Prins der dichters

Recensie
Een dichtersleven
in bewogen tijden


Peter Theuninck. Biografie Karel van de Woestijne.
Uitgegeven door: Meulenhoff / Manteau
Aantal pagina's: 540
Gebonden
Adviesprijs: € 34,95
Terwijl dit boek op de markt verscheen liep er in Gent een tentoonstelling met het werk van zijn broer, Gustave, van wie Karel bijzonder veel hield. In het werk van Gustave viel ons een fijnzinnige humor op, die niet iedereen leek te vatten, gewoon als we zijn aan lolbroeken en soms lompe scherts. Ook in het werk dat we van de dichter kenden viel ons vaak op hoe er een zekere zelfspot aan ten grondslag lag. Toch bleek in de brede media de aandacht weer eens beperkt: hij zou uit de werkmansbroek geschud te zijn en zou een opportunistje eerste klas te zijn geweest. Peter Theuninck laat zien dat zijn familie, een vader koperslager en moeder van een Gentse familie met een artistieke smaak, niet tot de opperlaag behoorde, waartoe Maeterlinck en burgermeester Braun of de tekstielbaronnen behoorden, maar of de familie nu echt tot de onderlaag behoorde, valt zeer te betwijfelen. En ja, de dichter wenste ook wel een zekere welstand en kon daarvoor niet anders dan te proberen het onderste uit de kan te halen. Peter Theuninck biedt ons een fraai portret, schetst het zeer verscheiden milieu waarin de dichter leefde en de vele veranderingen die hij in zijn leven mocht meemaken. Een recensie van het boek kan proberen het verhaal over te doen in het kort, maar we kiezen de weg van de kanttekeningen. Onze bewondering hoeven we niet onder stoelen of banken te steken, maar daar is de lezer van deze recensie niet zo heel veel mee, maar we hopen u, geachte lezer, toch wel mee te nemen op deze reis naar een ver land, het Vlaanderen en België tijdens een periode van ongekende groei en bloei, van 1878 tot 1929.
De taalrevolutie
Misschien een wat bizarre term, maar zou echt zo fout zijn uit deze biografie eens te meer af te leiden dat er in dit land tussen 1875 en 1930 een revolutie heeft plaats gehad die nauw met de taal te maken had? De veranderingen zijn ook economisch te duiden, sociaal uit te drukken, maar vonden in de vernederlandsing van de samenleving hun meest concrete vorm. Het werk van schrijvers, Buysse, Streuvels, August Vermeylen, Gust van Cauwelaert en al die anderen komt in deze biografie aan bod evenals de rol van deze schrijvers in het leven en werk van de dichter, journalist Karel van Woestijne, wat ons wel eens doet twijfelen aan de manier waarop men vandaag het schrijversgild tot enkele namen wil beperken. Jawel, er waren de grote namen, die terecht meer onze aandacht verdienen, maar tegelijk zien we dat anderen ook meer dan verdienstelijk waren, minstens in hun tijd en het lijkt ons wat futiel zomaar tegen deze of gene te kiezen en anderen voorop te stellen. Zo er namen weinig of niet aan bod komen, als Timmermans, dan omdat de auteur wellicht oordeelde dat deze Timmermans voor Karel van de Woestijne niet zo heel veel te betekenen had, wat op het oog misschien wel het geval was, maar noch de ene noch de andere waren er alleen maar op gericht een Vlaanderen van boeren en arbeiders te schetsen.
Broer Gustave had na zijn Latemse tijd een aantal tronies geschilderd die men vandaag in de tentoonstelling nog steeds als boerenkoppen voorstelde, terwijl er een aanmerkelijk verschil op te merken valt tussen het gezicht van een boer en boerin enerzijds en die tronies, die ons eerder uit een ouderlingentehuis en/of armentehuis lijken te komen. De boeren die met hun scheve tronies verschijnen waren mensen die leden, terwijl de jonge boer en diens boerin zelfbewust verschijnen. Hoe hij ook mensen laat optreden in zijn gedichten en krantenstukken, er is bij Van de Woestijne altijd iets van een grote eerbied voor de levende mens, ook al zal hij sommige gebreken of tekortkomingen niet nalaten mee te delen. Er blijkt een dichterlijke liefde voor dit Vlaanderen en de Vlamingen uit te spreken, die we vandaag in de literatuur vergeefs zoeken. Waarom we die zoeken? Omdat we net kunnen vaststellen uit deze biografie en andere bezoeken aan dat verre land, waar we nog zo weinig voeling mee hebben, hoezeer deze mensen meer dan typetjes zijn. En ja, de ironie, de spot ligt er soms aardig op, maar tegelijk is het een bewustzijn dat deze mensen voor de dichter meer zijn dan attributen in zijn wereld.
De taalrevolutie komt ook naar voor in de dichtkunst van de dichter, die laat zien hoezeer hij met zijn lyrische en epische poëzie onvoorstelbaar verrijkt heeft. Laten we wel zijn, ook hier staat hij niet alleen, want van Gezelle, in zijn late poëzie tot Paul van Ostaijen zien hoe de taal die door anderen niet vatbaar zou zijn voor het hogere, laat staan voor onderwijs en wetenschappen, filosofie ook, helder denken, juist de ruimte biedt om nauwelijks zegbare toch vorm te geven. De modderen man? Zou Brusselmans dat bedacht kunnen hebben? Allicht wel, maar in 1920 blijft het proeve van taalinventiviteit, die ons wel inspireren moet tot de gedachte dat er zich in die jaren bij een aantal schrijvers en hun publiek een behoorlijke omwenteling heeft voorgedaan.
Maatschappelijke wentelingen en kantelingen
Opvallend is ook dat die taalverandering, dat verrijken van de taal, zoals Theuninck het weet te melden ook in de Europese literatuur aan de orde komt en het is maar de vraag of de Vlaamse auteurs hier achterop komen dan wel bij de tijd hun wereld onderzoeken. Jan Vindevogel die Streuvels ons voorschotelt is een landbouwknecht die niet merkt dat boerderijen na verloop van jaren niet meer zozeer op paardekracht leven en dat de veranderingen ook de loonwerkers in de ast raken, krijgen we doorgaans in de verste niet aangereikt. Streuvels beschrijft een wereld die door de moderniteit en de ontwikkelingen verdwijnt, dat klopt, maar het blijft de vraag of hij dat alleen maar betreurt. Misschien heeft hij vooral deernis met zijn medemensen die hun weg verliezen. Buysse die niet alleen het leven in de Zijstraat beschreef, Reus met al zijn gewelddadigheid of boer van Paemel, een kortzitter die met zijn gezin nauwelijks overleven kan, laat al evenzeer zien dat de veranderende wereld, ook voor de grondbezitters verandert en hoe elkeen tracht er het beste van te maken.
Het tijdschrift, een van de vele, maar met nog steeds bijna mythische betekenis, Van Nu en Straks, laat die evolutie, revolutie zelfs het beste zien. Het is geen strijd tegen de ouden, zoals die van de Nieuwe Gids, maar een zelfbewust op stapel zetten van een eigen agenda, een eigen literaire onderneming. Van de Woestijne kreeg er al vroeg voeling mee en kon erin publiceren, zou er zelfs mee steun verlenen, maar toch, elk van de auteurs die bij Van Nu en Straks betrokken waren, hadden elk hun persoonlijke eigen inbreng en daardoor kon het tijdschrift ook geen lang leven beschoren zijn. Niet enkel omdat de karakters botsten of omdat de deelnemers er enkel hun eigen profijt van zochten, dan wel er een revolutionair programma aan gaven, tegen het aanvoelen van anderen in, maar omdat het tijdschrift ook slechts korte tijd de ambities van elk kon dienen, want nadien schreef de ene zo goed als de andere nieuwe inzichten uit in nieuwe vormen. Het was en blijft boeiend om elk van die auteurs en hun werk te volgen.
Mobiliteit en bewegelijkheid
Een van de opvallendste aspecten van dat schrijversgild waartoe Karel van de Woestijne behoorde, zonder dat iemand kan zeggen dat hij of een andere ermee samenviel, was de geografische mobiliteit van deze mensen. Karel van de Woestijne zou pas laat honkvast worden, maar vooral trokken velen van hen graag naar Nederland en zochten zij elkaar op in Brussel, Antwerpen, Gent, Kortrijk en andere plaatsen. De kust was al een geliefd oord van ontspanning en we weten dat jongere confraters als Walschap in Wenduine verbleef en de tijdgenoot Elsschot ook in de Panne zou verblijven. Merkwaardig genoeg is Elsschot die pas later tot bloei zou komen en naast schrijver ook in zaken was, een naam die weinig in deze biografie aan bod komt. Was er geen contact? Net zo valt het op dat Van de Woestijne en Cyriel Buysse, die met Couperus en Nouhuys het tijdschrift Groot-Nederland niet of nauwelijks contact gehad lijkt gehad te hebben. Buysse, het land van Nevele en Gent, Karel dus, lagen toch niet zover uit elkaar. Het is één van die vreemde aspecten van de biografie dat er zo weinig over te lezen valt[1]. En tja, schrijft mevrouw Musschoot over de vreemde vriendschap tussen de viriele Cyriel en de androgyne Couperus, dan heeft Theuninck het over een zijn seksualiteit worstelende Karel van de Woestijne. Het is er overigens de tijd naar, dat kunstenaars, schrijvers over hun mannelijkheid en mannenvrienschappen het achterste van hun tong net niet laten zien. Oscar Wilde, de zusjes Stephen en zovele andere, Thomas Mann waren er niet te beroerd om dit thema literair te verwerken terwijl het in hun leven ook een plaats had, al dan niet zelf beleefd
De mobiliteit en beweeglijkheid van Karel van de Woestijne en zijn gildebroeders in Vlaanderen waren, als we ook nog eens aan Maurice Roelandts, Gilliams ook denken, jonger weliswaar maar toch, dan valt op hoe weinig hun wereld van stilstand getuigt, van oude attavismen doorademt lijkt. Op de een of andere manier wilden zij, van August Vermeylen tot Streuvels absoluut modern zijn. De reacties op de oorlog, zowel Streuvels als Karel van de Woestijne schreven erover en beiden om den brode, laten dit zien, want de oorlog maakt het ook hen overduidelijk hoezeer de oude wereld van hen wegdrijft en onherroepelijk verdwijnen moet. Verschillend zijn ze wellicht nog het meest dat Karel van de Woestijne vooral de gevolgen voor de stedelijke omgeving, Brussel laat zien en Streuvels het leven te lande en de oorlog confronteert, maar in beide gevallen is er de verrassing over de wijze waarop de oorlog gevoerd wordt.
Beider wendbaarheid tegenover de bezetter, de censor, de uitgevers, de Flamenpolitik van de bezetter door officieren en ambtenaren, maar ook uitgevers en agenten gevoerd, komt in dit boek dan wel aan de orde. Maar activisten werden zij niet. Wellicht omdat ze behoorden tot een generatie die net te oud was, hoewel… om zich zomaar te laten meeslepen in (politieke) avonturen, terwijl de financiële aspecten hen zeker niet konden afschrikken. Diensten en wederdiensten, onder meer om brood op de plank te krijgen voor het gezin, om te kunnen publiceren vooral waren voor beiden overigens van levensbelang.
Plooibare geest
In de biografie houdt Theunink voor dat deze dichter wel bijzonder plooibaar blijkt, maar net het overleven van de oorlog, met activisme en een bezettende overheid die alle middelen inzet om het bezette land naar eigen hand te zetten laat zien hoe modern deze oorlog is. Goed en wel beschouwd hadden de Fransen in 1794 en volgende jaren ook wel geprobeerd, maar toch, propaganda, het aanspreken van notabelen en het mobiliseren van jongeren, in het activisme was toch wel van een andere orde nadat de fronten in 1914 tot stilstand gekomen waren. Ook de ideologische benadering hadden de Fransen al uitgetest, maar het pangermanisme dat de bezetter in 1914 in België uitspeelde om te verdelen met het oog op heersen en beheersen blijft fascinerend.
Na de oorlog zouden sommige vriendschappen daar lang de gevolgen van dragen, al was het maar omdat de literaire kritiek meer nog dan voordien de positiebepalingen in de oorlog en in het naoorlogse embroglio tot België te zien gaf, bepaalde. Vlaanderen, dat voor de oorlog met Frans van Cauwelaert, Louis Franck en Camille Huysmans in zekere mate – zoiets overroepen blijft altijd risicovol omdat andere facetten van dat politieke optreden dan weer verloren gaan – een vrij grote eensgezindheid kende, over de universitaire opleidingen, vooral in Gent, over dienstplicht en leerplicht, zou nu hopeloos verdeeld blijken over de tegenover de Belgische overheid aan te nemen houding. Fronters en Activisten stonden weigerachtig tegenover Vermeylen en Karel van de Woestijne, die een anti-activistisch manifest hadden laten uitgaan, hoewel sommigen duivels goed wisten hoe de dichter met Schröder een en ander wist te bedisselen voor zijn publicaties in NRC. In aanmerking moet men echter nemen dat sommige deelnemers aan het activisme al voor de oorlog en in reactie op geluiden uit Wallonië, de brief aan Albert I van Jules Destrée een strakkere antibelgische houding hadden genomen.
In een tijd van flexibiliteit is het merkwaardig des dichters plooibaarheid niet enkel opportunistisch te vinden, maar er ook de negatieve connotatie aan te geven dat de man zijn persoonlijk belang heimelijk en wat steels, hypocriet zelfs boven andere, nobeler bekommernissen stelt. Ons komt dit problematisch voor. De affaire van de benoeming van Karel van de Woestijne in de ambtenarij en vooral aan de universiteit van Gent, waarbij de dichter in conflict kwam met zijn oude strijdmakker August Vermeylen laat zien hoe weinig vrijheid iemand had als die in de agenda van anderen een rol te spelen krijgt. Van de Woestijne zou minder dan Vermeylen een antibelgisch dicours gevoerd hebben, maar juist in NRC had hij voor en zelfs nog tijdens de oorlog een aantal kanttekeningen geplaatst bij het optreden van het officiële België tegenover het Nederlands en de Vlaamse kunstenaars. Alleen kon hij op het beslissende moment zijn interesse voor de Franse cultuur, taal en literatuur laten meespelen en zijn vertrouwdheid met de Wetstraat, als ambtenaar en als journalist.
Heeft de dichter anderen hiermee schade berokkend, dan was dat omdat er andere stukken op het schaakbord van cultuur- en onderwijspolitiek ook wel hun rol speelden, zodat men dan wel bewust of onbewust elkaars tegenstander werd of wordt. Het leven van de dichter Karel van de Woestijne en de man van de wereld laat hier zien hoezeer een en ander ook wellicht tot tegengestelde keuzes aanleiding kon en zelfs moest geven.
Vrijzinnig katholiek – katholiek vrijzinnig
De broers Van de Woestijne hadden iets met mystiek, met religie, hoewel ze niet onversneden Roomsche zieltjes waren. We vernemen dat Karel naar de kerk ging in de kapucijner kerk in Oostende en in Gent, Zwijnaarde naar een kapel van de Salesianen, duidelijk niet de grote kerken, met het fraaie binnenwerk. Toch vragen we ons af hoe de dichter zich tot de katholieke doctrine verhield. We merken wel dat hij een zekere brutaliteit in taalgebruik en in beelden niet zo op prijs kon stellen. Tegelijk beschreef hij wel de innerlijke mystieke twijfels over leven en dood, over het menselijke in zijn gedichten aan de orde.
We hebben geleerd voor waar te houden dat vrijzinnigen en katholieken voor de tijd van de ontzuiling met elkaar niet door een deur konden, maar Vermeylen en Karel van de Woestijne, Streuvels kwamen wel samen voor gemeenschappelijke doelen. Ook anderen blijken, bij nader toezien wel vaker de scherpe scheidslijnen te negeren, al was het maar omdat het leven dit met zich brengen kon. Een bepaald niveau van onderwijs en van autonomie in hoofde van de betrokkenen kon ook wel een stimulans vormen om zich aan de discipline van de zuilen te onttrekken. Ook merken we dat Karel van de Woestijne zelf met Dietsche Warande en Belfort niet zomaar kon samenwerken, omdat hem dit wat al te zeloot voorkwam. De persoon van mevrouw, toen nog juffrouw Belpaire leek hierbij de bepalende factor. Was zij echt zo Roomsch? Voor ons is dit moeilijk te bevatten, laat staan te beoordelen omdat we van die wereld nog veel minder weten tenzij de beelden van kerkvorsten en in soutane gestoken priesters die over hun kuddes heersen met een geestelijk en moreel overwicht, dat schril afsteekt tegen de bedienaren in deze tijden, die met geschoolde, filosofisch geschoolde leken niet altijd het gesprek aan te durven.
Toch is er priester Joris Eeckhout, die met Van de Woestijne goed over de baan kon en zelf ook als dichter een en ander schreef. Maar het mystieke dichterschap van Karel van de Woestijne, dat ook in Nederland aandacht kreeg en dat veel van zijn verzen doordesemde, kan net voor de Roomsche weldenkende gemeente een bron van twijfel gevormd hebben, want vooral de seculiere clerus had het niet altijd zo begrepen op dit ongrijpbare beleven van de omgang met het omineuze. Ook de Christusfiguren van Gustave van de Woestijne, vooral de Moedermaagd met de zwaarden der smarten doorboord zorgden en zorgen voor onbegrip hoewel dit beeld ook bij een schrijver als Thomas Mann onze aandacht heeft getrokken.
Een dichterleven vol wentelingen
Een leven als dichter in een tijd van enorme en lang niet altijd te vatten veranderingen kan men niet dan in een omvangrijke biografie vatten. Zouden er teveel details aangedragen worden, dan kan men aanvoeren dat net die details ons er opmerkzaam voor maken dat hij leefde in een andere wereld en hoewel er toen geen vliegtuigen of supersnelle treinen waren, de postbode die te allen tijde telegrammen en depêches ronddroeg, maakte dat briefwisseling tussen de steden en dorpen wel degelijk vrij vlot kon verlopen. De snelheid van het internet was er nog niet, maar beweren dat het een trage wereld was, waar men slechts langzaam over ’s heren wegen vorderen kon, blijkt ook niet te kloppen. Gelukkig overigens, die uitgebreide briefwisselingen, want zo vernemen we veel over mensen en dingen, het begrip van de fenomenen en gebeurtenissen, de wisseling van gedachten. Het kan dan ook niet anders dan dat we opgezet zijn met deze biografie. En nee, we zullen onze lectuur niet zomaar laten afhangen van de inzichten van de biograaf of de gedichten en krantenartikelen, kunstkritische bijdragen lezen in het licht van deze biografie. Maar voor wie wenst te reizen, een voyage autour wenst te maken vormt deze biografie een boeiende reisgids en om Couperus te parafraseren, een weinig te rêvaseren over de dingen die voorbij gingen, maar ook te beseffen dat de vruchten van die tijd voor ons misschien wel eens wat moeilijk te verteren vallen toch nog hun waarde hebben behouden en vaak tot boeiende nieuwe evoluties en wentelingen aanleiding hebben gegeven. De contacten met Paul van Ostaijen laten overigens geen ruimte voor twijfel, de dichter Karel van de Woestijne stond niet kritiekloosheid tegenover hem of Brunclair, toch groeide aan het einde van beider leven toch verstandhouding en waardering.
Moderniteit in varianten
Op verschillende manieren zien we de weg naar moderniteit door dichters, schrijvers ingevuld worden. Van de Woestijne zegt zelf aan het einde van zijn leven dat zijn journalistieke leven hoezeer hij als dichter gevoed werd door zijn door als journalist met God en klein pierke te praten, over melkmeisjes en dienstmeiden in oorlogstijd te schrijven, de wereldtentoonstellingen in Brussel en Gent te verslaan en zoveel meer. Het kan dan ook geen kwaad dat journalistieke werk van de dichter onder de aandacht te brengen. Mevrouw Ada Deprez heeft ons een prachtige reeks nagelaten van de verzamelde journalistieke artikelen van Karel van de Woestijne. Ook de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letterkunde mag delen in de hulde en de universiteit Gent krijgt ook wat die toekomt. Betreurenswaardig blijft dat dit werk vooral in studeerkamers te vinden is en zelden aan het publiek gecommuniceerd wordt. In meerdere opzichten vormt het de directe weerlegging van al te lichtvaardige herhaalde clichés over Vlaanderen en de Vlamingen.
Neem alleen al de diners die de journalist vermeldt waar dichters en andere prominenten elkaar vinden. Ook de rol van steden als Gent, Antwerpen en Brussel in het verhaal mag ons niet ontgaan. We weten wel, anderen schreven over Antwerpen, maar al was het om den brode, Van de Woestijne zocht in de Kamer, de Wetstraat en ver daarbuiten naar het leven en hoe het vorm kreeg. Over de eerste cinema in de Brusselse Nieuwstraat, over concerten en over het leven in Oostende en elders. Men dient zich af te vragen, nadat de historicus de juistheid van beweringen heeft onderzocht, waarom men vandaag volhouden wil dat het in Vlaanderen allemaal niet bij de tijd was. Zoals uit het werk van Joris van Parys over Cyriel Buysse blijkt en ook andere microhistorische studies blijkt, kan men vaststellen dat het leven hier net zo welig tierde als om en rond Parijs of Amsterdam.
Natuurlijk had de oorlog grote gevolgen, maar tegelijk zou de oorlog in Vlaanderen nieuwe vormen van moderniteit aandragen, waaraan onder meer Paul van Ostaijen vorm heeft gegeven, waaraan schilders als Rik Wouters en Frits van den Berghe hun bijdrage geleverd hebben, maar ook de mensen die reeds in 1893 met Van Nu en Straks en andere elkaar soms snel opvolgende tijdschriften literair vorm hebben gegeven aan de literaire vertolking van die moderniteit blijven het herontdekken waard. Ach, en waar zijn de mensen die het verklankten, de musici, die ook in Vlaanderen een eigen stem hadden gaven. Het optreden van Ensor in deze biografie maakt nog iets anders duidelijk: de grenzen voor de Vlaamse intellectuelen werden door velen niet op taalkundige basis gelegd, behalve na de oorlog, toen de vijandigheid tegenover de Franstalige elites in Vlaanderen, maar door hun brede interesses. Het is vast ook mogelijk hieruit voor sommigen af te leiden dat ze met die Franstaligen zouden heulen, maar uiteindelijk hebben de mannen van de commissies voor de hogeschool en andere initiatieven hun onbetwistbare taak vervuld in de Vernederlandsing van Vlaanderen Het is moeilijk een verhaal te vertellen als men de clichés blijft bovenhalen, over en weer, het is mogelijk net in de verhalen als die van de dichter en journalist Van de Woestijne niet enkel het mobiliserende, maar ook het boeiende, soms hopeloos verwarrende verhaal te vertellen. Peter Theuninck geeft ons in deze biografie een en ander geboden waar we verder mee kunnen. Een ding ontgaat ons, maar de verwijzing aan het einde naar de geboorte van een nieuwe prins der dichters, Claus, blijft voor ons een raadsel, omdat we niet goed weten, of er tussen 1929 en 1946, als Claus in de salons van Tony Simon Wolfskehl, die toen in Gent en Koksijde verbleef, niet heel wat gaande is geweest op literair vlak. Er zit een generatie tussen, Elsschot moest nog zijn werk maken, Roelandts en Walschap, het blijft allemaal steeds weer op de achtergrond. Een laatste zin is altijd moeilijk, maar de vernieuwing kwam er niet enkel door Claus. Voor velen is dat wel zo, maar juist de omissie van vele auteurs en andere kunstenaars laat bij ons een zekere wrevel na. Hier spreekt niet de literatuurliefhebber, wel degene die probeert in de geschiedenis niet enkel topmomenten en keerpunten te zien, maar in de loop der gebeurtenissen het bijzondere te zien.
Bart Haers
Donderdag 6 januari 2011


[1] . We moeten hierbij wel nuanceren, want Buysse kwam wel degelijk te Zwijnaarde langs in La Fondraie, het huis waar de Van de Woestijnes vanaf 1924 woonde. De opmerkelijke afwezigheid van Groot-Nederland in de vele tijdschriften waar van de Woestijne publiceerde gaf er aanleiding toe dit vreemde afwezig blijven van contacten tussen de auteurs als zodanig aan te tekenen.

Reacties

  1. Beste Bart,
    Dit is een prachtige tekst die ruimere verspreiding verdient dan deze blog; doordacht, beargumenteerd, genuanceerd en zeer correct geplaatst in de historische context en met pertinente bedenkingen.
    Met uw slotbedenkingen ben ik het volkomen eens.
    Bedankt.
    Met mijn nieuwjaarsgeschenkcheque van Fnac koop ik het boek.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Graag gedaan natuurlijk, maar goed, u weet dat er niet zo heel veel publicatieruimte bestaat. Nu, we kijken uit naar mogelijkheden voor ruimere verspreiding. Dank voor de waardering.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts