanspoorde betere waterwegen naar de zee aan te leggen, bracht hem er als
liberaal niet toe een grotere greep op het economische leven na te streven. Wel
steunde hij mee de aanleg van de waterleiding van het duinengebied naar Amsterdam,
om de levenskwaliteit te verbeteren. Nederland moest overigens in 1848 en zelfs
nog in 1872 – het jaar van overlijden van Thorbecke - aan de demografische en
industriële groeispurt beginnen, die de Belgische provincies al langer kenden.
De kwaliteit van leven werd ook nog steeds bevorderd door het stilaan
doorvoeren van vernieuwingen inzake (persoonlijke) hygiëne en betere voeding,
aardappelen niet in de laatste plaats. Rond 1910, zo schrijven historici onder
wie Philipp Blom, was het niet enkel goed leven voor de happy few, al was de
armoede nog wel schrijnend, de aanwas van de middenklasse, die bovendien geleidelijk
meer welstellend werd. Precies de arbeidersbewegingen zorgden voor de
opmerkelijke lotsverbetering, waarover het nuttig is zich te buigen.
Een
van de opmerkelijke aspecten van die algemene vooruitgang, was het vermogen
lichamelijke ongemakken en kwalen te kunnen genezen en de vele risico’s rond kraamvrouwkoorts
eindelijk op te hebben gelost. Er was nog kindersterfte, want zolang er geen
antibiotica op de markt kwam waren aan aandoeningen als (long-)ontstekingen moeilijk
te behandelen. Een gezin dat kinderen volwassen zag worden, verloor onderweg
ook wel een of meer andere kinderen en zoals Felix Timmermans schreef had menig
gezin ook wel af te rekenen met een achterlijk kind of een zoon of dochter die
opgenomen diende te worden, wegens waanzin. Wie de grote instellingen ziet om die
mensen op te vangen, moet zich wel afvragen hoe groot de nood was en hoe er iets
anders voor die mensen gedaan werd dan opvang verzorgen. Toch begon op
inspiratie van dokters als Alette Jacobs de aandacht voor de gezinsplanning en
geboortebeperking wortel te schieten, al vonden dominees en burgers dat niet
altijd aangewezen, geboortecontrole aan te prijzen, zeker als er
voorbehoedsmiddelen aan te pas kwamen.
Het
was een ander leven maar ook met andere verwachtingen, bijvoorbeeld op het
terrein van de mobiliteit, al vermocht men veel als men per trein reisde en het
begrip tijd nog niet zo ingedikt was, waarbij men dus minder snel het gevoel
had tijd te verliezen. Maar mensen deden veel te voet of toen de fiets kwam,
per fiets, ook als het lastig was of koud en nat. Het zou na de oorlog voor
veel mensen geleidelijk een gelukkige omstandigheid worden dat men over een
gezinsauto kon beschikken, wat rond 1974 dan ook leidde tot consternatie dat
men op zondag niet in de auto mocht. Ik weet niet (meer) of wij toen op zondag
nog naar onze grootouders in den Haan gingen, maar ik weet al helemaal niet of
dat echt te maken had met tekorten aan brandstof. Wel werden in die tijd de
grote sleeën, Opel Kapitän, Buick of andere vervangen door meer zuinige
modellen. Maar er kwamen er meer want iedereen kon zich zo rond 1980 een auto
veroorloven en had die ook steeds meer nodig, want activiteiten, aankopen en
relaties zorgden voor een grotere nood aan mobiliteit, naast het verplichte
bumperrijden naar onze kust op een zonnige zondag of zomerdag.
We
hoeven het verleden niet donkerder af te schilderen dan het was, ook het
hedendaagse leven, zo leest men met grote regelmaat zou zwanger zijn van
rampspoed, want dat is niet meer het geval dan ten tijde van Vercingetorix of
Ambiorix. Hun opstanden werden met grote vasthoudendheid opgezet en leken
succesvol, maar de tegenstanders waren er ook, Julius Caesar dus, maar ook in
onze tijd zien we vaak dat mensen hun positie zo absoluut beschouwen dat ze
geen oog hebben voor de tegenstander noch voor de mogelijke tegenstellingen die
in de samenleving altijd wel weer opduiken. Men verwijst graag naar Niccolo
Machiavelli om aan te geven hoe hard politiek en politiek bedrijven fataal is,
want of men wint of men verliest, voor iets anders is er geen plaats.
