Dragerschapstest; To be or not to be?
Reflectie
Dragerschapstest[i]
Vooruitgang, bedreiging of ondersteuning?
Er kwam bericht van de Hoge Gezondheidsraad dat
men al die testen die nu vrij op de markt zijn en ertoe dienen mensen te laten
weten of ze drager zijn van een aandoening ook zouden overdragen van hun kind
in hope meer onder controle wil houden. Reguleren van een praktijk om
(on-)opzettelijke vergissingen en dwalingen te voorkomen, kan een goede
oplossing zijn, maar de vraag is ook hoe men mensen zal informeren over het
dragerschap, de testen en andere facetten? To be or not to be? Inderdaad, dit
is aan de orde.
Sinds
onheugelijke tijden mogen we ons verheugen in de vooruitgang van de
geneeskunde, waarbij geleidelijk "banale" ziektes overwonnen werden
en nu ook steeds meer complexe aandoeningen in toom gehouden kunnen worden en
niet meer vanzelfsprekend lethaal blijken. Toch horen we nog steeds over onder
meer alvleesklierkanker dat de behandeling bij vaststelling al achterhaald is.
Niet alles is volkomen beheersbaar.
Waar
gaat de dragertest over? Men zal proberen te voorkomen dat mensen onvoorbereid
een kind verwekken en dan verbaasd blijken dat het een erfelijke en belastende aandoening
onder de leden heeft. Die wetenschap kan gunstig uitpakken, evengoed kan het
leiden tot grote onzekerheid en soms tot niet meer proportionele maatregelen.
Prof. em. dr. Jean-Jacques Cassiman heeft een aantal jaren geleden al gewezen
op de moeilijkheden die kennis van mogelijke aandoeningen met zich kunnen
brengen. Immers, sommige aandoeningen dreigen niet onmiddellijk, andere kunnen
het welzijn van de baby, het kind in hope ernstig belasten en dus ook het hele
gezin raken.
De
Hoge Gezondheidsraad heeft dus een wijs besloot genomen en daar kunnen we het
dan mee doen, moet ook ik besluiten, ware het niet dat zij een reguliere toepassing
binnen een gepast kader van erfelijkheidsdeskundigen en gynaecologen,
psychologen wellicht ook na afname nog voor grote dilemma's bij de betrokken
partners kan zorgen. De toestand nu, hoort men wel eens, leidt tot grote
zekerheid omdat men niet weet hoe groot de kans op foutief ingeschatte
positieve of negatieve resultaten en vervolgens is het nog de vraag op welke aandoeningen
zal testen. Jean-Jacques Cassiman meende dat het moeilijk is veertig of meer
jaar vooruit te kijken.
Maar
er valt nog meer te bedenken. Tot nog toe waren ouders dolblij als een kind
geboren werd, goed voorzien van oren en poten en gezond van uitzicht. Maar
vroeg of laat kwam er dan wel een (kinder-)ziekte om de hoek loeren en dan was
het de vraag wat men kon uitrichten. Geleidelijk bleek men de overlevingskansen
van kinderen te kunnen opkrikken, maar soms waren er nare gevolgen. Aan de
andere kant kon men ook ziekten opdoen, zoals Polio die op het oog weinig met
erfelijkheid te maken hebben, maar die ook zware gevolgen kan hebben voor de
patiënt en dus is het dan de vraag, als men niet alles kan voorkomen, of dat
geen verwarring zal zaaien. Nu valt dat bezwaar wel te omzeilen als artsen
duidelijk maken dat de aandoening, te meer daar Polio of kinderverlamming sinds
1988 door de Wereldgezondheidsdienst is ingeperkt en het aantal met 99 % is
teruggedrongen.
Er
blijven dus de erfelijke aandoeningen over, waaraan men iets zou kunnen doen,
waarbij we dan congenitale afwijkingen buiten beschouwing laten, al kan het
altijd dat men daar ook een en ander zou kunnen voorkomen. Want dat is
natuurlijk de winst die men wil boeken: vermijden dat ziekten met
levensbedreigende of de levenskwaliteit bedreigende aandoeningen terugdringen. Wie
zou deze projecten niet goedkeuren? Gelovigen van allerlei gezindten die tegen
bloedtransfusie en orgaantransplantatie zijn, die menen dat men van een gezonde
persoon die toch plots stervende is geen organen mag nemen om andere mensen te
helpen, omdat god zou willen dat we heelhuids naar het hiernamaals gaan?
Toch
zou het niet enkel voor gelovige mensen een kwestie mogen zijn en zouden we
toch goed moeten overwegen wat we willen weten. Intussen is het ook duidelijk
dat wie niet wil weten of men zelf en de partner drager zijn van een
aandoening, een grote verantwoordelijkheid op zich laadt, tegenover zichzelf,
die partner, het kind en de bredere samenleving als dat kind een aandoening
onder de leden blijkt te hebben die zich plots ontwikkeld. Uiteindelijk gaat
het pleidooi van de Hoge Gezondheidsraad, volgens de krant De Standaard (12
april 2017) zover dat men ouders die dragers blijken aanraadt via ivf de
bevruchting te laten plaatshebben waarna men een vrucht kan inplanten die na
onderzoek vrij van smetten blijkt. Het zou zonde zijn, zegt een arts nog als
men in een ziekenhuis een zwaar ziek kind moet verzorgen, wanneer men de ziekte
had kunnen voorkomen... en dus het kind, denk ik dan.
Laten
we er niet omheen draaien, de vooruitgang van de medische en biomedische
wetenschap gaat met rasse schreden vooruit en zeer vaak kunnen we er de
zegeningen zonder omwegen van zien. Maar erfelijkheid is een lastig paar
mouwen, ook al omdat we er vaak pas geleidelijk, opgroeiend, achter komen welke
erfenis meedragen en soms kan dat ook al een last zijn, maar zijn er zware
aandoeningen mee gemoeid, dan wordt het een kwestie van schuld. Ook in een
geseculariseerde wereld moeten we accepteren dat mensen schuldgevoelens kunnen
hebben of zich voor hun verantwoordelijkheid geplaatst weten. Weten mag, maar
mag men mensen dwingen dingen te weten die ze liever niet zouden weten.
Het
zou goed zijn, mocht men inderdaad aangeven dat bestaande instituten voor
erfelijkheid bij mensen die in de familie bekend zijn met een voorgeschiedenis,
omtrent syndroom van Down en andere, zoals mucoviscidose, taaislijmziekte,
waardoor de longfunctie aangetast wordt als ik het wel heb, zijn inderdaad
belastend, voor de patiënt en de omgeving, zodat ouders in spe weten dat ze
deze en andere aandoeningen kunnen opsporen en indien de kans dat er van
gedeeld dragerschap sprake is, ook het nodige doen. Maar veronderstellen we dan
even dat zo een jonge vrouw onverwacht op natuurlijke wijze zwanger wordt, uit
pure verliefdheid en liefde, even vergetende wat er zou kunnen gebeuren, dan
zal de verantwoordelijkheid en het besef schuldig te zijn aan leed wellicht
heel zwaar wegen. Het kind, eenmaal geboren, blijkt een zonnetje in huis,
groeit als kool en de ziekte is er wel, maar ontwikkeld zich niet... of net
wel?
Hier
komen vragen kijken die sommige ethici met het verstand en de logica en goed
ingevoerd natuurlijk willen beantwoorden, maar waar mensen doorgaans voor die
redenen niet vatbaar blijken. Er werden in het verleden tal van kinderen
geboren waar iets mee was en soms groeiden die op, dan weer stierven ze
voortijdig. Een tante die ik nooit kende, stierf in het laatste jaar van de
oorlog aan de zogenaamde blauwziekte, een afwijking in het hart waardoor het
stofwisselingssysteem niet afdoende werkte en het bloed niet voldoende zuurstof
transporteerde. Van mijn moeder hoorde ik hoe die jonge vrouw wist dat ze
sterven zou, maar altijd en zeer lang, van het leven met volle teugen genoot.
Ik weet niet of mijn moeder die toen negen was, er zelf ook van wist, maar
blijkbaar was er toch voldoende openheid om de kinderen de oorzaak van de
ziekte en de zware hypotheek op haar leven mee te geven. Toen was het oorlog,
maar vooral de artsen beschikten nog niet over de verfijnde technieken om een
klep goed te zetten en te zorgen dat die goed sluiten zou, waardoor de
aandoening de ontwikkeling van de baby niet meer in de weg staat. Of er van
erfelijkheid sprake is?
Het
voorstel bestaat er dus in dat men alle ouders in hope zou testen, maar die
zouden dat maar kunnen doen als ze een stel zijn. Dus zou de beste praktijk
erin kunnen bestaan dat men gewoon alle mensen een dragerschaptest afneemt en
als men besluit met iemand een relatie aan te vatten, zou men dan discreet de
databank kunnen raadplegen? Wie is die "men"? Een van de twee
partners of mogelijks zelfs een derde? Privacycommissies zouden stomen en
oververhit raken, maar ook u en ik zouden wellicht de vraag stellen hoe
belangrijk die wetenschap nu is. Of beter, laat mij toe te veronderstellen dat
mensen inderdaad de familiegeschiedenis kennen en ook van zichzelf weten of er
iets mis is of zou kunnen zijn. Valse ongerustheid in de kiem smoren is dan
belangrijk, maar op fouten berustende geruststelling kan later voor lastige
gevolgen zorgen.
En
dan komen we bij de vraag, die Joseph Roth stelde in de roman Job: heeft een
mismaakt kind - inderdaad een last voor vader Job en voor de moeder, want ze
laten het kind achter in de sjtetl wanneer ze zelf hun zonen achterna reizen
uit het verplichte verblijfsgebied voor Joden en naar de VS trekken. Zovele
jaren ontdekken die kinderen dat een gevierd dirigent en componist hun broer is
en ook de vader aanvaardt hem met liefde.
We
zijn het gewoon in zaken van lijden de oorzaken van dat lijden uit de weg te
ruimen, maar het leven zelf heeft ons al zo vaak een loer gedraaid en soms
lijkt er sprake van een onwaardig leven, terwijl de omgeving dat leven wel
verwelkomt, met alle last die dat meebrengt. Overigens, zelfs als men een
algemene screening zou doorvoeren, zoals voorgesteld, zou men wellicht nog op
zeer zeldzame aandoeningen botsen, die het leven van een kind, van de familie
fors overhoop halen. Enigszins ervaringsdeskundig besef ik maar al te goed dat
het voor ouders een als zeer zwaar om dragen kruis moet zijn als blijkt dat een
kind een aandoening heeft die nergens vooraf was gezien of onderkend. Maar tot
voor kort was dat nu eenmaal zo en mensen aanvaardden daarmee te leven. De
volgende stap is wel dat als men het kan weten en niet wil, hoe men dan met die
omstandigheid zal omgaan. Men moet het lijden niet zoeken maar het komt op de
weg van alle vlees. Men kan mensen die weet hebben van aandoeningen die
behandelbaar zijn maar wel enige zorg vergen, men kan denken aan hazenlippen,
aansporen de dragerschaptest aan te gaan, maar waartoe een positief antwoord op
dit vlak moet leiden? De artsen die nu met veel zorg mensen met open verhemelte
operatie na operatie een leefbaar geven zullen wellicht gelukkig zijn dat
zoveel leed voorkomen wordt. De kunde kan immers ook voor andere problemen,
ongevallen en brandwonden ingezet worden.
Vrijheid,
veronderstelt de ethicus, berust op betrouwbare kennis en daar valt geen spelt
tussen te krijgen, behalve dan dat de goede oude katholieken wel wisten dat men
zeer bewust kan kiezen voor een foute oplossing, omdat men er goede kant van
ziet en er de slechte, negatieve aspecten van weigert te zien. Dat is zonde en
zondigen tegen het leven... maar zelfs vanuit een seculier, niet gelovig
standpunt bezien blijft de kwestie meer dan alleen maar rationeel te
beredeneren kwestie. Aan het eind van de discussie beslist men over zijn of
niet zijn, van een ander.
De
ethische aspecten van deze kwestie mag men niet onderschatten, maar als het er
enkel om zou gaan onnodig leed te voorkomen, dan zou men bedrogen uit kunnen
komen, want om dat zwaar belaste leven te voorkomen, kan men de spontane wensen
van een man en een vrouw onderuit halen, wat overigens nu al op velerlei
manieren aan de hand is, maar dat kan dan weer de psychische stabiliteit van
elk van die mensen onderuit halen. Veroorzaakt dan men ook geen leed, of gaat
het om kleiner leed dat groter moet voorkomen? Het psychische leven van mensen
is wellicht niet minder van belang dan de blote gezondheid, zijnde afwezigheid
van zware aandoeningen. Overigens, weet men dan niet dat men alle
verantwoordelijkheid draagt voor alles wat er mis zou kunnen gaan in het eigen
leven of dat van anderen? To be or not to be, het blijft een zwaard van Damocles,
die kennis.
Bart
Haers
[i]
De
krant De Standaard verwijst naar een advies van de Hoge Gezondheidsraad.
Merkwaardig blijft dat men het nog niet via radio of televisie ter discussie
stelde, bij mijn weten. http://www.health.belgium.be/nl/advies-9240-dragerschapsscreening
Reacties
Een reactie posten