Wat we/zij niet wilden weten van de Endlösung




Recensie




Geheugenstilte, geweten gesust
Europa en de verwerking van de Holocaust




Géraldine Schwartz. De Geheugenlozen. De herinnering als wapen tegen populisme. Atlascontact 2019. Vertaald uit het Frans: Les amnésiques. Editions Flammarion 2017. 464  pp. 24,99 €

Veel wordt er geschreven en gesproken over de opkomst en ondergang van het fascisme en nazisme in Europa, het einde van Wereldoorlog II dus, veel minder vaak onderneemt men pogingen om de geschiedenis na 1945 de evolutie van de geesten, van politici en burgers, ambtenaren en nieuwe generaties na te speuren en uit te tekenen hoe men met de erfenis van de Holocaust is omgegaan, door de overlevenden, daders en slachtoffers, maar ook de anderen, die niets zegden of deden voor of tegen, maar ook over hoe het verder moest. Geraldine Schwartz vertrekt vanuit de families van haar vader/moeder en hun ouders in Mannheim en de omgeving van Drancy, om uiteindelijk tot de grenzen van Europa door te gaan. Haar bijdrage over het verwerken en omwerken van de herinnering biedt de lezer de mogelijkheid een lastige werkelijkheid onder ogen te zien.

Mannheim bezocht ikzelf in 1983, op autostopreis door Duitsland, komende van Stuttgart, waar ik getroffen werd door de wijze waarop men de stad opnieuw had opgebouwd, na de opgelopen schade van de oorlog. Nu kan men zeggen dat de Duitsers die schade aan zichzelf te danken hebben, maar gesprekken toen leerden me dat niet iedereen dat goed begreep, wilde accepteren, omdat men vond dat de oorlog hun oorlog niet was. Een oudere man, die me had opgepikt aan de Bodensee en mij later naar Hannau zou brengen, toonde mij niet zonder trots de stad, terwijl zijn dochter, iets jonger dan ik, eerder sceptisch toekeek, tot we tot een discussie kwamen wat we met die erfenis aan zouden kunnen vangen, want zij wilde wel de hele boel accepteren, maar het mocht niet wegen op haar toekomst. In Hannau zegde de echtgenote dat zij, die uit Posen kwam, dat de schuld onverschoonbaar moet zijn, maar dat ze als moeder haar dochter wel die onbevangenheid wilde gunnen, maar niet de gedachtenloosheid. Ook toen begon er een discussie over wat wel moest betekenen, gedachtenloosheid. De man zelf had een baan in het waterbeheer maar was geboren in Achter-Pommeren, de regio van Gdansk ofte Dantzig – we moeten opletten met die namenkwestie, want daar zit veel recente en ook oudere geschiedenis achter. De discussies waren voor mij als jongere belangrijk, omdat ik voor het eerst het omgaan met het verleden van de andere kant verwoord zag, in levende lijve. Geraldine Schwartz legt daarover een nieuwe, belangwekkende laag.

Kan men via persoonlijke geschiedenissen de grote geschiedenis vatten? Als het om toonaangevende figuren gaat, menen we dat dit gepast, maar voor mensen die hoogstens betekenis hebben voor hun gezin, hun dorp, stadswijk, zou dat minder relevant zijn. Het hangt er maar vanaf wat men weten wil, maar zeker voor de moderne tijd zijn er bronnen voorhanden die het denken en de waardering van (gewone) burgers kunnen blootleggen, maar ook het zwijgen nadrukkelijk aan de orde stellen. Ook dat is een teken van wat mensen ervaren en beleven.

In die zin is het interessant hoe de auteur haar dramatis personae schikt, van de joodse ondernemer die zijn bedrijf geariseerd ziet worden met zijn familie, waarbij de grootvader van Geraldine de oliehandel overneemt. Er is de moeder, die ook wel blijft geloven dat Hitler en zijn NSDAP het beste voorhadden met Duitsland en de zoon, die geboren in 1942 een andere kant op is gaan kijken. Volker is de vader van de auteur. De moeder is een Française wier vader bij de politie diende en zoals ze gaandeweg ontdekte, mee het beleid inzake de Jodenvervolging uitvoerde, van het Vichy-bewind. Namen als Gurs en Drancy komen dan uit de minst opdoemen – in Vlaanderen niet zo bekend en aangrijpend. Het is van belang mee te gaan in het boek, mee te reizen van Mannheim naar Parijs en Berlijn, tot Vilnius toe, maar tegelijk de reis door de tijd aan te vatten, van de nacht van de ondergang, het puinruimen voorbij het Wirtschaftswunder tot het “Wir schaffen es” van Angela Merkel. Die reis valt moeizamer af te leggen dan de reis in de ruimte. Omdat we wel feiten herkennen, niet altijd erkennen, laat staan onze eigen rol of die van de voorzaten herkennen.

Mevrouw Schwartz gaat op zoek naar de oorspronkelijke eigenaar of eigenaren van het bedrijf dat haar grootvader in handen kreeg, voor een prikje.  De economie in Duitsland, ook Mannheim was na WO I niet bepaald stabiel te noemen en toen de schok van de hyperinflatie eenmaal voorbij was en verschillende verdragen de economie stabiliseerden, na 1925 kwam er in 1929-1930 nog eens de Grote Depressie overheen walsen. De familie van Julius en Siegmund Löbmann had geinvesteerd in een handel in oliën, smeerolie en zo en was redelijk succesvol door de crisis gekomen, de crisis van de vroege jaren dertig, maar de nazificatie van de samenleving zorgde ervoor dat het anders liep. De eigenaren Löbmann en hun gezinnen zouden op Julius na de oorlog niet overleven, waarbij het opvalt hoe groot de invloed was van snel veranderende omstandigheden, lees: de toenemende aversie in de VS en andere landen, van 1938 nog Joden op te vangen. Er waren ook hulporganisaties maar die konden nauwelijks op tegen de ellende en de mensonterende omstandigheden waarin de gevangenen dienden te leven.

Opvallend ook hoezeer het naspeuren van de lotgevallen van die ene familie Löbmann ons een inzicht in de talrijke ramificaties van de Jodenpolitiek van Duitsland, de Nazi’s en van andere landen. Het geval van de Saint-Louis die 900 joden overbracht naar Cuba en terug moest keren naar de Europese wateren, blijft wel opvallend en moet ons vandaag tot nadenken stemmen, want het lot van een persoon of familie kan op zich een gebeurtenis zonder wereldschokkende betekenis lijken, het blijft om mensenlevens gaan. Dat men hen, de Joodse burgers van Duitsland van Europa als minderwaardig, zelfs onmensen kon gaan beschouwen, blijft een raadsel, dat wil zeggen, we kennen de propaganda, zoals Géraldine Schwartz schrijft, maar toch, wat dreef niet enkel figuren als Hitler, Himmler, Goebels, Himmler, Barbie tot die intense wreedheid en waarom liepen zoveel mensen daarin mee, onwillig of net zeer bewust, maar zonder verder risico’s te nemen? Mitläufer, daarover gaat dit boek, over mensen die meeliepen met het Nazi-regime en bijdroegen aan het bestel bleef werken, beter ging werken, ook wanneer de oorlog al verloren bleek.

Men kan niet aan de vaststelling voorbij dat hoe wreed de behandeling van de Joden in Europa ook was, na de oorlog betrachtte men een vlotte overschakeling naar de normaliteit terug te keren, al viel dat, gegeven de puinhoop die Duitsland was na de oorlog, nogal moeilijk. Met de puinruimsters, de vrouwen, kinderen en ouderen die ingezet werden om het puin te ruimen, zou het lang duren voor de janboel – past dit woord wel? - opgeruimd was, maar dankzij het Marshallplan en de oprichting van de BRD werd Duitsland algauw wel opnieuw een leefbare samenleving kon worden. In het oosten van Duitsland, de DDR onder de kundige leiding van de SED zou het veel moeilijker blijken de samenleving opnieuw op te bouwen en de puinen te ruimen. In het Oosten beroemde men zich op de antifaiscistische strijd die men, wat de leiding betrof, vanuit Moskou had gevoerd, terwijl in het westen de denazificatie heel wat moeilijker viel uit te voeren, al deden de Amerikanen in aanvang een ernstige poging. Maar het hele staatsapparaat ontmantelen bleek geen perspectief.    Geraldine Schwartz legt omstandig uit hoe Konrad Adenauer tot in zijn kabinet voormalige topfiguren van de NSDAP tolereerde, zoals ene Lobke, de auteur van de Rassenwetten van Neurenberg, 1935, die vanaf 1936 volop in werking traden, met dat voorbehoud dat in aanloop van de Olympische Spelen de handrem op bleef. Konrad Adenauer had al eerder de denazificatie door de Amerikanen en de Britten met argwaan bekeken, want hij vreesde dat zijn staatsbestel geen kansen zou hebben, als iedereen op de korrel werd genomen. Adenauer zelf was van 1933 persona non grata, verbleef enige tijd in de abdij van Maria Laach tot het voor de monniken te gevaarlijk werd. Als burgemeester van Köln had hij het de Nazi’s behoorlijk moeilijk gemaakt en na de machtsgreep betaalde hij per onmiddellijk het gelag, werd vervolgd  maar overleefde, met moeite.

De oefening die ons hier voorgeschoteld wordt, gaat over de vraag hoe de beladen erfenis van nazisme en Endlösung niet enkel in Duitsland, maar ook in Frankrijk, Oostenrijk en Sudetenland, maar ook Nederland, Polen …  verwerkt werd en wat gedurende de Koude Oorlog en nadien ondernomen werd, om die zo gewichtige “Vergangenheitsbewaltigung” te realiseren. Schwartz gebruikt het woord niet en dus is het de vraag wat daarin speelt. Ook stelt zij vast, anders dan andere onderzoekers, dat het in feite niet van harte is gegaan, dat omgaan met het verleden, dat men er zich vanaf wilde maken. Echter, leest men de hoofdstukken over de omgang met het Vichy-verleden dan merkt men dat ook Frankrijk het lastig had dat verleden onder ogen te zien. De voortvarende deelname, hulpvaardigheid inzake de uitvoering van het anti-joodse beleid werd inderdaad vaak moeizaam ter sprake gebracht, al waren er figuren als Simone Veil, Claude Lanzman en uiteraard de nazijagers Serge Klarsfeld, die er aandacht voor vroegen, voor de wijze waarop de nazi’s en Vichy in Frankrijk hebben huisgehouden en hoe ook daar de meeste burgers afzijdig bleven, al eens meeliepen, zeker geen helden werden.

Zelf groeide ik op in een tijd waarin de omslag in de kijk op de oorlog zich aftekende. Er waren boeken over Rommel, maar uiteraard ook de films, onder meer De Langste dag en er was Anne Frank, waarover werd gesproken, maar het bleef allemaal onwezenlijk. Mijn vader was opgeroepen in mei 1943 om naar Weimar te vertrekken, maar zat toen al ondergedoken. Hij heeft later gezegd en herhaald dat hij niet voor de gemeente mocht werken, zoals men dat in september 1943 had geregeld, als hij nog wilde studeren. Zijn jaargenoten waren in dezelfde omstandigheid, waarbij er voor zover ik weet een was die gekozen zou hebben, in poësis voor collaboratie, wat zoiets als 1 op 16 leerlingen moet zijn geweest. Wel hield mijn vader, zoals velen van zijn generatie van Lili Marleen en andere Duitse liederen, maar goed, ze hoorden ze ook al voor de oorlog vaak genoeg.  Voor mijn vader was de verwerking van de oorlog, de vervolging van de Joden niet te vatten, heb ik de indruk gehad. Het erkennen waartoe mensen in staat zijn, mag niet leiden tot het automatisch en evident nawijzen van al wie na de oorlog zweeg of veinsde, zonder nadenken. Leest men de zoektocht van Géraldine Schwartz – die met haar vader de nieuwsgierigheid deelt naar het verwerken van de oorlog – dan komt men tot het inzicht dat men uiteraard de misdaden van de nazi’s moet afwijzen, maar dat al die meelopers zich op uiteenlopende manieren aan hun afzijdigheid en de (zelf-)verwijten daaromtrent probeerden te onttrekken, ook al omdat de samenleving als geheel die positie innam. De verzetshelden, ik veronderstel onder meer Hans en Sophie Scholl, maar ook bijvoorbeeld Johannes Fest, vader van Joachim Fest, directeur van een gymnasium, romanist, die weigerde lid te worden van de NSDAP in 1936 en als gevolg daarvan gebroodroofd werd en met hem zijn echtgenote en kinderen, de Rote Kapelle, het waren verraders, tijdens de oorlog en nadien duurde het lang voor men hen als helden leerde zien, wegens te confronterend?

Blijft de vaststelling van Géraldine Schwartz, dat tot lang na de oorlog ook de “Mitlaufer” weigerden onder ogen te zien dat ze zeker geen slachtoffer waren van de oorlog – wel van het verliezen ervan – maar dat ze min of meer de afgrijselijke daden, zoals het programma T4, waarbij gehandicapten en mensen met een ernstige mentale aandoening moesten worden uitgeroeid. Verzet van bisschoppen en voorgangers van de protestantse gemeente konden Hilter er (even) toe bewegen dat plan op te bergen, maar dat men werkelijk vond dat geesteszieken en gehandicapten, mensen met een mentale beperking parasieten waren, niet nuttig, blijft vandaag een aspect van de eugenetische uitgangspunten van Hitler dat onder belicht blijft.

Het kan niet verbazen dat Hitler in het buitenland geestesgenoten vond, dat Hindenburg door Philippe Pétain grotelijks overstegen werd, terwijl beiden nog op hoge leeftijd bereid bleken en in staat om staatsmacht te verwerven en daarbij publieke steun te zoeken en te vinden. Het is voor mij altijd onduidelijk geweest of Hindenburg werkelijk de politiek van de NSDAP afwees dan wel in Hitler lang niet de geschikte vertolker zag, als generaal uit een geslacht van beroepsmilitairen. Philippe Pétain heeft niet veel inspanningen moeten doen om medestanders te vinden, nadat Renaud de moed en het leiderschap had opgegeven en met Laval boterde het wel niet altijd, Laval zou veel meer dan Pétain de schuld krijgen voor het beleid van Vichy, voor Vichy als regering. Pétain zou een deel van de Action Française en andere rechtse organisaties meeslepen, tot in Sigmaringen. Ook in Frankrijk blijft de herinnering aan de collaboratie, maar ook aan het verzet besmet, onduidelijk en vaag. De mythologie die Charles de Gaulle zelf opstartte  om de verdeelde Franse samenleving tot enige rust te brengen bestond erin de rol van het verzet te nuanceren, want de communisten mochten de macht niet grijpen en vervolgens ook de collaboratie te minimaliseren, ook inzake de helpende hand die men bood om de razzia’s in het Vichy-Frankrijk en zelfs in Parijs uitvoering te geven, terwijl er wel degelijk mensen waren die heel goed wisten hoe de vork aan de steel zat. Pas toen men bereid was van overheidswege processen te voeren over het aangerichte leed, onder meer door Maurice Papon, die onder de Vijfde Republiek had gediend als minister. Pas in 1998 werd hij veroordeeld voor zijn misdaden tegen de menselijkheid. Uiteindelijk zou het Europese hof voor de Rechten van de mens Frankrijk veroordelen omdat het land niet had toegestaan dat de man zich kon verdedigen voor de hoogste rechtsbank. Het Hof van Cassatie had zijn beroep vernietigd, maar was dat op grond van goede argumenten? Feit is dat deze mensen, de daders van de Holocaust de moderne opvattingen over rechtsbedeling afwijzen voor anderen, zelf alle middelen uitputten. Het is hun goed recht, maar het maakt hen niet tot goede rechtsonderhorigen. Dat is wat extreem-rechts dezer dagen kenmerkt: de rechtsstaat afwijzen, maar intussen er wel handig gebruik van maken.

Het boek laat zien hoe de hele na-oorlog lang in bijna alle landen die bezet waren geweest door Nazi-Duitsland de tweespalt is blijven doorleven, omdat er altijd een substraat voor het verdedigen van de collaboratie en het meewerken aan de Endlösung waarbij in feite niemand graag sprak over wat er in Sobibor en Auschwitz-Birkenau met al die mensen was gebeurd. De bewustwording had een generatie nodig om geëxpliciteerd te kunnen worden en dan nog bleef men botsen op het botte afwijzen van verantwoordelijkheid. Nederland worstelde heel erg hevig met die vraag, maar wie het over de grijze muizen wil hebben, zij die noch verzetsheld waren geweest noch zonder meer fout, kon zich na de oorlog redelijk goed installeren in het nieuwe bestel. Ook wie zwart of fout was geweest, kon vrij vlot opnieuw deel nemen aan het publieke leven, zelfs toen Jacques Presser zijn “Ondergang” had gepubliceerd, een meticuleus uitgevoerd onderzoek naar de moorden in Nederland en de transport naar Westerbork en vandaar naar het Oosten.

Het belang van de aanpak van Géraldine Schwartz bestaat in het aanbrengen van een groot aantal data over mensen die zich in Duitsland en de rest van Europa hadden schuldig gemaakt, maar ook hun rol na de oorlog onder meer om de eigen schuld te minimaliseren en zij presenteert dit zo dat men wel moet aannemen dat men er veel voor over had het verleden te laten rusten, ondanks overweldigende bewijzen. Het is interessant te zien dat de auteur weinig of geen aandacht besteedt aan België, terwijl hier de repressie zelf nog relatief beperkt mocht heten, de epuratie op grond van dubieuze beschuldigingen soms, was des te harden en werd zonder mededogen uitgevoerd. Werd tot in de late jaren 1990 elke oproep tot amnestie afgewezen, de feitelijke gevolgen van de veroordelingen door de militaire tribunalen werden al vroeger getemperd. In dit land kon de collaboratie na WO II er na enige tijd, in Vlaanderen althans via de Volksunie en via onderlinge steunmechanismen opnieuw een eigen bestaansreden vinden maar een nieuwe greep naar de macht kwam er niet meer van, wel deelname aan de macht, al werd een partij uitgesloten, maar niet op grond van het collaboratieverleden.

Belangwekkend in dit boek is ook de wijze waarop de auteur uitzoekt hoe het kon dat het zo lang duurde, tot de kaakslag die Beate Klarsfeld in 1968 de Duitse Kanselier Kiesinger, die Ehrard opvolgde, toediende en Joodse overlevers van de Endlösung zich liet helden. Lang hadden de overlevers gezwegen, zoals ook wel betrokkenen bij de misdaden tegen de menselijkheid hadden overleefd. Dat lange zwijgen van Joodse overlevenden, die zich vaak schuldig voelden over hun overleven, want niet te rechtvaardigen tegen de dood van al die anderen, kan men wel begrijpen, dat zij uiteindelijk toch mee de openbaarmaking van die misdaden op zich namen, was noodzakelijk. Dat zij botsten op weerstanden, niet enkel vanwege voormalige nazi’s, Mitlaufer en zelfs nieuwe nazi’s, heeft niet belet dat men nu kan vaststellen dat niet nog argumenten heeft om de Endlösung te ontkennen.   

Waar staan we nu? Zijn er nog mensen die de visies van de NSDAP, Hitler, Goebbels, Himmler of Stuwart Chamberlain Houston huldigen? In Oostenrijk nam een partij die met de Burschenschaften, rechts radicale studentenverenigingen nauwe banden had deel aan de macht en ondanks bewijzen van een vorm van Landverraad, door te heulen met Russische oligarchen bleek dat voor de FVÖ geen dramatische gevolgen te hebben. Daar moet de aandacht naar gaan? Waarom stemmen burgers voor een partij die hun belangen wil verkwanselen? Oostenrijk stelde zich na 1955 op als slachtoffer, maar zoals bij Schwartz te lezen valt het op dat de Oostenrijkers nooit hun actieve rol in de uitbouw van het Derde Rijk en de Holocaust hebben erkend.

Wat Géraldine Schwartz met aan de ene kant Duitse grootouders en aan de kant van haar moeder Franse grootouders, met een grootvader die bij de Franse politie diende, hier onderneemt gaat niet over het toewijzen van schuld en verantwoordelijkheid, wel over hoe in meerdere landen in Europa na het einde van de oorlog het proces van denazificatie of zuiveren van administraties stroef verliep en dat pas heel geleidelijk, ondanks de processen van Neurenberg de omvang van de dodenkampen als Sobibor, Treblinka en Auschwitz erkend werd. Ook het feit dat de Endlösung zo een omvang onmogelijk had kunnen aannemen als er niet al die bereidwillige hulp was geweest, ook van de Wehrmacht of de Franse, de Belgische, Nederlandse politie.  In België is nu afdoende aangetoond dat de Antwerpse politie, met ook de steun van de burgemeester als hoofd van die politie effectief is geleverd om de razzia’s uit te voeren en Joden naar Antwerpen te brengen. Het duistere verleden werd vaak ook verhuld omdat de overlevers, Joodse overlevers lang niet wilden spreken over hun ervaringen.

Toch is in Duitsland, na de val de Muur de Vergangenheitsbewaltigung doorgezet, ondanks de Historikerstreit, waar Ernst Nolte de Endlösung zag als een antwoord op het bestaan van de Goelag, maar onder meer Jurgen Habermas verzette zich tegen die lezing. Men wilde, met het debat over de uniciteit van de Holocaust de visie bestrijden dat al die Duitsers mee verantwoordelijk waren voor de Holocaust, maar ook dat het een militaire kwestie was geweest, waar de Wehrmacht dan nog minimaal bij verbonden was. Schwartz schetst hoe iedereen in Duitsland na de val van de DDR en de hereniging met een nieuwe Vergangenheitsbewaltigung aan de slag ging, maar in de Oostelijke deelstaten stond men voor een onvoorstelbaar probleem, want men had 10 maal langer onder een dictatuur geleefd, met IM’s, Informele medewerkers van de Stasi, met de illusie die dat men tegen de fascisten had gevochten, terwijl het (rijke) Westen fascistisch was, hoe vrij men er ook was. Dat uiterst Rechts in de Oostelijke lidstaten, net als die Linke er een aanmerkelijk groter draagvlak vonden heeft daarin een oorzaak.

Na de rondreis met mevrouw Géraldine Schwartz zou ik op enkele omissies kunnen wijzen, bijvoorbeeld had zij de keuze van Adenauer om niet door te tasten inzake de denazificatie kunnen wijzen op de handelingen voor en tijdens de 12 jaar van het Derde Rijk, want hij werd nu eenmaal vervolgd. Toch is het vooral een verdienste aan te dragen hoeveel onwilligheid er was zich te herinneren wat men gedaan had, dan wel nagelaten, maar gewoon was meegelopen. We moeten, kan ik de auteur begrijpen, niet geloven dat we het zelf beter hadden gedaan, al is die vraag tamelijk zinloos: wij kennen namelijk de geschiedenis en zullen niet meer dezelfde verblinding kennen, ons laten hypnotiseren door dezelfde frases, over een “fanatisches Leben”. Victor Klemperer heeft in zijn werk “LTI, de taal van het derde Rijk”, de taal van het nazisme, de betekenisverschuivingen van woorden onderzocht die vanuit de partij en belendende percelen werden rondgestrooid. Dat taalgebruik heeft mij altijd al gefascineerd, omdat er al langer op gewezen was dat de taal meer dynamisch werd, meer opzwepend aangewend. Ook dat zou men dezer dagen beter moeten overzien, dat zij die flirten met het nazisme weten dat de omstandigheden anders zijn, de welvaart hoger en mogelijkheden schier onuitputtelijk voor mensen om hun leven vorm te geven, maar dat velen die mogelijkheden niet weten aan te wenden of domweg verlies vrezen, verlies aan welvaart en prestige, macht, gezag.

Het blijkt zelfs vaak verrassend genoeg zo te zijn dat rechts populistisch scoort met inzichten die van de linkerzijde komen. Behalve inzake de migratiekwestie, zal men zeggen, maar dat valt nog te bezien, linkse partijen en ideologen wilden, zoals Joop den Uyl al eens bereid blijken de grenzen van Nederland te sluiten en de EEG als een bedreiging beschouwen. Voor Géraldine Schwartz is nationalisme en identitair denken de grote bedreiging, maar zoals Jaak A.A. Van Doorn overwoog, verloor de SPD aan de NSDAP stemmen door net het internationalisme te blijven prediken terwijl haar kiezers dat al lang niet meer zagen zitten. Bovendien geloofde men, de geschoolde arbeiders, al helemaal niet in gelijkheid, want dan werden hun vaardigheden, ervaringen en beroepstrots overhoop gegooid, hun mogelijkheden meerwaarde te leveren. Toch vormt deze schets van een geheugenloze samenleving een goede aanleiding om nog eens na te denken over de redenen waarom de NSDAP zoveel enthousiasme kon wekken, al bleef het stemmenaantal bij de laatste nog vrije en fatsoenlijke verkiezingen beperkt tot goed 32 %. Het is dan ook pas later dat mensen om velerlei redenen ervoor kozen de nieuwe leiders te volgen, tot in de oorlog, al waren ze beducht voor een nieuwe, vele levens vretende oorlog. Vandaag wil men de nieuwkomers, moslims vooral in het hokje zetten waar ooit de joodse mensen zaten, maar er zijn twee grote verschillen: de joodse gemeenschappen leefden al generaties in Europa en waren rond 1900 goed geïntegreerd, waren welvarend en vaak succesvol, maar na de vlucht uit het Oosten bleek het sociale en culturele verschil immens, tussen mensen als Dr. Alette Jacobs en Hannah Arendt enerzijds en die arme vluchtelingen uit de sjtetls; nederzettingen in de door de tsaren opgelegde verblijfsgebieden, die er even onbehouwen uitzagen als de landarbeiders van die tijd.  

Dit boek kan een interessante basis vormen om de discussies over illiberaal rechts te voeren. Maar zoals het na de oorlog moeilijk was te erkennen mee te hebben gelopen met dat nazisme, zo was het voor de oorlog vaak moeilijk om zich afzijdig te houden, omwille van sociale druk. Na WO II was het communisme in Frankrijk meer dan à la mode, zeker bij intellectuelen en artiesten, maar zij droegen mee de stapstenen aan om de situatie onder Vichy te begrijpen en toch, hoe lang duurde het niet voor die mijnheer Maurice Papon of Claus Barbie voor de rechter gesleept werden. Hoe mevrouw Schwartz de situatie in Nederland bekijkt is net zo interessant. Het blijft bijzonder leerzaam te zien hoe moeizaam men vanwege de politiek en andere kringen bereid bleek de daden die gesteld werden, met de enorme menselijke schade, miljoenen doden, te erkennen en de daders ervan ter verantwoording te roepen. In Duitsland is dat gelukt, moeizaam, maar toch, men heeft het verleden aanvaard, in Frankrijk en andere landen was het mogelijk zich als slachtoffer voor te stellen, maar de afzijdigheid, toen buren, joodse buren werden weggevoerd, heeft men nu ook wel moeten erkennen. In Oost-Europa, Hongarije, Polen, Roemenië blijft de schaduw van de oorlog en de houding van de burgers toen een schaduw werpen op het eigen nationale bewustzijn, waarbij ook nog eens de bezetting, verovering, controle vanuit Moskou in het zelfbeeld grote invloed heeft. De haat van de Oekraïners tegen Rusland is niet zo denkbeeldig, maar ook de Polen en de Letten, Esten, hadden en hebben zo hun gedacht over Rusland van voor en na 1991. In die zin is het opzienbarend na te gaan hoe na de roemruchte processen van Neurenberg, zowel tegen de topstukken van het regime als tegen bijvoorbeeld de artsen het begrijpen van wat was gebeurd, de zelfdestructie onder ogen te zien. Adenauer heeft zich omringd met mensen die hem sinds 1933 naar het leven hadden gestaan, want een volkomen denazificatie bleek onmogelijk, zelfs maar een begin van zuivering van de ambtenarij zou grote schade veroorzaakt hebben en de wederopbouw bemoeilijkt. Staat Adenauer zelf boven verdenking, dan moet men vaststellen dat hij in zijn eigen partij, kabinet mensen accepteerde, die nu het voorwerp zouden zijn van scherp gevoerde polemieken.

Een behoorlijk aangrijpende bijdrage aan de geschiedenis na 1945 op een punt, het omgaan met de verantwoordelijkheid en schuld tijdens de heerschappij van het Derde Rijk. Hannah Arendt schreef dat als iedereen schuldig is, niemand schuldig hoeft te zijn of zich schuldig te voelen. Niet de geallieerden hebben de idee dat iedereen in Duitsland schuld had gepropageerd, wel zij die hun schuld wilden afschuiven, de lui die niet echt gedenazificeerd werden. De Meelopers waren wellicht schuldig aan onnadenkendheid, empathie, medemenselijkheid, maar het was de top, Adolf Eichmann en zijn diensten, Himmler, Goebbels, Hitler zelf, bleven net zo schuldig, maar zij werden snel gestraft of pleegden zelfmoord. Het zijn alleen diegenen, zoals de kampcommandant in Westerbork Albert Konrad Gemmeker – die de dans ontsprong, omdat hij zich altijd voordeed als een voornaam en welwillend heerschap, maar hij zette al die mensen wel op transport voor de gaskamers -, de Gouwleiders en de bedrijfsleiders van grote en kleinere bedrijven die arbeidskracht vonden in de kampen van de nazi’s. De samenleving als geheel stond en overleefde door die verwevenheid en dat kon men na de oorlog niet zonder meer bekennen, noch aan zichzelf, noch aan anderen, de overlevenden van de kampen in de eerste plaats.

Dit boek is duidelijk de vrucht van grondig onderzoek en van vele gesprekken. Het gaat ook om de gebeurtenissen in het persoonlijke leven, de familie, die verwijzen naar wat we de grote geschiedenis noemen. De zorg de werkelijkheid zo goed als mogelijk te doorwrochten, te zoeken in de krochten van het maatschappelijke leven, komt hier helder aan bod. Mevrouw Schwartz gelooft terecht dat het verleden onderzoeken kan helpen in het intomen, afremmen van extremistische stromingen en populisme. Helaas schrijft ze ook, hoe mensen er vaak uit gebrek aan belangstelling niet toe komen er kennis van te nemen. Toch blijft het werk het aanbevelen en het lezen waard.



Bart Haers  







       

Reacties

Populaire posts