Wat we/zij niet wilden weten van de Endlösung
Recensie
Geheugenstilte, geweten gesust
Europa en de verwerking van de Holocaust
Géraldine
Schwartz. De Geheugenlozen. De herinnering als wapen tegen populisme. Atlascontact
2019. Vertaald uit het Frans: Les amnésiques. Editions Flammarion 2017.
464 pp. 24,99 €
Veel
wordt er geschreven en gesproken over de opkomst en ondergang van het fascisme
en nazisme in Europa, het einde van Wereldoorlog II dus, veel minder vaak
onderneemt men pogingen om de geschiedenis na 1945 de evolutie van de geesten,
van politici en burgers, ambtenaren en nieuwe generaties na te speuren en uit
te tekenen hoe men met de erfenis van de Holocaust is omgegaan, door de
overlevenden, daders en slachtoffers, maar ook de anderen, die niets zegden of
deden voor of tegen, maar ook over hoe het verder moest. Geraldine Schwartz
vertrekt vanuit de families van haar vader/moeder en hun ouders in Mannheim en
de omgeving van Drancy, om uiteindelijk tot de grenzen van Europa door te gaan.
Haar bijdrage over het verwerken en omwerken van de herinnering biedt de lezer
de mogelijkheid een lastige werkelijkheid onder ogen te zien.
Mannheim bezocht ikzelf in 1983,
op autostopreis door Duitsland, komende van Stuttgart, waar ik getroffen werd
door de wijze waarop men de stad opnieuw had opgebouwd, na de opgelopen schade
van de oorlog. Nu kan men zeggen dat de Duitsers die schade aan zichzelf te
danken hebben, maar gesprekken toen leerden me dat niet iedereen dat goed
begreep, wilde accepteren, omdat men vond dat de oorlog hun oorlog niet was.
Een oudere man, die me had opgepikt aan de Bodensee en mij later naar Hannau
zou brengen, toonde mij niet zonder trots de stad, terwijl zijn dochter, iets
jonger dan ik, eerder sceptisch toekeek, tot we tot een discussie kwamen wat we
met die erfenis aan zouden kunnen vangen, want zij wilde wel de hele boel
accepteren, maar het mocht niet wegen op haar toekomst. In Hannau zegde de
echtgenote dat zij, die uit Posen kwam, dat de schuld onverschoonbaar moet
zijn, maar dat ze als moeder haar dochter wel die onbevangenheid wilde gunnen,
maar niet de gedachtenloosheid. Ook toen begon er een discussie over wat wel
moest betekenen, gedachtenloosheid. De man zelf had een baan in het waterbeheer
maar was geboren in Achter-Pommeren, de regio van Gdansk ofte Dantzig – we
moeten opletten met die namenkwestie, want daar zit veel recente en ook oudere
geschiedenis achter. De discussies waren voor mij als jongere belangrijk, omdat
ik voor het eerst het omgaan met het verleden van de andere kant verwoord zag,
in levende lijve. Geraldine Schwartz legt daarover een nieuwe, belangwekkende
laag.
Kan men via persoonlijke
geschiedenissen de grote geschiedenis vatten? Als het om toonaangevende figuren
gaat, menen we dat dit gepast, maar voor mensen die hoogstens betekenis hebben
voor hun gezin, hun dorp, stadswijk, zou dat minder relevant zijn. Het hangt er
maar vanaf wat men weten wil, maar zeker voor de moderne tijd zijn er bronnen
voorhanden die het denken en de waardering van (gewone) burgers kunnen
blootleggen, maar ook het zwijgen nadrukkelijk aan de orde stellen. Ook dat is
een teken van wat mensen ervaren en beleven.
In die zin is het interessant
hoe de auteur haar dramatis personae schikt, van de joodse ondernemer die zijn
bedrijf geariseerd ziet worden met zijn familie, waarbij de grootvader van
Geraldine de oliehandel overneemt. Er is de moeder, die ook wel blijft geloven
dat Hitler en zijn NSDAP het beste voorhadden met Duitsland en de zoon, die
geboren in 1942 een andere kant op is gaan kijken. Volker is de vader van de
auteur. De moeder is een Française wier vader bij de politie diende en zoals ze
gaandeweg ontdekte, mee het beleid inzake de Jodenvervolging uitvoerde, van het
Vichy-bewind. Namen als Gurs en Drancy komen dan uit de minst opdoemen – in
Vlaanderen niet zo bekend en aangrijpend. Het is van belang mee te gaan in het
boek, mee te reizen van Mannheim naar Parijs en Berlijn, tot Vilnius toe, maar
tegelijk de reis door de tijd aan te vatten, van de nacht van de ondergang, het
puinruimen voorbij het Wirtschaftswunder tot het “Wir schaffen es” van Angela
Merkel. Die reis valt moeizamer af te leggen dan de reis in de ruimte. Omdat we
wel feiten herkennen, niet altijd erkennen, laat staan onze eigen rol of die
van de voorzaten herkennen.
Mevrouw Schwartz gaat op zoek
naar de oorspronkelijke eigenaar of eigenaren van het bedrijf dat haar
grootvader in handen kreeg, voor een prikje. De economie in Duitsland, ook Mannheim was na
WO I niet bepaald stabiel te noemen en toen de schok van de hyperinflatie eenmaal
voorbij was en verschillende verdragen de economie stabiliseerden, na 1925 kwam
er in 1929-1930 nog eens de Grote Depressie overheen walsen. De familie van
Julius en Siegmund Löbmann had geinvesteerd in een handel in oliën, smeerolie
en zo en was redelijk succesvol door de crisis gekomen, de crisis van de vroege
jaren dertig, maar de nazificatie van de samenleving zorgde ervoor dat het
anders liep. De eigenaren Löbmann en hun gezinnen zouden op Julius na de oorlog
niet overleven, waarbij het opvalt hoe groot de invloed was van snel
veranderende omstandigheden, lees: de toenemende aversie in de VS en andere
landen, van 1938 nog Joden op te vangen. Er waren ook hulporganisaties maar die
konden nauwelijks op tegen de ellende en de mensonterende omstandigheden waarin
de gevangenen dienden te leven.
Opvallend ook hoezeer het
naspeuren van de lotgevallen van die ene familie Löbmann ons een inzicht in de
talrijke ramificaties van de Jodenpolitiek van Duitsland, de Nazi’s en van
andere landen. Het geval van de Saint-Louis die 900 joden overbracht naar Cuba
en terug moest keren naar de Europese wateren, blijft wel opvallend en moet ons
vandaag tot nadenken stemmen, want het lot van een persoon of familie kan op
zich een gebeurtenis zonder wereldschokkende betekenis lijken, het blijft om
mensenlevens gaan. Dat men hen, de Joodse burgers van Duitsland van Europa als
minderwaardig, zelfs onmensen kon gaan beschouwen, blijft een raadsel, dat wil
zeggen, we kennen de propaganda, zoals Géraldine Schwartz schrijft, maar toch,
wat dreef niet enkel figuren als Hitler, Himmler, Goebels, Himmler, Barbie tot
die intense wreedheid en waarom liepen zoveel mensen daarin mee, onwillig of
net zeer bewust, maar zonder verder risico’s te nemen? Mitläufer, daarover gaat
dit boek, over mensen die meeliepen met het Nazi-regime en bijdroegen aan het
bestel bleef werken, beter ging werken, ook wanneer de oorlog al verloren
bleek.
Men kan niet aan de vaststelling
voorbij dat hoe wreed de behandeling van de Joden in Europa ook was, na de
oorlog betrachtte men een vlotte overschakeling naar de normaliteit terug te
keren, al viel dat, gegeven de puinhoop die Duitsland was na de oorlog, nogal
moeilijk. Met de puinruimsters, de vrouwen, kinderen en ouderen die ingezet
werden om het puin te ruimen, zou het lang duren voor de janboel – past dit woord
wel? - opgeruimd was, maar dankzij het Marshallplan en de oprichting van de BRD
werd Duitsland algauw wel opnieuw een leefbare samenleving kon worden. In het
oosten van Duitsland, de DDR onder de kundige leiding van de SED zou het veel
moeilijker blijken de samenleving opnieuw op te bouwen en de puinen te ruimen.
In het Oosten beroemde men zich op de antifaiscistische strijd die men, wat de
leiding betrof, vanuit Moskou had gevoerd, terwijl in het westen de
denazificatie heel wat moeilijker viel uit te voeren, al deden de Amerikanen in
aanvang een ernstige poging. Maar het hele staatsapparaat ontmantelen bleek
geen perspectief. Geraldine
Schwartz legt omstandig uit hoe Konrad Adenauer tot in zijn kabinet voormalige
topfiguren van de NSDAP tolereerde, zoals ene Lobke, de auteur van de
Rassenwetten van Neurenberg, 1935, die vanaf 1936 volop in werking traden, met
dat voorbehoud dat in aanloop van de Olympische Spelen de handrem op bleef. Konrad
Adenauer had al eerder de denazificatie door de Amerikanen en de Britten met
argwaan bekeken, want hij vreesde dat zijn staatsbestel geen kansen zou hebben,
als iedereen op de korrel werd genomen. Adenauer zelf was van 1933 persona non
grata, verbleef enige tijd in de abdij van Maria Laach tot het voor de monniken
te gevaarlijk werd. Als burgemeester van Köln had hij het de Nazi’s behoorlijk moeilijk
gemaakt en na de machtsgreep betaalde hij per onmiddellijk het gelag, werd
vervolgd maar overleefde, met moeite.
De oefening die ons hier
voorgeschoteld wordt, gaat over de vraag hoe de beladen erfenis van nazisme en Endlösung
niet enkel in Duitsland, maar ook in Frankrijk, Oostenrijk en Sudetenland, maar
ook Nederland, Polen … verwerkt werd en
wat gedurende de Koude Oorlog en nadien ondernomen werd, om die zo gewichtige “Vergangenheitsbewaltigung”
te realiseren. Schwartz gebruikt het woord niet en dus is het de vraag wat
daarin speelt. Ook stelt zij vast, anders dan andere onderzoekers, dat het in
feite niet van harte is gegaan, dat omgaan met het verleden, dat men er zich
vanaf wilde maken. Echter, leest men de hoofdstukken over de omgang met het
Vichy-verleden dan merkt men dat ook Frankrijk het lastig had dat verleden onder
ogen te zien. De voortvarende deelname, hulpvaardigheid inzake de uitvoering
van het anti-joodse beleid werd inderdaad vaak moeizaam ter sprake gebracht, al
waren er figuren als Simone Veil, Claude Lanzman en uiteraard de nazijagers
Serge Klarsfeld, die er aandacht voor vroegen, voor de wijze waarop de nazi’s
en Vichy in Frankrijk hebben huisgehouden en hoe ook daar de meeste burgers
afzijdig bleven, al eens meeliepen, zeker geen helden werden.
Zelf groeide ik op in een tijd
waarin de omslag in de kijk op de oorlog zich aftekende. Er waren boeken over
Rommel, maar uiteraard ook de films, onder meer De Langste dag en er was Anne
Frank, waarover werd gesproken, maar het bleef allemaal onwezenlijk. Mijn vader
was opgeroepen in mei 1943 om naar Weimar te vertrekken, maar zat toen al
ondergedoken. Hij heeft later gezegd en herhaald dat hij niet voor de gemeente
mocht werken, zoals men dat in september 1943 had geregeld, als hij nog wilde
studeren. Zijn jaargenoten waren in dezelfde omstandigheid, waarbij er voor
zover ik weet een was die gekozen zou hebben, in poësis voor collaboratie, wat
zoiets als 1 op 16 leerlingen moet zijn geweest. Wel hield mijn vader, zoals
velen van zijn generatie van Lili Marleen en andere Duitse liederen, maar goed,
ze hoorden ze ook al voor de oorlog vaak genoeg. Voor mijn vader was de verwerking van de
oorlog, de vervolging van de Joden niet te vatten, heb ik de indruk gehad. Het
erkennen waartoe mensen in staat zijn, mag niet leiden tot het automatisch en
evident nawijzen van al wie na de oorlog zweeg of veinsde, zonder nadenken. Leest
men de zoektocht van Géraldine Schwartz – die met haar vader de
nieuwsgierigheid deelt naar het verwerken van de oorlog – dan komt men tot het
inzicht dat men uiteraard de misdaden van de nazi’s moet afwijzen, maar dat al
die meelopers zich op uiteenlopende manieren aan hun afzijdigheid en de (zelf-)verwijten
daaromtrent probeerden te onttrekken, ook al omdat de samenleving als geheel
die positie innam. De verzetshelden, ik veronderstel onder meer Hans en Sophie
Scholl, maar ook bijvoorbeeld Johannes Fest, vader van Joachim Fest, directeur
van een gymnasium, romanist, die weigerde lid te worden van de NSDAP in 1936 en
als gevolg daarvan gebroodroofd werd en met hem zijn echtgenote en kinderen, de
Rote Kapelle, het waren verraders, tijdens de oorlog en nadien duurde het lang
voor men hen als helden leerde zien, wegens te confronterend?
Blijft de vaststelling van Géraldine
Schwartz, dat tot lang na de oorlog ook de “Mitlaufer” weigerden onder ogen te
zien dat ze zeker geen slachtoffer waren van de oorlog – wel van het verliezen
ervan – maar dat ze min of meer de afgrijselijke daden, zoals het programma T4,
waarbij gehandicapten en mensen met een ernstige mentale aandoening moesten
worden uitgeroeid. Verzet van bisschoppen en voorgangers van de protestantse
gemeente konden Hilter er (even) toe bewegen dat plan op te bergen, maar dat
men werkelijk vond dat geesteszieken en gehandicapten, mensen met een mentale
beperking parasieten waren, niet nuttig, blijft vandaag een aspect van de eugenetische
uitgangspunten van Hitler dat onder belicht blijft.
Het kan niet verbazen dat Hitler
in het buitenland geestesgenoten vond, dat Hindenburg door Philippe Pétain grotelijks
overstegen werd, terwijl beiden nog op hoge leeftijd bereid bleken en in staat
om staatsmacht te verwerven en daarbij publieke steun te zoeken en te vinden.
Het is voor mij altijd onduidelijk geweest of Hindenburg werkelijk de politiek van
de NSDAP afwees dan wel in Hitler lang niet de geschikte vertolker zag, als
generaal uit een geslacht van beroepsmilitairen. Philippe Pétain heeft niet
veel inspanningen moeten doen om medestanders te vinden, nadat Renaud de moed
en het leiderschap had opgegeven en met Laval boterde het wel niet altijd,
Laval zou veel meer dan Pétain de schuld krijgen voor het beleid van Vichy,
voor Vichy als regering. Pétain zou een deel van de Action Française en andere
rechtse organisaties meeslepen, tot in Sigmaringen. Ook in Frankrijk blijft de
herinnering aan de collaboratie, maar ook aan het verzet besmet, onduidelijk en
vaag. De mythologie die Charles de Gaulle zelf opstartte om de verdeelde Franse samenleving tot enige
rust te brengen bestond erin de rol van het verzet te nuanceren, want de
communisten mochten de macht niet grijpen en vervolgens ook de collaboratie te
minimaliseren, ook inzake de helpende hand die men bood om de razzia’s in het Vichy-Frankrijk
en zelfs in Parijs uitvoering te geven, terwijl er wel degelijk mensen waren
die heel goed wisten hoe de vork aan de steel zat. Pas toen men bereid was van
overheidswege processen te voeren over het aangerichte leed, onder meer door
Maurice Papon, die onder de Vijfde Republiek had gediend als minister. Pas in
1998 werd hij veroordeeld voor zijn misdaden tegen de menselijkheid.
Uiteindelijk zou het Europese hof voor de Rechten van de mens Frankrijk
veroordelen omdat het land niet had toegestaan dat de man zich kon verdedigen
voor de hoogste rechtsbank. Het Hof van Cassatie had zijn beroep vernietigd,
maar was dat op grond van goede argumenten? Feit is dat deze mensen, de daders
van de Holocaust de moderne opvattingen over rechtsbedeling afwijzen voor anderen,
zelf alle middelen uitputten. Het is hun goed recht, maar het maakt hen niet
tot goede rechtsonderhorigen. Dat is wat extreem-rechts dezer dagen kenmerkt:
de rechtsstaat afwijzen, maar intussen er wel handig gebruik van maken.
Het boek laat zien hoe de hele
na-oorlog lang in bijna alle landen die bezet waren geweest door Nazi-Duitsland
de tweespalt is blijven doorleven, omdat er altijd een substraat voor het
verdedigen van de collaboratie en het meewerken aan de Endlösung waarbij in
feite niemand graag sprak over wat er in Sobibor en Auschwitz-Birkenau met al
die mensen was gebeurd. De bewustwording had een generatie nodig om
geëxpliciteerd te kunnen worden en dan nog bleef men botsen op het botte
afwijzen van verantwoordelijkheid. Nederland worstelde heel erg hevig met die
vraag, maar wie het over de grijze muizen wil hebben, zij die noch verzetsheld
waren geweest noch zonder meer fout, kon zich na de oorlog redelijk goed
installeren in het nieuwe bestel. Ook wie zwart of fout was geweest, kon vrij
vlot opnieuw deel nemen aan het publieke leven, zelfs toen Jacques Presser zijn
“Ondergang” had gepubliceerd, een meticuleus uitgevoerd onderzoek naar de
moorden in Nederland en de transport naar Westerbork en vandaar naar het
Oosten.
Het belang van de aanpak van
Géraldine Schwartz bestaat in het aanbrengen van een groot aantal data over
mensen die zich in Duitsland en de rest van Europa hadden schuldig gemaakt, maar
ook hun rol na de oorlog onder meer om de eigen schuld te minimaliseren en zij
presenteert dit zo dat men wel moet aannemen dat men er veel voor over had het
verleden te laten rusten, ondanks overweldigende bewijzen. Het is interessant
te zien dat de auteur weinig of geen aandacht besteedt aan België, terwijl hier
de repressie zelf nog relatief beperkt mocht heten, de epuratie op grond van
dubieuze beschuldigingen soms, was des te harden en werd zonder mededogen
uitgevoerd. Werd tot in de late jaren 1990 elke oproep tot amnestie afgewezen,
de feitelijke gevolgen van de veroordelingen door de militaire tribunalen
werden al vroeger getemperd. In dit land kon de collaboratie na WO II er na
enige tijd, in Vlaanderen althans via de Volksunie en via onderlinge
steunmechanismen opnieuw een eigen bestaansreden vinden maar een nieuwe greep
naar de macht kwam er niet meer van, wel deelname aan de macht, al werd een
partij uitgesloten, maar niet op grond van het collaboratieverleden.
Belangwekkend in dit boek is ook
de wijze waarop de auteur uitzoekt hoe het kon dat het zo lang duurde, tot de
kaakslag die Beate Klarsfeld in 1968 de Duitse Kanselier Kiesinger, die Ehrard
opvolgde, toediende en Joodse overlevers van de Endlösung zich liet helden.
Lang hadden de overlevers gezwegen, zoals ook wel betrokkenen bij de misdaden
tegen de menselijkheid hadden overleefd. Dat lange zwijgen van Joodse
overlevenden, die zich vaak schuldig voelden over hun overleven, want niet te
rechtvaardigen tegen de dood van al die anderen, kan men wel begrijpen, dat zij
uiteindelijk toch mee de openbaarmaking van die misdaden op zich namen, was
noodzakelijk. Dat zij botsten op weerstanden, niet enkel vanwege voormalige
nazi’s, Mitlaufer en zelfs nieuwe nazi’s, heeft niet belet dat men nu kan
vaststellen dat niet nog argumenten heeft om de Endlösung te ontkennen.
Waar staan we nu? Zijn er nog
mensen die de visies van de NSDAP, Hitler, Goebbels, Himmler of Stuwart
Chamberlain Houston huldigen? In Oostenrijk nam een partij die met de Burschenschaften,
rechts radicale studentenverenigingen nauwe banden had deel aan de macht en
ondanks bewijzen van een vorm van Landverraad, door te heulen met Russische oligarchen
bleek dat voor de FVÖ geen dramatische gevolgen te hebben. Daar moet de
aandacht naar gaan? Waarom stemmen burgers voor een partij die hun belangen wil
verkwanselen? Oostenrijk stelde zich na 1955 op als slachtoffer, maar zoals bij
Schwartz te lezen valt het op dat de Oostenrijkers nooit hun actieve rol in de
uitbouw van het Derde Rijk en de Holocaust hebben erkend.
Wat Géraldine Schwartz met aan
de ene kant Duitse grootouders en aan de kant van haar moeder Franse grootouders,
met een grootvader die bij de Franse politie diende, hier onderneemt gaat niet
over het toewijzen van schuld en verantwoordelijkheid, wel over hoe in meerdere
landen in Europa na het einde van de oorlog het proces van denazificatie of
zuiveren van administraties stroef verliep en dat pas heel geleidelijk, ondanks
de processen van Neurenberg de omvang van de dodenkampen als Sobibor, Treblinka
en Auschwitz erkend werd. Ook het feit dat de Endlösung zo een omvang
onmogelijk had kunnen aannemen als er niet al die bereidwillige hulp was geweest,
ook van de Wehrmacht of de Franse, de Belgische, Nederlandse politie. In België is nu afdoende aangetoond dat de Antwerpse
politie, met ook de steun van de burgemeester als hoofd van die politie
effectief is geleverd om de razzia’s uit te voeren en Joden naar Antwerpen te
brengen. Het duistere verleden werd vaak ook verhuld omdat de overlevers, Joodse
overlevers lang niet wilden spreken over hun ervaringen.
Toch is in Duitsland, na de val
de Muur de Vergangenheitsbewaltigung doorgezet, ondanks de Historikerstreit,
waar Ernst Nolte de Endlösung zag als een antwoord op het bestaan van de
Goelag, maar onder meer Jurgen Habermas verzette zich tegen die lezing. Men
wilde, met het debat over de uniciteit van de Holocaust de visie bestrijden dat
al die Duitsers mee verantwoordelijk waren voor de Holocaust, maar ook dat het
een militaire kwestie was geweest, waar de Wehrmacht dan nog minimaal bij
verbonden was. Schwartz schetst hoe iedereen in Duitsland na de val van de DDR
en de hereniging met een nieuwe Vergangenheitsbewaltigung aan de slag ging,
maar in de Oostelijke deelstaten stond men voor een onvoorstelbaar probleem,
want men had 10 maal langer onder een dictatuur geleefd, met IM’s, Informele
medewerkers van de Stasi, met de illusie die dat men tegen de fascisten had
gevochten, terwijl het (rijke) Westen fascistisch was, hoe vrij men er ook was.
Dat uiterst Rechts in de Oostelijke lidstaten, net als die Linke er een aanmerkelijk
groter draagvlak vonden heeft daarin een oorzaak.
Na de rondreis met mevrouw
Géraldine Schwartz zou ik op enkele omissies kunnen wijzen, bijvoorbeeld had
zij de keuze van Adenauer om niet door te tasten inzake de denazificatie kunnen
wijzen op de handelingen voor en tijdens de 12 jaar van het Derde Rijk, want
hij werd nu eenmaal vervolgd. Toch is het vooral een verdienste aan te dragen
hoeveel onwilligheid er was zich te herinneren wat men gedaan had, dan wel
nagelaten, maar gewoon was meegelopen. We moeten, kan ik de auteur begrijpen,
niet geloven dat we het zelf beter hadden gedaan, al is die vraag tamelijk
zinloos: wij kennen namelijk de geschiedenis en zullen niet meer dezelfde
verblinding kennen, ons laten hypnotiseren door dezelfde frases, over een “fanatisches
Leben”. Victor Klemperer heeft in zijn werk “LTI, de taal van het derde Rijk”, de
taal van het nazisme, de betekenisverschuivingen van woorden onderzocht die vanuit
de partij en belendende percelen werden rondgestrooid. Dat taalgebruik heeft
mij altijd al gefascineerd, omdat er al langer op gewezen was dat de taal meer
dynamisch werd, meer opzwepend aangewend. Ook dat zou men dezer dagen beter
moeten overzien, dat zij die flirten met het nazisme weten dat de
omstandigheden anders zijn, de welvaart hoger en mogelijkheden schier
onuitputtelijk voor mensen om hun leven vorm te geven, maar dat velen die
mogelijkheden niet weten aan te wenden of domweg verlies vrezen, verlies aan welvaart
en prestige, macht, gezag.
Het blijkt zelfs vaak verrassend
genoeg zo te zijn dat rechts populistisch scoort met inzichten die van de
linkerzijde komen. Behalve inzake de migratiekwestie, zal men zeggen, maar dat
valt nog te bezien, linkse partijen en ideologen wilden, zoals Joop den Uyl al
eens bereid blijken de grenzen van Nederland te sluiten en de EEG als een
bedreiging beschouwen. Voor Géraldine Schwartz is nationalisme en identitair
denken de grote bedreiging, maar zoals Jaak A.A. Van Doorn overwoog, verloor de
SPD aan de NSDAP stemmen door net het internationalisme te blijven prediken
terwijl haar kiezers dat al lang niet meer zagen zitten. Bovendien geloofde men,
de geschoolde arbeiders, al helemaal niet in gelijkheid, want dan werden hun
vaardigheden, ervaringen en beroepstrots overhoop gegooid, hun mogelijkheden
meerwaarde te leveren. Toch vormt deze schets van een geheugenloze samenleving
een goede aanleiding om nog eens na te denken over de redenen waarom de NSDAP
zoveel enthousiasme kon wekken, al bleef het stemmenaantal bij de laatste nog
vrije en fatsoenlijke verkiezingen beperkt tot goed 32 %. Het is dan ook pas
later dat mensen om velerlei redenen ervoor kozen de nieuwe leiders te volgen,
tot in de oorlog, al waren ze beducht voor een nieuwe, vele levens vretende oorlog.
Vandaag wil men de nieuwkomers, moslims vooral in het hokje zetten waar ooit de
joodse mensen zaten, maar er zijn twee grote verschillen: de joodse
gemeenschappen leefden al generaties in Europa en waren rond 1900 goed
geïntegreerd, waren welvarend en vaak succesvol, maar na de vlucht uit het
Oosten bleek het sociale en culturele verschil immens, tussen mensen als Dr.
Alette Jacobs en Hannah Arendt enerzijds en die arme vluchtelingen uit de sjtetls;
nederzettingen in de door de tsaren opgelegde verblijfsgebieden, die er even
onbehouwen uitzagen als de landarbeiders van die tijd.
Dit boek kan een interessante basis
vormen om de discussies over illiberaal rechts te voeren. Maar zoals het na de
oorlog moeilijk was te erkennen mee te hebben gelopen met dat nazisme, zo was
het voor de oorlog vaak moeilijk om zich afzijdig te houden, omwille van
sociale druk. Na WO II was het communisme in Frankrijk meer dan à la mode, zeker
bij intellectuelen en artiesten, maar zij droegen mee de stapstenen aan om de
situatie onder Vichy te begrijpen en toch, hoe lang duurde het niet voor die
mijnheer Maurice Papon of Claus Barbie voor de rechter gesleept werden. Hoe
mevrouw Schwartz de situatie in Nederland bekijkt is net zo interessant. Het
blijft bijzonder leerzaam te zien hoe moeizaam men vanwege de politiek en
andere kringen bereid bleek de daden die gesteld werden, met de enorme
menselijke schade, miljoenen doden, te erkennen en de daders ervan ter
verantwoording te roepen. In Duitsland is dat gelukt, moeizaam, maar toch, men
heeft het verleden aanvaard, in Frankrijk en andere landen was het mogelijk
zich als slachtoffer voor te stellen, maar de afzijdigheid, toen buren, joodse
buren werden weggevoerd, heeft men nu ook wel moeten erkennen. In Oost-Europa,
Hongarije, Polen, Roemenië blijft de schaduw van de oorlog en de houding van de
burgers toen een schaduw werpen op het eigen nationale bewustzijn, waarbij ook
nog eens de bezetting, verovering, controle vanuit Moskou in het zelfbeeld
grote invloed heeft. De haat van de Oekraïners tegen Rusland is niet zo
denkbeeldig, maar ook de Polen en de Letten, Esten, hadden en hebben zo hun
gedacht over Rusland van voor en na 1991. In die zin is het opzienbarend na te
gaan hoe na de roemruchte processen van Neurenberg, zowel tegen de topstukken
van het regime als tegen bijvoorbeeld de artsen het begrijpen van wat was
gebeurd, de zelfdestructie onder ogen te zien. Adenauer heeft zich omringd met
mensen die hem sinds 1933 naar het leven hadden gestaan, want een volkomen
denazificatie bleek onmogelijk, zelfs maar een begin van zuivering van de ambtenarij
zou grote schade veroorzaakt hebben en de wederopbouw bemoeilijkt. Staat
Adenauer zelf boven verdenking, dan moet men vaststellen dat hij in zijn eigen
partij, kabinet mensen accepteerde, die nu het voorwerp zouden zijn van scherp
gevoerde polemieken.
Een behoorlijk aangrijpende
bijdrage aan de geschiedenis na 1945 op een punt, het omgaan met de
verantwoordelijkheid en schuld tijdens de heerschappij van het Derde Rijk. Hannah
Arendt schreef dat als iedereen schuldig is, niemand schuldig hoeft te zijn of
zich schuldig te voelen. Niet de geallieerden hebben de idee dat iedereen in
Duitsland schuld had gepropageerd, wel zij die hun schuld wilden afschuiven, de
lui die niet echt gedenazificeerd werden. De Meelopers waren wellicht schuldig
aan onnadenkendheid, empathie, medemenselijkheid, maar het was de top, Adolf Eichmann
en zijn diensten, Himmler, Goebbels, Hitler zelf, bleven net zo schuldig, maar
zij werden snel gestraft of pleegden zelfmoord. Het zijn alleen diegenen, zoals
de kampcommandant in Westerbork Albert Konrad Gemmeker – die de dans ontsprong,
omdat hij zich altijd voordeed als een voornaam en welwillend heerschap, maar
hij zette al die mensen wel op transport voor de gaskamers -, de Gouwleiders en
de bedrijfsleiders van grote en kleinere bedrijven die arbeidskracht vonden in
de kampen van de nazi’s. De samenleving als geheel stond en overleefde door die
verwevenheid en dat kon men na de oorlog niet zonder meer bekennen, noch aan
zichzelf, noch aan anderen, de overlevenden van de kampen in de eerste plaats.
Dit boek is duidelijk de vrucht
van grondig onderzoek en van vele gesprekken. Het gaat ook om de gebeurtenissen
in het persoonlijke leven, de familie, die verwijzen naar wat we de grote
geschiedenis noemen. De zorg de werkelijkheid zo goed als mogelijk te
doorwrochten, te zoeken in de krochten van het maatschappelijke leven, komt
hier helder aan bod. Mevrouw Schwartz gelooft terecht dat het verleden
onderzoeken kan helpen in het intomen, afremmen van extremistische stromingen
en populisme. Helaas schrijft ze ook, hoe mensen er vaak uit gebrek aan
belangstelling niet toe komen er kennis van te nemen. Toch blijft het werk het
aanbevelen en het lezen waard.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten