De kunst van plastinatie en eeuwige reizigers
Recensie
Bevreemding
in het banale
Olga Tokarczuk, de Rustelozen. vertaling Greet Pauwelijn. eerste vertaling 2011, zesde druk 2019. 441 pp. prijs: 12,50 €
Een boek lezen hoeft niet
vanzelf te leiden tot een al dan niet uitgebreid verslag, maar net een boek als
“De Rustelozen” laat zien hoe moeilijk het daarbij is het boek, de roman, af te
meten aan zekere normen. Dat is, heet het, wat recensenten moeten aandragen
voor een naar aanwijzingen hongerend publiek. Want elk boek behoort nu eenmaal
tot een categorie, fictie of non-fictie en vervolgens komen dan weer andere
opdelingen aan de orde, zo dat een koper in de boekhandel snel zijn of vooral
haar gerief vinden zal.
Een boek als De rustelozen een
roman noemen, doet het geen recht, al kan men niet zonder meer stellen dat er
een ideaaltype van de roman zou bestaan, te weten, de idee dat er zich een psychologische
ontwikkeling voordoet in de protagonist, die zich voordoet doorheen een
dramatische ommekeer in het dagelijkse en dus banale bestaan. Het punt blijft dat
de auteur altijd wel weer zelf kan kiezen over structuur, toon, personages… en
dat wij als lezer daar vrede mee horen te hebben en er zelfs opgetogen over
kunnen zijn, wanneer het boek goed iets vertelt, op welke wijze dan ook, waarbij
je dan wel kan zeggen of de roman beantwoordt aan de verwachtingen die je als
lezer hebt, dan wel of de verrassing welgevallig was. Men kan denken aan de
roman Bruges-la-Morte van Rodenbach, Georges Rodenbach, of aan Lijmen/het Been
van Elsschot, maar er zijn uiteraard ampel voorbeelden, waar de auteur ons
meeneemt langs onvermoede paden naar een moeilijk in te schatten eindpunt.
Uiteraard kunnen auteurs zich veilig wanen in een bepaald genre en de lezers
evenzeer kunnen die gebaande paden nog het meest verkiezen, boven het
onverwachte.
Olga Tokarczuk slaagt erin, de
lezer letterlijk langs onvermoede paden te leiden naar een soort eindpunt, maar
wat het is, blijft finaal onduidelijk. Het uitdrukken van onze rusteloosheid
krijgt daarmee een bijna inspirerende kracht, want hoe we ook naar rust zouden
verlangen, we kunnen niet veel anders dan op weg te blijven, bezig met
belangrijke zaken of beuzelarijen, al valt er ook daar nog wel iets over te
zeggen, namelijk dat de een beuzelarijen ziet waar de ander meent zich met
wezenlijke zaken in te laten. Neem nu de aandacht die het conserveren en
uitstallen van menselijke lichamen en lichaamsdelen krijgt, tot en met een bezoek
aan het Amsterdam van de 17de eeuw. Het vraagt wel even aanpassing
om daarna een mislukte vakantie op een schiereiland te volgen, waar een vrouw
en een dochter verdwijnen en de echtgenoot in paniek schiet. Of een vrouw in
Moskou die plots man en kind achterlaat en het leven van een dakloze verkiest,
omdat de zorg om de ziekte haar te zwaar is gaan vallen en het huis een
gevangenis werd.
De weg naar het volle leven
lijkt voor al de figuranten in dit verhaal bijzonder moeilijk te bewandelen,
omdat er telkens in hun rusteloosheid iets wringt dat hen belet volop de
vruchten te plukken van hun inspanningen, of te vermijden dat alles in duigen
valt. Meestentijds slagen mensen er wel in iets van hun inspanningen vrucht te
laten dragen, al is men niet altijd geheel voldaan, zelfs als lijkt men
succesvol door het leven te gaan. Over die rusteloosheid lijkt dit boek te
gaan, al varieert het scala van mogelijkheden tussen het volkomen ten onder
gaan tot het net niet bereiken van eigen doelen. Men zoekt in luchthavens lezingen
bij te wonen, zogenaamd in afwachting van de komende vlucht, maar, zoals de
schrijver, Olga Tokarczuk, laat doorklinken, blijft men ter plaatse hangen, de
luchthaven zelf wordt bestemming en verblijfplaats. Dat vroeger luchthavens bij
(groot-)steden gebouwd werden, ligt voor de hand, maar nu lijken steden te
ontstaan bij nieuwe luchthavens. Men reist om te blijven.
In welke mate we het algemene en
globale kunnen kennen zonder het bijzondere en particuliere uit het oog te
verliezen en er de nodige waarde aan te hechten, blijft een interessante
kwestie. Maar is het voldoende om er een boek over te schrijven, over wat zich
nooit tot een hoger niveau van begrijpen lijkt te lenen, want het blijft per
definitie gebonden aan specifieke voorwaarden en in wezen vinden we die
gedachte niet zo aangenaam. De voorspelbaarheid van de wereld blijft iets waar
we mee af te rekenen hebben, de onvoorspelbaarheid van mensen evenwel lijkt ons
nog moeilijker te verdragen. Romans gaan vaak over die spanning tussen wat
hoort en gebruikelijk is en wat er op gang komt als iemand ervan afwijkt omdat
het kan of omdat hij/zij gedreven wordt andere wegen te bewandelen; het valt
ook voor dat de romanheld(in) gewoon een psychologische test heeft te doorstaan
om daar pas naderhand achter te komen. Het kan zijn dat niet elke roman even
doorwrocht is, zodat er geen mus van het veem valt, zonder dat de auteur daar
een goede reden toe heeft. Het gevolg is dat een roman, als het goed is, niet
altijd kan beantwoorden aan de eisen die de criticus wenst te hanteren, maar
inherent wel is wat de auteur te vertellen heeft, al dan niet gelardeerd met
perspectiefverwisselingen en andere sprongen in de tijd. Nog eens, pakt het
goed uit, komt men als lezer in het verhaal, dan kan de roman geslaagd heten.
Het punt is dat de meeste
recensies die ik van dit boek van Olga Tokarczuk las slechts enkele scènes naar
voor brachten, terwijl er wel meer trouvailles aan te duiden vallen die de aandacht
van de lezer zeker waard zijn, zoals de brieven van ene Josephine Soliman aan
Keizer Franz I, over het vrijgeven van het lijk van haar vader, die geboren was
in Afrika, verkocht als slaaf en vervolgens vrijgekocht in Wenen een goede
opleiding zou krijgen. Daar werd hij als dienaar in de hofhouding van
Liechtenstein ook een trouw medewerker van keizer Joseph II, maar om de een of
andere reden wil men het lichaam van de aflijvige niet vrijgeven. Er volgen nog
brieven, die steeds weer de bede bevatten toch de familie, zijn enige kind en dochter
toe te laten de man christelijk te begraven. Verbinden we dit verhaal aan de
reizen van dokter Blau en aan het bezoek aan de Republiek der Verenigde Provinciën,
aan de heer Ruis, anatoom, net als Blau, bedreven in het conserveren van lichamen
en lichaamsdelen en op zoek naar de ultieme conserveringstechniek. De auteur laat
zien hoe Blau tot het uiterste wilde gaan om zijn doel te bereiken en dat het
hem net niet zou lukken, maar doet dat ertoe? Aan de andere kant neemt Blau niet
aan wat hem in de schoot werd geworpen, de weduwe van zijn collega.
Te vrezen valt, na het lezen van
een roman als “De Rustelozen”, dat men nooit afdoende kan uitleggen wat er
allemaal gaande is, wie er zijn of haar opwachting maakt en hoe handelingen
zich afwikkelen. Dat hoeft in wezen ook niet, want hoewel ik al dat gedoe om
een mogelijk “spoiler alert” maar onzin vindt, ligt natuurlijk het plezier in
het lezen en ontdekken van de plaatsen en momenten, ervaringen waar de auteur
ons meent mee te moeten voeren. Dat is de soevereine weg van de auteur en vindt
men er graten in, dan moet men dat uiteraard zeggen, maar in wezen, zal het
publiek zich weinig gelegen laten aan de mening van de recensent, als zij of hij
net die auteur kan smaken. We moeten te rade bij Karel van het Reve, die stelde
dat men wel op een objectiverende wijze met literaire artefacten kan omgaan,
maar het zijn dan geen recensies die men pleegt, maar dissecties van een
corpus. Het wetenschappelijk benaderen van een roman, van een oeuvre kan best
boeiend uitpakken, maar als die benadering zich ertoe bepaalt alle mogelijke
vormkenmerken aan te stippen en romans of novelles te herleiden tot die
vormaspecten, vond Karel van het Reve, dan kan men er weinig mee aanvangen.
Deze roman lijkt op een
onverwachte manier moeilijk te vatten, omdat het bij tijd en wijle van de hak
op de tak springt, maar als lezer volg je gewoon, omdat er altijd wel een parel
te vinden is, of een cynische opmerking, aardig verpakt, dat wel. Het gaat over
de psychologie van het reizen, minder van de reiziger en zo komen we te weten
hoe we ons gedragen tijdens transfers naar de luchthaven of bij het taxiën op
de startbaan. Reizen is natuurlijk niet meer wat het ooit was, toen men van Krakau
naar Rome reisde over Wenen en per koets vele dagen onderweg was. Nu zijn we al
aangekomen in Porto voor we er erg in hebben. Uiteraard heeft het wachten in de
afspanning plaats gemaakt voor het wachten in luchthavens, voor overstappen om
uiteindelijk ergens een verre bestemming te bereiken die op de bucket list zou
staan, moeten staan. Toch zijn er ook mensen die reizen om andere redenen, voor
studiedoeleinden of in functie van de job. Men ziet vaak dat een deel van de
reizigers verdwijnen in aparte, goed beschermde wachtruimtes, die nauwelijks
aan de controles onderworpen lijken die de gewone reiziger wel treffen.
De lezer blijkt er volgens menig
recensent alles te slikken, waarbij men dan graag meewarig doet over pulp,
waarvoor de enige valabele definitie zou luiden: wat ik niet lust, is pulp of
een guilty pleasure. De hoeveelheid boeken die jaarlijks verschijnt, in het
Nederlands en andere (behapbare) talen, Duits, Frans, Engels is ronduit
gigantisch en als men dan ook nog eens niet alleen vervoerd wil worden door
escapistische literatuur, wat dat dan ook mag zijn, maar ook nieuwe inzichten
wil opdoen door het lezen van essays en studies, komt men tot de vaststelling
dat een recensent nauwelijks meer kan lezen dan wat hem of haar door
uitgeverijen wordt aangeprezen of onmiddellijk lijkt te bekoren. Nochtans zijn
recensies van belang, omdat men zo boeken, romans op het spoor kan komen,
waarnaar men dan wel niet op zoek is, maar die men wel zou lezen, als men er
kennis van had. Het probleem is dat vele recensenten om zich tegenover collegae
in de gunst te werken, vaak dezelfde auteurs en werken bespreken, omdat men er
een goed gevoel bij heeft. Van diversiteit in de keuzes kan men niet altijd
gewagen.
Gelukkig zijn er dan ook goede
boekhandels en verder er is ook het lezingencircuit, waar auteurs gaan spreken,
waar een uitgebreid publiek op af blijkt te komen. Ook sociaal-culturele
organisaties doen daarbij hun duit in het zakje, maar de overheid vindt dat
allemaal niet meer zo nuttig, of beter, de politiek geeft hier verstek. Dan
zwijgen we nog over de rol van de openbare omroep, in Vlaanderen, maar of VPRO
Boeken nog een kans krijgt, is niet duidelijk.
Het boek van Olga Tokarczuk kan
ons wel bekoren en graag had ik haar eens horen uitleggen wat ze zelf dacht
toen ze het schreef, in feite hoeft dat niet, omdat het boek een wereld op
zichzelf biedt, behoorlijk bizar en qua thema’s zeer breed uitwaaierend, zonder
dat het ons altijd direct herkenbaar voorkomt. Soms zit het in details, in een
alinea, zoals waar dokter Blau een weduwe opzoekt in haar huis, om het werk van
haar overleden echtgenoot te bespreken en wat er mee zou moeten gebeuren. Zij
woont aan een strandhuis maar de auteur besteedt aandacht aan hoe zij op hem
afloopt nadat ze een zwembeurt heeft genomen in zee en hem verrassend jong
voorkomt, hoewel ze niet meer piep is. Het levende lichaam en de mogelijke
plastinatie, het zijn overwegingen die ook de lezer bezoeken.
Net om dat spanningsveld bevalt
dit boek ons, tussen het streven naar het vasthouden van biologisch materiaal,
c.q. menselijke lichamen en dieren, ook wel, terwijl we tegelijk alles loslaten
om ergens heen te trekken waar het leven beter zou kunnen worden. Ook het
verhaal van een heimelijke euthanasie, met volle instemming van de betrokkene
en de specialiste, in Polen, laat zien hoe werelden over elkaar lijken te
schuiven. Literatuur kan verrassen, maar het is niet altijd in het grote
gebaar, de plot, dat die verwondering gewekt wordt. De literaire ervaring van
dit boek, ligt in het lezen, nauwelijks in wat men mij erover kenbaar maakte,
omdat er relatief weinig recensies verschenen. Dat ik met de pelgrimage van de
vertelster mee kon gaan, lag in het verhaal, de verhalen die verteld worden.
Als een pelgrim de eenzame reiziger is, die er niet om maalt geen gezel te
vinden, maar rusteloos doorgaat, dan komt ons dat bekend voor, al laten we, op
reis graag blijken dat we op een prachtige plaats zijn, liefst niet door Lonely
Planet aangeprezen, want daar is het niet zoals elders. Wat voor elders? Nu we
onze pelgrimage dag na dag aan anderen kond kunnen doen, kan er van eenzaamheid
toch geen sprake meer zijn, tenzij dan dat niemand die stroom van beelden nog
kan overzien en veel ongezien blijft.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten