Verstijfd van angst en onvrede





Dezer Dagen




Angst & verdringing
Onbehagen over de nieuwe wereld




De Geschwister Scholl Platz in München, vernoemd naar Hans
en Sophie Scholl, die zich tegen de NSDAP durfden te
verzetten en uiteindelijk opgepakt en veroordeeld, opgehangen
werden. Zij vonden hun vrijheid ondanks het regime,
verdeelden pamfletten en dachten na over de wereld zonder
NS. Zij kenden angst en accepteerden het offer dat ze te
brengen hadden. Voor ons lijkt dat eerder domme
overmoed.  
Wat doet zo een aanslag ver weg, op Nieuw-Zeeland met ons? Gaat het om de slachtoffers, om de snoodaard die ongewapende mensen, afkomstig uit alle hoeken van de wereld, neerschiet? Gaat het erom dat we zijn gaan geloven dat migratie niet mag, toerisme wel? Of wat te denken van mensen die geloven dat je voor je overtuiging tot het uiterste mag gaan, ook als dat tot moord en doodslag leidt? En ja, er is veel in beweging en daar kunnen we niet ten allen tijde goed mee om. Het gevolg is pogingen te ondernemen de zaken onder controle te krijgen, te beheersen. Daartoe zetten we de ratio graag in, terwijl het redelijk zou zijn een en ander uit handen te geven. Het is maar de vraag of we ergens komen als we ons focussen op een scherp omschreven doel, want dan hebben we geen oog voor onverwachte gebeurtenissen, nieuwe inzichten.

De klimaatjongeren, de bosbrossers hebben het lastig met de gedachte dat het klimaat niet onder handen genomen wordt, de gele hesjes zijn boos omdat hun levenswijze in het gedrang komt en politici vrezen voor hun baan, net omdat men steeds meer naar burgerparlementen wil evolueren en dus wil men politici die burgers zijn vervangen door burgers die geen politici mogen of willen zijn. Evengoed is het van belang dat eenieder zich kandidaat kan stellen, maar dat partijen de logica van het maximaliseren van het aantal mandaten en stemmen tot het uiterste hebben doorgetrokken, vaak nog zonder te refereren aan inhoudelijke posities en vooral niet aan een toekomstvisie, tenzij dat goed uitkomt, zoals met de klimaatcrisis het geval is. Men spreekt van een klimaatcrisis, maar zijn daar de voorwaarden wel voor voldaan? Het gaat eerder om de vaststelling bij het voortdoen zoals we bezig waren, dat er voor leefgebieden problemen kunnen ontstaan. Men moet wel degelijk, zoals ik in een ander stuk schreef, wel degelijk het opgebruiken van de grondstoffen die onze aarde bevat, brandstoffen en mineralen, stopzetten en nagaan hoe men het lozen van plastics en microplastics kan stoppen. Ook over het onderhouden van de biodiversiteit moet men niet enkel nadenken maar ook handelen.

Dat zal heel wat gevolgen hebben, zeker voor het Westen, want iedereen voelt dat er grenzen bereikt zijn of overschreden. Tegelijk zien we dat landen “en voie de développement”, ontwikkelingslanden en nieuwe economische tijgers hun deel van de koek opeisen en China probeert overal een greep op de grondstoffen te krijgen. Zoals het Geert Noels betoogde moeten we onder ogen zien dat er verschillende (snelle) evoluties aan de gang zijn, waar we niet aan voorbij kunnen. De toename van de bevolking op mondiale schaal kan men ook niet over het hoofd zien, waardoor duidelijk wordt dat elke aanpak van wat men de klimaatcrisis noemt niet met enkele grote maatregelen opgelost kan worden en bovendien ziet men niet afdoende in dat de UVRM ook een remmende randvoorwaarde vormt. Merken we wel op dat grenzen vaststellen aan de groei nog niet betekent dat dit ook effectief het geval is, want terwijl men streeft naar groei, blijkt vaak dat bedrijven en personen beter presteren dan de analisten telkens weer voorspellen. Zo moet men niet enkel de beperkingen van Afrika onder ogen zien.

Niets doen is geen optie, maar wat moet men ondernemen, als men oplossingen – met beperkingen – afwijst, zoals het inzetten van ggo’s – volgens verschillende methodes - en nucleaire energie. In wezen zou men moeten weten dat wat sinds 1750 aan de hand was, met de bouw van de stoommachine, het mesmerisme waarmee ook de ontwikkeling begon van inzichten in de elektriciteit en elektromagnetisme op gang zijn gekomen. Het ging om maatschappelijke ontwikkelingen van formaat, waar we het begin slechts bij benadering van kennen, maar het verloop, dat was een samengaan van inventiviteit en technisch vernuft, van uitwerken van nieuwe inzichten die voortspruiten uit ervaring of als gevolg van veranderende omstandigheden, zoals de petroleumcrisis – tot tweemaal toe – tijdens de jaren zeventig: auto’s gingen minder verbruiken, maar naar de uitstoot werd nog niet gekeken. Maar er kwamen uiteraard een massa auto’s bij, waarvoor het wegennet niet aangepast bleek met files tot gevolg, dag na dag, zelfs in het weekend.

De idee dat we economisch zover zijn gekomen ten koste van de natuur en van de biosfeer, won al langer terrein en werd reeds aan het einde van de negentiende eeuw aangeklaagd. Onder meer Frederik van Eden refereerde eraan en reeds veel vroeger stelde Johan Thorbecke net voor 1830 dat de leefomgeving van mensen in de stad Gent, toen de industriële groeipool van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden onleefbaar bleek, waarbij voor de lage lonen voor hem een probleem waren. Dat hij als minister en regeringsleider de ontwikkelingen in Enschede en elders volgde, de spoorwegen promootte en de steden Amsterdam en Rotterdam aanspoorde betere waterwegen naar de zee aan te leggen, bracht hem er als liberaal niet toe een grotere greep op het economische leven na te streven. Wel steunde hij mee de aanleg van de waterleiding van het duinengebied naar Amsterdam, om de levenskwaliteit te verbeteren. Nederland moest overigens in 1848 en zelfs nog in 1872 – het jaar van overlijden van Thorbecke - aan de demografische en industriële groeispurt beginnen, die de Belgische provincies al langer kenden. De kwaliteit van leven werd ook nog steeds bevorderd door het stilaan doorvoeren van vernieuwingen inzake (persoonlijke) hygiëne en betere voeding, aardappelen niet in de laatste plaats. Rond 1910, zo schrijven historici onder wie Philipp Blom, was het niet enkel goed leven voor de happy few, al was de armoede nog wel schrijnend, de aanwas van de middenklasse, die bovendien geleidelijk meer welstellend werd. Precies de arbeidersbewegingen zorgden voor de opmerkelijke lotsverbetering, waarover het nuttig is zich te buigen.

Een van de opmerkelijke aspecten van die algemene vooruitgang, was het vermogen lichamelijke ongemakken en kwalen te kunnen genezen en de vele risico’s rond kraamvrouwkoorts eindelijk op te hebben gelost. Er was nog kindersterfte, want zolang er geen antibiotica op de markt kwam waren aan aandoeningen als (long-)ontstekingen moeilijk te behandelen. Een gezin dat kinderen volwassen zag worden, verloor onderweg ook wel een of meer andere kinderen en zoals Felix Timmermans schreef had menig gezin ook wel af te rekenen met een achterlijk kind of een zoon of dochter die opgenomen diende te worden, wegens waanzin. Wie de grote instellingen ziet om die mensen op te vangen, moet zich wel afvragen hoe groot de nood was en hoe er iets anders voor die mensen gedaan werd dan opvang verzorgen. Toch begon op inspiratie van dokters als Alette Jacobs de aandacht voor de gezinsplanning en geboortebeperking wortel te schieten, al vonden dominees en burgers dat niet altijd aangewezen, geboortecontrole aan te prijzen, zeker als er voorbehoedsmiddelen aan te pas kwamen.

Het was een ander leven maar ook met andere verwachtingen, bijvoorbeeld op het terrein van de mobiliteit, al vermocht men veel als men per trein reisde en het begrip tijd nog niet zo ingedikt was, waarbij men dus minder snel het gevoel had tijd te verliezen. Maar mensen deden veel te voet of toen de fiets kwam, per fiets, ook als het lastig was of koud en nat. Het zou na de oorlog voor veel mensen geleidelijk een gelukkige omstandigheid worden dat men over een gezinsauto kon beschikken, wat rond 1974 dan ook leidde tot consternatie dat men op zondag niet in de auto mocht. Ik weet niet (meer) of wij toen op zondag nog naar onze grootouders in den Haan gingen, maar ik weet al helemaal niet of dat echt te maken had met tekorten aan brandstof. Wel werden in die tijd de grote sleeën, Opel Kapitän, Buick of andere vervangen door meer zuinige modellen. Maar er kwamen er meer want iedereen kon zich zo rond 1980 een auto veroorloven en had die ook steeds meer nodig, want activiteiten, aankopen en relaties zorgden voor een grotere nood aan mobiliteit, naast het verplichte bumperrijden naar onze kust op een zonnige zondag of zomerdag.

We hoeven het verleden niet donkerder af te schilderen dan het was, ook het hedendaagse leven, zo leest men met grote regelmaat zou zwanger zijn van rampspoed, want dat is niet meer het geval dan ten tijde van Vercingetorix of Ambiorix. Hun opstanden werden met grote vasthoudendheid opgezet en leken succesvol, maar de tegenstanders waren er ook, Julius Caesar dus, maar ook in onze tijd zien we vaak dat mensen hun positie zo absoluut beschouwen dat ze geen oog hebben voor de tegenstander noch voor de mogelijke tegenstellingen die in de samenleving altijd wel weer opduiken. Men verwijst graag naar Niccolo Machiavelli om aan te geven hoe hard politiek en politiek bedrijven fataal is, want of men wint of men verliest, voor iets anders is er geen plaats. Machiavelli beschreef dat inderdaad, maar het zijn latere commentatoren die zijn visie hebben afgeleid van de oogmerken die  hij ontwaarde bij de di ‘Medici, Sforza’s en Borgia’s om nog te zwijgen van de Franse koningen, Louis XII op kop. Het ging om macht, het gaat om macht, dat weet de kenner van Titus Livius maar al te goed, maar hij wil net vorsten, een vorst die niet enkel eigen demonen najaagt, maar net het algemeen belang gaat dienen. Soms gebruiken die vorsten wel die notie, nemen ze die in de mond, maar altijd ligt er een andere ambitie aan ten grondslag, hun eigen positie. In die zin was Machiavelli een humanist, die net als Thomas More de macht durfde uit te dagen. Men zou hem dus als een procureur moeten voorstellen die de machteloosheid van de burgers opmerkt en de onnadenkendheid van vorsten aanklaagt, al weten die natuurlijk hun godvergeten wreedheid wel een mooie verpakking te geven. Heiligt het doel de middelen? Wellicht zal men dat voor zichzelf wel kunnen verantwoorden, evengoed loopt men vroeg of laat tegen de muur van mogelijkheden en beperkingen.

Het  valt dan ook altijd weer op dat mensen graag, als ze een goed doel voor ogen hebben, abstractie maken van andere consideraties dan wat hen voor ogen staat. Bovendien valt hen dat des gemakkelijker omdat we al zolang gewoon zijn dat er geen complexe situaties zijn, laat staan dat er andere dan eenduidige problemen zijn, waarbij elk probleem een eenvoudige oplossing moet krijgen, zegt men. Angst dat mensen afhaken bij het brengen van de boodschap, maakt dat de nadruk op duidelijkheid alleen nog dikker uitgesmeerd wordt, de ontgoocheling, later, dat het allemaal niet heeft geholpen, wordt er alleen maar groter om. De argwaan tegenover politici voeden helpt daarbij aardig, maar terwijl er gedoe is, draait het systeem op automatische piloot best aardig, tenzij men het ontmantelen kan, zoals wel enigszins het geval is geweest. Mensen voelen dat de dienstverlening minder is geworden of dat hun (legitieme) verwachtingen niet meer ingelost worden.

Volgens Hegel komt ware kennis pas tot stand nadat er iets gebeurd is en voldoende bezonken is, geschiedenis kon worden. Belangwekkend natuurlijk is het ook te bedenken dat men iets pas inderdaad (geheel) kan doorgronden nadat het stof is gaan liggen, bij conflicten of incidenten en dat het vaak prematuur en overmoedig is met instant commentaren aan te komen draven. De redenen waarom extreme partijen en leugenachtige voorstellingen het winnen, ligt vaak aan het feit dat de voorgestelde stand van zaken wel aanspreken kan. Men zegt vaak dat de kiezers van een Trump dan wel een Thierry Baudet net wel zo slim zijn dat ze niet de hele santenkraam van de respectieve menners voor lief nemen of accepteren dat er al eens wat restafval bij zit. Echter, de commentatoren in de brede media hebben het over leugens en doen aan fact checking, alsof het om die ene uitspraak gaat. Bovendien vertellen verfoeide politici, door het commentariaat verfoeide politici net wat mensen ook denken. Men wil de salariswagen van de baan, maar behalve dat het om een naasting van loon gaat, zal dat inderdaad voor bedrijven en werknemers wel eens nefast kunnen uitpakken. Veronderstel dat al die mensen plots gaan werken via een managementvennootschap, waarbij ook de transportkosten ingebracht worden, zal dat voor de overheid helemaal geen oplossing bieden. De salariswagen mag dan een milieuprobleem veroorzaken – zelf weet ik niet hoe men dat zo ver kan drijven – het is vooral een fiscaal probleem in een economie met zeer hoge loonkosten, waardoor honderd euro loonsverhoging netto een veelvoud aan bruto kosten met zich mee zal brengen. Men kan dus het voordeel van de salariswagen onredelijk vinden, het gaat ook om de werking van het bedrijfsleven. Wie het zonder wil doen, of via een soort planeconomie zal nog meer mensen in armoede zien verzinken.

De angst voor verlies en voor veranderingen die de eigen  positie ernstig in het gedrang brengen, kan inderdaad leiden tot verdringing van andere inzichten. Het is niet de vraag of men graag ziet dat onze steden veranderen van bevolking, maar hoe dat op een vreedzame wijze kan en hoe men bijvoorbeeld via onderwijs die befaamde westerse waarden overgedragen krijgt en geïnterioriseerd, want het gaat niet om voorschriften maar om inzichten en overtuigingen die diep zijn ingesleten in onze cultuur en precies voortkomen uit een lange intellectuele traditie, met de nodige conflicten die er vorm aan hebben gegeven. Niemand kan die evenwel als een persoonlijk bezit claimen laat staan er anderen van uitstaan. Precies de aanpak van lieden als Poetin en Erdogan laten zien dat men zich tevreden kan stellen met de technische aspecten, ook als het om de opbouw van de staat gaat. Die waarden, die men de Verlichting toeschrijft, maar die in se Europees zijn of Atlantisch, hebben als eigenschap dat ze niet gestold zijn in de tijd en voor eens en altijd vastgelegd, Het eigene aan de Verlichting is net dat men ruimte schiep voor het denken, zonder zich nog beperkt te weten door dogma’s, onbewezen aannames en ook wel wensdromen. Het denken werd bevrijd, maar niet iedereen houdt van die vrijheid en de mogelijkheden die zo geboden worden. Ons denken kan overigens niet zonder verbeelding, zoals zelfs en bij uitstek wiskundigen en natuurkundigen telkens weer aantonen, al struiken velen onder ons op de gortdroge stof die we of ze met wiskunde vereenzelvigen. Angst voor saaiheid en verveling speelt ons wel vaker parten, omdat we ons denken te verliezen als we ons vervelen of als we iets moeten meemaken dat niet onmiddellijk ons meesleurt in een pandemonium, terwijl daar niet een goede reden voor te vinden is. Wie beweert de ratio hoog te schatten en de verbeelding afwijst, ziet niet hoezeer we ons de dingen niet zomaar kunnen voorstellen, de wereld inderdaad als voorstelling.

We willen genieten, ook kennis, maar hoe dat weer mogelijk is, valt niet zomaar van buitenaf door derden op te leggen. Jongeren verliezen vaak tijd op school omdat ze de indruk hebben dat de kennis die ze meekrijgen hen niet boeien kan. Geschiedenis? Oh, zo saai, terwijl het misschien net een toegang kan wezen tot een beter zelfbegrip en het begrip van culturen, ook andere. De staat overigens en hoe die zou moeten functioneren kan men zich ook niet zomaar voorstellen, vergt reflectie en ook wel proberen te begrijpen dat andere levenswijzen mogelijk zijn. Toch zeggen ook de brede media graag dat we niet moeten speculeren of ons inbeelden dat we “er” iets van snappen, want het gaat om een duidelijke lezing van de feiten.

Men vreest rampen dezer dagen en tegelijk zegt men – met recht – dat het onverantwoord is de kinderen niet in te enten, soms tegen 10 mogelijke kinderziekten, want er zijn net mensen die om onduidelijke redenen, rare verhalen, geloven dat een inenting gevaarlijk zou zijn. Zij vrezen dat hun kind autisme zou oplopen door de inentingen, terwijl Louis Pasteur en tijdgenoten rond 1850 begonnen zijn met vaccinaties tegen hondsdolheid – hij was geen arts – maar ontdekte hoe micro-organismen ziekten konden veroorzaken. Opmerkelijk is dat reeds rond 1796 ene Jenner proeven deed in verband met koepokken. Weten wij nog wel hoe lang de weg geweest is tot meer inzicht in natuurlijke processen en toch, het blijft lastig om de vele facetten van deze wereld en dus vaak ook niet de mogelijkheden die zich aandienen. Liever zal men dan ook feiten afwijzen die niet passen in het eigen wereldbeeld. Het blijft daarom opvallend dat in vele discussies, vooral de afkeer van andere mogelijkheden aan de orde komt, want men hoeft de eigen visie niet in vraag te stellen. Free spaces? Aan universiteiten wil men ruimte laten voor studenten die niet in hun intieme overtuigingen geraakt worden. Hoe kan men bang wezen voor andere inzichten? Onderschrijft men die niet, dan pakt men ze aan of bestudeert men een en ander, toch? Is het niet net eigen aan de universitaire studie dat men juist ook onbetreden paden wil betreden. En goed, als student zag ik zowel aanhangers van linkse snit passeren, volgde je lessen of oefeningen bij professoren die vaak een duidelijke visie presenteerden, of je daar nu achter stond of niet. Maar een free space voor gedachtenloosheid, die hadden we gelukkig niet, wel leefden we minder bedrukt en eerder met een zekere onbezorgdheid. Studeren was toen wellicht meer dan nu nog een voorrecht, maar het was vooral een privilegie de wereld te kunnen verkennen en niet de indruk te hebben dat we het allemaal al wisten, ook als om het seksualiteit ging.

De angst te falen en de angst buiten de samenleving te staan, was blijkbaar geen punt, net zo min als bijvoorbeeld racisme. Er waren discussies over Protea, een organisatie die Zuid-Afrika en de Apartheid uit de verdomhoek te halen, maar dat racisme stond ver van onze leefwereld, al veranderde die wel, want delen van Gent kregen een nieuwe bevolking, al bleef het allemaal nog best leefbaar. Er was ook NSV, maar dat was een kleine club, waar weinig animo van uitging. Maar goed, op reis in Duitsland zag ik in een station een bord met foto’s en namen van de Rote Armee Fraction, de Baader-Meinhofgroep, die zelf al dood waren, maar leden liepen nog rond. In Ulm en later in München zag ik dan weer verwijzingen naar de Witte Roos, een groep jongeren die zich verzetten tegen de Nazi’s maar nauwelijks bekendheid genoten in België. Een boekje over de groep was het eerste serieuze werk dat ik las in het Duits. Ach, er was geen groter doel, behalve dan studeren en leven.

Dezer dagen blijkt dat veel complexer te zijn voor jongeren en de studie, zich intens en exclusief op de studie te kunnen richten, die ruimte lijkt verdrongen, want men moet ad primum slagen en ad secundum excelleren, maar dat lukt niet zonder enthousiasme en inzet. Toch lijkt dat thema in de studentenfora zoals Veto of Schamper nauwelijks aan bod te komen, toen niet en nu al helemaal niet meer. Geloof in de betekenis van intense studie, maar ook in het pad dat de universiteit uitstippelt, met – toen – vele keuzemogelijkheden, komt niet aan bod. Bovendien ziet men, ten onrechte, opleidingen als klassieke filologie, geschiedenis, filosofie maar dus ook Nederlandse Taal- en Letterkunde niet meer voorgesteld als boeiende richtingen, waarbij men niet per se duffe archieven of boeken ziet, maar bijvoorbeeld kan men op het werk van Edgard du Perron en Menno ter Braak stuiten en merken dat de jaren dertig niet de jaren dertig blijken te zijn, die men ervan maken wilde. Of men kan Anna Blaman op de weg vinden en het genderfenomeen of de ontdekking ervan beter leren kennen. De weg naar kennis en inzicht loopt doorgaans niet rechtlijnig want wat hou je over van een cursus financiewezen in de Nederlanden tijdens de late middeleeuwen? Heel wat, vooral als het gelinkt kan worden aan andere cursussen en vooral wanneer het een plaats vindt in de parate kennis, maar dan moet je het eerst allemaal goed doornemen en verwerken.

Er doet zich een bizar fenomeen voor, zou ik dan ook willen besluiten, dat we nooit zoveel over angst voor kennis en misplaatste kennis hebben gehoord, niet vanwege gezagsinstanties als de kerk of de universitaire autoriteiten, wel kan men het op conto schrijven van op het oog geëngageerde studenten, die vinden dat culturele toe-eigening niet zou mogen, terwijl een van de centrale vraagstukken der cultuurstudies juist gaat over hoe culturele fenomenen migreren en soms een nieuwe inhoud en betekenis krijgen. Hoe culturen evolueren in de maalstroom van politieke, economische, technische veranderingen, kan men ook niet onbesproken laten. Angst koesteren of aanpraten op grond van vermeende autoriteit kan men toch wel eens te berde brengen. Toen “Black Live Matters” op de voorgrond trad omdat om de haverklap jonge mannen, Afro-Amerikanen, door de politie werden neergeschoten of zelfs min of meer gewurgd, bleek men zich niet af te vragen waarom net dan “I can’t breath” ons wel degelijk raakte. Het ging om de onmacht van de slachtoffers van het politiegeweld. Het ging om de straffeloosheid en daar kan men alleen de gang van zaken en de arrogantie van de macht betreuren. En ja, we moeten blijven beseffen dat niet alleen wijzelf, maar ook andere burgers in beginsel onschuldig zijn. Rechtvaardige procesgang en eerlijke en billijke rechtsbedeling, waarbij slachtoffers ook met respect bejegend worden. Maar de verleiding om mensen automatisch te bestraffen, loopt wel uit de hand, want als men niemand schade berokkent en ook klaarblijkelijk geen ongevallen met gewonden veroorzaakt, moet men dan bestraft worden. Echter, 100km/h in de bebouwde kom, dat vergt weinig overtuiging om te beseffen dat het over de limiet van het redelijke is.

