Jeanne d'Arc en Greta Thunberg




Reflectie




 Kunstkritiek en kunstervaring:
Jeanne d’Arc au bucher



Jeanne d'Arc. Olie op perkament, 1450-1500. 
Welke rol speelt de criticus in het artistieke gebeuren? En wat met de literatuurkritiek dezer dagen? Kan men een boek afserveren omdat het te veel ideeën bevat? De omgang met kunst en literatuur is niet alleen een zaak van experten, want als men niet echt houdt van een boek, een toneelvoorstelling, dan is dat gewoon zo, al kan men achteraf nog van mening veranderen. Het valt ook op dat men discussies over kunsten en literatuur graag voorstelt als een onbeschreven blad, terwijl onze traditie zo diepe wortels heeft, dat het haast godsonmogelijk is nog nieuwe verhalen te vertellen, want alles is al gezegd.

Neem nu “Jeanne d’Arc au bucher”, een tekst van Paul Claudel en de muziek van Arthur Honegger, waarin het verhaal van de maagd van Orléans opnieuw verteld wordt, van het moment dat ze op de brandstapel zat, terugkerend naar het begin. Vertelt de opera iets nieuws? En hoe?

Het gaat om de kritiek in dit stuk, maar dat gaat niet zomaar in abstracto, want kritiek is altijd weer een weerklank geven aan iets, dat men al dan niet weet te waarderen. Een roman kan ons ontgoochelen en toch lang blijven naleven, de vele versies die we kregen van het verhaal van Jeanne d’Arc, doorheen de jaren, soms een ontdekking bij een boekerigste aan de Seine, waarin het heldenverhaal verteld werd, een ware uitdrukking van de geest van Ernest Lavisse, die haar verheerlijkte zonder terughoudendheid. Moet men er zich mee inlaten, tenzij men historicus is, kan men dat nauwelijks maken, leerde ik. Toch is het van het belang te begrijpen hoe ver de invloed van Lavisse op de Franse geesten is geweest en soms nog is. Maar heeft Jeanne d’Arc wel een invloed gehad op de loop der gebeurtenissen? De oorlog tussen de Engelse koning en de Franse, met steun voor Engeland vanwege de Bourgondiërs, sleept al tijden aan en de oorlog ging wellicht niet meer alleen om de legitieme rechten op de Franse troon. Het verhaal van de maagd van Orléans kreeg overigens geleidelijk een nieuwe betekenis, die minder met nationale aspiraties te maken had, maar met de vraag wat een vrouw mag verhopen te bereiken in een mannenwereld.

Voor ons is het allemaal, op het eerste zicht, een onbereikbaar ver land, want wat kan een vrouw in die tijd in de oorlog doen en waarom zou zij zich blootstellen aan alle mogelijke gevaren, want in oorlogstijd reizen, het is niet veilig en hoe zou zij ertoe kunnen bijdragen dat de bisschop van Reims aan haar bede gehoor verleent de koning te zalven, een koninklijke prins die tot dan gold voor sommigen een bastaard te zijn. Het blijft een pijnlijke kwestie dat zij moest sterven op de brandstapel, maar vergeten we niet dat 1415 om redenen van machtsaanspraken Johannes Hus was geofferd in Konstanz en dat politiek toen nog gepaard ging met bloedvergieten en wie niet schiet is gezien. De godsdienst als hefboom? De hertog van Orléans, neef van Jan zonder Vrees was vermoord, Jan zonder Vrees zou zelf ook weer vermoord worden op een brug. De ordening van de macht en van de samenleving blijft doorgaans voorwerp van een conflict over wederzijdse macht en onmacht. Maar er is meer, koningen beschouwen hun land als persoonlijk bezit en dat leidt tot uitputting van de middelen, zeker in een tijd dat dat men niet zomaar goud en zilver tevoorschijn kan toveren – kan dat eenmaal wel, dan ontstaan nieuwe problemen, zoals een hollende inflatie. In die zin moet men wel onderzoeken in hoeverre koningen en hertogen bij machte zijn autonoom en zelfs soeverein te handelen, waarbij de suggestie niet anders kan zijn dat dit vaker wel dan niet om zelfbegoocheling gaat. De macht is niet zonder meer en onvoorwaardelijk in handen van de machthebber en precies de gebeurtenissen in Frankijk lieten zien hoe verschillende partijen en groepen probeerden de macht van de koning in te perken en het territorium terug te dringen tot het oorspronkelijke kroondomein. In die omstandigheden kwam Jeanne d’Arc de voor waanzinnig gehouden Franse koning toch te laten kronen in Reims. Dat ze er ook nog eens in slaagde voor Orléans op te dagen en er het beleg van de Engelsen te breken, moet in een adellijke omgeving wel heel erg op de zenuwen gewerkt hebben. In jongenskleren gehuld, zou ze met een volwassen slagzwaard de vijand in problemen gebracht hebben. Hoe begrijpelijk is dat? Want een slagzwaard woog wel vier tot vijf kilogram en was ongeveer 1,60 meter lang, wat voor het vlot hanteren niet eenvoudig zal geweest zijn, zeker niet voor een frêle, jonge vrouw.

Toch weten we dat ze alle moed waarover ze beschikte wist te verzamelen om de haar ingeblazen opdracht te vervullen. Maar hoe kwam het dan dat ook aan het Franse hof en bij de hoge adel, afstammelingen van Lodewijk de Heilige geen mannen opstonden om het versnipperde koninkrijk te verzamelen en de tegenstanders, Bourgondië en uiteraard de Engelse nazaten van Isabelle, dochter van Filips IV de schone, die zich de rechtmatige opvolgers van Filips noemden, het land uit te jagen. Corruptie was toen en ook nog nu een handige manier om mensen heimelijk of openlijk aan zich te binden. De Engelse koningen droegen ook de titel van Koning van Frankrijk en dat tot George III die fictie ophief, omdat het imperium voldoende luister bood. De dood van Jeanne d’Arc had er weinig mee te maken, ook niet met het einde van de Honderdjarige oorlog, maar toch blijft haar optreden opvallend genoeg en werd de heldhaftige dame een Icoon voor Frankrijk. Zeker in het land van de laïcité blijft dat wonderlijk, maar goed ook Lodewijk de Heilige is nog altijd een Icoon, blijven andere vorsten, zoals Hendrik IV hun wondere uitstraling behouden.

De uitvoering van “Jeanne d’Arc au bucher” in de Munt, te Brussel, blijft ook achteraf nog een verbazende beleving, omdat het verhaal en de scènografie ons nog meer op afstand houdt dan het verhaal van Paul Claudel al in de aanbieding had. Het feit dat de koren in de coulissen stonden  en  in de loges,  liet ons alle aandacht richten op de scène. De protagonist, Jeanne, kreeg een spreekstem als rol  gedurende een deel van het stuk, droeg bij aan de intrigerende belevenis. Zo was het ook bedoeld, want Honegger werkte met Ida Rubinstein, toen hij in 1938 de eerste keer opgevoerd zag in Bazel. De vraag is niet of men een verhaal tegen de tijd in kan vertellen, maar Paul Claudel wist de relatie tussen de feitelijkheid van de brandstapel en de gebeurtenissen die ertoe geleid hebben, met elkaar te laten corresponderen. Had zij een andere weg kunnen gaan, lijkt de vraag wel, een tragische vraag, die we doorgaans niet graag onder ogen zien. Dat de perfide Engelse overheid in Orléans vond dat ze moest sterven, omdat ze een ketterse kijk op de dingen had, lijkt begrijpelijk, maar haar keuze, daar in Domrémy (-la-Pucelle) om de Franse koning te hulp te komen, op vraag van God of Maria, was ook al geen keuze, want ze kon de stemmen niet negeren. Het ging overigens meer om Frankrijk dan om de koning.

Het is maar een van de verhalen die ons ertoe brengen na te denken over hoe kunst, een toneelstuk of een opera overtuigend kan uitpakken, terwijl het allemaal zo van de pot gerukt lijkt dat zelfs kinderen er niet in kunnen geloven. Claudel was een buitenbeen in de Franse culturele context, gezien zijn bekering tot het katholicisme, terwijl in 1905 in Frankrijk via de wetgeving de laïcité werd verankerd. Toch slaagde hij er in een open samenwerking met mensen van andere gezindte samen te werken, zoals voor dit oratorium. Zou iemand vandaag nog iets zinnigs kunnen schrijven en vertellen over Jeanne d’Arc? Zouden we het überhaupt aanvaarden, dat iemand nog een nieuw verhaal vertellen zou? De voorstelling, met enkele nieuwe elementen, met het zich uitkleden van de actrice, de enscenering met het woordeloze gebeuren, zonder muziek ook, maakte het begin wel spannend, maar men kan hier geen zinvolle kritiek brengen, want het gaat om de uitgangspunten van de makers, in eerste instantie dus de regisseur, Romeo Castellucci, die ons met een ander scènebeeld verraste, dan men op het eerste zicht zou verwachten. Ook het werken met een vloer die opengewerkt wordt en waaruit uiteindelijk de “Oriflamme”, het gouden vaandel dat bij heilige opdrachten wordt meegedragen door het leger van de koning en uiteraard het slagzwaard, naast zelfs een paard, het verrast niet alleen, het laat ook toe te zien hoe verbeelding ons kan meeslepen. We weten dat het spel is, verbeelding en toch, we zien de werkelijkheid die erachter gloort ons wel helder wordt. Dat mensen hier een aanslag op de christelijke waarden in zien, mag verbazen, men zal het in deze tijd wel vaker zien, dat zelfverklaarde vertegenwoordigers van een levensbeschouwelijke stroming aanstood nemen aan artistieke realisaties. Dan kan men bedenken dat in andere tijden opdrachtgevers als kerkvorsten wel veel libertijnse uitdrukkingen hebben aanvaard en er al eens op aangesproken werden.

Het vertellen van verhalen, vele, niet alle, heeft tot doel anderen te betrekken bij het leven van de gemeenschap, heeft vaak een moralistische inslag. Het verhaal van Jeanne d’Arc, zoals we het kennen, blijft uiteraard een uitzonderlijk voorval in een complex van gebeurtenissen, waarbij partijen ook symbolisch voordeel trachten te halen. Nadien verbeterde de positie van de Franse kroon hand over hand omdat juist het optreden van Jeanne Karel VII tot dadendrang en zelfvertrouwen bewoog. In die zin is haar optreden niet zinloos geweest, meer nog blijkt ze inderdaad mee aan de idee van een Franse natie in wording een aanzet te hebben gegeven en dus ook de basis van de legitimiteit van de vorst.  Alleen is het verhaal dat we kennen niet altijd met evenveel enthousiasme door de kerk – met variaties in de tijd - noch de vorsten gesteund geworden, maar het was afdoende merkwaardig zodat het niet echt vergeten raakte, al werd het dan vervolgens deel van een royalistisch en reactionair discours, waarbij de topoi van zo een verhaal, vergelijkingen met koning David in het Oude Testament in stand gehouden werden, maar vooral het verhaal van Judith en Holofernes zal wel mee de beeldvorming hebben bepaald: de vrouw die het opneemt voor haar volk, tegen de bezetter. In die zin was het stuk van Honegger en Claudel, op instigatie van Ida Rubinstein wel degelijk bij de tijd.

In het donkerste uur, zo lijkt het, kwam een meisje uit de uiterste marken van het koninkrijk de zwakke koning te hulp, met haar zwaard en haar betoverende moed aanjagende houding, waarna ze de mannen wist mee te slepen in een strijd om het beleg van Orléans maar bij latere gevechten bij Compiègne leveren de Bourgondiërs haar uit aan de Engelsen die haar vervolgen voor ketterij, omdat ze de zogenaamde bastaard Karel VII zou hebben laten kronen en zalven buiten de wetten van de kerk van Rome.  Voor ons zijn die rituelen rond het koningschap vrij moeilijk te vatten, net zoals ook de posities van Bourgondië, de Engelse koningen en adel, zoals Bedford, de regent niet onmiddellijk duidelijk zijn. Het verhaal van Jeanne d’Arc zou ook een aanzet geweest zijn tot een Frans Nationalisme, dat de kroon en de kroondrager, de koning dus zou hebben overstegen. In tijden waarin nationalisme in allerlei linkse en vaker rechtse vormen van populisme altijd een dragende factor blijkt, omdat dit nationalisme de eenheid en samenhorigheid suggereert, kan men zich afvragen of het nog wel zin heeft na te denken over een streven naar een nationale verbondenheid en dat blindweg af te wijzen. De Bourgondische tijd in de Nederlanden schiep al evenzeer als de rampspoed der Franse koningen een klimaat waarin het nationale een nieuwe betekenis kreeg. Zonder dat bewustzijn te behoren tot een grotere gemeenschap, lijkt het moeilijk wetgeving als legitiem voor te stellen. Tijdens de middeleeuwen waren er precies processen opgang, waarin het bovenlokale zinvol werd, het centraliseren van het bestuur, maar lokale besturen, grote steden, bleven daartegen weerstand bieden.

Het bijwonen van een opera als deze, met de muziek en vondsten van Arthur Honegger en de tekst van Paul Claudel zette me weer eens aan het denken, over wat hedendaags mag heten en hoe dat dan vorm krijgt. Kunst kan gemoederen in beweging brengen, kan tot nadenken aanzetten, wanneer je als toeschouwer en toehoorder ook bereid bent het gebeuren te ontvangen, waarbij de kritiek dan niet kan gaan over de uitgangspunten van de makers. De eerste scène is verrassend, al werd ze bij de inleiding vooraf al aangekondigd. Ook de transformaties van Jeanne d’Arc, de uitkleding tot op de huid kan men artistiek wel volgen, naarmate het stuk vordert, maar of men er dan kritiek op moet hebben omdat er naakt op de scène staat, leek ons vreemd. Wellicht omdat een naakte icoon van Franse Grootheid ten tonele werd gevoerd, zeker niet van een heilige, en dus kwamen die metamorfoses niet enkel geloofwaardig over, ze inspireerden tot verschillende gedachten.

Als er al iets hedendaags gezegd kan worden, dan dat die figuur Jeanne d’Arc kan staan voor een – toegegeven – onvoorstelbaar grote en ‘katholieke’ bereidheid zich te geven voor een hoger doel, de redding van de Franse koning en dus van Frankrijk. In feite gedroeg ze zich als een desperado, een terroriste die de Engelse tegenstanders van de koning wilde verdrijven en het goede bestuur herstellen. Dat zij een goddelijke inspiratie had, mag voor ons niet te vatten zijn, dat zij een bovenmenselijke gedrevenheid onder de leden had, valt niet te ontkennen. Nu was het in vroegere tijden niet helemaal ongewoon dat vrouwen, jonge meisjes uit het gareel braken en zich als jongen verkleed een andere weg door het leven zochten, tot het “bedrog” ontdekt werd.   

Kijken we nu naar Greta Thunberg, dan kan men al vroeg niet om de vaststelling heen dat ze ver wil gaan voor haar zending, iedereen wakker te maken om een gewisse klimaatramp uit de weg te gaan. Men vraagt zich af waarom vooral mannen van veertig, vijftig zo giftig reageren op haar optreden, ook op haar bozige speech in het kader van een VN-conferentie, terwijl zij op meerdere manieren juist die mannen, dus ook wel een beetje mij, uitdaagt, de autoriteit ook op de proef stelt van een generatie die meent wel te weten wat moet. Zelf kan ik sympathie opbrengen voor haar, hun optreden, want ook die andere jonge vrouwen stappen de bühne op en eisen actie. Dat ze daarbij niet geven om verworven rechten en de levenswijze van mensen is niet zo bedenkelijk, wel dat zij, Greta, Anuna De Wever en anderen wel voor zichzelf kunnen bepalen wat ze niet nodig hebben, maar hebben ze ook het recht anderen een en ander te ontzeggen. Het hogere doel? Maar net oudere witte mannen hebben al eeuwen iedereen van alles ontzegd, zonder er zichzelf altijd even consequent aan te houden. Feit is dat de ondubbelzinnige keuzes van de jongedames niet iedereen welgevallig zijn en hun oproepen op afwijzing en hoongelach onthaald worden. De discussie draait nu dus om uitstoot van CO2, maar tegelijk worden ook gezondheidsdoelen nagestreefd, zoals zuivere stadslucht en dan zijn er nog wel enkele issues. Alleen, Thunberg en co concentreren zich op de klimaatzaak en men kan niet ontkennen dat het met temperaturen en neerslag soms verrassend uitpakt. Nu is wel gebleken dat het met de windkracht in onze regionen wel snor zit, want daar zou een zekere regelmaat in zitten en laat nu windkracht en overheersende windrichtingen cruciaal zijn in de omschrijving van een klimaat. Wat mij cruciaal voorkomt is dat we inderdaad afstappen van ongebreideld gebruik van fossiele brandstoffen, maar dan moet men wel het risico van kernenergie voor lief nemen.

De cruciale vraag die Thunberg en medestanders zouden moeten onderzoeken, waarover men in alle openheid zou moeten discussiëren, betreft de kwestie hoe men verschillende facetten van de klimaatcrisis, ook voor Afrika en Azië, kan beantwoorden omtrent levenskwaliteit en inderdaad de uitstoot van CO2  waarbij we bijvoorbeeld veel meer oog moeten hebben voor vervuiling door het onverantwoord droppen van afval, waarna we de oceanen moeten gaan bevissen op plastics en vooral microplastics. Die laatste hebben dan weer veel uit te staan met schoonheidsproducten, zoals het lot van de orang oetan te maken heeft met ons snoepgedrag, want de palmolie wordt in industrieel gebak gebruikt.

We zijn ver af van het verhaal over Jeanne d’Arc, maar, toch, het gaat over haar strijdbaarheid en die van jonge vrouwen in onze tijd. Er waren nog andere vrouwen, jong en fris van leden die zich hebben ingezet voor hogere doelen, maar vaak verdwijnen ze achter de brede rug van heren die hun zaak ten langen leste hebben overgenomen en met de glorie en de lauwerkransen zijn gaan lopen. Zelfs Marie Curie – Maria Sklodowska – had de nobelprijs bijna misgelopen als haar man niet achter haar was gaan staan en erop stond dat ook zij de prijs zou ontvangen. De rol van vrouwen was en blijft een moeilijk te onderzoeken terrein, net omdat de bronnen niet altijd overvloedig vertellen wat ze uitrichtten en omdat verdiensten niet altijd erkend worden. Het belang van Jeanne d’Arc ligt dan ook vooral in het feit dat ze de afgeschreven koning Karel VII de moed gaf om de wapens op te nemen en niet enkel de troon te veroveren maar ook de Engelse troepen het land uit te zetten. Nadat Orléans ontzet was, kon de jonge dame de koning naar Reims brengen, daar laten kronen, maar uiteindelijk werd ze in Compiègne geschaakt door de Bourgondiërs. Zoals altijd met historische iconen, zijn de daden niet per se zo succesvol als ze lijken, maar tegelijk had ze wel verdiensten, Jeanne d’Arc en het proces, haar terechtstelling op de brandstapel, zorgde voor eeuwige roem. Auteurs hebben die roem versterkt, al was Voltaire niet per se lovend over de maagd van Orléans. Wat zoveel ‘nachleben’ verwekken kan, moet wel indruk hebben gemaakt en blijvend is dan de aandacht, zij het ook wel geïnstrumentaliseerd. Merken we op dat toen de Engelsen die tijdens het Westers schisma, dat rond 1415-1417 beslecht werd, maar opnieuw woedde van 1439 tot 1449 de zijde kozen van een andere paus dan de Fransen, daarmee ook als ketters konden worden weggezet. En excommunicatie had gevolgen, al zijn wij daar blind voor.

Juist verhalen als het wedervaren van Jeanne d’Arc laten zien dat geschiedenis soms van toevalligheden en onverwachte wendingen aan elkaar kan hangen, maar toch kan men ook vaststellen dat het optreden van Jeanne d’Arc een wending bracht die er zat aan te komen, omdat Karel VII al doende was zijn krachten te verzamelen. De marteldood die haar ten deel viel, was voor hem een symbolische aansporing, om verder te gaan en zijn legitimiteit te schragen. Het symbolische belang voor het Frankrijk van de negentiende eeuw, na de nederlaag bij Sedan in 1870 was moeilijk mis te verstaan, na de vernederende keizerskroning door Wilhelm I van Pruisen in Versailles, mag dan al minder duidelijk zijn, wanneer paus Pius X haar heilig verklaart in 1909 gebeurt dat in een verscheurd Frankrijk, waar de regering in 1905 de kerk als verstrekker van onderwijs nagenoeg buiten spel heeft gezet en de overheid betaalt de wedden van de bedienaren van de eredienst niet meer – met enkele toegevingen over eigendommen en fiscale voordelen. Een levensbeschouwelijke crisis waar Paul Claudel ook wel weet van had, toen hij zijn libretto schreef. Men kan de geschiedenis en zogenaamde historische feiten niet betreuren, wel kan men proberen ze te begrijpen. Wat dat oplevert, lijkt soms efemeer, omdat men zou wensen dat we ze niet herhalen, maar we kijken niet altijd naar het verleden om iets te voorkomen, dan helpt het verleden om onze foute keuzes te verdoezelen.

Bart Haers



Reacties

Populaire posts