welke doelen streefden collabo's na?

 

Recensie

 

 

Leven onder een gedeelde hemel

Onderzoek naar het leven, doen en fabuleren van de grootouders

 


Björn Rzoska, Gedeelde grond. Ertsberg 2024. 224 pp 27,50 €

 

Björn Rzoska ken ik al een hele tijd en ik volgde zijn politieke loopbaan met welwillende interesse, want hoewel ikzelf nooit zo gauw voor Groen zou stemmen, was en is Björn in staat om een kwestie grondig te bekijken zonder een ideologisch a priori. Dat hij nu de nationale politiek verlaat, is voor de kwaliteit van het debat te betreuren, maar blijkbaar weet hij ook andere manieren te vinden om ons aan te spreken. Zijn boek over het wedervaren van zijn Vlaamse grootvader Paul die onvoorwaardelijk in de collaboratie stapte en aan de andere kant zijn Poolse grootvader Stefan, die om zich een plaatsje onder de Waaslandse zon te verwerven liet zich in gedachte inlijven in de Poolse bevrijdingstroepen. Wat asielzoekers wel moeten doen. Wat bewoog Björn dit boek te schrijven?

 

Laten we wel wezen, de 80 jaar die verlopen zijn sinds de  bevrijding van België en de capitulatie een jaar later van Duitsland is goed en wel geschiedenis, maar wat die periode en de naweeën ervan voor de gemeenschap en individuen, families betekende, blijft altijd weer lastig te vatten, omdat we niet altijd de waarheid vernemen, vooral van wie “foute” keuzes maakte. Nu ja, ik vind dat woord wat slap, want zeker Paul Rumes (1914- 1999) koos bewust voor de SS, samen met twee vrienden, waaronder zijn schoonbroer, voor strijd dus om het totalitaire regime van de NSDAP te laten zegenvieren. Voor ons en ook voor de auteur van het boek is, nadat hij de ware toedracht ontdekt, dat zegevieren er teveel aan, maar het laat wel zien hoezeer het daderschap aan de oorlog, de genocides en de terreur uitgeoefend op burgers voor hen werkelijk als een plicht aangevoeld wordt.

 

