Aardappelbloed: verhaal van vervreemding en worteling




Reflectie



Erfenis van kolonisatie
hoe nazaten van slavernij begrijpen




Nicolaas Beets (1814-1903) kennen we als
auteur van de Camera Obscura, maar hij was
blijkbaar actief bij de afschaffing van de
Slavernij, vooral in Suriname. Er werden
ook adressen aan de Koning en Staten-Generaal
bezorgd. Bewogen schrijver? Zeer zeker.
Zoeken wij – die menen vanouds dus sinds de voorouders in dezelfde streek, soms hetzelfde dorp te hebben gewoond, maar dat geldt alsmaar minder - naar onze wortels, dan komen we misschien landarbeiders tegen of mensen die in de stad hun heil zochten tijdens de negentiende eeuw. Zelden zal men er voorzaten vinden die een verleden hebben als rechteloos bezit, in slavernij levend dus. Misschien kan het gebeuren dat er mensen bij waren die zelf mee hebben gedaan als slavenhouder of slavenhandelaar. Hoe gaan we daar dan mee om in deze tijd waarop nazaten het voor de slachtoffers van slavernij opnemen? Negeren kan geen optie zijn.

Het is voor ons af en toe slikken als we geconfronteerd worden met verhalen over het trieste lot van wie in Afrika werd opgepakt, met anderen bijeengedreven als vee naar een factorij op de Atlantische kust en vervolgens naar de Nieuwe wereld werd gevoerd en wier nazaten nu menen dat er genoegdoening moet gegeven worden. Emma Lesuis ging op zoek naar haar wortels en kwam uit in Suriname, waar ze een stammoeder vond, Zaïre, die ooit op een plantage leefde en werkte en waar een nazaat met de naam Diemveld vrijheid kreeg, de eigenaren vergoed werden met een 300 gulden, de bevrijde mannen en vrouwen nog tien jaar dwangarbeid dienden te verrichten en vervolgens zonder een cent verder moesten gaan. Ik zag haar optreden in Brugge, De Kaap en vond het best goed gebracht. Het roept ook vragen op over een moeizaam samenkomen van historische lijnen en familiegeschiedenissen. Handelt men in overheidsdienst of als plantagehouder vanuit een bepaalde logica, laat men zich de voorrechten van zo een positie breed aanleunen en ontbeert men vanzelfsprekend alle respect voor het plantagepersoneel? Ik weet het niet, maar als men nauwelijks iets weet van de geschiedenis van plantagehouders, dan wordt het wel moeilijk om er zich een beeld van te vormen. Ook van het trieste lot van de mensen die er rechteloos leven, bezit heten te zijn, kunnen we ons maar bij benadering een beeld vormen, als films onze verbeelding niet op een spoor hebben gezet. Men kan stellen dat er hierover voor ons weinig tastbaars is, maar het verhaal van Emma Lesuis, ook zij op weg naar wat was, laat zien wat het allemaal kan doen met mensen vandaag.

Een deel van de discussie gaat vaak over schuld, maar de landarbeider op een vierkanthoeve of een kleine pachter, genoot niet per se veel aanzien en de dochters konden al eens koud en droog gepakt worden door de heer of zoon/zonen des huizes. Het gaat om machtsverhoudingen, die nu nog niet helemaal verdwenen zijn. Maar er wordt al gauwer eens een strafzaak gevoerd tegen misbruik, al blijkt het vaak nog moeilijk om daadwerkelijk klacht neer te leggen en soms was de zoon des huizes met toestemming van de patriarch of zelfs tegen diens zin in bereid voor die meid te zorgen en voor het kind dat uit hun intieme omgang voort kon komen, uit de affaire, tot ontsteltenis van de goegemeente. Ook in de koloniën kon het voortkomen dat iemand de normen overschreed en iets kreeg met dienstpersoneel en vervolgens met risico’s voor aanzien en bezit, mogelijkheden, ook deed wat hoort. Toch kunnen we moeilijker in de wereld en beleving van de slachtoffers komen, want we weten niet goed, denk ik, hoe die extreme afhankelijkheidsverhoudingen werken. In onze cultuur is de vrijheidsgedachte maar ook het statuut van vrije persoon zeer vroeg ingesleten, althans voor mannen. Onvrije mannen hadden lange tijd een halfslachtig statuut. Men mag geen onderscheid maken tussen rassen omdat mensen nu eenmaal, genetisch gelijk zijn, maar ras en cultuur roept, bij het opmerken van de verschillen allerlei gevoelens op, zowel bij de elite en de bevoorrechten als zij die onderworpen zijn aan het gebeuren. Maar mensen die nu uit Afrika komen, zijn geen nazaten van de slavenhandel, behalve dan de mensen uit Liberia, een staat die door de VS mee is mogelijk gemaakt om mensen hun vrijheid en waardigheid terug te geven, maar welvarend werd het niet en voor de meeste mensen aldaar is het leven wellicht moeilijker dan voor zij die in de VSA bleven en daar ondanks alles toch iets betere mogelijkheden kregen op gezondheid en onderwijs, al schiet het vaak ook niet over noch op voor hen.

Het is een vraag die mevrouw Lesuis oproept, zeker als ze bij zichzelf te rade gaat over hoe zich nu verhoudt tot haar voorzaten op de plantage Sans Soucis en hoe zijzelf, geboren in Leiden uiteindelijk in Antwerpen terecht kwam en in Brugge, dat geen echt deel had aan de driehoekshandel omdat de Republiek dat niet toeliet. Zijzelf is geen Surinaamse meer, deelt ook niet de ervaringen van het leven in een land dat minder goed georganiseerd is dan Nederland, met een lastige postkoloniale geschiedenis. Voelt zij zich nog echt verbonden met Zaïre, haar voormoeder, dan valt het haar op dat ze niets meer heeft met Suriname want als men ziet hoe de taalsituatie er in elkaar zit, wordt het nog moeilijker een identiteit op te bouwen uit al die onderscheiden verhalen. Ooit gehoord van Sranantongo? Dat er Javiaans en Hindoestani-invloeden zijn, dat er wel 20 talen zijn, was mij niet onbekend, maar de details waren me niet bekend. Hoe ziet een Surinamer er dan uit? Krul in het haar, dat zal wel niet volstaan, stelt Lesuis vast.

Stellen dat met een nieuwe geschiedschrijving moet tot stand brengen, valt moeilijk te ontkennen, omdat een deel van het verhaal nog niet uitgespit is of dat we er zelfs maar voeling mee hebben. Onmogelijk is dat niet, maar het valt wel op dat we er niet toe aangezet worden na te denken over de vele facetten van die gedeelde geschiedenis, want zelfs dat laatste valt ons moeilijk te onderkennen. Gaat het niet om interesse voor anderen, die een andere geschiedenis achter zich hebben liggen en om het besef dat we hoe dan ook meer dan vroeger met elkaar te maken te krijgen en dus dat respect ontwikkelen een voorwaarde kan zijn voor het betere samenleven? Vrijheid niet kennen, zoals wie op schepen werd getransporteerd vanuit West-Afrika en vervolgens te werk gesteld worden in een productiesysteem ten behoeve van anderen de bazen, zonder rechten, daar kan een Westerling zich moeilijk iets bij voorstellen.

Het gaat niet om relativeren, want daar zet Emma Lesuis niet op in, wel om de beleving van diep ingrijpende gebeurtenissen. In mijn jeugd las ik een boek, Marijn bij de Lorredraaiers, een paar keer en leerden we uiteraard over Slavernij, waarbij de lotgevallen van de slachtoffers van het systeem veeleer abstract bleven. Het gaat ook om vragen over hoe macht functioneert, hoe mensen in een rechteloze situatie al dan niet toch kansen krijgen, zoals Knikkertje in het boek van Miep Diekmann. Het moet gezegd dat het boek op mij grote indruk maakte en leerde begrijpen, zeker toen ik in ons huis op een dag enkele Rwandezen zag binnenkomen, dat geschiedenis en leven nu elkaar zelden loslaten. De vraag die Emma Lesuis ons stelt, klinkt anders dan die van Miep Diekmann, maar in wezen is er een vergelijkbare toeleg: proberen te begrijpen hoe de slavernij als een louter economische zaak werd bekeken en toch, kan men ook vaststellen, morele vragen kon oproepen, zeker als men opgroeit met een huismeid, die meer deel heeft aan het leven van de blanke gemeenschap.

In die zin blijft het raar dat woorden als “Kreools” in deze tijd als anachronistisch worden aangevoeld, omdat het ging om een vermenging van mensen met verschillende afkomst. Toch kan men ook niet menen dat het allemaal onbekend terrein is en dat onrecht zich maar onder één gedaante voor zou doen. Het systeem van de slavernij was noch is een witte aangelegenheid alleen, maar goed, over Zanzibar zal men niet spreken, want wie weet hoe dat model eruit heeft gezien. Daar hoeft men dus niet al te verbaasd over te doen, net zo min als over wat men de wreedheid van de Maya’s noemt of het strakke bestuur elders. Als men weinig bronnen heeft, valt het overigens moeilijk om zich een zo nauw mogelijk bij de toenmalige realiteit aansluitend beeld te vormen, maar over de driehoekhandel en de lorrendraaiers kan men heel wat terugvinden, zoals het feit dat het heel wat fortuinen heeft mogelijk gemaakt en de rijkdom van de Europese metropolen. Dat ziet men nog in Saint-Malo en in Amsterdam.

Wie kent Alexandre Dumas, kleinzoon van een bestuurder van Santo Domingo, Marquis de Palletier, die met een slavin trouwde en met haar kinderen kreeg, die hij erkende, toch zeker een zoon. De markies keerde terug met de zoon uit dat huwelijk die er uitgesproken creools uitzag en toch een goed leven had, generaal werd in het leger van Napoleon en ruzie kreeg met hem. De zoon die hij verwekte moest zelf zijn boontjes doppen, wat hem, dankzij familierelaties, ondanks de creoolse trekken goed lukte. Als schrijver voor toneel en later verhalen, romans, in het spectrum van de romantiek had hij volkomen deel aan de Franse Cultuur en gaf ook een aantal historiserende werken het licht die gesmaakt werden. De 8 delen van de Drie Musketiers blijft jongetjes en volwassenen nog wel inspireren. Als gezegd, hij was een mulat en zijn vader had wel wat problemen met die trekken, maar kon in het leger toch een loopbaan maken, maar het woog. Het blijft opvallend dat men die facetten doorgaans weet weg te poetsen. De dag dat de leraar Frans ons over Alexandre Dumas Père et Fils sprak, trokken we het ons niet zo aan, omdat we met Haïti en al die andere zaken weinig vertrouwd waren, helemaal niet zelfs, al sprak men wel over Baby Doc en de corruptie op Haïti. Maar meer was er ook niet.

Tijdens mijn studietijd mocht ik een werkcollege meemaken over de Slavernij in Griekenland en Rome en soms kwamen er artikelen langs en een studie over de wijze waarop de humanisten omsprongen met persoonlijke vrijheid en het statuut van slaven. Thomas More liet in Utopia verstaan dat er niemand in slavernij of als slaaf geboren kan worden, maar door oorlogshandelingen of het ging om misdadigers die een straf hadden opgelopen. Een derde groep waren immigranten, die tot het verrichten van dwangarbeid werden gedwongen. Ook anderen, zo bleek, dachten wel eens over dat fenomeen, slavernij na, maar er kwam pas echt een bevlogen weerstand tegen slavernij aan het einde van de achttiende eeuw, toen de abolitionisten vanuit de Quakers actie gingen voeren. Er waren ook Afrikanen die in Engeland actie gingen voeren tegen de slavernij, maar die ontwikkelingen, merkte ik rond 1985, haalden de geschiedenisboeken en zeker de schoolboeken niet. Ook het morele debat over het houden van slaven, over het “kweken” van mensen om de aanvoer uit Afrika op te vangen na het afschaffen van de slavenhandel bleef vaak hangen in abstracties, domweg omdat we er ons geen voorstelling bij konden maken.

De geschiedenis van de Amerikaanse Secessieoorlog kenden we wel, net als “De hut van oom Tom” zoals ik het boek in de huisbibliotheek vond, leerde wel iets, maar echt begrip van verhoudingen en realiteit kwam er maar geleidelijk door tot ontwikkeling. We wisten van slavernij, maar hadden er slechts een vaag begrip van. Het ging uiteraard om onderwerping en niet vrij zijn te wonen waar men wil of het werk te doen dat men wil en zovele andere dingen, armoede en slecht eten, maar goed, duidelijker werd het niet.

In discussies over racisme weegt die onbekendheid met het lot van die miljoenen die in slavernij hebben geleefd en hun kinderen in onvrijheid geboren zagen worden zwaar door. Een moreel oordeel, veroordeling van slavernij is er gekomen, eerst in een kleine kring, maar het werd geleidelijk een algemeen aanvaard inzicht het moreel verwerpelijk is, slavernij. In de Magna Charta stond al dat men geen mens als slaaf kan bezitten. Maar het was wel een religieuze beweging en het waren niet de filosofen van de Verlichting die daadwerkelijk aan slavernij, slavenhandel en de rechten van de meesters gingen morrelen om er finaal in te slagen handel en het “houden” van mensen te verbieden, in Suriname in 1863. Gedurende jaren heb ik me afgevraagd hoe ik me daartoe te verhouden: schuld aan iets waar je nooit bij betrokken was, valt moeilijk te erkennen. Aan de andere kant, zoals nog onlangs werd becijferd, was slavernij voor de Nederlandse economie direct en indirect van grote betekenis. Het was en blijft de vraag of we die kennis weg kunnen pleisteren, zoals gedurende afgelopen decennia het geval was. We accepteren maar beter dat in de geschiedenis van de Europese expansie en wereldheerschappij slavernij een belangrijke factor voor succes vormde - vanuit de metropolen gezien - en dat dus daartoe heel wat mensen onder meer op suikerriet- en katoenplantages hun trieste leven te leiden hadden. Een romantisch verhaal zoals er een paar decennia geleden een werd geprogrammeerd op de Vlaamse openbare omroep, Isaura, slavin, die haar verhaal nogal zeemzoet verteld zag, zoals met telenovella’s het geval was, bracht ook niet echt meer moreel inzicht. De actrice, Lucelia Santos, wou er later zo weinig mogelijk aan herinnerd worden. Van de reeks herinner ik me zoveel niet meer, maar het bleef me bij dat criticasters naderhand juist dat trage tempo en de lieflijke Isaura zelf bespotten, terwijl een actrice niet veel anders kan doen dan wat de regisseur verlangde om zo een verhaal te vertellen. Maar over wat slavernij dan was en hoe mensen het beleefden, bleef onbesproken. Maar tegelijk was het wel helder dat het geen menselijke behandeling was die hen te beurt viel. 

Het viel daarom wel goed, dat Emma Lesuis en anderen, die in Suriname op zoek gingen naar hun wortels en stamboom, daarom ook proberen te vatten wat het leven van hun voorzaten was en ons dat proberen over te brengen. Het blijft lastig, ook voor hen in dat andere land dat Suriname is en waar ze nog wel een band mee hebben, maar dan niet met het historische Suriname dat ze bereizen om na te gaan hoe mensen er tot slaaf gemaakt dienden te leven, wat voor cultuur ze ontwikkelden en hoe ze na generaties in Nederland een goed leven konden opbouwen. Die kwestie verandert niets aan het gegeven dat er een economie geweest is, gebaseerd op slavernij met alles wat dat met zich meebrengt. Hoe dat vooroordelen met zich brengt en hoe vooroordelen ook mee de legitimatie ervan mogelijk maakten, moeten we ook wel in overweging nemen. Of we daarmee een verantwoordelijkheid dragen voor dat verleden, blijft een lastige kwestie, maar we kunnen nu wel ertoe bijdragen dat de nazaten van de slachtoffers niet langer daarmee geassocieerd worden en als vrije personen kunnen leven. Hoe Suriname er nu aan toe is, of Haïti is een ander verhaal, waarbij macht en willekeur het vaker dan nodig halen van de ideeën over de parlementaire democratie, zoals wij die kennen, moeten we ook best niet terzijde schuiven. 

Is geschiedbeoefening een reis naar een onbekend land, waarvan we – wat de eigen landen betreft – al heel wat hebben verkend, in andere omstandigheden, met andere levensvoorwaarden, dan nog geldt dat kennis ervan niet vergeten kan worden en dat het ook deel uitmaakt van het Europese verhaal, al spreken en schrijven wij liever over helden en mannetjesputters. Ook in het verhaal van de kolonisatie valt ook vanwege de mensen die tot slaaf gemaakt werden  een en ander, meer te vermelden, in termen van moed en edelmoedigheid, door mensen die niet over hun lot konden beschikken en  daden hebben gesteld, die hen sieren, waar we weinig van weten. Vluchtende mensen, die in Suriname in het woud een vrij leven zochten, door weg te lopen van de plantages en erin slaagden een nieuwe cultuur op te bouwen, van Marrons dus. Ontkennen dat ook anderen, in de VS vanuit de Plantages naar het Noorden trokken, moet ons dus van overtuigen dat ook zij hun vrijheid wilden opeisen en er veel voor over hadden.

Het verhaal van Emma Lesuis en de verhalen van andere nazaten maken dan ook integraal deel uit van wat men het menselijke avontuur kan noemen. Mooi is het niet altijd geweest en dat is een understatement van formaat, maar het is niet anders en het blijft onomkeerbaar, doch de verwerking ervan is niet onomkeerbaar. Velen blijven naamloos, maar we kunnen dankzij onderzoek toch wel meer namen vinden en ook wel iets over hun levens. Te weinig blijft het wel, maar laat dat onderzoek verder uitbreiding kennen. Moeten we onze geschiedenis herschrijven? Dat is toch de betrachting van elk historisch onderzoek de naam waardig en opgezet volgens de regels van het metier. Oude aannames doorstaan niet altijd de toets der kritiek.


Bart Haers



Reacties

Populaire posts