Machiavelli beschreef dat inderdaad, maar het zijn latere commentatoren die
zijn visie hebben afgeleid van de oogmerken die hij ontwaarde bij de di ‘Medici, Sforza’s en Borgia’s
om nog te zwijgen van de Franse koningen, Louis XII op kop. Het ging om macht,
het gaat om macht, dat weet de kenner van Titus Livius maar al te goed, maar
hij wil net vorsten, een vorst die niet enkel eigen demonen najaagt, maar net
het algemeen belang gaat dienen. Soms gebruiken die vorsten wel die notie,
nemen ze die in de mond, maar altijd ligt er een andere ambitie aan ten grondslag,
hun eigen positie. In die zin was Machiavelli een humanist, die net als Thomas
More de macht durfde uit te dagen. Men zou hem dus als een procureur moeten
voorstellen die de machteloosheid van de burgers opmerkt en de onnadenkendheid
van vorsten aanklaagt, al weten die natuurlijk hun godvergeten wreedheid wel
een mooie verpakking te geven. Heiligt het doel de middelen? Wellicht zal men
dat voor zichzelf wel kunnen verantwoorden, evengoed loopt men vroeg of laat
tegen de muur van mogelijkheden en beperkingen.
Het valt dan ook altijd weer op dat mensen graag,
als ze een goed doel voor ogen hebben, abstractie maken van andere consideraties
dan wat hen voor ogen staat. Bovendien valt hen dat des gemakkelijker omdat we
al zolang gewoon zijn dat er geen complexe situaties zijn, laat staan dat er
andere dan eenduidige problemen zijn, waarbij elk probleem een eenvoudige
oplossing moet krijgen, zegt men. Angst dat mensen afhaken bij het brengen van
de boodschap, maakt dat de nadruk op duidelijkheid alleen nog dikker
uitgesmeerd wordt, de ontgoocheling, later, dat het allemaal niet heeft
geholpen, wordt er alleen maar groter om. De argwaan tegenover politici voeden
helpt daarbij aardig, maar terwijl er gedoe is, draait het systeem op
automatische piloot best aardig, tenzij men het ontmantelen kan, zoals wel
enigszins het geval is geweest. Mensen voelen dat de dienstverlening minder is
geworden of dat hun (legitieme) verwachtingen niet meer ingelost worden.
Volgens
Hegel komt ware kennis pas tot stand nadat er iets gebeurd is en voldoende
bezonken is, geschiedenis kon worden. Belangwekkend natuurlijk is het ook te
bedenken dat men iets pas inderdaad (geheel) kan doorgronden nadat het stof is
gaan liggen, bij conflicten of incidenten en dat het vaak prematuur en
overmoedig is met instant commentaren aan te komen draven. De redenen waarom
extreme partijen en leugenachtige voorstellingen het winnen, ligt vaak aan het
feit dat de voorgestelde stand van zaken wel aanspreken kan. Men zegt vaak dat
de kiezers van een Trump dan wel een Thierry Baudet net wel zo slim zijn dat ze
niet de hele santenkraam van de respectieve menners voor lief nemen of
accepteren dat er al eens wat restafval bij zit. Echter, de commentatoren in de
brede media hebben het over leugens en doen aan fact checking, alsof het om die
ene uitspraak gaat. Bovendien vertellen verfoeide politici, door het
commentariaat verfoeide politici net wat mensen ook denken. Men wil de salariswagen
van de baan, maar behalve dat het om een naasting van loon gaat, zal dat
inderdaad voor bedrijven en werknemers wel eens nefast kunnen uitpakken.
Veronderstel dat al die mensen plots gaan werken via een managementvennootschap,
waarbij ook de transportkosten ingebracht worden, zal dat voor de overheid
helemaal geen oplossing bieden. De salariswagen mag dan een milieuprobleem
veroorzaken – zelf weet ik niet hoe men dat zo ver kan drijven – het is vooral
een fiscaal probleem in een economie met zeer hoge loonkosten, waardoor honderd
euro loonsverhoging netto een veelvoud aan bruto kosten met zich mee zal
brengen. Men kan dus het voordeel van de salariswagen onredelijk vinden, het
gaat ook om de werking van het bedrijfsleven. Wie het zonder wil doen, of via
een soort planeconomie zal nog meer mensen in armoede zien verzinken.
De
angst voor verlies en voor veranderingen die de eigen positie ernstig in het gedrang brengen, kan
inderdaad leiden tot verdringing van andere inzichten. Het is niet de vraag of
men graag ziet dat onze steden veranderen van bevolking, maar hoe dat op een
vreedzame wijze kan en hoe men bijvoorbeeld via onderwijs die befaamde westerse
waarden overgedragen krijgt en geïnterioriseerd, want het gaat niet om
voorschriften maar om inzichten en overtuigingen die diep zijn ingesleten in
onze cultuur en precies voortkomen uit een lange intellectuele traditie, met de
nodige conflicten die er vorm aan hebben gegeven. Niemand kan die evenwel als
een persoonlijk bezit claimen laat staan er anderen van uitstaan. Precies de
aanpak van lieden als Poetin en Erdogan laten zien dat men zich tevreden kan
stellen met de technische aspecten, ook als het om de opbouw van de staat gaat.
Die waarden, die men de Verlichting toeschrijft, maar die in se Europees zijn
of Atlantisch, hebben als eigenschap dat ze niet gestold zijn in de tijd en
voor eens en altijd vastgelegd, Het eigene aan de Verlichting is net dat men
ruimte schiep voor het denken, zonder zich nog beperkt te weten door dogma’s, onbewezen
aannames en ook wel wensdromen. Het denken werd bevrijd, maar niet iedereen
houdt van die vrijheid en de mogelijkheden die zo geboden worden. Ons denken
kan overigens niet zonder verbeelding, zoals zelfs en bij uitstek wiskundigen
en natuurkundigen telkens weer aantonen, al struiken velen onder ons op de
gortdroge stof die we of ze met wiskunde vereenzelvigen. Angst voor saaiheid en
verveling speelt ons wel vaker parten, omdat we ons denken te verliezen als we
ons vervelen of als we iets moeten meemaken dat niet onmiddellijk ons meesleurt
in een pandemonium, terwijl daar niet een goede reden voor te vinden is. Wie
beweert de ratio hoog te schatten en de verbeelding afwijst, ziet niet hoezeer
we ons de dingen niet zomaar kunnen voorstellen, de wereld inderdaad als
voorstelling.
We
willen genieten, ook kennis, maar hoe dat weer mogelijk is, valt niet zomaar
van buitenaf door derden op te leggen. Jongeren verliezen vaak tijd op school
omdat ze de indruk hebben dat de kennis die ze meekrijgen hen niet boeien kan.
Geschiedenis? Oh, zo saai, terwijl het misschien net een toegang kan wezen tot
een beter zelfbegrip en het begrip van culturen, ook andere. De staat overigens
en hoe die zou moeten functioneren kan men zich ook niet zomaar voorstellen,
vergt reflectie en ook wel proberen te begrijpen dat andere levenswijzen
mogelijk zijn. Toch zeggen ook de brede media graag dat we niet moeten
speculeren of ons inbeelden dat we “er” iets van snappen, want het gaat om een
duidelijke lezing van de feiten.
Men vreest
rampen dezer dagen en tegelijk zegt men – met recht – dat het onverantwoord is
de kinderen niet in te enten, soms tegen 10 mogelijke kinderziekten, want er
zijn net mensen die om onduidelijke redenen, rare verhalen, geloven dat een
inenting gevaarlijk zou zijn. Zij vrezen dat hun kind autisme zou oplopen door
de inentingen, terwijl Louis Pasteur en tijdgenoten rond 1850 begonnen zijn met
vaccinaties tegen hondsdolheid – hij was geen arts – maar ontdekte hoe
micro-organismen ziekten konden veroorzaken. Opmerkelijk is dat reeds rond 1796
ene Jenner proeven deed in verband met koepokken. Weten wij nog wel hoe lang de
weg geweest is tot meer inzicht in natuurlijke processen en toch, het blijft
lastig om de vele facetten van deze wereld en dus vaak ook niet de
mogelijkheden die zich aandienen. Liever zal men dan ook feiten afwijzen die
niet passen in het eigen wereldbeeld. Het blijft daarom opvallend dat in vele
discussies, vooral de afkeer van andere mogelijkheden aan de orde komt, want
men hoeft de eigen visie niet in vraag te stellen. Free spaces? Aan
universiteiten wil men ruimte laten voor studenten die niet in hun intieme
overtuigingen geraakt worden. Hoe kan men bang wezen voor andere inzichten?
Onderschrijft men die niet, dan pakt men ze aan of bestudeert men een en ander,
toch? Is het niet net eigen aan de universitaire studie dat men juist ook onbetreden
paden wil betreden. En goed, als student zag ik zowel aanhangers van linkse
snit passeren, volgde je lessen of oefeningen bij professoren die vaak een
duidelijke visie presenteerden, of je daar nu achter stond of niet. Maar een
free space voor gedachtenloosheid, die hadden we gelukkig niet, wel leefden we minder
bedrukt en eerder met een zekere onbezorgdheid. Studeren was toen wellicht meer
dan nu nog een voorrecht, maar het was vooral een privilegie de wereld te
kunnen verkennen en niet de indruk te hebben dat we het allemaal al wisten, ook
als om het seksualiteit ging.
De angst
te falen en de angst buiten de samenleving te staan, was blijkbaar geen punt,
net zo min als bijvoorbeeld racisme. Er waren discussies over Protea, een
organisatie die Zuid-Afrika en de Apartheid uit de verdomhoek te halen, maar
dat racisme stond ver van onze leefwereld, al veranderde die wel, want delen
van Gent kregen een nieuwe bevolking, al bleef het allemaal nog best leefbaar.
Er was ook NSV, maar dat was een kleine club, waar weinig animo van uitging.
Maar goed, op reis in Duitsland zag ik in een station een bord met foto’s en namen
van de Rote Armee Fraction, de Baader-Meinhofgroep, die zelf al dood waren, maar
leden liepen nog rond. In Ulm en later in München zag ik dan weer verwijzingen
naar de Witte Roos, een groep jongeren die zich verzetten tegen de Nazi’s maar nauwelijks
bekendheid genoten in België. Een boekje over de groep was het eerste serieuze
werk dat ik las in het Duits. Ach, er was geen groter doel, behalve dan
studeren en leven.
Dezer
dagen blijkt dat veel complexer te zijn voor jongeren en de studie, zich intens
en exclusief op de studie te kunnen richten, die ruimte lijkt verdrongen, want
men moet ad primum slagen en ad secundum excelleren, maar dat lukt niet zonder
enthousiasme en inzet. Toch lijkt dat thema in de studentenfora zoals Veto of Schamper
nauwelijks aan bod te komen, toen niet en nu al helemaal niet meer. Geloof in
de betekenis van intense studie, maar ook in het pad dat de universiteit
uitstippelt, met – toen – vele keuzemogelijkheden, komt niet aan bod. Bovendien
ziet men, ten onrechte, opleidingen als klassieke filologie, geschiedenis,
filosofie maar dus ook Nederlandse Taal- en Letterkunde niet meer voorgesteld
als boeiende richtingen, waarbij men niet per se duffe archieven of boeken
ziet, maar bijvoorbeeld kan men op het werk van Edgard du Perron en Menno ter
Braak stuiten en merken dat de jaren dertig niet de jaren dertig blijken te
zijn, die men ervan maken wilde. Of men kan Anna Blaman op de weg vinden en het
genderfenomeen of de ontdekking ervan beter leren kennen. De weg naar kennis en
inzicht loopt doorgaans niet rechtlijnig want wat hou je over van een cursus
financiewezen in de Nederlanden tijdens de late middeleeuwen? Heel wat, vooral
als het gelinkt kan worden aan andere cursussen en vooral wanneer het een
plaats vindt in de parate kennis, maar dan moet je het eerst allemaal goed
doornemen en verwerken.
Er doet
zich een bizar fenomeen voor, zou ik dan ook willen besluiten, dat we nooit
zoveel over angst voor kennis en misplaatste kennis hebben gehoord, niet
vanwege gezagsinstanties als de kerk of de universitaire autoriteiten, wel kan
men het op conto schrijven van op het oog geëngageerde studenten, die vinden
dat culturele toe-eigening niet zou mogen, terwijl een van de centrale
vraagstukken der cultuurstudies juist gaat over hoe culturele fenomenen
migreren en soms een nieuwe inhoud en betekenis krijgen. Hoe culturen evolueren
in de maalstroom van politieke, economische, technische veranderingen, kan men
ook niet onbesproken laten. Angst koesteren of aanpraten op grond van vermeende
autoriteit kan men toch wel eens te berde brengen. Toen “Black Live Matters” op
de voorgrond trad omdat om de haverklap jonge mannen, Afro-Amerikanen, door de
politie werden neergeschoten of zelfs min of meer gewurgd, bleek men zich niet
af te vragen waarom net dan “I can’t breath” ons wel degelijk raakte. Het ging
om de onmacht van de slachtoffers van het politiegeweld. Het ging om de
straffeloosheid en daar kan men alleen de gang van zaken en de arrogantie van
de macht betreuren. En ja, we moeten blijven beseffen dat niet alleen wijzelf,
maar ook andere burgers in beginsel onschuldig zijn. Rechtvaardige procesgang
en eerlijke en billijke rechtsbedeling, waarbij slachtoffers ook met respect bejegend
worden. Maar de verleiding om mensen automatisch te bestraffen, loopt wel uit
de hand, want als men niemand schade berokkent en ook klaarblijkelijk geen
ongevallen met gewonden veroorzaakt, moet men dan bestraft worden. Echter,
100km/h in de bebouwde kom, dat vergt weinig overtuiging om te beseffen dat het
over de limiet van het redelijke is.
Men
kan het vaak hebben over angst en verdringing, maar ten gronde gaat het vaak om
de eis van derden zich te voegen, ook als dat alleen om macht gaat. Links zegt
gekant te zijn tegen identiteit als drijfkracht voor mensen, maar in het racismedebat
speelt identiteit uiteraard wel. Extreem rechts wil dan weer de identiteit van
de eigen mensen erkend zien als enige identiteit, wat tegen de idee van een (natuurlijke)
diversiteit blijkt in te gaan. Natuurlijke diversiteit, die namelijk voortkomt
uit de geschiedenis van migraties, van hier naar elders en elders naar hier, op
uitnodiging van de industrie onder meer. Dan zou men wel mogen spreken over
diversiteit maar het geen verdienste noemen, wel de manier waarop mensen er
doorgaans mee omgaan en redelijkheid aan de dag leggen. En neen, er zijn weinig
grote culturen volledig verdwenen – de precolumbiaanse culturen vormen daar een
indrukwekkende uitzondering op – wat impliceert dat kennis en inzichten
helemaal tot stof en as verkruimelen. Dat kan natuurlijk altijd als we het onszelf
aandoen, maar voor zover ik het kan overzien, zijn mensen daar niet toe bereid,
taal, mores, overtuigingen en het onnoembare dat cultuur ook is, zomaar te
laten schieten. Maar vasthouden aan wat men weet de “oude” en “goede” cultuur
is, leidt ook tot verstarring, verdringing ook.
Hoeveel
redenen tot angst voor levensbedreigende omstandigheden hebben we dezer dagen?
Alles wordt veiliger, ook het verkeer, ook het sporten, tenzij men vergeet of
negeert de nodige voorzorgen te nemen. Toch vraagt een mens zich af of we, hier
in Europa, ooit veiliger geleefd hebben, zelfs inbegrepen dat gevallen van onbezonnen
geweld, waarvan men weet dat het kan voorkomen, zij het zeldzaam. Moeten we
daar onze samenleving op richten? De angst regeert te zeer onze wereld en ons
denken over wat maatschappelijke orde is of zou moeten zijn. Niets van wat de
laatste 20 jaar aan gewelddaden en ongevallen heeft plaats gevonden, mocht nooit
meer gebeuren. Een goed voornemen, maar dan komt er iets dat niet in de
draaiboeken staat en begint men opnieuw. Om te verhinderen dat er een trein nog
te hard in Wetteren passeert, kan men de trein uitrusten met remsysteem of
goederen niet meer over die lijn vervoeren, met alle gevolgen van dien. Het
gaat om een ongeval en onoplettendheid. Maar zijn we zeker dat zo een
zelfrijdende trein geen brokken zou maken?
Wellicht
denken we nog te vaak dat we alles kunnen oplossen, zonder daarbij nog goed te
kijken naar technische mogelijkheden, maar door mensen te nudgen, te sturen
naar goed gedrag. Dat leidt wel eens tot kapitaaldestructie als het om huizen
gaat, maar ook om verlies aan eigenwaarde, want de overheid wil alles leiden en
beheersen. De overheden zijn namelijk schichtig fouten te maken en burgers dat
ze hun autonomie verliezen. Zowel de cultuur van beheersing en controle als die
van autonomie ontwikkelden zich al veel vroeger en ja, mensen zijn boos als de
overheid steken laat vallen, maar ook als overheden erover denken nog meer
instrumenten ter beheersing op te leggen. Het gaat om een discussie over onze
cultuur, maar waarbij tegengestelde uitgangspunten met elkaar verzoend moeten
worden. Die discussie blijft doorgaans op de achtergrond omdat partijen – niet enkel
politieke partijen – de zaken eenduidig benaderen en geen gesprek willen voeren
over mogelijkheden, over aanvaardbare doelstellingen ook.
Daarom
kan het geen kwaad na te denken over de angsten die leven in de samenleving,
want blind zijn voor de ervaring van angsten maakt het de instellingen,
politici voorop moeilijk om nog aanvaardbaar, laat staan geloofwaardig over te
komen. Politici moeten niet altijd zomaar zeggen wat u en ik willen horen, maar
als ze ons naar de mond spreken, kan het ook mis gaan, want dan verliest men
alle geloofwaardigheid. Wil nu net dat de grootste angst zijn van politici.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten