gesprek met een naakt

Het schilderij dat we ontmoetten. 
Omdat het Charlier Museum een van die schatkamers is waar een kunstenaar en een mecenas nog steeds samen ons de wereld van toen laten zien, gingen we er nog eens heen. Net als in de Botanische tuin, is er iets met het controversiële kunst gedaan. Een werk viel ons bijzonder op: de vrouw en de ledepop, van Jean Gouweloos (1868 1943)

Een onverwacht bezoek
De brede laan, vol auto’s in deze namiddag laat niet vermoeden dat er hier voor iets anders dan bestuurders plaats zou zijn. De hoofdstad, Brussel, waar we graag komen, was weer zijn eigen zelf en toch, we wisten waar heen moesten, een museum waar ons de negentiende eeuw wachtte. We kennen het museum, we hadden vernomen dat er een aantal werken waren opgehangen en geplaatst die iets met controverse te maken hebben en we zouden een rondleiding krijgen.
Logica maakt duidelijk dat wie een museum bezoekt een bezoeker is, maar eens te meer leek hier het museum ons een bezoek te brengen. Of beter, bij het zien van de dame op d’r bed, spelend met een handpopje, was er een bezoek geregeld, plots, en stonden we bij d’r op de kamer. Hoe het bezoek verliep vertellen we dadelijk, maar voor we dat bezoek kregen, had ik plots een bizar inzicht, dat schilderij dat gestolen was in het Magrittehuis te Jette, Olympe of zoiets, dat leek ons niet echt zo een wonderlijk schilderij. Het was een naakt, maar wat we hier zagen, een mooi doek met een vrouw die liggend, met de schamelheid naar ons gekeerd, met een popje speelt, dat was toch ingenieuzer, emblematisch. Al een kwart eeuw voor Magritte dat schilderde, had iemand getoond hoe een vrouw over de man wel eens lijkt te denken. Hij mag haar begeren, zij speelt met hem zoals het haar belieft.
Terwijl ik dat dacht, of liever zegde aan m’n gids, gebeurde er iets dat we wel kennen uit Erik of het kleine insectenboek, we stonden plots in die kamer en keken, wat bedremmeld naar de vrouw. Zij speelde met het popje en node me uit op een stoel naast het bed te komen zitten. Haar lichaam strekte zij wat behaaglijker over het bed, liet het popje over haar heup en de kom van d’r navel dartelen, terwijl ze vertelde dat ze de schilder dadelijk verwachtte, maar die was verlaat, had hij per brief laten weten. Haar kamermeisje bracht me een kop chocolade, die ik gewillig zou drinken, al lust ik geen chocolade en liet ons alleen.
Tot m’n verrassing vertelde ze hoezeer ze ervan houdt naakt te zijn, geen kleren om d’r lijf te hebben en op het bed te rêvaseren over alle vreugden die haar lichaam kon schenken, aan haarzelf, maar ook aan een vriendelijke man, of, tja waarom niet, een intieme vriendin. Haar leven buiten de deur was comme il faut, zonder smet, ook heeft ze geen reputatie die met roddels besmeurt kan worden, zij maakt deel uit van kringen waar die vrijheid gewaardeerd wordt, als men maar niet uit de biecht klapt of onbevoegden ermee confronteert. Passend gedrag moet men niet tot in de bedstee aanhouden. Maar wat ze geeft, ook aan dat handpopje, geeft ze en wordt niet genomen.
U begrijpt dat onze oren wat tuitten, bij zoveel blijmoedigheid, maar ze rekte zich wat naar me uit en nam m’n hand, die ze over haar boezem legde. Eerlijk gezegd, zo een onverwachte verzoeking hadden we niet verwacht. Maar onaangenaam was het niet natuurlijk en dus keken we haar glimlachend aan, terwijl ik braaf vertelde hoe wij naar haar keken, daar in het museum of naar andere opvallend wellustige naakten. Zij leek hiervan enig besef te hebben, vertelde van een reisje naar Parijs, of zelfs naar Nice, waar ze wel eens toefde en zich laat konterfeiten. Ook op de stranden van Oostende komt ze graag en dan ziet ze hoe mensen zich eindelijk geen blijf weten: geen aanstoot geven en toch zich wel bevinden.
Zij laat zich graag zien, geeft gul haar genot en krijgt er vaak veel voor terug, zodat ze zich zelden verveeld weet. Maar soms, als ze in de Munt komt of als ze naar het museum gaat, om ouder werk te zien, dan verliest ze dat gevoel dat het goed is, want – zegt ze met klemtoon – er is zoveel dat mensen aan zich voorbij laten gaan. Zelf heeft ze leren schilderen, speelt ze harp en houdt ze van chinoiserieën, leeft ze het goede leven, wat egoïst en wat zelfgenoegzaam, maar ze weet dat de dagen dat van dit lichaam genieten mag, stilaan wegglijden. Protesteren mag ik niet, want als ze zelf een jonger exemplaar ziet, een jonge vrouw, met pronte boezem en fraaie dijen, dan weet ze dat de dagen verglijden. Edoch, zij gunt het haar jongere zusjes wel.
Daar in die kamer, waar de schilder haar zal vastleggen op het doek, vertelt ze me hoe het genot is zichzelf mooi en fraai te weten, vrouw te weten. En ja, nu we uit onze herinnering willen putten, merken we dat die woorden ons vooral bijbleven als een helder, vol kabbelen, klanken, bijna zingen, en dat we het niet begrepen. We kijken naar haar, terwijl ze vertelt dat ze niet graag iemand over zich laat komen, maar als het zover is, dan om de lust helemaal te beleven. Hoe dan wel? Ik kan het wel denken, maar het is juist, zo stipt zij aan, dat wat een man zo moeilijk vat. Ach, zij heeft ook niet altijd weet van wat de man prettig vindt en soms denkt ze dat het iets anders dan het morsen met het zaad. Zij verdenkt er zelfs haar beste vriend van dat hij haar graag neemt omdat ze van hem is en dus snapt hij niet dat hij wel eens tekort schiet. Het genot, dat kan je wel in m’n ogen zien, voelen zelfs, maar hoe het is, daar sta je dan buiten, je blijft een bezoeker.
Zelden heb ik een vrouw zo openhartig horen vertellen over het tintelen, het spannen en ontspannen, de drift in haar borsten, ja zelfs over hoe zij het voelt als haar schaamlippen beroert worden, maar met de beste wil van de wereld, ze op te schrijven, lukt niet, omdat het gevoelens zijn, ervaringen, die uitgesproken banaal lijken, zonder betekenis vooral. Het viel te vrezen dat dit gesprek me zou prikkelen en zij zag dan ook de opwinding, maar zij noodde me niet dichter te komen. Zij draaide zich wat weg en speelde opnieuw met het popje en ik wist dat de audiëntie afgelopen was.
Met een lichte plof stonden we naast elkaar voor het doek. Zwijgend gingen we andere doeken bekijken, of liever, pratend over andere doeken, zwegen we nogal beduusd.
Een aangename stonde was het wel, maar dat onverwachte bezoek in die kamer, of zou het echt het schilderij zijn geweest, bleef nog wat hangen. De gids, een vriendelijke dame, toonde nog wat kinderen, een wandelend gezelschap, maar in feite waren we bezig te zoeken naar een manier om dit gebeuren, dat niemand overkomt, die nooit een museum bezoekt, die schilderijen enkel ziet als olie op doek, als een afbeelding van de werkelijkheid, maar wel degene die zich in de wereld van het doek durft te begeven en zich laat meetronen. Controversieel is zo een doek dan natuurlijk, omdat het ons laat zien dat wij mannen wel niet teveel moeten denken het heft in handen te hebben of te houden. Zelfs als we willen zien, toont ze ons wat zij wil bieden. En ze plaagt ons, lacht om ons verlangen, laat ons onze opwinding en dan, als het niet meer lijkt dan dat, laat zij ons erbij komen, gunt ze ons een plekje. M’n gids was het ermee eens, dat dit misschien iets zegt over die vrouw, maar over de musen in het algemeen kan je dat ook zeggen. Wij geven weer wat we zien en dan denken we het te weten, maar eens dieper in het portret gekeken, in de ogen, de kleuren, de vormen, ontstaat iets nieuws. De schilder laat ons geloven dat we weten kunnen wat hij zag, schilderde, maar eindelijk blijft ook dat wonder.
Na het gesprek en een goede kop koffie ga ik verder, naar de benedenstad en zie daar mensen flaneren, oude en jonge, vriendelijke en andere, zit ik in de galerij en geniet van het leven daar. Opnieuw denk ik aan het onverwachte bezoek en geniet er nog van, van de wandeling in het museum: een rustige plaats, maar zo vol leven. Een jonge dame zit me aan te kijken, zie dat ik schrijf, een paar gedachten in m’n notaboekje en vraagt zich af waarom ik er zo happy, jawel, happy uit zie. Het is de ervaring, die ik haar probeer te vertellen, van het museum en het schilderij en ze glimlacht nu ook, want dat is wat het schone met ons doet: het is geen plezier, al kan ze het wel eens uitschreeuwen, maar het is vooral dat wat blijft hangen, na het zien van een schilderij, het horen van een kunstwerk. Intussen speelt ze met de omslag van haar bloes en schikt die wat beter, zodat ze me ook iets geweldigs presenteert. U zal begrijpen dat op dit moment iets anders had kunnen beginnen, maar hoewel ik het gebodene niet versmaden wil, is het in die gaanderij wel wat druk. Het diepe genot van een boeiend gesprek leek ons best te volstaan en nu we het schrijven, kunnen we zeggen dat het aangenaam was, meer dan dat en toen ik opstond om naar het Flagey te gaan, merkte ik dat ze er spijt om had. Maar ook, dat het mooi was geweest, niet voldoende, niet overdreven, gewoon mooi.
Nu we hier zitten, nemen we aan dat we graag zo een schilderij instappen, niet als surrogaat voor andere genoegens, maar juist omdat het ons levendig laat voelen wat het is, genieten.

Bart Haers
Vrijdag 2 oktober 2009

Reacties

Populaire posts