Doomsday 7 juni

Na 7 juni
Geen Doomsday, maar wat dan wel?


Het gaat met de politiek van kwaad tot erger, zo lijkt het, maar het blijkt bij de opiniepeilingen van afgelopen vrijdag en uit de peripetieën bij de verschillende partijen dat sommige partijen functioneren en andere voortdurend in het oog van de storm zitten. Hoe we de hangende kwesties ook bekijken, hoe we het inhoudelijke debat – en vooral het gebrek eraan – ook evalueren, de kwestie is en blijft dat er in de politiek sinds de verkiezingen aan de ene kant een interessant pragmatisme terwijl anderen met voluntarisme en ideologisch obsolete benaderingen de kiezer en vooral zichzelf aan de praat houden. Er zijn ook partijen die de kleine kanten en klaarblijkelijke disfuncties voortdurend hanteren als een argument voor hun aanbod, maar tegelijk er niet (meer) in slagen daarmee de kiezer te overtuigen. Met andere woorden, het beeld dat de verkiezingen opleverde is verdeeld, hoopgevend en toch verwarrend.

1. Voluntarisme

Het valt op dat de liberalen en de sociaaldemocraten de afgelopen jaren heel intensief hun voorstellen voor een nieuwe samenleving hebben gepresenteerd en de kiezer om de oren sloegen met slogans als “optimisme is a moral duty” of “we willen verandering, de samenleving veranderen”. Bij de liberalen was vooral het aanpassen van de mens aan de infantiele consument het geloofspunt, bij de sociaaldemocraten de idee dat onze samenleving niet rechtvaardig is. Geen van beide benaderingen kan men echt nieuw noemen, maar wel was het voor beide partijen de enige manier om de kiezer te verleiden. Voor 2000 en nog in 2003 was er bovendien het vaste geloof dat men de klassieke leidende partij, de CVP en nadien de CD&V moeten van de macht verstoken blijven. Maar net omdat in het cruciale jaar 2003-2004 de zelfzekerheid, dank zij een opvallende verkiezingsuitslag in zegezekerheid verkeert, ziet men te laat dat men zich niet meer met de burgers verbonden weet. In 2004, 2006 en 2009 kalft het draagvlak weg. Kreten als “We kunnen niet tegen onrechtvaardigheid” of “wij doen aan politiek uit verontwaardiging” hoor t men langzaam uitsterven. Een poging om met de eerlijke samenleving een begin te maken, blijft ergens in de lucht hangen. Bovendien blijven het kreten, omdat men hoogst zelden in het publieke debat de bronnen van de inzichten aan de orde stelt. Het lijkt erop dat men een nieuwe samenleving en een nieuwe mens ex nihilo wil scheppen en de kiezer heeft daar zo geen boodschap aan. Zelfgenoegzaamheid kan als verklaring niet dienen, omdat die burger zich inderdaad wel verlaten voelt en het beleid niet meer begrijpt. Had men in 2004 de burger nog bestraffend toegesproken omdat die de kindjes te veel wou volstoppen met elitaire cultuur in het deeltijds kunstonderwijs – sport mag natuurlijk -, dan was ook nadien de vraag om deeltijds artistiek kunstonderwijs niet afgenomen. Ook het gelijke onderwijskansenbeleid leek een gewonnen zaak, maar ook hier stelde de burger zich vragen.
Bij de liberalen is het nog moeilijker een lijn in het discours te vinden, want de thema’s waren enerzijds zeer reëel, minder belastingen, steun aan de hard werkende Vlaming en minder staat, we kenden het maar het bleef de boodschap. Ook de idee, vooral de idee veranderingen te realiseren, welke dan ook, was niet van de lucht, maar het liberalisme kreeg geen inhoudelijke grond. Erger nog, de voluntaristische premier wilde van België een modelstaat maken, wilde zich als een Don Quichot voor de goede zaak inzetten en nog wat moeilijk te vatten issues meer. Zelfs de Verenigde Staten van Europa werden bepleit door de premier, maar echt inhoudelijke en aansprekende voorstellen kreeg men niet. Maar goed, de vorm en de perceptie kregen voorrang. Kan men het dan wel voluntarisme noemen? Het had er alle schijn van, maar in wezen was het, voor kiezers blijkbaar vooral ijdel gepraat.

2. Ideologisch obsolete benaderingen

Het viel en valt op dat het liberalisme en de sociaaldemocratie blijven putten uit obsolete ideologische bronnen, zonder die bronnen nog echt aan de orde te stellen; de sociaaldemocraten halen graag nog wel de oude recepten van Marx, Engels, Lenin, van Kautsky, Bebel en zelfs enkele Nederlandse, Franse en eigen voorgangers uit de kast, maar in wezen draagt dat hun beweging niet meer. Erger nog, ze lijken niet meer goed te weten hoe hun beweging gedragen kan worden.
Ook bij de Liberalen zien we dat de 19de eeuw veraf is komen te liggen en dat ze er niet meer mee volstaan de vrijheid van het individu te verdedigen tegen een opdringerige staat. Zij gaan nu ook voor verandering, maar dit is niet meer de verandering, de vooruitgang die door de burgers gedragen en gestuwd wordt, maar een vooruitgang van bovenaf, zoals het neoconservatisme van Leo Strauss en co het presenteerde.
Het komt ons voor dat nog maar weinig mensen de moed hebben en het inzicht de uitgangspunten van toen en de realiteit van vandaag met elkaar te confronteren. Het gaat er dan om na te denken over de samenleving die we morgen zouden willen zien, maar in een samenleving die op zovele terreinen matuur blijkt, is het moeilijk iets anders dan het behoud van wat bereikt werd in stand te houden, iets wat vanzelfsprekend conservatief moet heten en dat mag niet, dat kan niet. Bijgevolg zit met erg gewrongen tussen het in stand houden van de beweging, want die houdt men voor waardevol, handig ook om een zekere politiek te verantwoorden en is iedereen bekend. Maar men blijft hongeren en dorsten naar een visie voor de toekomst. Het liberalisme en het socialisme vandaag putten onverwacht vaak uit dezelfde vaatjes en even was er zelfs sprake van de gekende derde weg, van Tony Blair en Schröder, waarin liberale marktprincipes en sociaaldemocratische zorg voor de minderbedeelden elkaar vonden. Ook de politiek voorzieningen zo veel als mogelijk gratis te maken, waar Stevaert zich mee onderscheidde, heeft niet echt lang gepakt, zeker niet meer toen de bankencrisis de economische bloei zonder einde bruusk afremde.

3. Antipolitiek

Sinds tijden al geeft het volk te kennen dat het niet gelooft in de politieke boodschappen. Nero, van Marc Sleen, de strip dus was gelardeerd met dergelijke uitspraken, soms grappig, soms wrang, maar vaak wel een rake weergave van de gevoelens bij burgers en kleine luiden. Ook anderen hebben bij tijd en wijlen dit ressentiment ten aanzien van de politiek laten horen, zozeer zelfs, dat er voor en na WO II voldoende ammunitie klaar lag voor populisten en demagogen.
Echter, het zou verrassen als dit ressentiment niet ook ergens zelfbegoocheling was, want zeker vanaf 1945 is een welvaartstaat zonder weerga opgericht geworden en is de inspraak van de burger hand over hand toegenomen, zeker na Mei ’68. Echter, die mondigheid werd vaak in ressentiment vorm gegeven en met de oprichting van Karel Dillen’s Vlaams Blok kon de verongelijkte kiezer zich roeren. Toch zou het tien jaar duren voor de partij op een draagvlak kon rekenen, niet toevallig nadat het debat over de plaatsing van raketten in een pyrrusoverwinning voor de vredesbeweging was uitgedraaid. Na de val van de Muur en de ondergang van de SU zou de antipolitiek nog meer aanhang krijgen, omdat de politici nu geen gezamenlijke vijand meer hadden. Het valt ons op dat niet het Vlaams Blok het thema van de dreigende Islam in het publieke debat heeft gebracht, maar de toenmalige secretaris-generaal van de Nato, Willy Claes. Ook de nieuwe positie van China, als land van belofte voor ondernemers en als dreiging voor de positie van het Westen kwam toen stilaan aan het licht.
De antipolitiek, met Filip Dewinter en co heeft de toenemende zorg van vele Vlamingen, zeker uit de aanhang van de BWP, BSP, SP, naar zich toe weten te trekken, door in te spelen op de toenemende druk van de massamigratie op onze samenleving. We hoeven er niet trots op te zijn, maar hiermee liep Vlaanderen voor op Nederland. 21 november 1991 kwam Zwarte zondag en men kan de boeken nauwelijks tellen die over deze ervaring zijn geschreven, noch, toen in 1995 de verwachte bevestiging kwam, de pogingen om het tij te keren. De vergaderingen in zaal F van de senaat, waar de democratische partijen behalve het vastleggen van het “cordon sanitaire” vooral van bovenaf de kloof met de burger probeerden te herstellen, liepen op weinig meer dan perceptie uit. Intussen hielden die partijen zelf zich steeds verder van het volk op in eigen kringen. De NPC, nieuwe politieke cultuur werd een farce en zeker na het aantreden van Paars was het enkele jaren alsof een bende pubers de zaak ging bestieren. In 2003 kreeg men nog even een massale steun, maar tegelijk groeide het ongenoegen en kreeg de populist alle kansen om een beleid te kijk te zetten, dat de burger niet zinde. In 2004 kon VB daar maximaal van profiteren, terwijl de VLD zichzelf nog van een tegenstander voorzag in de figuur van Jean-Marie Dedecker.
De antipolitiek heeft echter minder succes gehad dan verwacht bij de recente verkiezingen, waarvoor al vele verklaringen gezocht zijn, alhoewel het politieke debat hierover niet van de grond kon komen. Maar toch kan niemand het totale plaatje van de scores van VB en LDD onderschatten. Alleen was en is gebleken dat men uit die hoek geen oplossingen zou krijgen. Het hele opzet van de puinhopen van Paars te profiteren is niet hen ten goede gekomen. Zelfs de verder oplopende koorts rond de migratievraagstukken kon hen niet baten.

4. Pragmatisme

De houding van het Kartel CD&V/N-VA heeft wellicht meer dan een conjuncturele omslag te zien gegeven, want had Paars gehoopt zowel het democratische nationalisme helemaal irrelevant te maken en als de christelijke gevoeligheden in de samenleving te kunnen overwinnen, dan is men bedrogen uitgekomen. Overigens was dit dubbele streven niet enkel de agenda van de paarse partijen, maar vooral ook de koers van een intellectuele elite, die de kans zag oude rekeningen te vereffenen. Men kan er warm voor lopen of niet, maar homohuwelijk, homoadoptierecht en de regeling van het euthanasieprobleem, i.e. de mogelijkheid op eigen verzoek zich te mogen laten begeleiden naar een goede dood, hebben in de samenleving meer snaren, soms zelfs gevoelige, geraakt dan men aannam. De heisa rond het overlijden van Hugo Claus, in een tijd waarin we steeds meer met hoge ouderdom, dementie en wat al niet meer aan ziekten te maken hebben, heeft duidelijk gemaakt dat men zich tegenover euthanasie niet al te scherp hoefde te profileren. Pragmatisme en casuïstische benadering van het levenseinde, leken veel mensen belangwekkender dan harde uitspraken en zeker een hard conflict was ongewenst. Sterven was en bleef een aangelegenheid voor de naaste kring en wie na een verdienstelijk of bovenverdienstelijk leven ging, kon rekenen op erkenning, maar wie dan nog stampei maakte, leek zich te ver te wagen.
Het pragmatisme gold echter vooral andere kwesties: konden ministers en beleidsadviseurs niet ophouden te sleutelen aan het onderwijs, dan had je aan de zijde van het Vrij onderwijs een zekere terughoudendheid: men zou wel zien hoever men de pedagogen volgen zou. Ook het afwijzen van de elitaire cultuur, onder paars vaste prik en iets waar de antipolitieke partijen geen antwoord op hadden, was vatbaar voor een meer pragmatische benadering, waarbij men het anti-elitaire discours liet varen en tegelijk ook afstand nam van een cultuur-artistieke avant-garde, leek bij het publiek op waardering te kunnen rekenen.
Het knelpunt was echter de problematiek, waarbij het vijanddenken hoogtij kon vieren: “aanpassen of wegwezen” versus “de domme, bange blanke man”. Vooral Vlamingen leken de kop van jut. Uit onderzoeken moest blijken dat die onverbeterlijke kerktorenmentaliteit, dat vermaledijde culturele conservativisme en vooral dus de domme angst voor migranten hen aangerekend moest worden. Dat vele Vlamingen zich op kleine schaal inzetten voor projecten in de derde wereld, of wat daarvan rest, maar ook in Bulgarije en Roemenië laten zien dat de Vlaming niet zo afkerig is van de wereld, maar dat we, zoals anderen in Europa niet zomaar onze levenswijze en cultuur wensen op te geven.
Er zijn sinds Paul Scheffer’s boek “het multiculturele drama” in 2000 argumenten binnen handbereik voor een afgewogen oordeel over de gang van zaken. Het aansluitende integratiebeleid van de Vlaamse Regering in de vorige legislatuur kreeg in de media niet zo heel veel weerklank. Maar het conflictrijke debat over xenofobie, Islamofobie en de Europese waarden, zelfs het reeds bijna vergeten optreden van Abu Jahjah leken even zovele aanzetten tot een rustiger bekijken van hoe we de toekomst kunnen opbouwen. Integratiebeleid vormt daarom een bescheiden, pragmatische benadering, die uitzicht geeft op een beter afstemmen van de gevoeligheden aan beide zijden en tegelijk de hoop dat de samenleving opnieuw meer cohesie zou vertonen. Juist het optreden van Verhofstadt tegen Abu Jahjah is tekenend geweest voor de bijna onnavolgbare manier waarop Rood en Blauw met het migratieprobleem om zijn gesprongen.
Tot slot is er nog een ander facet van het landschap dat ons bezig kan houden: de afgelopen jaren is er een overweldigende revolutie in de technologie aan de gang geweest, waarbij communicatie en entertainment een steeds sneller verloop kenden. Parallel zagen mensen de greep op hun eigen leven verzwakken, zodat ze steeds meer achter leken te lopen op de ontwikkelingen. Men kan hierover van mening verschillen, maar het voorstellen alsof elke nieuw snufje ons leven alleen maar gemakkelijker zou maken, waartoe ook de blackberry behoort, blijkt een illusie. Voorts wekken de bijna onmiddellijke aandacht voor zware incidenten, als de raid van Van Temsche in Antwerpen, de steekpartij in de crèche te Dendermonde als meest excessieve wantrouwen en heeft het vertrouwen in mensen geschokt. Hierbij zag men het gebrek aan opvoeding als verklaring, maar ook rekende men het de overheid aan, dat die ertoe had bijgedragen dat mensen zichzelf niet meer in toom wisten te houden, omdat juist politici, en BV’s hun ding wilden doen, zonder zich om de gevolgen te bekommeren. Politiek werd zelf een schouwtoneel, waar de gekste dingen mogelijk werden. In dit kader valt ook aan te stippen dat de media in hun algemeenheid realiteittelevisie en infotainment steeds meer gingen verwarren.
Hiertegen werden niet vooral morele banvloeken gericht, maar hebben mensen van CD&V en ook N-VA zich vooral afstandelijk in toom gehouden. Als op Radio 1 jaren geleden een liedje ter ere van Geert Bourgeois werd gezongen met de titel: “Die Gocken von Stalingrad” dan was op korte termijn even stof voor wat gerommel, maar op termijn was het een van die vele druppels die de burger, de kiezer deed besluiten dat het klimaat echt wel gekeerd moest worden. Ook vond men geleidelijk aan dat bij het fulmineren van zelfgenoegzame intellectuele elites tegen vermeend conservatieve krachten in de samenleving, de grenzen van het redelijke ver overschreden werden.

5. Visies op de toekomst

Dat heeft tot een grotere waardering geleid voor meer pragmatisme in de politiek, in de samenleving, maar ook kan men vaststellen dat er geen debat over de contouren voor de samenleving van morgen op het publieke forum is gekomen. De gronden voor zo een debat zijn, zoals hoger al aangestipt, moeilijk te formuleren, omdat we ervan uitgaan dat verandering eindelijk alleen maar achteruitgang, versobering, verarming kan betekenen. Het debat over de maatregelen om de gevolgen van de klimaatverandering tegen te gaan, werkt zowel culpabiliserend als bedreigend, waardoor we de kans mislopen een aantal aspecten van de veranderingen die zich aandienen, economisch, sociaal, cultureel, technologisch, levensbeschouwelijk onder ogen te zien en na te gaan wat voor de samenleving hic et nunc wenselijk is. Ook deelname aan het globale debat heeft overigens vaak vooral van doen met lokale bekommernissen.
De analyse van de problemen blijft ook achterwege op een belangrijk domein, dat van de individuele beleving van de gebeurtenissen. Terecht klaagt men aan dat het aantal zelfmoorden en gevallen van geestelijke verdwaling hoog blijft en soms zelfs angstwekkende vormen aanneemt. Succesvolle mensen die zich bedreigd voelen, die hun keuzes niet zien uitpakken als verwacht en gewenst, raken de trappers kwijt. Met andere woorden, we worden als persoon geconfronteerd met zware aanslagen op onze integriteit. Als men dan ook nog eens de middelen onbruikbaar acht om met dit soort diepgaande problemen te leren omgaan, dan voelen mensen zich verlaten. De verliezers van deze samenleving zitten niet enkel aan de zijde van de “helaasheid der dingen”, bij marginalen, maar iedereen kan onverwacht aan de kant geschoven worden of kan een relatie zien stuk gaan, waar men veel van verwachtte. Op zich lijkt het geen maatschappelijk, laat staan een politiek probleem, maar in werkelijkheid is het cruciaal te begrijpen dat die veelvoudige druk op elkeen tot grote zorgen en onveiligheid leiden kan. Hoe we het dan moeten oplossen? Ach, men kan nog meer eens aan sensibilisering denken of een mentaliteitsverandering bewerken, maar juist media en politiek laten zich graag en ondoordacht scherp en respectloos uit over wat en vooral wie hen niet zint. Dat schept niet bepaald het gepaste klimaat om inhoudelijke discussies te starten. Meer nog, men kan zo de noodzakelijke discussies uit de weg blijven gaan.
Vanzelf komen we dan tot de bedenking dat de politieke wereld, maar ook academici en andere intellectuelen zich er bewust van horen te zijn te behoren tot de dezelfde samenleving als de burgers voor wie ze menen te moeten denken en handelen. Het blijkt ook telkens weer dat men die burger het liefst als onmondige tieners met rare nukken beschouwt, terwijl die burger nooit hoger opgeleid is geweest als vandaag het geval is. Koppelen we hieraan tot slot de bedenking dat voor nogal wat politici en journalisten politiek vooral een strijdtoneel is, dan begrijpt men dat de inzet, zelfs van goede voorstellen, vooral de eigen profilering en macht moet bestendigen of versterken, waardoor het debat over het betreffende inzicht algauw in een vakje terecht komt: wenselijk of niet wenselijk. En weg alweer de kans om tot een debat te komen.

Prince

Het systeem is niet ingestort, maar de partijen die wonnen, kregen het voor- en nadien erg te verduren, terwijl de onderlinge verschillen tussen de partijen CD&V en N-VA zelfs inzake de toekomst van Vlaanderen niet zo erg verschillen. Alleen over het federale België verschilt de aanpak ten enenmale en dat schept natuurlijk verwarring. Maar beide partijen betrachten wel een grote mate van pragmatisme en vooral een al dan niet expliciet uitgesproken waardering voor de burger. Zij dragen dan ook, meer dan voordien ertoe bij dat het politieke landschap in Vlaanderen niet helemaal uit balans raakt. Het vertrouwen van de burger omzetten in goed beleid ligt niet voor de hand, maar de wijze waarop Kris Peeters en zijn regering, maar ook anderen het beleid vorm trachten te geven zonder voortdurend in scherpe conflicten verzeild te raken, stemt vele burgers blijkbaar gunstig tegenover de regering.
De eindeloze soap rond de Scheldeoeververbindingen zal binnen afzienbare tijd tot een besluit moeten leiden, maar dan zal men ook alle aspecten van het mobiliteitsprobleem moeten in overweging nemen, wil men het vertrouwen van die burgers niet beschamen. Het zal er dus op aankomen dat politici durven beslissen, ook tegen een belangrijke oppositie in, want daaruit zal blijken of men inderdaad de moed heeft als politicus verantwoordelijkheid op te nemen. Ook op andere terreinen, de participatie aan Europese besluitvorming bij voorbeeld, waar Vlaamse politici nogal eens bang blijken voor hun eigen schaduw, zal men zich kunnen onderscheiden. Justitie? Jawel, maar dat zou wel heel ver leiden, omdat het domein zo groots en bijna onoverzichtelijk is.
En dan zal men inderdaad moeten nagaan hoe men met de welwillende burgers over het dossier van de geestelijke gezondheidszorg zal omspringen. Dat vergt echter bij uitstek een discussie over de vraag of de zware eisen die we aan elkaar stellen wel realistisch zijn en of we niet tegelijk meer kunnen doen om mensen zichzelf te laten ontplooien, ook als het om onze mate van beschaving gaat. Beschaving staat hier tegenover barbaarsheid en heeft te maken, volgens Tzvetlan Todorov met de bereidheid andere mensen te accepteren zoals ze zijn, ook als ze andere sociale of culturele achtergronden hebben, zonder onze eigen inzichten daarom terzijde te schuiven. In deze voege over het dragen van de hoofddoek overleggen betekent dat wij vinden dat dit culturele gebruik, waarvan we de psychische draagwijdte hebben leren begrijpen, niet wenselijk kan zijn. Ook andere facetten van de religieuze cultuur, zoals de strikte scheiding tussen mannen- en vrouwenwereld kunnen we maar moeilijk accepteren. Tolerantie opbrengen is dus niet zo evident als sommige willen doen geloven, maar is wel noodzakelijk om het welbevinden en de maatschappelijke cohesie te bevorderen. Ook hier zal dus pragmatisme, waarbij men inperkende afspraken maakt, die de mensenrechten niet in ongerede brengen, aan de dag moeten leggen: plaatsen afspreken, momenten afspreken waar religieuze praktijken kunnen en waar en hoe dit niet kan. Tolerantie betekent dus niet dat men zomaar alles accepteert. De verbinding blijven leggen evenwel tussen islamisme, dat even ver de van de cultuur van vele van deze migranten staat als ons modernisme, en hun bescheiden beleving van de Islam, heeft daarom geen zin. Vrouwenbesnijdenis of andere vormen van abjecte vernedering van de vrouw zal men dus niet verantwoorden kunnen, laat staan accepteren.
Echter, we zullen onszelf dan ook dienen te verdiepen in wat onze cultuur aan hinderpalen bevat om onze eigen mogelijkheid en neiging tot barbaarsheid te beheersen. Het gaat om een soort filantropie – niet de klassieke weldadigheid -, om agapè, liefde voor de mens en deze wereld, zoals Hannah Arendt daarover meermaals scherpzinnig en scherp heeft geschreven en gesproken, die onze nieuwe medeburgers de kans geeft wederzijds respect te ervaren en aan de dag te leggen. Onze geschiedenis en de geschiedenis van de zo verscheiden Arabische en andere door de Islam beheerste samenlevingen is wat die is. Daar zit veel in dat we vandaag moreel kunnen veroordelen, maar dat verandert niets aan de zaken. Voor de toekomst kunnen we wel nog een en ander veranderen, in goed overleg en met de overtuiging dat het menselijke in de andere ontkennen niet kan. Maar voor politici, intellectuelen betekent dat ook dat zij hun medeburgers hun cultuur niet moeten afschilderen als doordrenkt van bloed en walgelijke daden. De integratie bevorderen kan men integendeel het beste door zonder het nefaste te ontkennen de zegeningen van onze samenleving te erkennen.
Daarom nog deze bedenking van Vasily Grossman: waarom in godsnaam moesten die Duitsers nu Rusland binnenvallen, terwijl ze in een fijne verzorgde tuin leefden, met alle denkbare overvloed, een goed functionerende overheid en een rustig bestaan zonder grote gevaren als daar zijn deportatie, honger, verraad door vrienden, buren en familie? Deze vrije vertaling en samenvatting heeft ons ernstig aan het denken gezet over een kwestie die vandaag van enig gewicht is: hoe kunnen we nieuwkomers, die met onze opvattingen in aanraking komen de weldaden laten ervaren?
Het is van belang, nu, na 7 juni over onze samenleving, cultuur en beschaving een ernstiger debat aan te gaan, waarbij we accepteren dat fouten van het verleden aangehaald worden, maar die ook te beantwoorden met de gedachte dat we het verleden niet ongedaan kunnen maken. Wel moeten we af kunnen stappen van het conflictmodel, wellicht ook dat kan maar door de nodige moed aan de dag te leggen. Als we een maatschappelijke cohesie beogen waarbij mensen zelf hun eigen inbreng moeten doen, dan niet als een soort mentaliteitsverandering, maar juist op grond van toenemend en voortschrijdend inzicht in wat ons meer mens maakt.
Onze prince is dus een oproep opnieuw het humanisme in al zijn aspecten, uitingen en vooronderstellingen onder de aandacht te brengen. Dat staat haaks op een onderwijsbeleid dat enkel nuttige vakken wil bijbrengen en net het menselijke uit het oog verliest. Deze gedachte zal sommigen wat vaag lijken, maar is naar ons inzicht mee oorzaak van de zware klappen die sommige partijen kregen en verklaring voor het relatieve succes van andere.s

Bart Haers
Maandag 12 oktober 2009

Reacties

Populaire posts