Op bezoek bij Margareta van Parma te Oudenaarde
Dezer Dagen
Kennismaking
met
Margaretha
van Parma
Margaretha van Parma, landvoogdes,
kunstliefhebber en Italiaanse societyfiguur
uitgegeven nav tentoonstelling in het MOU.
240 pp. Prijs: 45,- €
De laatste dag van de expo in Oudenaarde over een dame
alsnog bezocht, omwille van allerlei redenen te elfder ure maar tot mijn
genoegen. Wie was die dame en was zij enkel een uitgangbord voor Keizer Karel?
Of was haar vorming en de vorming van haar esthetische inzichten maar ook haar
politieke inzet slechts een uiterlijk kleed. Vrouwen wisten meer dan de
voorstelling van zaken laat veronderstellen. Hoe we het zouden moeten weten,
bepaalde mee mijn bezoek, maar de scenografie was bepaald boeiend.
Wie zich inlaat met de Tachtigjarige oorlog ziet la
Parma verschijnen, maar doorgaans stelt men haar voor als de postbeambte voor
haar halfbroer in Madrid. Maar precies de geschiedenis van Granvelle en het
aperte falen van de hertog van Alva, die evengoed welbekend en slechtbefaamd
mag heten laten zien dat ze niet over zich heen liet lopen. Margaretha daarentegen
blijft wel op haar piëdestal staan, maar zou hoegenaamd niets bijzonders hebben
bijgedragen, alleen haar imago en haar verschijnen op de bühne van de Europese
machtsverhoudingen. Het lijkt moeilijk hard te maken dat vrouwen hoogstens als
fraaie garnituur een rol te spelen hadden, al kan het wel zijn dat zij er
belang bij hadden hun inbreng niet al te stevig in de verf te zetten. Hoezeer
was de vrouw van Cesar betrokken bij zijn plannen? Hoezeer waren de
Medicikoninginnen in Frankrijk, de moeder Louise van Sa van Savoyse en zijn
zus, Marguerite de Valois, die dicht bij François Ier veel wisten te
bereiken en mee aan de wieg stonden van de Bourbon-dynastie met Hendrik IV als
drager van een nieuwe visie op het koningschap, die dichter bij Madame de Parma,
Margaretha aanleunde dan bij Frans I. Hoewel dus, want Frans I wilde de grote
Klassieken, uit de oudheid dus, in het Frans vertaald zien en de humanist Budé
was daarbij dienstbaar. Het edict van Villers-Cotterêts in 1539 stelde het Frans
als officiële bestuurstaal. Voor Margaretha moet dat interessant geweest zijn,
maar haar bekendheid met de Italiaanse Renaissance kwam voort uit haar opvoeding
in Napels, Rome en Firenze, maar zij was dan wel de erkende dochter van Keizer
Karel, waarbij ook een schrijftafel zou horen en wat brieven. Uiteraard, want
de brief was de enige manier om te communiceren. Maar behalve de reistijd,
waarover ook Erasmus wel eens durfde te klagen waren er de gevaren van de reis,
zoals rondtrekkende soldaten op zoek naar soldij oftewel een emplooi in dienst van een der vorsten, vooral in het
Rijnland. Had Erasmus er bijzonder veel last van, een keer ging hij er bijna
aan ten onder en dan aan de pest. De prinses, want dat was Madama uiteraard
sinds haar negende en de erkenning door de keizer, zal zeker niet op haar dooie
eentje driemaal vanuit Mechelen of Brussel naar Italië gereisd zijn, maar dat
zij deze reizen kon en moest maken, laten zien dat deze edelvrouwen een boeiend
leven hadden.
Was zij nu boers of edelvrouw, die Margaretha? Het
lijkt me een voorbeeld van onderschatting als men vader Gilles van der Geynste
uit Nukerke een tapijtverkoper zou noemen, want de tapijten die in Oudenaarde
ten behoeve van hoven en abdijen werden geweven, met kostbare materialen, bracht
men niet op de markt aan de man. Het was een diplomatieke opdracht eerst
opdrachten te krijgen en vervolgens die betaald te krijgen. Weliswaar heb ik
hier geen bronnen voor, maar het feit dat de jongedame, Johanna, de dochter van
Gilles van der Geynste en Karel V in de buurt van de (jonge) keizer mocht of
kon komen en dus onder zijn ogen, ligt minder voor de hand dan men in allerlei secondaire
bronnen weergaven en vooral weergeven. De Bourgondische hertogen hadden, net
als de Habsburgse dynastie en de Franse koningen al een grote stilering van het
hofleven bewerkt, waarbij gewone mensen hoogstens in de wasruimtes konden
komen. Wel is duidelijk dat vader Van der Geynste Karel de Lalaing, die zelf gouverneur
was van Oudenaarde en in die omstandigheden op het nu verdwenen kasteel van de
stad verbleef. Karel bleef in de omgeving
van Oudenaarde als oudste zoon, maar zijn broer Antoon werd al in 1501 kamerheer
bij Filips de Schone en in 1510 van Karel van Luxemburg, de latere keizer. Ook
werd deze telg lid van de orde van het Gulden Vlies en van 1522 stadhouder van
Holland, Zeeland en West-Friesland en er ook nog even Utrecht bij nam, waarbij
hij in naam van de keizer de wereldlijke macht van de bisschop overbodig
achtte.
Een edelvrouwe verkeert in edele middens en dat is het
minste wat men kan zeggen van deze Margaretha, die twee keer in de hoogste
Italiaanse families trouwde, eerst een prins van de Di Medici en later na diens
voortijdige dood, neergestoken in Firenze van haar eerste echtgenoot – een lot
dat wel meer telgen van de Medici heeft getroffen – kwam ze in de clan Farnese,
met dank aan een nieuwe paus, van die clan. Door goed onderhandelde
huwelijkscontracten kon zij een aardig vermogen bij elkaar brengen en
investeren in vastgoed. Allicht had ze goede adviseurs, maar ziet men de huizen
die ze verwierf en verfraaide, dan speelt er meer dan alleen maar de wil te
imponeren, want dan wordt het allemaal gauw genoeg bombastisch en blijkbaar
slaagde de prinses erin, zoals in het Palazzo Madama in Rome, de residentie van
de familie de Medici in Rome, gebouwd en waar zij na de moord op haar
echtgenoot nog 10 jaar verbleef. Tja, soms werden weduwen met een aalmoes de
straat opgestuurd, maar de banden tussen Brussel en vooral Madrid enerzijds en
Rome anderzijds waren voor beide partijen van belang. Maar zo bleef de positie
van de Habsburgers in Rome en de Florentijnse politiek natuurlijk bezegeld.
Heeft zij aan het bouwwerk een eigen bijdrage gehad? Dat is mij niet geheel
duidelijk, maar zo een hoogmogend geslacht laat de woningen/verblijven niet
zonder reden verkommeren.
Hoe deed zij het als landvoogdes van de Nederlanden,
in naam van Filips II? De hardvochtigheid van de koning tegen ketters en vooral
de lutheranen enerzijds en de Calvinisten anderzijds en ook wat wel de
Wederdopers, past in een politiek beleid dat door de christelijke koningen,
Isabella van Castilië en Ferdinand van Aragon, ontwikkeld was en berustte op de
idee dat de samenleving best christelijk en zodoende homogeen zou zijn. Parma
was opgegroeid in de Nederlanden en Italië, waar de druk van de Moren veel
minder groot was en de oorlog niet generaties christenen en Moren – en Joden –
tegen elkaar hadden opgezet. Vele joodse families waren al uit Spanje, Castilië
en Aragon, Asturië en Andalucia vertrokken, meest naar Portugal en blijkbaar
ook naar de nieuwe wereld. Vanaf 1580 was ook Portugal een verboden gebied.
Waar Filips geen compromissen aanvaardde, omdat de samenleving zuiver diende te
zijn, waren anderen, zoals Willem de Zwijger in zijn prinsdom Orange verdraagzaamheid trachtte te
realiseren, waar hij immers soeverein vorst was. Maar uiteindelijk werden de
omringende vorstendom verontrust door dat vermeende laksisme. Oranje en Parma
stonden dus niet zo ver van elkaar af. Maar Egmont was dan weer overtuigd
katholiek en bleef finaal trouw aan de koning, maar helpen deed het hem niet..
Hoe het eraan toeging in het huis - of mogen we het
een hof noemen? - van Karel van Lalaing is me niet bekend, maar wanneer kort na
de geboorte van Margareta (van Parma) de moeder een goed huwelijk doet met Mr.
Johan van den Dijcke, heer van Santvliet en Berendrecht, Ridder van Jeruzalem
en raadsheer en rekenmeester bij de rekenkamer van Brabant dan kan men bezwaarlijk
gewagen van een dienstmeid. Is van Dijcke lid van de hoge adel, wellicht niet,
maar men zou denken dat zo een raadsheer in de rekenkamer van Brabant, nu ook
geen onbeduidende functie kan heten en veronderstelt geschoold te zijn
geworden.
Ik kon de tentoonstelling in Oudenaarde zeer
waarderen, vooral omdat een aantal facetten van dit leven van een vrouw zeer
boeiend ten toon werden gespreid. De bedenkingen die ik aandraag, hebben te
maken met een zekere neiging tot acribie, te verbinden met de vaststelling dat
men voortdurend doet alsof die Johanna van de Geynst of haar vader onbeduidende
landelijke personages zijn. De term “legwerker” werd in het Brusselse ambacht voor
de wevers van tapijten met afbeeldingen en randfiguratie aangewend. De kwaliteit
van het werk was overgeërfd van de wolwevers, maar kreeg een eigen dynamiek. Als
er iets tot het verhaal van Vlaanderen gerekend zou kunnen worden, dan zeker die
verschillende ambachten van de tapijtproductie. Evengoed valt bij het bezoek
aan Oudenaarde ook op hoe de stad het rijke verleden goed weten te dragen. De
tapijten in de Wawelburg in Krakau zijn dan ook exponenten van die fijne
vaardigheden en financiële slagkracht van Oudenaarde. Het moet dus gezegd, denk
ik, dat de historische duiding bij de tentoonstelling uitgebreider had gemogen.
Heeft Margaretha van Parma iets kunnen doen ten
behoeve van de vrede in de Nederlanden? Zij steunde, ondanks haar jaren in
Italië en Rome de vragen van de edelen, om te verhinderen dat het fijnmazige
economische en maatschappelijke wezen in de Nederlanden zou komen te verdampen.
Voor Karel V had het wellicht een paar graadjes minder gemogen, die strijd
tegen de ketters, maar Filips was onvermurwbaar omdat hij het uitroeien van de
ketterij als een conditio sine qua non zag voor het welslagen van zijn
onderneming. Dat hij zijn rijk zeer schade toebracht, mag duidelijk zijn.
Madama had daar blijkbaar een ander inzicht over en waardeerde de welvaart van
de Nederlanden. Zijn huwelijk met
erfgename en eerste opvolgster (na haar zwakke broer Eduard VI, die stierf in
1553) van Hendrik VIII, queen Mary ofwel Bloody Mary, die per fas et nefas Engeland
opnieuw katholiek wilde maken, bleef kinderloos en zij wilde vooral niet tegen
Frankrijk ten oorlog trekken. Margaretha wist dus dat haar aantreden als landvoogdes
beladen zou zijn door de strijd tegen de Fransen, de ketters en in haar ogen
onwelwillende lieden, zoals Granvelle en later Alva. Haar visie berustte niet op
onervarenheid, want die had ze in Italië sinds 1533 en haar huwelijken wel
opgedaan. Was zij zich bewust van haar mindere status? Er waren nog
(Bourgondische) bastaarden, zoals 2 maal een Anton, van Filips de Stoute in de
veertiende eeuw en van Filips de Goede in de vijftiende, die een mooie staat
van dienst hadden en ook welvarend bleken. Het knelpunt voor Parma was dat zij begreep
dat de Nederlanden maar rijk waren omdat er zoveel vaardigheid aanwezig was,
zoveel economische en technische kennis, die niet een tastbare schat kunnen
genoemd worden, dus niet kan weggevoerd kan worden (behalve schilderijen dan) maar wel integendeel een voortdurende bron vormt
van inkomsten via legitieme en redelijke belastingen. Enfin, het is makkelijker
om te stellen dat deze mensen, Alva noch Granvelle of Madama iets begrepen van
economie en staatshuishouding. Moeilijker is het aannemelijk te maken dat Margaretha
het geneuzel van Granvelle, met spionnen en dergelijke noch de hardvochtige
aanpak van Alva en de Raad van Beroerten enig soelaas zouden bieden tegen de opkomst
van de protestanten, want in beginsel waren de edelen die zich in het
Eedverbond verbonden door het compromis te tekenen, lang niet allemaal protestanten
waren. De weerstand tegen het beleid kwam na het huwelijksfeest van Alexander
Farnese, zoon van de landvoogdes uitgedrukt in het overhandigen van het
smeekschrift met volle kracht tot uiting, al waren de edelen in eerste instantie
nog beschaafd, al waren het maar bedelaars, geuzen.
Ergo, men kan Margaretha van Parma niet zomaar
afschilderen als een zwak vogeltje dat blij is wat korrels te krijgen. In de tentoonstelling
wordt de maquette getoond van het paleis dat de naam Palazzo Madama kreeg, naar
precies die Parma, die al sinds 1529 geëcht was door keizer Karel, de vader. Meer
aandacht voor correspondenties uit die tijd, ook ten behoeve het brede publiek,
zou pas verhelderen hoezeer vrouwen een rol gespeeld hebben, ook al zien we hen
slechts zelden een rol op de voorgrond spelen. Margaretha nam afstand van
Filips II, omwille van Alva, wat wel gedurfd was, maar Filips zou haar weinig
nadragen, maar gewoon niet meer contacteren. Alleen, na de dood van Filips II
begreep men dat Margaretha wel degelijk goede argumenten had gehad, die niet
kwamen van lieden als Berlaymont, een van haar raadgevers in de Nederlanden,
zeker na de terechtstelling van Egmont en Horne. Tussen blinde trouw en meineed
ligt een wereld van mogelijkheden om zinvol te handelen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten