Democratie van waarde
Dezer Dagen
Spreken als zwijgen schuldig
verzuim wordt
Jean Jules Antoine Le Comte du Nouÿ
(1842 -1923)
Demosthenes oefent de redekunst
We beleven een bijzondere tijd, waarin mensen hun
vertrouwen in anderen en vooral de politiek hebben opgezegd, zonder er zich
rekenschap van gegeven te hebben, dat het beleid niet altijd te vinden is in de
grote politieke discussies in het parlement, omdat men daar zieltjes wil winnen,
wel in publieke discussies en in Academia, al hechten we daar zo te zien minder
waarde aan. Wie is gekwalificeerd om te spreken? Tja, de expertencultuur lijkt
dat probleem terzijde te hebben geschoven, maar klopt dat wel, hebben alleen
experten recht tot spreken?
Het was nu net de vondst van de Verlichting – al is
die titulatuur niet geschikt, want de
18de eeuw is ook een tijd van godsdienstconflicten en nieuwe
wetenschappelijke inzichten, methodes en conclusies vooral, die tot op onze dagen als gevleugelde
waarheden rond zoemen – dat men kennis moet verwerven voor men zich in de vorming
van de publieke opinie kan mengen. Neem de vrijheid van meningsuiting, voor de
geleerde uit Königsberg, Kant, impliceert dat ook dat men weet waar het om
gaat, dat men moet durven te proeven, beproeven, te denken, maar dat dit denken
niet in het wilde weg kan verlopen. Dat wil zeggen, verificatie van feiten,
falsificatie van aannames en veronderstellingen
zorgen ervoor dat we inzichten bereiken die de toets der kritiek doorstaan, dat
waarheid en verzinsels uit elkaar gehouden kunnen worden. Niets zegt evenwel dat
die inzichten voor altijd boven kritiek staan. Als de omstandigheden veranderen,
moet men zijn mening herzien, vond John Meynard Keynes en die deed dat dan ook
fluks, dat wil zeggen wanneer de omstandigheden veranderden of zijn kijk erop.
Het punt is dat in de politiek dezer dagen
wetenschappelijke data en theorieën niet meer valabel blijken wegens eerder
willekeurig bij elkaar gezocht, om een eigen inzicht te onderbouwen, klinkt het
dan. Maar over de waarde van de argumenten moet altijd nog nagedacht. Alleen is
het zo, zoals MAGA laat zien en het rondstrooien met fake news – als het als
zodanig bestempeld kan worden – dat politici en groepen die politici steunen graag
een eigen weergave van de werkelijkheid geven, die vaak onbruikbaar blijkt na
de nodige kritische bewerking, waarmee men niet volstaan kan met het aanduiden
van (enkele) onwaarheden, want al is dat belangrijk, even cruciaal is het
onderzoeken van de opzet van de uitspraken en bijvoorbeeld misleiding aanwenden
of het opzetten van valkuilen en plaatsen van schietgeweren.
Neem nu de strijd van een aantal ouders uit
conservatieve kringen om boeken die zelfs maar van ver iets openbaren van wat
vroeger het mysterie van het leven werd genoemd, voortplanting en geboorte,
maar ook seksualiteit waren toen vaker dan nodig taboe en blijken nu
onaanvaardbaar voor deze ouders; bibliotheken en scholen lijken daar gunstig
gevolg aan te geven, zonder acht te slaan op de gevolgen voor de kinderen. Nu
gaat het doorgaans om boeken over hoe jongeren volwassen worden en hun weg
zoeken en al dan niet vinden in het leven. Het feit negeren dat er mannen zijn
die van mannen houden en tegelijk voor de buitenwereld een geordend leven
leiden, mag niet genoemd worden. Wat vreest men dan? Volgens de Hongaarse
leiders zou men jongeren mis- en verleiden tot homoseksualiteit en
identificatie met de homoscene. Het kan gebeuren, zoals ook meisjes zich beter kunnen
voelen in intieme omgang met meisjes. Of zou het lage geboortecijfer in Europa,
maar ook in Rusland daartoe terug te voeren zijn? Eerder zijn het de
heterovrouwen die andere prioriteiten niet terzijde wensen te schuiven en pas
op 30 jaar of ouder hun kinderwens een plaats geven en een eerste kind krijgen,
vaak met dank fertiliteitstechnieken en daar is niets mis mee. Dat is dan ook
hun vrijheid en laat hen toe volop deel te nemen aan het maatschappelijke
leven, waar de samenleving ook baat bij heeft. Persoonlijk welbevinden heeft
maatschappelijke betekenis, belang ook want mensen die verteerd worden door
frustratie en ressentiment kunnen niet goed waarderen wat er nodig is, zoals Incels,
onvrijwillig single gebleven mannen nogal ostentatief lucht geven. Nu ja,
mensen die redeloos optimistisch zijn of geloven dat ze de hele samenleving
kunnen aanpassen aan hun unieke, alleenzaligmakende visie op mens en samenleving;
ook het milieu, dat verdient aandacht, omdat dit voor de komende generaties van
wezenlijk belang kan blijken, zoals voor ons de verschillende fases van de
industriële revoluties heel wat ten goede veranderd heeft, zonder dat we blind
kunnen zijn voor de aangerichte schade. Vraag is of de golven van snelle demografische groei een
zegen zijn gebleken of integendeel de natuur en dus onze leefomgeving schade
toegebracht hebben.
