Vriendschap en liefde onder Louis XV

Onderstaande bedenkingen bij het boek van David Bodanis leek ons noodzakelijk, omdat er een aantal facetten van onze omgang met de erfenis van de Verlichting in aan de orde komen, die het overwegen meer dan waard zijn. Ook opent het onze ogen en wekt het onze bewondering voor een bijzondere dame, Mme de Châtelet:


Emilie en Voltaire

Een leven verweven in de cultuur


Auteur: Bodanis, David
Uitgever: Ambo
Eerste druk: 1-3-2007
Verschijningsdatum: 1-1-1970
Verkoopprijs: € 24,95
Aantal pagina's: 382i
ISBN: 9789026319174

Bedroevende recensies

Een boek ter hand nemen van twee jaar oud, over een oude zelfingenomen dichter en denker, wat een tijdverlies, zou men zeggen, maar het lezen was de moeite waard, al was het maar omdat het een eerste introductie was in de figuur, al hadden we in een andere biografie over Voltaire wel al over Cirey en Emilie du Chatelet iets vernomen, maar de draagwijdte van haar kennis en inzicht bleef ons wat wazig. David Bodanis brengt hierin verandering, al leken de recensenten over zijn inspanning niet eensgezind. Het zou me geen zorg wezen, ware het niet dat er een eigenaardige toon uit opklinkt, want of we het leuk vinden of niet, men lijkt dit boek niet zo belangrijk te hoeven vinden, want die Gabrielle Emilie le Tonnelier de Breteuil du Chatelet, die heeft toch echt niet zo belangrijk werk geleverd? Ach kom, een commentaar bij Newton’s Principia, dat kan toch iedereen. Anderen wijzen dan weer op het werk van Elisabeth Badinter, die ernstiger over Emilie geschreven zou hebben, stelde toch maar vast dat Emilie zonder de steun van Voltaire haar werk niet gerealiseerd zou hebben, maar ook dat vrouwen hun ambities sowieso niet konden waarmaken, wat we eindelijk wel wisten.

Met dit soort recensies komen we dus niet verder en ergens hebben we het vermoeden dat de recensenten of de eer van Voltaire wilden redden, wat absoluut niet nodig is, de man blijft een fenomeen, maar meer nog dat het alfa’s zijn die de band tussen Newton, via Emilie naar Einstein niet naar waarde weten te schatten. Kunnen wij die eer dan wel opstrijken? Het komt ons voor dat bescheidenheid past, wel dat dit verband aantonen en ineens een discussie over de bewerkelijkheid van wiskundige formuleringen bij Newton of zelfs, vooral eigenlijk, de kritiek op Descartes , als het om de banen van planeten en ander ruimtestof aan te vatten gaat onze mogelijkheden te boven, maar dat is waarom we deze aspecten van de Verlichting ons boeien, te weten de vooruitgang en de discussies, de methodes dus die de Verlichting hebben gemaakt tot wat die is. Het is een oud zeer dat we van de Verlichting niet meer zouden hoeven te weten dan dat de gelijkheid van man en vrouw gerealiseerd zou zijn of dat kerk en staat eindelijk gescheiden wegen zouden opgaan. Hoe juist ook, het zijn vooral foute uitspraken, omdat we er weinig meer mee vernemen, onder meer hoe men die gedachte over de gelijkheid van mensen, dus ook van mannen en vrouwen moeten begrijpen en waarom dat een verworvenheid zou zijn. Evenzo zien we blijkbaar graag dat aan de canon van grote namen, mannen, niet getornd wordt. Aangezien in onze canon Casanova en le comte de Saint-Germain niet ontbreken, aangezien we al wel begrepen hebben dat de ontwikkeling van de inzichten over mens, samenleving en de materiële wereld niet met enkele hoogtepunten alleen duidelijker worden, maar dat het volgen van redeneringen best de inspanningen waard zijn. We weten wel dat de ideeënhistorische benadering vandaag om meerdere redenen weinig aandacht kan opwekken. Nog duidelijker is dat we de apodictische uitspraken over figuren en inzichten maar kunnen begrijpen en accepteren als we er meer inzicht over hebben.

Het is een van de redenen waarom we ons met dit boek inlaten, nadat we het met veel plezier hebben gesavoureerd. Het gaat er immers om dat de inzichten die vanaf de oude Grieken graag voor evident gehouden werden geleidelijk door nieuwe methodes en benaderingen, waarin het rationalisme en het discursieve denken stuivertje wisselen. Ook de benaderingen van Montaigne en Erasmus hebben dan hun betekenis. Overigens, ook het rationalisme kan niet buiten discursief denken, maar tegelijk begrijpen we dat de gedachtesprongen die sommigen waagden kennis en inzicht vooruit hielpen. In Emilie zien we zowel de moed eigen denkpistes te zoeken, naast doordenken op gegeven inzichten, zodat zij, door de Principia te helpen vertalen vervolgens zelf een aantal inzichten van Newton ernstig onderzoekt en er, naast verbeteringen inzake de wiskundige formuleringen, eigen bijdragen toe heeft geleverd. Als we het plaatje goed overzien, dan is die wetenschappelijke bijdrage noch in NRC noch in De Standaard echt naar waarde geschat. Dat het boek van David Bodanis wellicht enige kritiek kan velen, daar willen we het wel over hebben, maar wat ons opvalt is dat het boek niet echt scoort als het over het zelfgekozen leven gaat van Emilie en Voltaire, waarbij conventies en gebruiken terzijde geschoven worden en vooral het sociale fatsoen van geen tel meer lijkt.

Meisjes en wetenschap

Wat men moet weten over Voltaire, daar lijkt al veel over geschreven, maar hoe zijn relatie tot Emilie zich ontwikkelde en hoe zijn schrijven en denken door haar beïnvloed zijn, blijft buiten beeld. Dan is het boeiend te vernemen dat beiden eindeloos hebben gesproken over wat hen bezig hield, geen roddels over de ministers van de koning – die Voltaire veel kopbrekens bezorgden– en anderen die de fortuinlijke Voltaire het leven zuur zouden gemaakt hebben. De vriendschap van Voltaire met Frederik II de Grote kwam onlangs weer op de voorgrond met de publicatie van de briefwisseling, maar in wezen blijft dit alles vaak aan de oppervlakte. De samenwerking van Emilie en Voltaire is in deze zin, gekoppeld aan de innige relatie, hoe moeilijk die ook verliep, exemplarisch voor hoe mensen met elkaar zouden kunnen omgaan wat velen ook hebben betracht, na hen. Het boek stelt wel met zoveel woorden duidelijk dat zelfs de tolerante en open Voltaire van een vrouw toch niet al te veel eigengereidheid verwacht. De genderstudie is vaak gegaan naar het lot van de vrouw, zelden naar de vrouwen die hun lot in eigen handen namen of daartoe geslaagde aanzetten deden. Belle van Zuylen is ook zo een figuur die onze interesse kan opwekken. In beide gevallen gaat het om gevatte vrouwen uit de adel, maar waarom zou de 18de eeuw slechts die twee dames te zien geven. Er gebeurt naar ons inzicht wellicht te weinig onderzoek naar de activiteiten van vrouwen.

Het zal wel onweerlegbaar zijn dat vrouwen niet geacht werden te schrijven, laat staan over iets anders dan de kleine dingen des levens. Maar mensen hebben een persoonlijk leven, dus wie zou hen ervan weerhouden inderdaad over wis- en natuurkunde te denken? In het hier besproken boek valt te lezen dat zij, Emilie zich vaak niet bewust was van haar (wetenschappelijke) mogelijkheden, omdat ze steeds weer ervan verdacht werd haar boekje te buiten te gaan. Ook dames vonden het niet kunnen dat ze over Newton dacht of schreef, maar ze slaagde er wel in die vrouwen in het kaarten en vooral het gokken een hak te zetten, al werd ze zelf wel eens met vals spelen geconfronteerd, wat haar een fortuin koste, maar ook daar had ze blijkbaar een gevat antwoord op. Het is dan ook de vraag, waar zijn die vrouwen, anno 1738 mee bezig, behalve het verwekken en baren van kinderen, het huishouden bestieren en de man behagen? Er zijn wellicht redenen om aan te nemen dat vele van deze vrouwen, wellicht nog altijd een bescheiden minderheid, zich metterdaad bezig houden met kennis, filosofische, theologische en andere, die hen kwam aangewaaid. En overigens, kijken we naar de mannen, dan zijn die echt ook niet zo dik bezaaid, de bollebozen die zich op de wetenschappen of de kunsten werpen. Alleen, zij zijn aanwezig in onze bibliotheken, encyclopedieën en het collectieve geheugen. Maar ook daar blijft de bedenking of we slechts met enkele keien te maken hebben. Als we zien hoe het muziekleven floreerde in de achttiende eeuw, dan zien we dat er veel meer componisten waren dan we geneigd zijn aan te nemen. Maar het is ook duidelijk dat we het hebben voor genieën, waarbij we de neus ophalen voor de zogenaamde mindere goden. Ach, natuurlijk is Newton, met Leibniz zo een naam, dat er maar weinig naast kunnen staan, maar mensen die doorheen de periode, van Christian Huyghens, Antonie van Leeuwenhoek en anderen een andere kijk op mens en wereld mogelijk maakten, hebben toch ook hun verdienste. In fine wordt het wel een behoorlijk grote gemeenschap, want van wat er elders, bv in Leuven, gebeurt tijdens de 18de eeuw blijft vooral duister.

Vrijheid en een doel om voor te leven

En dan blijven de vrouwen dus bijna vanzelf helemaal binnenshuis verborgen, terwijl we wel weten een aantal van hen wel degelijk brede interesses aan de dag legden. Maar wat Emilie nog meer deed, met Voltaire, zij van hoge adel, hij uit een familie van juristen, actief in het Parlement van Parijs – dat was een rechtbank – was ongehoord. Maar Voltaire was dan ook bijzonder, geslepen, spitsvondig, maar ook redelijk behoed en na zijn stunt met de lening van de stad Parijs, kon hij zich wel zeer rijk noemen . Er zijn nog merkwaardige aspecten aan hun relatie, want Emilie slaagde er gedeeltelijk in een erfenis van de familie haar kant te doen uitkomen, samen kochten ze een prachtig huis op het Ile Saint-Louis maar de grote verwezenlijking was Cirey, het kasteel van de familie de Châtelet, dat Voltaire en Emilie naar hun smaak heropbouwden. Sommigen menen dat hun relatie platonisch was, maar blijkbaar wist de ‘oude’ Voltaire de jongedame nog best genoegens te bieden. Hoe turbulent bij tijd en wijlen ook, uit hun liefde en latere vriendschap heeft zij, heeft hij dynamiek en energie geput om eigen wegen te gaan. En dat was wat fatsoenlijk Frankrijk en vooral op formalisme gesteld Versailles niet kon velen. Die vrijheid, beleefd tot in bed, was voor velen een aansporing de eigen weg als mogelijkheid te kiezen. Want al was het hebben van een maîtresse of een minnaar geen uitzondering, wel integendeel, dan was ook duidelijk dat dit niet zo openlijk kon en zeker niet zo sprankelend aan het licht kon komen.

Deze of gene heeft de blauwkous in Emilie willen ontdekken, maar wellicht zal men, ook vandaag nog gemakkelijk uitgaan van de idee dat slimme vrouwen kille juffers moeten zijn, terwijl ze wel degelijk wist, Emilie, dat het leven zo fijn kan zijn. Behalve het feit dat ze vroeg stierf, nauwelijks de veertig voorbij, was zij om al deze redenen een benijdenswaardige vrouw, wat haar ook werd nagedragen. Mannen en vrouwen vonden dat zij niet met Voltaire kon omgaan als ze deed. En Voltaire zelf, die wist bij het sterbed te zeggen dat hij een uitgelezen vriend had verloren. Daarom is het boeiend te zien dat ze met literatuur, toneel, filosofie en natuurkunde bezig waren. Dat Voltaire in zijn ijdelheid geraakt werd omdat hij niet begreep dat zijn proeven om te bewijzen dat vuur gewicht had, nergens op uitliepen, terwijl zij erin slaagde aan te tonen dat het licht van de zon ons niet bereikt als materie, want dat zou elk leven op aarde vernietigen, zelfs als de partikels van dat licht kleiner waren dan het fijnste fijnstof – zelfstandig naamwoord en soortnaam, omdat we menen te weten wat fijn stof eindelijk is – maakt de zaak er alleen maar interessanter op. In wezen biedt dit inzicht een stevige basis voor heel wat wetenschappelijke bevindingen naderhand. Ook boeit het ons te weten hoe Voltaire over haar werk echt dacht, want David Bodanis lijkt daar niet zo expliciet over te zijn. Hij stelt dat de filosoof en dichter voor de vorm en naar buiten toe haar werk en prestatie prees, maar er zelf wel mee zat. Dat lijkt ons niet onmogelijk, maar het feit dat er wel een einde kwam aan hun intieme relatie en intieme betrekkingen, de sex dus, betekende niet het einde van hun vriendschap. Aannemen dat hij inderdaad begreep geen groot wetenschapper te zijn, want vooral behept met filosofische en literaire vaardigheden, komt het ons niet onmogelijk voor dat de hogere wiskunde en dan vooral de redeneringen over de aard van het licht hem maar matig boeiden. Of hij dus alleen maar voor de vorm Emilie prees en steunde, blijft buiten beeld en zelfs als dat zo geweest zou zijn, was het dan nog een blijk van een zekere openheid.

Observatie en berekeningen

Het brengt er ons toe opnieuw in te gaan op de vraag hoe we omgaan met feitenkennis, met bronnen zoals brieven en gedichten. Slagen we er afdoende in de intentie van een uitspraak, een zin te begrijpen? Woordelijk allicht wel, maar als er ironie of zelfs hypocrisie in het spel is, dan kunnen we dat vaak alleen maar uit de context en de afloop begrijpen. De Lettres Anglaises van de filosoof, over de tekortkomingen van de Franse samenleving en het regime onder Louis XIV, la Régence en Louis XV, waaraan hij nog eens een boek wijdt, in 1751, dragen ertoe bij dat we ons niet kunnen ontdoen van vooringenomenheid, maar vooral van een zekere luiheid: we menen te weten waarover het gaat, zonder ons echt in te laten met de zaken waarover we spreken. Zoals bij Belle van Zuylen zien we bij Emilie du Châtelet en Voltaire de bereidheid om onderwerpen te behandelen, er niet over te spreken. Het verschil? Het vigerende discours over de rechtvaardigheid, waarbij men beweert liever te behoren tot de lagere klassen dan tot de hogere en waarbij men nog eens aannemelijk wil maken dat iedereen mee moet op de sociale ladder – in feite gaan we nu al te diep in de materie – noemt men een verworvenheid van de Verlichting, maar zou bij Voltaire wel eens in het verkeerde keelgat zijn geschoten. Hij mocht graag met kleine luiden spreken, gewoon omdat hij zo meer vernam over wat er gaande was dan als hij zijn oor te luisteren leggen zou bij zijn gelijken, zeker bij de hoge adel, die in Versailles verpieterde. Het gaat er dus wel degelijk om te weten wat licht is, hoe we het moeten beschrijven en dus ook dat het onrechtvaardig en zelfs dom is een klasse, de adel zoveel voorrechten te geven dat de kwaliteit van de persoon niet opgewassen is tegen de opgelegde taak, bijvoorbeeld een goede marine opbouwen of een behoorlijk wegennet aanleggen. Voltaire en Emilie en andere gasten spraken dus over concrete zaken, waarbij het gezeur wel niet ontbroken zal hebben, maar uit die gesprekken kwam ook een en ander voort.

Examen sur la Bible

Bijbelstudie bijvoorbeeld was gedurende enige tijd in Cirey een onderwerp waar zij mee bezig waren. Men neemt nu graag aan dat Voltaire een volslagen atheïst was, maar veeleer kwam hij tot de conclusie dat de kerk, zoals hij die in Frankrijk kende in niets beantwoordde aan de normen die uit de bijbel spraken. Zij kende bovendien d’r talen, Latijn en Grieks, beter zelfs dan Voltaire en zij heeft dan ook haar eigen Bijbelonderzoek geschreven. Merkwaardig genoeg heeft het nog lang geduurd voor die “examens sur la Bible” van Mme de Châtelet ook als haar eigen onderneming mochten gelden, want men keek naar de “la bible enfin explicquée” van Voltaire uit 1776 en dacht dat beide werken elkaar zouden overlappen, wat na onderzoek in de jaren 1938 een foute aanname is gebleken.

Vinden we in deze vrouw, Emilie en in Voltaire veel redenen tot diepgaande aandacht, dan vooral omdat het ons toelaat te zien hoe denkbeelden niet uit de lucht komen vallen, maar wel dat men soms enkele durvers nodig heeft om die inzichten geventileerd te krijgen. Het is ons niet om een partijdige benadering van de Verlichting te doen, maar om inzicht te verwerven in wat tijdens die bijzondere historische periode aan de hand was met de ideeëngeschiedenis en hoe inzichten met elkaar interfereerden. Het is ook van belang te begrijpen hoe we de Verlichting ook van dateringen voorzien, maar nog belangrijker is het in te zien dat de Verlichting het vervolg was van andere periodes, waarmee het wel eens brak, maar vaak voortbouwde, dat wil zeggen dat bepaalde inzichten opnieuw onderzocht werden, om verder op te bouwen of om te herzien. Met dit boek heeft David Bodanis, ondanks mogelijk kritische noten bij deelaspecten, wel getracht ons van zo een moment en zelfs monument in duplo een beeld opgehangen, waar we niet op uitgekeken raken, maar dat ons meer nog dan voordien, ertoe aanzet verder het onderzoek aan te vatten.

Wemeling van ideeën

Er valt nog veel over dit boek en vooral over Mme de Châtelet te vertellen en over de wereld waarin zij leefde. Maar er zijn natuurlijk wel nog aanleidingen te bedenken om daarover onderzoek te verrichten. Ook over Voltaire valt nog wel een en ander te vertellen, onder meer zijn visie op de verschillen tussen de culturen en hoe we daarmee kunnen omgaan. Tot overmaat van ramp valt de Verlichting nog steeds onder de schaduw van talloze aannames en verdient de periode nog heel wat onderzoek, onder meer het thema van de Romantiek, waarover Rudiger Safranski schreef, valt blijkbaar een nauwere band met dit werk te bedenken, dan men uit de beeldvorming zou afleiden. Als we deze overweldigende wereld verder koppelen aan wat er de afgelopen eeuw allemaal is voorgevallen en kenbaar is, dan weten we dat we ons denken niet zomaar kunnen baseren op eenvoudige aannames. Dat dit tot onzekerheid kan leiden, hoeft ons niet te storen, omdat het onderzoek zelf over kennis gaat. De wijze waarop we met die kennis omgaan is een ander verhaal. Onverschillig laat die kennis ons geenszins, maar het zal er altijd wel om gaan dat onze beslissingen op een vermoeden van inzicht berusten, waarvan we wellicht ook weten dat we niet alles onder controle hebben. Wat we wel niet altijd voldoende inzien is dat kennis, ook over de natuur der dingen nogal wat consequenties heeft voor de samenleving, maar zoals dit Darwinjaar laat zien, blijft de focus soms erg star gericht op een of een zeer beperkt aantal thema’s. Vooral, in het licht van het zelfgekozen leven van Emilie en Voltaire, zou men zich vragen moeten stellen over toenemende aandacht voor het determinisme dat uit Darwin zou af te lezen zijn, terwijl wij de indruk hebben dat zij, Emilie, Voltaire en ook Darwin het debat over de vrijheid (van handelen) hebben onderzocht.

We hopen dan ook dat we met deze bijdrage er een nieuwe aanzet toe geven de Verlichting te zien zoals ze geweest moet zijn: een tijd waarin kunsten en wetenschappen een ongewone vlucht hebben genomen, waarbij men nogal eens buiten de gebaande wegen op onderzoek is uitgetrokken. Deze benadering van de Verlichting legt niet enkel de nadruk op de veel geprezen resultaten, maar vooral op methodes en attitudes en het afgelegde parcours waardoor we uit de schok der ideeën inderdaad licht zien verschijnen. En ja, om deze redenen zullen we in de toekomst nog meer aandacht schenken aan opvallende vrouwen, die de dynamiek mee mogelijk gemaakt hebben. Met dank aan Emilie de Châtelet, Voltaire en al die anderen die mee onze wereld hielpen te scheppen.

Bart Haers
zaterdag 10 oktober 2009

Reacties

Populaire posts