Onvrede met een behoorlijke samenleving
Reflectie
Roerige tijden terwijl we rust en zekerheid verlangen
Wat betekent het, vandaag, in Europa te zeggen dat we in roerige tijden leven? Onze zekerheden worden opgeschud, zoveel is zeker, de geopolitieke macht van Europa verschrompelt waar we bij staan en toch, voorlopig ervaren we weinig gevolgen van dat alles, behalve de oplopende inflatie en de stijging van de energieprijzen, terwijl de inflatie, dat is pertang de officiële waarheid, daalt. Natuurlijk zijn er gewijzigde weersomstandigheden, meer regen en wellicht ook meer regendagen op een jaar, leven we met hogere temperaturen en toch, de discussie over de data blijft maar voortsudderen, waarbij de verdedigers van de theorie van de klimaatverandering zelden de nodige inspanningen doen om hun visie uit te leggen.
Het klimaatdebat is dan ook een prachtig voorbeeld van
hoe polarisering werkt en waarom mensen verschillende, elkaar tegensprekende
inzichten niet meer aanvaarden als aanzet voor heroverwegen van de eigen
standpunten. Aan de andere kant, wetenschappers hebben zoals Richard Sennett
vaststelde er alle redenen toe, zeker als ze betrokken zijn bij zo een
belangrijk gebeuren als de klimaatverandering, niet enkel hun eigen gelijk voor
onbetwistbaar te houden, maar met “tegenstanders” of klimaatontkenners in
gesprek te gaan. De data zijn wat ze zijn, maar over plannen van aanpak had het
wel meer mogen gaan. Al die jongeren die rond 2020 op straat kwamen, zegden dat
de “politiek” niets deed aan het probleem – welk probleem is niet helemaal
duidelijk, maar het proces van klimaatverandering ombuigen, vergt veel opofferingen
van burgers, die er geen voordeel in zien – terwijl die overheid al een en
ander op gang bracht, maar vaak onzichtbaar want zich afspelend buiten onze
horizon, tenzij we ernstig onderzoek gaan verrichten. Maar bovendien verwachten
burgers, ondanks de noodwendigheid van klimaatbereid dat ze hun levensomstandigheden
gevrijwaard zien.
We weten dat er sinds 2,6 miljoen jaar geleden ijstijden
eerder de norm waren en de interglacialen net veel korter duurden. De oorzaken
daarvoor zijn velerlei en het broeikaseffect is er een van, maar dat wordt
gestuurd door andere factoren, zoals de baan van de aarde en helling van de
aardas. Dat leerden wij in de humaniora en later, aan de universiteit werd ons
vooral diets gemaakt dat we nog niet alle data ter beschikking hebben om een en
ander goed te begrijpen. Toen de discussie over de klimaatverandering op de
publieke agenda kwam, werd stellig beweerd dat de temperatuur op aarde tussen
1000 AD en 1750 stabiel is geweest en sindsdien als gevolg van de industriële
revolutie pijlsnel gestegen is, waarbij men de golfstick-curve tevoorschijn
toverde. Dat klopte domweg niet omdat alvast in Europa het middeleeuws optimum,
goed 250 jaar hogere gemiddelde temperaturen, aan de orde bleek, al wordt nog
steeds onderzocht hoe warm het dan was in de omgeving van de Blandijn, zodat er
wijngaarden aangelegd werden. Zelfs al was het
verschil voor Gent maar een halve graad Celsius, dan had dat op regenval
en eventuele warmere zomers invloed, maar ook de winters waren kouder. Klimaat
is geen eenvoudig iets, zelfs in wezen onvatbaar want een samenspel van
fenomenen over een langere termijn. Overigens was de uitverkoren drank in de
noordelijke abdijen bier, doorgaans klein bier, tafelbier, terwijl wijn uit de
Bourgondië en zuidelijker gebieden gehaald werd. Een andere factor, de toename
van de bevolking scheen men vanwege de klimaatzaakmensen niet zo cruciaal te
vinden.
Het is belangrijk te pleiten voor biodiversiteit, maar
dat kan niet zonder goede inzichten in ecosystemen en dus komt de vraag aan de
orde of kleine natuurgebieden zinvol zijn, zeker omdat de landbouw door die
versnippering zelf ook weer wellicht legitieme beperkingen te aanvaarden
hebben. Het zijn vragen die naast principiële benaderingen vooral pragmatisme
vergen en goed toezien dat de beoogde resultaten ook behaald worden. Het valt
evenwel moeilijk hard te maken dat de anderen dogmatisch of ideologisch verblind
te werk gaan, want als we de tegenpartij niet laten spreken, komt er weinig in
huis van het creëren van natuurlijke omgevingen. En misschien moet men dan
bedenken dat sommige van die gebieden ook geheel ontoegankelijk zijn, als men
elders voldoende recreatiegebied aantreft.
Het blijkt de kern van het actuele maatschappelijke
ongenoegen, het gegeven dat we ons niet
kunnen inbeelden dat iedereen rechten heeft, maar dat er beperkingen zijn omdat
de verlangens die we uit de rechten afleiden, niet altijd sporen met de rechten
van anderen of van de gemeenschap. Dat laatste kan men evenwel niet zien als
een dwingende figuur, die boven elk van ons staat, want dan zou de gemeenschap
wel eens een dwingend en zelfs wrekend kunnen optreden en wie zal de
legitimiteit van die straffende instantie ontkennen, als men de gemeenschap
fysieke contouren geeft. Belangrijk is dus dat we als individuen wel degelijk
behoren tot een gemeenschap, maar dat het niet de bedoeling is dat we in alles
de anderen naar de ogen kijken en ons verantwoorden. Het klimaatdebat laat zien
hoe een relatief kleine groep activisten, vaak zeer weldenkende mensen, de
overheid en grote bedrijven willen dwingen maatregelen te nemen om de
klimaattransitie te stoppen, zonder andere consideraties de moeite waard te
achten mee in overweging te nemen. Het doel van deze activisten en van het IPCC
is helder en legitiem, de aanpak botst op veel weerstand en roept ergernis op.
Een partij in het Vlaams Parlement spreekt consequent over klimaathysterie. Nu
zal de VRT dat soort uitlatingen zelden in het nieuwsoverzicht meenemen, maar
hoewel overtrokken, geeft de term wel weer wat in de samenleving leeft. Voor de
goede orde, wat we bedoelen met “gemeenschap” kan zich op velerlei manieren
vertalen, kan hecht zijn of gewoon synoniem voor samenleving, met die nuance
dat de gemeenschap, al dan niet los zand op het oog, toch gemeenchappelijke belangen deelt, vaak vooral
waargenomen door de overheid. Dat wat rest is de wijze waarop we besluitvorming
van de overheden in praktijk brengen, zoals afval sorteren, wegwerken en
sluikstorten vermijden. Leven en laten leven, dat vat het wel samen.
Het punt is dat de klimaatzaakmensen vragen van hun
medeburgers dat ze aan consuminderen zouden doen, boete zouden doen voor hun
overdreven genotzucht, terwijl die mensen menen dat hun goed recht is om
regelmatig een goede steak te verorberen, met de diesel de stad in te gaan en
vooral willen ze geen beperkingen als het om hun opvatting van het goede leven
aanvaarden. Intussen merkt men dat het aangenamer is in een stad, Gent, Brugge,
Antwerpen te flaneren nu er zoveel minder verkeer, autoverkeer te bespeuren
valt. Geluidshinder? Ruimtebeslag? Maar tegelijk moet men de ondernemer-stadsbewoner
ook niet ontmoedigen, want een stad heeft vanouds vele functies, maar ambachten
en productie behoren er ook bij. Hoe zal men die belangen met elkaar verzoenen?
Opvallend is dat we tegelijk op zoek zijn naar het
authentieke, maar er bij voorkeur geen last van willen hebben. In een stad en
vele dorpen had je de smidse, de molenaar en de brouwerij, maar lawaai- en
geurhinder maken hun aanwezigheid lastig, als ze al niet uit de markt geprezen
zijn. Veertig jaar geleden passeerden we in Eeklo aan brouwerij Krüger, dat plots
sloot, omdat men het bedrijf had laten opnemen in het grotere geheel van
Jupiler en vervolgens Artois. Nu is dat deel van een groter conglomeraat,
AB-Inbev, met Amerikaanse en Braziliaanse dochterbedrijven. Nu is het
bedrijfsterrein ingenomen door allerlei grootgrutters, en toch nog een bistro.
Van productie is er geen sprake meer, net zoals de textielbedrijven van Van
Damme al lang geleden gesloten zijn. Toch is Eeklo nog welvarend, maar het
leven gaat voorbij aan het belang van de productie.
Wat kan een stadsbestuur, in dit geval van Eeklo doen?
De kliniek verhuisde buiten de stad, rust- en verzorgingscentra zijn er nog,
maar moeten nodig gemoderniseerd. De stad heeft wel jarenlang gezorgd voor een
lokaal draagvlak om groene elektriciteitsproductie, c.q. windmolens te bouwen,
waar de gemeentenaren hun voordeel bij doen. Het blijft opvallend dat
beleidsmakers vaak menen dat burgers er geen inzicht in hebben, in die
windenergieproductie, maar meer in het algemeen, de ruimtelijke ordening en hoe
we zaken organiseren, van winkelen tot maakindustrie. Het is noodzakelijk dat
bewindspersonen inzien dat men minder weerstand oproept als men de discussie
over nut en voordeel weet te verdelen, zoals met de windmolens in Eeklo lukte,
maar recent blijkt via de provincie een andere benadering, met alle winst voor
de eigenaren van de windmolens, zonder enige participatie van coöperanten, wat
niet gunstig uitpakt voor de acceptatie van die grote windmolens. De logica van
de investeerders kan men begrijpen maar tegelijk kan men maar beter proberen van die projecten
iets gezamenlijk te maken, inclusief deel hebben aan de winsten, want dat lijkt
me een gunstige uitkomst van gedeeld belang. Men kan nu natuurlijk verwijzen
naar de trein en de koeien die geen melk zouden geven, in 1834, maar dat is
niet helemaal correct, want er waren ook boeren die hun roomboter met de trein
naar de stad brachten. Ook werd dan weer van overheidswege, naarmate de
industriële productie meer mensen vroeg, een programma van goedkope
treinabonnementen uitgewerkt, naar de staalindustrie in het Luikse en de
Borinage. Het is maar dat van ’t een al eens iets anders komt en niet alles
valt optimaal te plannen. Toch werd er heel wat gepland, maar ons ontgaat de
logica ervan wel eens. In Noord-Frankrijk valt nog heel wat industriële
archeologie te vinden, zoals een scheepslift van een nog oudere signatuur dan
die in Strépy. Eind negentiende eeuw werden op het Centrumkanaal vier
hydraulische scheepslichten gebouwd om een moeilijk te overbruggen
hoogteverschil voor de binnenscheepvaart mogelijk te maken. Men heeft na WO II
stappen ondernomen om binnenschepen tot 1350 mogelijk te maken, maar nu zijn we
weer een paar klassen hoger op de Europese rivieren en kanalen. Was dat te voorzien?
Allicht waren er ondernemers en ambtenaren op de hoogte wat de scheepsvolumes
op de Rijn en andere rivieren zou worden, maar tegelijk was er discussie over
grote infrastructuurwerken in een gebied dat industrieel niet veel meer leek
voor te stellen. De oude scheepsliften werden Unesco-erfgoed en zorgen voor
toerisme naar de site. Toch, en toch blijkt het kanaal en de scheepslift vanaf
2002 vaart te krijgen en na de financiële crisis van 2008-2009 hernam het
verkeer en dat om de wegen vaak dichtslibben en vervoer door de binnenvaart
toch zo een aantal voordelen heeft.
Wat we vaak over het hoofd lijken te zien, is dat we
niet alles vanzelfsprekend kunnen overzien en vooral voorzien. Uiteindelijk is
de industriële revolutie er ook niet gekomen omdat een landstreek of een vorst
dat wilden, maar omdat er zich nieuwe mogelijkheden aandienden. Kool werd
gedolven in Engeland om de grootstad Londen te verwarmen. Maar in Silezië
gebeurde hetzelfde, zoals de familie van Rudolf Pringsheim, die kolenmijnen
bezat in Silezië en spoorlijnen aanlegden. De verwachtingen waren er wel hoog
gespannen, want onder meer Pruisen bouwde een heuse miijnbouwschool uit en
zette gekwalificeerde inspecteurs, waarvan Alexander von Humboldt ook een
gewaardeerd lid was.
Het feit dat België in 1834 al besloot tot een
spoornet voor personenvervoer opende weer nieuwe economische mogelijkheden,
waar het Luikse Kolen- en Staalbekken van profiteerde, dus de Generale
Maatschappij, waardoor de welvaart in het land hand over hand toenam, maar de
arbeiders bleven achter. Dat laatste wordt vaak voor vaststaand feit aanzien,
terwijl arbeiders met een vaste betrekking doorgaans een beter leven hadden dan
hen anders te beurt was gevallen, vanwege de toenemende demografische druk op
het platteland. De spoorwegen, tegen het einde van de negentiende eeuw ook de
politiek van goedkoop brood, ook nog lang na WO II volgehouden door
vastgestelde broodprijzen, dat alles laat zien dat men niet altijd gemakkelijk
oorzaak en gevolg in het beleid kan onderkennen. Overigens komt het ook voor
dat politiek beleid met de beste intenties op het spoor gezet toch andere
resultaten bereikt, omdat de burgers en bedrijven het allemaal naar hun hand
zetten. Nu is het wel zo dat men de afgelopen decennia – ondanks de overwinning
van het kapitalisme, zoals in de jaren 1990 werd gepredikt, de roep om sociaal
beleid nooit zo luid geklonken heeft. De discussie wordt niet helder gevoerd,
maar wat men het (verderfelijke) neoliberalisme noemt, is vooral het gevolg van
onberedeneerd doortrekken van aannames over de vrije markt, zoals het feit dat
men de overheid niet straffeloos kan onttakelen, zonder de voorwaarden voor
economische bloei in het gedrang te brengen. Maar ook sociaal gedreven
bewegingen, gebaseerd op het werk van Pierre Bourdieu had onbedoelde gevolgen,
omdat de kwaliteit van het onderwijs werd afgebouwd. Alle (vermeend) onheil
toeschrijven aan het neoliberalisme blijkt een uiting van het neoliberalisme,
maar de opkomst van computers, laptops en smartphones hebben ons ook veel
voordelen en nieuwe mogelijkheden gebracht. Meer nog dan globalisatie heeft de ontwikkeling
van de digitale samenleving (< dan digitale economie) de context van ons
handelen maar ook van besluitvorming gestuurd op ongewone en onvoorziene paden.
Het onderwijs was er wel klaar voor, al rond 1990, waar scholen techneuten
zochten om de leerlingen het nodige bij te brengen. Velen kochten als early
adapters sneller dan verwacht een pc en later een laptop, terwijl beleidmakers
erbij stonden toe te kijken. Het bizarre verhaal van telkens weer mislukkende
projecten ter digitalisering van het justitiële apparaat spreekt voor zich,
maar bij nader toezien moet men wel inzien dat de voorwaarden voor verspreiding
van data over personen en de beveiliging, naast de obligate toegankelijkheid was
voor een behoorlijk complex systeem van parketten, rechtbanken, advocaten en
griffiers waarvoor men lang blijkbaar niet juiste algoritmen kon schrijven.
Toch gingen rechters en parketmagistraten, nogal al
eens zelf aan de slag met informatica, om toch snellere toegangen te vinden tot
de zaken die onder hun handen waren en zo vlotter te kunnen verwarren. Het
duurde lang, zo lijkt het wel, dat de rechterlijke wereld toegang had tot het
digitale universum, waardoor de procedures beter opgevolgd kunnen worden en
minder uit de tijd lopen, tenzij deze of gene advocaat mikt op verjaring. Maar
er is altijd nog de wetgeving, die de rechtspleging moeilijker kan maken en er
zijn nieuwe omstandigheden in allerlei domeinen van het publieke en private
leven. We vergeten gemakzuchtig dat nieuwe technologie en nieuwe
handelspraktijken een cultuur kunnen veranderen, zoals de afgelopen vijftig
jaar is gebleken. Rond 1970 was naaktloperij op een privaat terrein niet echt
voorwerp van onderzoek, maar nu zal men, wanneer er risico is op pedoseksuele
praktijken, wel onderzoek starten, want de integriteit van het kind moet
beschermd. Natuurlijk, maar als men er al
eens in slaagde sujetten aan te pakken die er aanleiding toe geven, dan
kan men rustiger omgaan met naturisme.
Het valt op dat de maatschappelijke discussies vaak
gevoerd worden vanuit de idee dat de wereld naar de haaien zou gaan en mensen
wolven voor elkaar zijn. Natuurlijk gebeurt er van alles, maar het negatieve
mens- en wereldbeeld kan evengoed een verenging van het blikveld meebrengen.
Daarom moeten we maar hopen dat de media niet te engdenkend naar de wereld en
menselijk handelen kijken. Af en toe, naar eigen inzicht, kritische noten
meegeven over berichtgeving, kan mee het evenwicht bewerkstelligen. Want alles
kunnen we niet weten, maar ook de topexperten weten doorgaans alleen maar wat
zich binnen hun specialisme afspeelt en een filosoof als Ignaas Devisch zal
niet nalaten mee te delen dat zijn visie ook fataal beperkt is, maar niettemin
best interessant. Tot slot: waarom vergeten we zo gemakkelijk dat we in een
hooggeschoolde samenleving leven, waar heel wat mensen kennis meedragen, maar
zich niet per se herkennen in een pseudo-marxistisch discours, dat evengoed
bourgeois moet heten. Maar het is niet de diversiteit aan opinies die lastig
is, maar de neiging van groepen, om de eigen waarheid uit te venten en anderen voor domoren te houden. Dat
geeft geen blijk van veel inzicht in de complexiteit der dingen, reden ook
waarom goed bestuur nogal lastig te realiseren valt, zoals Edgar Morin aan de
orde heeft gesteld: zolang men de complexiteit van de samenleving en van
deelsystemen niet vat, kan men niet succesvol veranderingen aanbrengen, tenzij
met geweld en dat is niet de bedoeling.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten