Alleen voor gekken




Reflectie




Steppewolf en de verwarring




Bijschrift toevoegen
Hermann Hesse, wie leest die nu nog? De vraag hoorde ik dertig jaar geleden, toen ik De Steppewolf zat te lezen op de trein, een rit die vier uur duren zou tussen Brussel Noord en Gent Sint-Pieters.  De dame tegenover mij had eerst meewarig gekeken, want hoe kan men nu die Hesse ernstig nemen, de man die ons invoerde in yoga en bizarre verhalen over getraumatiseerde mannen, vooral mannen. Ik merkte echter, ergens op het dwaalspoor in de buurt van Jette, dat ze interesse begon op te brengen en met de uren onderweg werd het gesprek aangenamer. Soms kan een vertraging best aangenaam zijn, op de keeper beschouwd.

Waarom men een generatie, toch zeker 10 jaar nadat een leraar mij met enthousiasme voor Hesse besmette, alweer de steven had gewend en Hesse afdoen als zweverig en pseudofilosoof en uiteraard, het ergste verwijt, Jungiaans, kon mij toen niet verstoren, al werd je natuurlijk al meteen als verlate hippie afgedaan. In Gent namen we afscheid en gaf zij me haar nummer, van een vaste telefoon natuurlijk. We zijn elkaar blijven ontmoeten, zij het sporadisch, maar altijd met een intensiteit, die mij meer deed verhopen. Op een dag zou ze me toevertrouwen, dat ik een gevaarlijk man zou zijn voor haar, maar als (verre) vriend, zou het wel lukken. Die verre zette ze uiteraard ook tussen haakjes. We hadden elkaar ontmoet in een eethuis en opnieuw ging het over Hermann Hesse, waarbij ze bekende dat ze onder meer “De Steppewolf” niet begreep, vooral niet die aandacht voor Jazz en foxtrot, voor een populaire cultuur, die zij elitair vond.

Hoezeer de opmerking pertinent mag heten, had ik nog niet helemaal door, want ik meende dat tango, dansen in het algemeen wel aangenaam mag heten, maar dat het toch wel geen hoge cultuur mag heten. Dat Jazz in Europa ook wel volks kon blijken zoals in bijvoorbeeld Dendermonde of Ninove het geval was, bleek zij dan weer niet te weten. Jazz Middelheim? Ik stelde voor kaarten te nemen voor een dagje in augustus, waar ze graag op in is gegaan. Het debat kwam nu op de obsessieve aandacht voor zelfmoord bij Hesse in dit boek en hoe Harry in feite alleen maar kon leven omdat hij dacht dat hij er altijd uit kon stappen. Harry Haller  Dat verwijst naar Goethe die vaker over die uitdaging schreef, te leven met de (mogelijke) dood voor ogen en toch 82 jaar oud werd. Geboren in 1749 overleed hij in 1832, na het voltooien van de Faust II, waarin het leven op een eigen manier kleur werd bijgezet, onder meer in het verhaal van Filemon en Baucis.

Een opvallend ander facet van de bijzondere roman betreft de voorliefde van de Steppewolf voor een leven in burgerlijke huizen, waar het leven geordend verloopt en de geuren aangenaam de bezoeker toewaaien. Het geordende leven, zegt hij, is hem vreemd, maar hij zoekt zelf in alle chaos die hij ervaart, levende met twee zielen in zijn borst, naar orde en stabiliteit, de veiligheid ook van geborgenheid. Toch kan dat nooit volstaan, zoekt hij al eens plaatsen op waar het leven anders gaat, minder gestroomlijnd, minder zeker, avontuurlijker. Haller, de intellectueel, die het heeft voor Goethe en Mozart, voor het goede leven in een duidelijke bedding, terwijl hij zich out als pacifist. Een vriend, een hoogleraar daarentegen meent dat de natie nood heeft aan een stevig leger en weerbaarheid, want de vijand kan zo binnenvallen. Geven we er ons rekenschap van dat bij de Wapenstilstand en vooral in het Verdrag van Versailles gestipuleerd werd dat Duitsland het met een zeer beperkt leger diende te doen en geen vloot meer mocht bouwen, geen luchtmacht mocht uitbouwen en ook geen tanks gebruiken. Harry Haller verzet zich tegen de herbewapening, waar Duitsland onder de Weimarrepubliek al naar streeft, maar waarbij Versailles ontzien wordt.

Deze roman uit 1927 laat zien hoe moeilijk de verhoudingen ook in Duitsland lagen en hoe hijzelf persoonlijk de veranderende sfeer in Duitsland ervoer. Hesse zelf trok immers naar Zwitserland waar hij voordien al had gewoond en de nationaliteit had bezeten. Toen kon men dat blijkbaar gauw gauw inwisselen. Het is voor ons schier onmogelijk vat te krijgen op de reacties tegenover de behandeling van Duitsland, maar ook hoe meegaandheid na verloop van tijd niet meer geslikt werd, ook niet in burgerlijke milieus, nog voor de verkiezingen van 1928; toen de NSDAP zelfs maar matig, teleurstellend voor de achterban en de leiding scoorde. Hesse moet echter ook erkennen dat het verknocht omgaan met de grote Kultur, Goethe en Mozart zijn de iconen, wel goed kan klinken, maar het wordt ooit wel eens steriel. Toch zijn die iconen ook niet veilig voor iconoclasten en in een verschijning spot Goethe ook nog eens met de opgeschroefde gevoelens voor de Weimarer Klassik van Harry Haller.

Toch is het thema van de twee zielen al vanzelf een eerbetoon aan Goethe die Faust laat verzuchten hoe lastig het is voortdurend die twee stemmen te horen. Ook Mozart spot met zijn vrome ontzag voor Mozart, want dat verdient hij niet, spot Amadeus. Haller moet dus zien los te komen van een overdreven gevoel voor wat geweest is en zich inleven in de wereld van jazz en plezier, van dansen en schrille saxofoons, al kan een sax natuurlijk ook fluweelzacht klinken. Het gaat om een veranderend wereldbeeld, waarin een zoete muze, Hermine een hoofdrol speelt, maar tegelijk behoorlijk ambigue refereert aan de jongen Hermann op wie Haller wel eens verliefd zou kunnen geweest zijn. Zou kunnen, omdat Haller beweert niet meer te weten hoe hij als knaap en jongeman leefde.

Het belang van dit boek schuilt onder meer in de vele thema’s die in een beknopt bestek worden aangereikt, waarbij grafische elementen het boek kleuren.
Niet voor iedereen
Alleen voor gekken

Alle Meisjes voor u Alleen

Jagen op auto’s
Chauffeurs moeten verdelgd

Het is wat het is, eigenaardige oproepen, net zoals de confrontatie met de spiegel in het Magische theater die Haller zichzelf laat zien, in alle verschijningen die hij heeft aangenomen.  Hermann Hesse brengt ons in verwarring in een wereld die alle regelzucht leek te willen verliezen, enfin, dat betrof hen die niet in burgerlijke huizen hokten. De idee dat een mens in een stad een behoorlijk, fatsoenlijk leven kan leiden, met alle parafernalia van goed fatsoen, was en is altijd enigszins suspect, maar de grootste verdenking rust op randfiguren, lui die wel aanschurken bij de burgerij, maar in hun binnenste, weten ze, berust de hele zaak op schone schijn, waar ze zich finaal mee verzoend hebben, want het alternatief is de schamele zolderkamer.

Harry Haller kant zich, in 1927 tegen verdere militarisering, terwijl Duitsland dan nog niet in handen gekomen is van de NSDAP. Toch leefde in Duitsland na de regelingen van het Dawesplan de vrees dat Duitsland zich niet naar behoren kon verdedigen. Het is voor ons altijd eenvoudig, want er was immers het verdrag van Versailles, waaruit de demilitarisatie van Duitsland met een beperkt leger van 100.000 man, zonder vloot of luchtvloot, zonder tanks ook, terwijl de Duitsers, na de vernederende bezetting van de Ruhr door Frankrijk en België niet meer rekenden op de goodwill van de geallieerden. Van 1924 tot 1930 leek het beter te gaan met Duitsland en de Duitse economie, maar men begreep dat de angst voor een nieuwe ineenstorting niet denkbeeldig was. Haller reageert door zich onthecht op te stellen, zijn vriend de professor gedraagt zich als een professor, betwetend alle hinderpalen opzij schuivend maakte het hem mogelijk te doen alsof alles ten goede zou keren. De droom van de terugkeer naar de oude wereld, het Wilhelminische Duitsland speelde ook mee. Dat de keizer niet de oorzaak was van de oorlog, werd ook telkens weer uitgelegd.

De roman herlezen brengt mij alvast bij nieuwe gedachten over dat Duitsland, waarin Goethe en Mozart nog altijd actief beleefd worden en gekend zijn. De humor van Goethe en de onbekommerde Mozart brengen de Duitser nog altijd de zekerheid dat de dingen en mensen van waarde er nog zijn, al weet Harry Haller, Hesse dus, dat hoe belangwekkend die Duitse Cultuur ook is, Goethe en Mozart nog steeds verheven zijn boven het vulgaire leven van de Music-hall, boven de saxofoon en de foxtrot, dat de liefde of protserige omgang met de Kultur, Duitse Kultur ook ontaard kan blijken, zelfgenoegzaam alle levende sappen uit die Kultur perst en tot steriliteit leiden zal  

De Steppewolf gaat aan die tweespalt ten onder, of beter, geneest van de illusie dat hij nu eens met blikkerende tanden tegenover de andere staan om kort daarop weer vriendelijk en welwillend anderen tegemoet te treden. Maar dat Harry niet enkel wolf en Gutmensch is, mag blijken uit de ervaringen in het Magische Theater. Maar hoe weten we dan, vraag ik me af, wanneer de wolf in ons boven komt? Temeer omdat we het niet altijd als een last ervaren dat de wolf in ons boven blijkt te komen, soms genieten we ervan, als we boos, als we gewoon moe zijn van de wereldse tredmolen. We haten dan middelmatigheid, maken we onszelf wijs, maar hoever staan we zelf af van die vermaledijde middelmatigheid of zelfs onbeduidendheid, waar we, zoals Haller tegenover Pablo zonder reden op neer kijken, tot we ontdekken dat Pablo een goed muzikant is die de muziek schittering geeft en ons verlokt tot dansen in erotische ongebondenheid, met meisjes en vrouwen die zich gretig overgeven aan de zang, de ritmes, de bedwelmende gloed van de saxofoon.

Wijst Haller in de aanvang de moderniteit af, de nieuwe mogelijkheden, de verlokking van Hermine en de seksuele vervoering die Maria hem bezorgen blijft, het gaat om herkenning in de ander van de eigen levenswil. Kan men bij Hesse aandacht aantreffen voor het denken van Friedrich Nietzsche, dan valt het ook op dat hij de aforismen van de filosoof een andere weg opstuurt, dat wil zeggen, dat Harry Haller niet moet ten onder gaan aan zijn veelteveelheid, noch dat hij zich nog kan laten voorstaan op zijn bovenmenselijkheid. Als hij, journalist en schrijver, de gewone wereld leert ontdekken, dan komt Hesse dicht bij wat Thomas Mann en in het algemeen een generatie mensen hebben ervaren, al voor de oorlog, maar zeker tijdens het Interbellum, dat hun Bildungsideaal dan wel sublieme resultaten heeft opgeleverd, maar hen niet behoed heeft voor de gruwel van de oorlog en smerigheid van een maatschappij in ongerede. Het is voor ons niet vanzelfsprekend om de Duitse geschiedenis te begrijpen, getraumatiseerd als we zijn door wat men er heeft aangericht, voor WO I, tijdens het Interbellum en vooral onder de NSDAP – maar ook anderen hebben daar het hunne toe bijgedragen.

Al voor het fatale schot op 28 juni 1914 in Sarajevo, waarvan de gevolgen pas langzaam duidelijk worden, dat wil zeggen, zoals Christopher Clark in de Slaapwandelaars presenteert, ziet men in Duitsland dat er naast een officiële cultus van de Kultur een andere levenssfeer opgeld doet, die zich niet afspeelt in opera’s  en al helemaal niet Bayreuth, de tempel van Wagner, maar wel in kroegen en kleine theaters in Hamburg en Berlijn, München en Leipzig, waar het sociale leven niet verloopt volgens strikte maatstaven, handkus en rituelen van goed fatsoen. Van het bloemen- of handschoenenmeisje dat ook haar opwachting maakt in het leven van Thomas Buddenbrook, komt men bij de musical terecht, wellicht ook met dansende meisjes op een plateau. Niet enkel in Parijs werd het nachtleven vorm gegeven. Het sociale leven in Duitsland, zo vraag ik me wel eens af, was dat niet ook het bezoek aan een duister café, zoals Hesse dat beschrijft, waarbij elk café een eigen publiek heeft en dat van een bezoek van een burgerlijke heer een gebeurtenis maakt, soms met wat geweld gepaard gaande. Tegelijk vernemen van Maria, met Haller, dat Hermine niet alleen jongens en mannen bemint, maar ook vrouwen lief heeft, zeer intiem. De erotische lading van de roman is op het eerste zicht getemperd, maar de auteur schrijft in een andere tijd, waarvan we menen dat die preutser was, maar dat staat niet vast in die zin dat niet iedereen geacht werd preuts in de wereld te staan. Meisjes uit de goede families? Er waren er genoeg die er alternatieve inzichten op na hielden en zich graag te buiten gingen aan wulpse danspartijen, zoals dat in schoolreglementen anno 1975 nog stond gestipuleerd en die waren verboden.

In de Koninginnegalerij op het terras van de Mokabon mag het gevoel mij wel eens overvallen dat dit dicht bij die belevingswereld moet komen, gewoon omdat het stadsleven in Europa in de onderscheiden landen, met dank aan de Industriële Revolutie nieuwe uitingen krijgt en niet altijd in het licht van de hoge cultuur. Iemand als Keetje Tippel, ook gekend als Neel Doff, die na een ellendige jeugd in Holland en Brussel via de prostitutie in een aardig huwelijk kan stappen en sterven mag in een kapitale villa in Genk, was slechts in die zin een uitzondering dat ze over haar leven kon schrijven, in het Frans. Het is een leven van vele, waarbij de vermenging van klassen dieper doordrong dan we ons nu voorstellen kunnen. Het was een maatschappij in groei, bloei, met talloze mogelijkheden, ook voor straatmadeliefjes. Het interbellum bracht de ontnuchtering, want veel bleek niet meer mogelijk, zoals ook Hans Fallada schreef in “Kleiner Mann, was nun?”, waarbij de droom van een beter leven door de omstandigheden de kop werd ingedrukt. In die zin was het uniform van de S.A. voor sommigen een uitweg en een substituut voor fierheid, trots en zelfbewustzijn, zoals ook Jacques A.A. Van Doorn beschreef. De nederlaag, de bezetting van het Ruhrgebied door Frankrijk en België, de hyperinflatie en de werkeloosheid, het waren alle fenomenen waarbij men zich geen raad wist, omdat ze vroeger nooit voorgekomen waren. Het socialisme van Kautsky en anderen had geen kans meer die arbeiders aan zich te binden of zich aan de arbeiders te binden. Hitler zou die menselijke puinhoop vanaf 1933 opschudden en de indruk wekken dat hij een antwoord had. 12 jaar later bleek dat zijn avonturisme het land helemaal in puin had gelegd.

De zelfmoordenaar is volgens Harry Haller en de auteur van het essay, pamflet over de Steppewolf iemand die weet dat het kan, maar het hoeft niet nu en onmiddellijk en noodzakelijk. Iemand die zelfmoord begaat is daarom niet a priori een zelfmoordenaar, zoals ook Goethe opmerkte, toen hij over zijn eigen flirten met de zelfdoding omging. Taedium vitae? Het komt ook bij Hesse aan bod, de grondeloze vermoeidheid aan het leven, maar net als bij Goethe is er de idee dat het best kan, goed leven met die levensmoeheid, als men zich ervan bewust is dat er een exit is. Toch kan Hesse het niet laten te spotten met Harry Haller en die in de mond van Goethe, of beter in de lach van dezelfde schrijver en icoon te leggen. Haller doet zich voor als een bourgeois-bohémien voor, maar is in wezen niet bij machte van het leven te genieten. Of Nietzsche daartoe toegerust was, is mij niet duidelijk, maar Hesse begreep dat een bepaalde levensernst mensen weinig perspectieven biedt.

Het werk van Hermann Hesse was populair in de hippietijd, toen de hang naar Oosterse geesteswereld en Carl Gustav Jung opgeld maakten, aantrekkelijk bevonden. In de nasleep ervan lag het haast voor de hand dat ook ik Hesse ging lezen, van Peter Camenzind tot “het Kralenspel” en ook wel het verrassende “Reis naar het Morgenland” of “Onder de Raderen”, die elk voor zich markante leeservaringen waren. Alleen met Siddharta kon ik lang niet overweg, omdat ik vond en vind dat we ons niet zo gemakkelijk met die Oosterse wijsheden kunnen inlaten als men het graag laat uitschijnen. Toch heb ik de novelle leren te waarderen, omdat Hesse toch wel begreep dat er tussen Boeddha en Christendom een wereld van verschil ligt. Er kennis van nemen, gaat zeer wel, erover nadenken ook, maar het zich toe-eigenen, het blijft lastig.

Alleen voor gekken? Het boek laat zien dat we ons inderdaad niet zomaar kunnen overgeven aan een idee fixe, over cultuur, hoge cultuur en goed fatsoen. De eerlijkheid van het meisje Maria en de wereldwijsheid van Hermine brengen Harry Haller in extase, een ervaring waar hij altijd bang voor was geweest, waar hij altijd voor op de vlucht was gegaan. Het goede leven, zoals het hem voorstond was niet burgerlijk, meende hij, maar finaal was hij inderdaad door en door burgerlijk. Alleen de liefde en erotiek sloegen de satelliet Harry uit zijn baan, ging hij andere paden volgen, al was het maar alleen in zijn droom. Alleen voor gekken, dus?

Bart Haers

Die dame kwam terug in herinnering bij het lezen van het boek, al zien we elkaar nog wel eens, maar over Hesse spreken we niet meer, zoals sommige mensen geleidelijk minder belang gaan stellen in literatuur. Literatuur van deze tijd bespreken, van gedachten wisselen over Gaea Schoeters of Joke Hersmen, dat moet toch ook boeiende (trein-)gesprekken opleveren? Alleen voor gekken dus. 

  

Reacties

Populaire posts