Men kan het vaak hebben over angst en verdringing, maar ten gronde gaat het vaak om de eis van derden zich te voegen, ook als dat alleen om macht gaat. Links zegt gekant te zijn tegen identiteit als drijfkracht voor mensen, maar in het racismedebat speelt identiteit uiteraard wel. Extreem rechts wil dan weer de identiteit van de eigen mensen erkend zien als enige identiteit, wat tegen de idee van een (natuurlijke) diversiteit blijkt in te gaan. Natuurlijke diversiteit, die namelijk voortkomt uit de geschiedenis van migraties, van hier naar elders en elders naar hier, op uitnodiging van de industrie onder meer. Dan zou men wel mogen spreken over diversiteit maar het geen verdienste noemen, wel de manier waarop mensen er doorgaans mee omgaan en redelijkheid aan de dag leggen. En neen, er zijn weinig grote culturen volledig verdwenen – de precolumbiaanse culturen vormen daar een indrukwekkende uitzondering op – wat impliceert dat kennis en inzichten helemaal tot stof en as verkruimelen. Dat kan natuurlijk altijd als we het onszelf aandoen, maar voor zover ik het kan overzien, zijn mensen daar niet toe bereid, taal, mores, overtuigingen en het onnoembare dat cultuur ook is, zomaar te laten schieten. Maar vasthouden aan wat men weet de “oude” en “goede” cultuur is, leidt ook tot verstarring, verdringing ook.

Hoeveel redenen tot angst voor levensbedreigende omstandigheden hebben we dezer dagen? Alles wordt veiliger, ook het verkeer, ook het sporten, tenzij men vergeet of negeert de nodige voorzorgen te nemen. Toch vraagt een mens zich af of we, hier in Europa, ooit veiliger geleefd hebben, zelfs inbegrepen dat gevallen van onbezonnen geweld, waarvan men weet dat het kan voorkomen, zij het zeldzaam. Moeten we daar onze samenleving op richten? De angst regeert te zeer onze wereld en ons denken over wat maatschappelijke orde is of zou moeten zijn. Niets van wat de laatste 20 jaar aan gewelddaden en ongevallen heeft plaats gevonden, mocht nooit meer gebeuren. Een goed voornemen, maar dan komt er iets dat niet in de draaiboeken staat en begint men opnieuw. Om te verhinderen dat er een trein nog te hard in Wetteren passeert, kan men de trein uitrusten met remsysteem of goederen niet meer over die lijn vervoeren, met alle gevolgen van dien. Het gaat om een ongeval en onoplettendheid. Maar zijn we zeker dat zo een zelfrijdende trein geen brokken zou maken?

Wellicht denken we nog te vaak dat we alles kunnen oplossen, zonder daarbij nog goed te kijken naar technische mogelijkheden, maar door mensen te nudgen, te sturen naar goed gedrag. Dat leidt wel eens tot kapitaaldestructie als het om huizen gaat, maar ook om verlies aan eigenwaarde, want de overheid wil alles leiden en beheersen. De overheden zijn namelijk schichtig fouten te maken en burgers dat ze hun autonomie verliezen. Zowel de cultuur van beheersing en controle als die van autonomie ontwikkelden zich al veel vroeger en ja, mensen zijn boos als de overheid steken laat vallen, maar ook als overheden erover denken nog meer instrumenten ter beheersing op te leggen. Het gaat om een discussie over onze cultuur, maar waarbij tegengestelde uitgangspunten met elkaar verzoend moeten worden. Die discussie blijft doorgaans op de achtergrond omdat partijen – niet enkel politieke partijen – de zaken eenduidig benaderen en geen gesprek willen voeren over mogelijkheden, over aanvaardbare doelstellingen ook.

Daarom kan het geen kwaad na te denken over de angsten die leven in de samenleving, want blind zijn voor de ervaring van angsten maakt het de instellingen, politici voorop moeilijk om nog aanvaardbaar, laat staan geloofwaardig over te komen. Politici moeten niet altijd zomaar zeggen wat u en ik willen horen, maar als ze ons naar de mond spreken, kan het ook mis gaan, want dan verliest men alle geloofwaardigheid. Wil nu net dat de grootste angst zijn van politici.  


Bart Haers  







Reacties

Populaire posts