Jarenlang heeft Paul Rumes het voorgesteld alsof hij een meeloper in het Vlaams Legioen was, al is ook dat relatief en zeker ook zwaarwichtig, maar het ging om de strijd van de christenheid tegen het goddeloze communisme. Maar die mijnheer Rumes vertrok naar de SS voor het begin van Operatie Barbarossa, de inval in Russisch gebied omdat hij mee wilde bouwen aan een heerlijke nieuwe wereld. Wat we niet kunnen vernemen, omdat Björn Rzoska het ook niet heeft vernomen van zijn grootvader en misschien ook niet wilde vernemen, is waarom en hoe Gaby, Albert en Paul tot de inlijving besloten bij de Algemene SS, want er moet toch een grote drift bestaan hebben. Paul  Rumes had met zijn vrouw Hilda een winkel open waar koffie, bloem en andere voedingsgrondstoffen verkocht werden. Was de winkel kopje onder aan het gaan? Moeilijk te zeggen maar het was de drogreden die Hilda en Paul na de oorlog bleven verkopen. Hilda Rumes, geboren Verstraeten was de dochter van de kunstschilder Edmond Verstraeten die in  Sombeke, Waasmunster, het landhuis de Dommel had laten optrekken. De schilder blijkt er een internationale loopbaan op na te houden en ook in Argentinië te hebben tentoongesteld. Blijft de vraag waar Paul Rumes en co hun belangstelling en engagement voor de nazi’s vandaan hadden. Er waren natuurlijk tal van publicaties die omheen en binnen de Vlaamse Beweging circuleerden. Er was Cyriel Verschaeve die volgens Romain Van Landschoot, zijn biograaf, al voor de Grote Oorlog zeer lyrisch  in hyperbolen kon uitbarsten over de Duitse cultuur.  Na de Wereldoorlog ging hij verder in die richting van de verheerlijking van de Duitse Cultuur, maar zag niet, weigerde te zien dat de nazi’s daar net ver vanaf stonden. Weinigen hebben zo extreem hun gehechtheid  aan een ideële grootheid uitgevent, wel wetende dat Duitsland vanaf 1940 geleid werd door een bende “Verbrecher”, schoelies en moordenaars dus. Of Paul Rumes en zijn maten even bevlogen naar de Duitse Geest opkeken, ligt haast voor de hand en volgens Rzoska kwam dat in hun brieven ook aan de orde. Duitsland had de oorlog verloren, toch bleef men uitdragen dat dit  een beter land, een betere cultuur was om te leven. Eenmaal de veer gebroken, de oorlog verloren, konden ze nergens naar toe, tenzij naar huis. Wie de vervolging en bestraffing van de collaboratie en de repressie bestudeert, zoals Luc Huysse deed in “Onverwerkt verleden”, merkt dat velen zich nog in Duitsland schuil hielden, maar wie het geluk had uit de handen van politie en gerecht te blijven tot na 1945, kon hopen op een mildere behandeling. Zo is de zus van Paul Rumes, de veel jongere Godelieve vrij snel opgepakt voor een kleiner vergrijp, namelijk het aandragen van een winkelierster bij de SD, maar deze groottante van Björn was niet minder gedreven door nationaalsocialistische overtuiging en dat heeft ze na de oorlog geweten. Maar voor de goede  orde, die jongedame had, zoals ook de rechters merkten, alleen een jeugdige stommiteit begaan. Maar ook, ze stak haar sympathie niet onder stoelen en banken. Nog eens, het blijft mij fascineren waarom we zo weinig weten over hoe te onzent, in Nederland of Frankrijk mensen zich met hart en ziel verbonden aan de Nieuwe Orde, een beweging die weliswaar om de complexiteit van de moderniteit onderkende, maar meende dat men met het instellen van een nieuwe ordening alles ten goede zou keren. De vraag is dan, waarom voor Paul Rumes, zijn schoonbroer en hun vriend Gaby de gedachte leidend kon zijn dat de wereld naar de verdoemenis ging. De vaststelling van Sophie de Schaepdrijver dat de inval van Frankrijk, gevolgd door België in het Ruhrgebied voor het verdere verloop der dingen in Duitsland en Europe geen gevolgen zou gehad hebben, blijft mij bij, omdat het moeilijk te verantwoorden valt dat zo een bezetting met als reactie een door de Weimarregering gesteunde staking in de Ruhr, waardoor het  land en de burgers nog met een sneller stijgende inflatie te maken kregen. En dan was er op 9 november 1923de mislukte Bierkelderputch in München, waarvoor Hitler een jaar effectieve vestingstraf in Landsberg zou krijgen. Daar kreeg zijn pamflet Mijn Strijd, oorspronkelijk: Mein Kampf, vorm en hoewel de groei van zijn partij vertraagd werd door het aanvaarden van het Dawesplan, wat tot een stabilisering van de Duitse munt, die als Reichsmark in de vitrine werd geplaatst. Ik heb me altijd afgevraagd waarom men die ontwikkelingen, van 1923 tot 1933 van onderschikt belang blijft beschouwen, want het was toch een grote ommekeer dat van 1925 af de economie kon herstellen in Duitsland. Maar naast het worstelen met de gevolgen van Versailles, kwam er in Duitsland een nieuwe stroming op gang, die de burgerlijke maatschappelijke orde in vraag ging stellen. Het is precies dat punt dat J.A.A. Van Doorn in zijn werk over het falen van de sociaaldemocratie aan de orde stelde, maar ook waar de NSDAP eten en drinken in vond. De democratie zou niet bij machte zijn, heette het, om de chaos in de samenleving op te lossen. Paul, is zoals de auteurs ons meedeelt geen arme donder, wanneer hij in 1941, voor de aanvang van Operatie Barbarossa aanvangt zijn inlijvingsboekje ondertekent, waarover de kleinzoon lang niets vernomen had. Dat inlijvingsboekje heeft een grote plaats in het naspeuren van het verleden van grootvader Rumes en diens plaats in de strijd om het verleden.

 

Het is maar dat wij niet goed weten hoe mensen in die jaren van wat later het Interbellum bleek te zijn, hun gedachten vorm gaven, waarbij de idee dat de samenleving aan chaos en zelfvergetelheid ten onder gaat, lijkt te gaan. Het is ook een periode van cultuurpessimisme, zoals “De Ondergang van het Avondland”, van de hand van Oscar Spengler, dat in 1921 verscheen. Ook de roman van Hermann Hesse, Het Kralenspel kon als cultuurpessimistisch gelden, net als De Steppenwolf, al bieden beide werken nu net de uitweg uit een redeloos pessimisme dat vaak aangedragen wordt. Ook in Frankrijk kwam er kritiek op de nieuwe samenleving, die het aan discipline zou ontbreken, terwijl men kon zien dat in West-Europa een geest van bevrijding rondwaarde, van emancipatie dankzij onderwijs en de democratisering, zachtjesaan maar merkbaar waardoor de horizon van tal van jongeren werd uitgebreid en via de volkshuizen, via allerlei organisaties zoals Davidsfonds en Willemsfonds werden die inspanningen verder gezet.  In een veranderende wereld gaat het heersende mens- en wereldbeeld onvermijdelijk schuiven en dat is wat we overal zien, in Europa. Bovendien ziet men dat vrouwen zich niet meer houden aan de toegewezen plaats en  zij handelen steeds vrijer, wat een aanslag heet te zijn op de goede zeden en het fatsoen.

 

Een aspect dat we dezer dagen al helemaal niet meer lijken te vatten is de betekenis van Duitsland, ondanks de nederlaag van Versailles 1919 in Europa heeft, inzake industrie, die na de invoering van het Dawesplan herleeft, waarbij staal en chemie belangrijke sectoren zijn, maar Duitsland is wel aangewezen op onder meer rubber en steenkool, graan ook, die via Rusland worden aangeleverd, dat als Sovjet-Unie ook een pariastaat heet. Maar Duitsland blijft ook academisch een belangrijke speler, al verliest het land talloze wetenschappers, die via Nederland en België hun weg zoeken naar veiliger oorden, zeker vanaf 1934. En cultuur is Duitsland nog altijd een land van dichters en denkers, die hun invloed blijven hebben. Of die  hoge cultuur als Duits werd gezien door de Nazi’s is een ander verhaal, waarover wel eens nagedacht moet worden. Zoals Christopher Clark aangeeft in zijn IJzeren Koninkrijk. Opkomst en ondergang van Pruisen 1600 – 1947, kende Duitsland in de late negentiende eeuw en onder Weimar meerdere cultuursferen. De hoogadelijke hofcultuur en daarnaast de al even hoge grootburgerlijke cultuur. Daarnaast wist de middenklasse ook wel van wanten, maar ten gronde was wat in Europa hoog aangeschreven stond precies die grootburgerlijke sfeer, waar ook de Ondergang van het Avondland in kon bloeien.

 

Met andere woorden, Paul en co hebben wellicht wel de idee dat ze naar een leidende natie trekken en dat zal hen sterken in overtuiging dat ze geen fout begaan. Pas als de krijgskansen omkeren, ziet men hen draaien en verhalen verzamelen en vooral op elkaar afstemmen, om niet in de cel te belanden, want vanaf 1942 komen in Londen, waar de Belgische regering in ballingschap bestuurt, besluitwetten tot stand over hoe mensen behandeld moeten worden, juridisch, als zij in bevrijd land opgepakt zullen worden. Rzoska laat zien dat zij, die voor juni 1941 voor wapendracht kozen in dienst van de vijand en dan zeker in de gelederen van de SS moeten vrezen voor hun leven, voor hun hebben en houden. In het boek komt duidelijk aan het licht dat grootvader Paul ook na zijn gevangenisstraf blijft vasthouden aan de “vriendelijke” keuze van de strijd met de vrijwilligers die met het VNV waren meegegaan in de strijd tegen het bolsjewisme en niet waren toegetreden tot Waffel-SS, die in 1941 nog niet zo uitgebouwd was als drie jaar later. Maar de jonge historicus Rzoska mocht nog niet weten wat er werkelijk de toedracht van was. Die historicus had ook onderzoek gedaan naar wie getroffen was door de repressie. Bedenkend dat nu  nog weinig mensen weten dat er in Sint-Kruis en Lokeren kampen waren ingericht waar wie zich misdragen had, werd opgesloten, kan moeilijk begrijpen hoe de burgers toen aankeken tegen die mannen en ook vrouwen. Edmond Verstraeten kon zijn schoonzoon min of meer buiten schot houden, eenmaal die zijn tweede proces kreeg, de zus van Paul zat zelfs langer  voor een veel minder zwaarwichtig vergrijp.

 

Ook de andere grootvader, Stefan Rzoska kwam van een   boerderij, waarbij ik de indruk krijg dat het niet zo een klein landbouwbedrijf  moet zijn geweest, wel een groot gezin. Hij kon school lopen en ging naar het seminarie, maar vond gauw genoeg uit dat die omgeving en dat emplooi hem niet zo goed lag. Maar met de opgedane kennis kon hij bij familie in Breslau, in een dekenfabriek terecht. In tijden waarin we menen zonder immigratie te kunnen, waarin we vergeten zijn dat mensen van hier naar Canada, de VSA of Frankrijk trokken op zoek naar een beter leven, is het mooi te zien hoe de grootmoeder vanuit de regio Bialystok in het Noordoosten van Polen met haar familie vertrekt naar Frankrijk en in Savy gaat wonen. In 1945 ontmoet ze een lid van de Polish Guards en het duurt even, zo blijkt, voor de auteur ontrafelt wat zijn rol is en wat die Polish Guards nu betekenden. Het waren hulpgroepen die krijgsgevangenen bewaakten voor de  rekening van de Amerikanen. We vernemen in een moeite door en terecht dat het niet simpel is om na de oorlog opnieuw te beginnen, niet voor Paul Rumes en Hilde, die met de voorwaarden van de vrijlating en met het verlies van burgerrechten te maken hebben, maar ook voor de anderen die zich niet misdroegen, gaat het niet gemakkelijk, al valt het in België onverwacht snel weer beter. Maar tegelijk stelt de historicus en kleinzoon vast dat de man zijn vergoelijkende verhaal van de deelname aan de oorlog aan Duitse zijde, binnen de SS, weigert bij te sturen en met de waarheid voor de pinnen te komen. Het vergt onderzoek om zo een individuele verhalen aan de oppervlakte te kennen, maar het is ook lastig  op menselijk vlak de keuzes van vaders en grootvaders, (groot-)moeders ook te vatten. Er zijn vele drijfveren, persoonlijke dromen en verwachtingen, maar er is de omgeving, de familie en vrienden, zoals dit werk laten zien. Voor zover ik weet is mijn vader na zijn collegetijd ondergedoken om te vermijden dat hij naar Duitsland weggevoerd zou worden, zoals op begrafenissen te zien en op gedachteniskaartjes te lezen valt. Zij die weggevoerd waren, hebben terecht erkenning gekregen, wie onderdook, deed dat op eigen risico, maar het was voor mijn vader precies wel een gelukkige omstandigheid niet in Weimar terecht te zijn gekomen, want in augustus 1944 zaaiden geallieerde bombardementen dood en vernieling, waarbij bedacht kan worden dat tot dan Albert Speer erin slaagde de productie van wapens, munitie en voertuigen te verzekeren.  Dat kamp was niet alleen de plaats waar de gevangen, eventueel als Nacht und Neel, verzameld waren en bewaakt werden, maar ook de vele werkplekken en bijkomende satellietkampen. Maar zoals ik ooit hoorde van een weggevoerde, was het laatste jaar uiterst penibel. In dat licht valt het op dat die vrijwilligers in Duitse Dienst, Paul, Albert en Gaby en vooral hun gezinnen redelijk beschermd worden tegen hongersnood. Maar de sociale prijs?

 

Voetbalclubs hebben het moeilijk hun supporters af te houden van het maken van obscene gebaren, zoals men de neonazigroet noemt. Lees ik bij Björn Rzoska dat de oudgedienden, zijn grootvader, grootoom en de nauwe vriend, niet kunnen en willen begrijpen dat ze niet enkel soldaat waren maar een ideologie dienden die ingaat tegen alles wat men humanistisch noemt. Toch zullen mensen van zijn fractie, de Groenen, bij de rouwhulde voor de dan pas overleden Oswald van Ooteghem, die als zeventienjarige in het Vlaams legioen ingelijfd werd en onder meer aan het beleg van Leningrad heeft deelgenomen geen blijk geven van zin voor, het zij zo, nuance. Dat men hem niet kende, kan voor de jonge generatie nog als excuus gelden, maar de man heeft door zich bij de VU aan te sluiten en als senator het bestel erkend, de democratie dus, waardoor hij in zekere zin onderkende dat hij als jongeman, gestuwd door zijn vader, een foute keuze had gemaakt. Het moet Rzoska van het  hart dat de linkse fracties in het parlement al te gauw in een kramp schieten, terwijl juist Van Ooteghem liet zien dat het herzien van vroegere inzichten mogelijk is. Dat was ook wat volgens Luc Huyse door de overdonderde militaire tribunalen geleidelijk bereikten, dat de straffen menselijker werden. Alleen, zegt de auteur, heeft zijn grootvader wellicht teveel clementie gekend.

 

Wat het relaas van de parlementaire zitting betreft, laat Rzoska zien hoe verduiveld moeilijk het is adequaat te reageren op dingen des levens; Van Ooteghem was de 90 voorbij en had binnen het democratische, parlementaire bestel zijn verdiensten. Men kan zich ook afvragen of hij, door zijn bemoeienissen via het Sint-Maartenfonds niet had bijgedragen tot een temperen van de antidemocratische gevoeligheden in die kringen; Dat Rzoska en Johan Danen bleven voor Groen in het halfrond om de oude Oswald van Ooteghem te gedenken en rouwhulde te brengen, zoals dat met overledenen gaat, die parlementslid is geweest en eervol het parlement heeft verlaten te beurt valt. De verwijzing naar dit gebeuren, waarin links in een wel echt hevige kramp schoot, laat niet  toe, zoals Björn Rzoska aangeeft, dat mensen van deze tijd over de gevaren voor de democratie, de parlementaire rechtsstaat en concepten als de waardigheid  van het individu vanzelf verwijzen naar de jaren dertig, ook al wijzen ze elke “reductio ad hitlerum” af. Hitler, de NSDAP en ook Stalin, ze maken deel uit van de geschiedenis, maar bijvoorbeeld de Witte Roos, die niet ons (Europese) geheugen gegrift staat, noch de Poolse legerchef Maczek, die een standbeeld kreeg in Terneuzen, die door zich in het Westen in te zetten tegen  de Duitse bezetters van zijn land en tegen de communisten – er waren twee Poolse regeringen in Ballingschap, één in Londen en één in Moskou, kennen we ook maar van verre.

 

Björn Rzoska heeft zichzelf moeten uitschakelen om als historicus het verhaal van zijn beide grootvaders te brengen, maar hij doet niet wat anderen hebben gedaan, de familiale band ontkennen, want zijn grootvader, Paul Rumes was hem maar al te vertrouwd  en ook de Poolse Stefan Rzoska, die bij Manta, de dekenfabrikant in Waasmunster werkte kon hij alleen zien als de bompa, al had die vooral om zichzelf en het eigen vege lijf te redden, een verhaal verteld dat minder naast de kwestie was dan dat van Paul Rumes. Stefan had de zware gevechten om de Scheldemonding en Walcheren niet gevochten, waarbij inundatie van de polders aan het Leopoldkanaal ingezet werd door de Duitse verdedigers van hun derde Rijk. Het boek lezen geeft een scherp inzicht in wat mensen kan drijven tot extremisme en hoe nadien de ontkenning volgde en het bagatelliseren van de eigen rol. Drie mannen uit Lokeren en Waasmunster trekken voor de aanval op de Sovjet-Unie naar de SS en gaan er aan de slag als vechtmachines? Dat ze niet schroomden deel te nemen aan de genocides, al wisten ze er niet van, maakt, zegt Rzoska, dat hij, ondanks zijn goede band dat hij die wreedheid niet over het hoofd kan zien. Een wreedheid die  door de waanidee, de almacht van het al-duitse, Germaanse wereldrijk, waarin ze nooit iets zouden hebben betekend, maakt het voor de auteur, historicus en liefhebbende kleinzoon des te meer bewonderenswaardig dat hele kluwen van opportunistische leugens te hebben ontrafeld, niet wegkijkend van de waarheid.

 

Bart Haers  

 

Reacties

Populaire posts