In wezen was de korte 20ste eeuw een
voortdurende crisis van de democratie en
toch werden de instellingen die samen de democratie schragen er alleen maar
sterker op, want ook het middenveld maakt er deel van uit, maar ook de grotere
mondigheid van burgers, terwijl net dat tot gevolg heeft dat besluitvorming
stugger, eerder stroperig en onzeker maakt.
Het ligt er vooral aan dat een politicus middels
redevoeringen niet meer de complexiteit van de samenleving kan vatten. Dat wil
zeggen dat een partijprogramma en ipso facto een verkiezingsprogramma
behoorlijk wat bochten afsnijden om begrijpelijk én overtuigend over te komen.
De enkele keer dat een politicus iets moeilijks op de agenda zet, nemen kiezers
dat met groter vertrouwen aan, dan als verteld wordt dat morgen de kappers
gratis zullen scheren. Toch is het lastig voor politici om met realistische
voorstellen te komen, wanneer de realisatie ervan heel wat voeten in de aarde
blijkt te hebben, omdat de wetgeving en allerlei overwegingen omtrent
non-discriminatie de vlotte besluitvorming en dito uitvoering ervan frustreren.
Een gedachte die bij politici en ook bij
populistische journalisten, het commentariaat, en ook wel blijkt voor te liggen
is dat men deze groep of een andere moet ontzien, afhankelijk van het publiek
dat men wil aanspreken, terwijl het best aanvaardbaar kan zijn als een groep bovenmatig
veel fiscale of andere voordelen zou genieten, daar op gekort zou worden. Maar
doorgaans hebben die goede pleitbezorgers en zijn het de zwakkere groepen
zonder macht die al eens het gelag moeten betalen.
Het interessante is van de actuele ontwikkelingen dat
het klassieke “Cui Prodest” opnieuw helder kan beantwoord kan worden, althans,
die indruk krijgt men, maar het betekent ook dat het publieke belang steeds
meer herverkaveld lijkt te worden; “lijkt” omdat we er niet goed de vinger op kunnen leggen wat nu anders
zou functioneren in het maatschappelijke bestel dan – pak hem beet – veertig
jaar geleden.
Het probleem was immers dat politici hun brute
machtsverwerving onder goede bedoelingen wisten te verdoezelen, hun achterban
als vrienden aanspraken, al bleek dat wel eens een weinig acceptabele aanname
tenzij er onderling regelingen werden verdeeld. Maar men deed graag beroep op
die vrijwilligers die omwille van de zaak hun inbreng niet matigden en er dan
ook nog eens niets voor terug vroegen. Het was bizar die retoriek te volgen. Er
zijn namelijk altijd wel groepen geweest die erin slaagden een achterban te
mobiliseren, naast de vakbonden of de cultuurfondsen, maar wat veranderde is
dat de benadering van de maatschappelijke evoluties, nooit enkelvoud niet
altijd voorzienbaar zijn en vaak ook niet vanzelfsprekend negatief, maar ook
niet onverkort positief, wat natuurlijk ook weer afhangt van het perspectief. Politici
staan dus voortdurend in de tocht, de windvlagen van de evoluties en
ontwikkelingen, van medische aard of van technische aard – als dat al niet
dicht bij elkaar ligt – en nog wel andere aangelegenheden en neen, niet alles
lijkt ons onmiddellijk bij te dragen tot een beter leven, soms wel voor
enkelingen. Het punt is dat we vergeten dat procedures in een democratie wel
eens handig gehanteerd worden om de macht bij de eigen kring te houden, terwijl
men bewust het debat achter die procedures versmacht en mensen de indruk geeft
dat alles al wel beslist zou zijn. Deep State, dan toch? Vooral het vermogen de
werking van de instellingen in de vingers hebben en sneller dan de anderen daar
handig mee om te springen.
De moeilijkheid, zo blijkt telkens weer is dat de vele
ontwikkelingen in zowat alle domeinen van het leven niet op zichzelf staan maar
vaak genoeg interfereren met andere, met elkaar dus. De oorzaak leggen we graag
bij tegengestelde belangen van verschillende groepen, maar het gaat wellicht om
het feit dat we nog altijd liever kijken naar hoe de wereld zou moeten zijn,
dan wat, hoe die is. Dan klopt het ook weer dat een visie op wat komen kan of
zou moeten, de spanning tussen hoop en optimisme enerzijds en realisme
anderzijds niet goed begrepen wordt. Zelfs de legendarische premier van
Nederland, Marc Rutte, die steeds weer zegde dat hij geen visie nodig had of
anders naar de oogarts zou gaan, wist zeer goed dat hij geen beleid kon
ontwikkelen als hij zich niet kon verbeelden hoe we over dertig jaar de dingen
zouden gaan doen.
Had iemand Openpik verwacht als oplossing voor
zwaarlijvigheid, terwijl het middel voor diabetici van levensbelang is, voor
bepaalde types diabetes dus. Aan de
andere kant zien we dat sommige kankergeneesmiddelen efficiënter zijn en de
overlevingskansen merkbaar doen toenemen, zonder vervelende neveneffecten. Kanker,
legde een arts me uit, zal men de wereld nooit helemaal uit helpen, maar we
kunnen preventief een en ander doen, we kunnen ook mensen quasi genezen, al
vraagt de arts zich af of dat allemaal wel zo heilzaam is. De pensioenen moeten
betaald worden natuurlijk en de voorzieningen voor wie niet meer op eigen benen
kan staan, dat wil zeggen veel zorg nodig heeft, lichamelijke zorg, voeding en
al die dingen die ze niet meer zelf aan kunnen. Maar er is geen personeel te
vinden of vaak ook geen plaats meer om die voorzieningen op te trekken. Maar
mensen hebben recht op de beste zorg. Daarom begrijpt hij ook dat mensen niet
altijd per se de zware behandelingen aanvaarden als prijs voor enkele jaren
half leven. De arts zucht dan want de media willen aan de ene kant heldendaden
in operatiekwartier maar ook geen overbodig lijden.
Men kan het zorgsysteem, de gezondheidzorg maar ook
andere bestuurlijke systemen, a fortiori het staatsbestel én de samenleving
niet zien als een eenvoudig functionerend entiteit die op de wenken van een
enkele, almachtige dirigent zou bewegen of energie putten uit bevelen. Zelfs
een directeur van een school of van een
museum, maar ook een bedrijfsleider kan er hoogstens van dromen dat iedereen
zal doen wat hij/zij hen zal opdragen te doen. Maar de betere dirigent,
directeur weet dat zijn orkestleden of personeel van het ziekenhuis weten wat
ze moeten doen, weten ook wanneer ze een noodprocedure moeten aanwenden omdat
een patiënt niet heel voorspoedig reageert op de behandeling. Kortom, er zijn
tal van onzekere factoren, maar betrouwbaarheid en vakbekwaamheid mag men niet
negeren, al kan betrouwbaarheid leiden tot recalcitrant klokkenluiden, omdat
het moet, omdat vakbekwaamheid daartoe noopt. Maar doorgaans blijkt goed
overleg beter, wat meestal slechts mogelijk is, dat overleg, als de
communicatielijnen niet te lang zijn. Dus niet alleen commandolijnen, maar ook
de wederkerigheid die communicatie veronderstelt kunnen de werking van
bedrijven en overheidsorganisaties verbeteren, maar men meent immer weer dat
grootschaligheid een kostenvermindering zou meebrengen. Nog afgezien van de kost
die afstand tussen de commandobrug en werkvloer met zich meebrengt, is de kost
van kwijnende communicatie zelden in kaart gebracht. Of beter, men besteedt
alle aandacht aan hoe iemand, een chef, overtuigend kan spreken, maar het gaat
vaker dan men zou verwachten voorbij aan die wederkerigheid, maar zoals altijd,
zou men kunnen stellen, dat respect geen ijdele bekommernis is. In een
democratisch bestel is dat niet anders.
Ik ben niet overtuigd van de goede gronden die men
graag aandraagt om het beleid, de politiek met alle zonden te beladen, maar
denk wel dat men zich vergist als men grootschaligheid en uniformiteit wil opleggen,
waardoor vakmensen zich tekort gedaan voelen in hun beroepswaardigheid. Men
komt finaal uit, denk ik, bij de vraag of men nog wel eenzijdig kan bepalen wat
“het doel” van de politiek zou zijn, wat politici zouden moeten nastreven, want
die standpuntbepaling komt dan de vraag wie dat allemaal zal betalen. Toch
vergist men zich wel eens uit kortzichtigheid als men niet wil of kan bijdragen
aan de publieke middelen.. 25 jaar geleden kon men veronderstellen, denk ik, dat
een tijd van overvloed was aangebroken, voor het Westen, een indruk die wel
eens afgedaan werd als onethisch, want wie zou al die goedkope rommel
produceren en daarbij het milieu belasten. Men zag niet goed, klonk het, waarom
wij zoveel overvloed voor vanzelfsprekend kon houden, maar tijdens die kwart
eeuw, verschoven de verhoudingen hoe dan ook weer verder en een van de bronnen
van zorg is dat men niet voldoende goed geschoold vakmanschap vindt, zodat men
die elders moet zoeken en zal vinden.
Wie goed nadenkt over de gang van zaken, meent wellicht
dat er geen passende oplossingen te vinden zijn, dat men – maar dat horen we al
zestig jaar – aan welvaart en geld zullen moeten inboeten, verarmen dus. Net
omdat de goederen nu zoveel goedkoper geproduceerd worden, bestendigde onze
welvaart. De implementatie van ICT en recent artificiële intelligentie in onze
samenleving is voor de een de heilige graal en voor anderen een grote
bedreiging van de condition humaine. We zullen het moeten aanzien en tegelijk
kunnen we precies de vragen omtrent de condition humaine opnieuw onderzoeken en
dat is niet per se een opdracht voor politici, maar zij zullen op enig moment
wel met die mogelijkheden moeten omgaan, niet enkel voor de school, maar ook in
verband met werkgelegenheid en het eerlijke toebedelen van inkomens. Maar het
is (nog) niet gezegd dat AI menselijke inbreng volkomen zal uitschakelen, al
denken de luddisten - actievoerders tegen
de Industriële Revolutie, c.q. de stoommachines rond 1800 - dat wel. Bijgevolg
is het lastig zomaar tien jaar vooruit te denken en een bruikbare boordtabel
bij de hand te hebben, maar het blijft verleidelijk de werkelijkheid te
reduceren tot onze prioriteiten en wat er niet in past opzij te schuiven.
Prachtig dus, dat spreken voor de bühne of voor de eigen parochie. Maar die parochie luistert niet altijd even
nauwkeurig, denkt men, wanneer die parochie gaat riposteren, maar misschien
hebben de sprekers zelf ook niet goed geluisterd, al kan het ook zijn, dat de
omstandigheden tot een lastige, zelfs ongewenste boodschap nopen.
Tot slot werd mij alvast duidelijk dat onze
samenleving en onze cultuur, techniek en technologie inbegrepen niet veel
ruimte laten om een grote, begeesterende visie te ontwikkelen of de kiezers
bezielend toe te spreken. De moeilijkheid is de vervreemding tussen burgers,
burgerij en de politieke verantwoordelijken anderzijds, maar in wezen
behartigen dezelfde belangen, het algemeen belang. Maar dan blijkt dat algemeen
beleid tegelijk verdeeld in vele beleidsdomeinen en vertaald in soms heel
beknopte maar ingrijpende programmapunten. Slaagt de politiek er dan niet in
wat dan ook te presteren, zoals men wel eens hoort, dan zou het veeleer de
vraag moeten zijn hoe bestuurders in een complexe samenleving kunnen handelen.
Het doel van de politiek? Wie het weet mag het zeggen,
maar er is geen overkoepelend doel, wat partijideologen ook beweren of
voorwenden te brengen, want het geheel laat zich moeilijk overzien laat staan
sturen, ook al omdat te veel sturing een aanslag vormt op de algemene welvaart
en voor frustraties zorgt bij burgers. Bijgevolg is het van belang de betekenis
van democratische structuren begrijpelijk te maken en te verhinderen dat minder
wijze lieden zouden gaan geloven dat zij dat precies wel kunnen. Met andere
woorden, de vrijheden van onze grondwet zijn geen leuke dingen voor de mensen maar
precies noodzakelijke instrumenten voor burgers en voor bestuurders om zich te
kunnen oriënteren in de samenleving en ten opzichte van elkaar. Gaat het om
theoretische concepten en aannames, dan geldt ook dat we er doorgaans wel mee
opgroeien, begrijpen we gauw genoeg wat vrijheid inhoudt en waar de beperkingen
aangebracht worden. Vreedzaam kunnen samenleven is belangrijk genoeg, maar hoe
de vrijheid van de ene kan botsen met die van anderen, wat op allerlei manieren
kan opgelost worden.
Dat is waarom behoorlijk bestuur cruciaal is en dat
het toch altijd weer opnieuw duidelijk omschreven moet worden. Maar ook over de
taal van de macht in een democratie mag blijvend worden nagedacht, net om
aanspraken van almacht vroeg te detecteren en er tegenwerk tegen te bieden.
Want een democratie is niet gediend van totale controle, omdat de samenleving
zo lam geslagen kan worden en alle dynamiek verliezen.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten