Hoe modern Hendrik Conscience was

 



Recensie

 

 


Wie leerde zijn volk lezen?

Over Hendrik Conscience en zijn tijd

 

 



Johan Vanhecke, Voor moedertaal en vaderland. Henderik Conscience, biografie. Vrijdag 2021. 528 pp. €39,95

 

Waarom zouden we ons nog inlaten met een schrijver, levend  een vroegere eeuw, die met de geschiedenis – onze kennis ervan – voortdurend een loopje neemt en mythes de wereld in helpt, in plaats van ze te ontkrachten, zoals verstandige schrijvers moeten doen? Hoe kan een auteur, geboren in 1812 in Antwerpen – toen nog een Franse stad – met de  bronnen van zijn tijd naar de geschiedenis kijkend, meer aandragen dan wat die bronnen en de geleerden van zijn tijd te bieden hebben? En ja, als een meisje zich laat kussen, wordt het geen tongzoen? Zou Ivan Hoe zijn geliefde getongzoend hebben? Het zijn en blijven onbegrijpelijke noodgrepen om een oeuvre af te serveren.

 

Ja, ik heb wel een paar werken van Conscience gelezen, als jonge lezer en ken dus wel enkele figuren, maar toch, later overdenkend wat men over De Leeuw van Vlaanderen had te vertellen, bedacht ik mij dat ik het boek slechts node heb dichtgeklapt. Erger nog, toen ik als student de aantekeningen van Galbert van Brugge las over de moord op Karel de Goede, naar mijn inzicht een belangrijk moment in de geschiedenis van het graafschap, nam ik het boek van Conscience, de Kerels van Vlaanderen ter hand om vast te stellen dat zijn bronnen, Joseph Bruno Kervyn de Lettenhove, opgeleid aan de Sorbonne en ook politicus een totaal ander beeld opleverden, dan we tijdens de oefening Middeleeuwse Geschiedenis bij Walter Prevenier te bestuderen kregen. Conscience had zijn verhaal over de eerste graven gelezen en over een bijzondere groep, de brave Kerels van Vlaanderen, die zich bedreigd voelden door de Graaf van Vlaanderen, Karel de Goede. Hebben de Kerels van Vlaanderen bestaan? Of heeft Kervyn en met hem Conscience zich vergist in de samenhang van de gebeurtenissen, dan wel kon de lezing over de Kerels die tegen het centrale gezag vochten, uit vrijheidsdrang wel plausibel zijn, want Galbert van Brugge was hoogstwaarschijnlijk een klerk die werkte voor de grafelijke administratie. Toch is die scribent nogal verbaasd, zo niet geschokt over de gang van zaken, vooral dan de kuiperijen van de  Franse koning. Maar was dat niet het thema van de oefening vanwege Conscience?

 

Hendrik Conscience zien we opgroeien in een niet zo arm gezin als wel eens beweerd was, onder meer in de buurt waar nu de Zoo te vinden is. Hij liep school, maar dat verliep in een ander kader dan wij het nu kennen. Na jaren van zwakte kon hij vanaf zijn achtste deelnemen aan het spel van zijn vrienden in de straat, waar hij reeds als verteller de dienst uitmaakte. We zien het  zo voor ons, kinderen die na een woest spel moe bij Hendrik komen smeken om een verhaal. Zijn vader was geboren in Besançon maar werkte voor Napoleon in de haven van Antwerpen. Wat hij daar precies deed? Napoleon liet dokken graven waar schepen buiten het getij geladen en gelost kon worden. Willem I zette die werken voort, of liet ze voortzetten en ook de Belgische overheid wilde vooruit met de haven, maar tot 1864 zat er de tolheffing de weg. Die werd afgekocht door de stad, staat en de havenbaronnen. Conscience heeft zich op zeker ogenblik met een aantal vrienden geroepen gevoeld om het stadsbestuur in te gaan, maar zoals men dezer dagen via sociale media karaktermoorden probeert te plegen, was het toen handig om in een stukje in de krant en pamfletten het doopceel te lichten  en tegenstanders voetje te lichten. Nochtans, Domien Sleeckx, Door van Rijswijk, Jan de Laet en Hendrik Conscience en ook Frans – Suske – van Kerkhoven waren bij aanvang van hun literaire en professionele leven vrienden, maar er kwam toch een haar in de boter. Voor Conscience was dat in die zin vervelend dat Sleeckx via zijn contacten met Rogier, de stichter van de Liberale Partij dicht bij de macht zat, maar omgekeerd kon Conscience rekenen op steun in politieke kringen. Toch kan men niet voorbij aan de scherpe discussies via onder meer de Roskam en de Schrobber, waarbij Conscience en zijn vrienden, Wappers, de Laet en Door van Rijswijk botsten op enkele keikoppen, die hun inspanningen omtrent de taal en verbreiding van literatuur niet ernstig namen. Dat conflict is op zich interessant genoeg, want voor wie denkt dat die hele Conscience met zijn vrienden niet zo heel veel voorstelden in het Antwerpen van de jaren 1830 en 1840, moet toch vooral naar de bronnen terugkeren.

 

Evengoed is het interessant te zien hoe de biograaf Johan Vanhecke ondanks de beperking dat het directe bronnenmateriaal eerder schaars aanwezig is, omdat de auteur op zeker moment zijn omvangrijke brievencollectie, de ontvangen brieven zou vernietigd hebben. We weten dat voor biografen briefwisselingen, of het om kattenbelletjes gaat dan wel om polemieken of gedachtewisselingen voor de historicus van wezenlijk belang zijn, want we kunnen zo de netwerken ontrafelen waarin iemand verweven zit en nagaan hoe die evolueren, hoe met andere woorden vriendschappen omslaan in afkeer dan wel nieuwe vrienden of bekenden toegang krijgen. Ondanks die persoonlijke autodafé heeft Johan Vanhecke wel een boeiend portret van de negentiende eeuw weten uit te werken, waarin Conscience zijn rol speelde, maar evengoed vaak meegesleept werd door de gebeurtenissen. Kan iemand zich vandaag inbeelden dat een standpunt innemen over het verdrag van de XXIV voor een jonge auteur een halszaak kon worden. Natuurlijk, er waren vele partijen in het geding, zoals Pruisen, Frankrijk, het UK en uiteraard België en Nederland. De discussies gingen niet over de wens van de burgers, maar staatkundige en militaire belangen, waarbij onder meer de stad Maastricht en het Groothertogdom Luxemburg centraal stonden, maar voor Conscience betekende Venlo een en ander, omdat hij er als soldaat in het Belgische leger had gelegen. Meteen komt dan de vraag uit welke grenzen het nieuwe koninkrijk België had, wat meteen ook verband houdt met de eisen van respectievelijk Willem I, Leopold I en de Europese grootmachten, wat tot 1839 telkens weer voor discussie zou zorgen. Maastricht kwam onder het Verenigd Koninkrijk, net als de provincie Limburg, dat voorlopig deel ging uitmaken van de door Pruisen beheerste Duitse Bond. Omdat geopolitieke overwegingen de regering en de koning ertoe bewogen de ondertekening door Willem I alsnog te aanvaarden, zette de jonge Conscience zich met zijn redevoering in de buitenbaan. Toch is het gebeuren interessant, omdat Conscience zijn diensttijd bij het Belgisch leger laat doorwegen. Hij zal later, zo begrijp ik het toch, tegenover Nederland maar ook tegenover Frankrijk altijd wantrouwig staan, terwijl hij ook de positie van Guido Gezelle niet vanzelfsprekend vond, want, meende hij Vlaanderen en Nederland konden samen de betekenis van het Nederlands optillen en voor Vlaanderen was een beschaafde taal toch wel belangrijk. Het is boeiend deze discussies zich te zien ontwikkelen, al waren er ook wel die vooral via schotschriften werden gevoerd. Conscience werd immers vanuit Liberale hoek het verwijt voor de voeten geworpen dat hij zou gezwicht zijn voor de wensen van katholieke hoogwaardigheidsbekleders, om het seksuele niet expliciet te maken. Zo kust in Het wonderbaar de jonge Lodewijk zijn geliefde niet op de mond. Maar het bracht het bestuur van het gevangeniswezen er niet toe de boeken van Conscience voor de gevangenisbibliotheek aan te kopen. Maar Conscience verkocht algauw in behoorlijke oplagen.

 

Levensgebeurtenissen spelen voor iedereen een rol, zoals ook het sterven van kinderen, of ze nu nog maar amper leven of bijna volwassen zijn, zoals ook Jacob van Lennep getuigde bij het overlijden van een kind; ook Conscience zag zijn gezin herleid tot een dochter, die hem zou overleven en met zijn nalatenschap aan de slag zou gaan. In 1812, het jaar van de veldtocht naar Moskou, werd Conscience geboren in Antwerpen, omdat zijn Franse vader uit Besançon in opdracht van de Keizer te Antwerpen was geplaatst. Na de val van Napoleon is hij gebleven en heeft hij een redelijk welstellend bestaan kunnen opbouwen. Zijn onenigheid met de jonge schrijver en zoon Henri kwam voort uit de bezorgdheid dat hij niet voor zichzelf zou kunnen instaan. De jonge Conscience ging, misschien uit arren moede, in een bloemenkwekerij werken, maar vond algauw toch een betere toegang tot het maatschappelijke leven door toedoen van zijn vriend Wappers, de nieuwe directeur van de Academie voor schone kunsten. Ook kreeg de jonge auteur een subsidie van 1000 frank van toen, om een nationale geschiedenis te schrijven in het Nederlands te schrijven, om de burgers beter voor te lichten en te betrekken bij het nog jonge België. Het valt op dat we zonder deze biografie geen zicht zouden hebben over de leefwereld van deze schrijver, hoe hij in de Olijftak, de opnieuw tot leven gewekte Rederijkerskamer van Antwerpen, met vrienden niet enkel redevoeringen houdt, een tijdschrift uitgeeft, geld inzamelt, colporteert en wat al niet meer, maar ook toegang heeft tot de elite van de toenmalige samenleving, zoals Charles Rogier, 10 jaar lang gouverneur van Antwerpen, Teichmann, die ook provinciegouverneur werd en zelfs de koning, Leopold I, bleek toegankelijk voor de schrijvende en het moet gezegd, ambitieuze jeugd. Maar er was ook de samenwerking en tal van latente conflicten met lieden die betreurden dat Vlaanderen nog sneller verfranste dan men voordien al had gezien, behalve in de Nederlandse tijd. Mensen als Jan Frans Willems, Ferdinand A. Snellaert, Prudens van Duyse, zij maken hun opwachting in dit boek, laten al eens hun gezag gelden en leggen de breuklijnen voor, zoals die tussen katholieken en vrijzinnigen.

 

Johan van Hecke geeft uitgebreid weer hoe Conscience met Jan de Laet en Door van Rijswijk in Antwerpen elkaar stimuleren om te schrijven en zagen ook dat hun publiek beperkt was, zodat ze wel verplicht waren zich ook met de vernederlandsing van de samenleving in te laten en te propageren. Een blad als Vlaams België zag het licht, maar dat doofde algauw schielijk. Wie een biografie wil lezen, mag geïnteresseerd blijken in de stof die de biograaf ons te bieden heeft. Mij boeit het zeer te zien hoe bijvoorbeeld de relaties tussen Gent, Antwerpen en Brussel onder gelijkgezinden tot stand konden komen, terwijl er toch altijd weer discussies opborrelden, die wel eens zoals in het geval van Sleeckx tot persoonlijke afwijzing leidden. Vergeten we niet dat in België het dagbladzegel van kracht was tot 1848, het jaar van de Europese opstanden inderdaad, zodat kranten behoorlijk duur waren, maar tegelijk moet het voor Conscience en vrienden wel enigszins mogelijk gebleken zijn om die taks op te brengen, maar evengoed kenden nogal wat van hun initiatieven een efemeer bestaan. Maar goed, niet geschoten, altijd mis, moeten ze gedacht hebben. Er werd zowel voor de financiering als voor de inhoudelijke werking nogal veel beroep gedaan op steeds weer dezelfde auteurs, die dan ook soms nog eens een volledige aflevering hadden te vullen.

 

Schreef Conscience zijn “in ’t Wonderjaar” of meer nog de “Leeuw van Vlaanderen” vanuit het niets – dus zonder literaire voorbeelden, op sir Walter Scott na, kan men zeggen - en dropte hij het boek zomaar bij een onwetend publiek. Conscience wist uiteraard zoals zijn tijdgenoten dat er zoiets als die slag bij Kortrijk geweest was, maar afgezien van de soms riskante financiële aspecten van de eerste uitgave in 1838 kende het boek een bijzonder succes, maar werd het ook gezien als een vaderlands boek, want het toonde aan hoe listig de Fransen te werk gingen en in die periode, ondanks het feit dat Louis-Philippe en Leopold vermaagschapt waren door het huwelijk van Leopold met de dochter van de Franse koning, waakzaamheid geboden was. Nu, Louis-Philippe was veel minder dan Louis XVIII en Karel X geneigd de oorlogen van het Ancien Régime te herhalen. Dat was ook wel nodig om het aan het Concert Européen te kunnen deelnemen. Dat het gevaar vanaf 1870 eerder vanuit het Oosten zou komen, kon Conscience niet bevroeden.

 

De boeken van Conscience werden overigens vertaald in het Frans, maar ook in het Duits en in Nederland kon Jacob van Lennep ze wel waarderen. Beiden inspireerden zich voor hun aanpak deels op het werk van Sir Walter Scott maar tegelijk bleek Conscience verder te gaan in het verlevendigen door een romantische toets aan te brengen in zijn verhalen. Maar wat opvalt is dat Conscience wel degelijk aan de slag is gegaan met de beschikbare bronnen, maar dat voor een roman, anders dan voor een historisch exposé de dramatische effecten niet mogen ontbreken. Met andere woorden, men kan het werk van Conscience alleen maar lezen als historische romans, maar dan slaat het historische op het feit dat we werk uit een andere eeuw lezen. Johan van Hecke maakt er ons attent op dat men de boeken van Conscience nog wel kan lezen, wellicht ook kan smaken, wat ik beproefde het met de roman Siska van Roosemael en kon het wel smaken, wetende dat deze scènes van de menselijke comédie, een zedenroman dus, wel degelijk leesbaar is gebleven.

 

Het ligt er wellicht ook dat voor ons het mens- en wereldbeeld van Conscience en zijn tijdgenoten niet vanzelf kunnen overzien. Conscience zag als jonge man in het werk van Lammenais, die in de Belgische katholieke kringen redelijk wat aanhang had, omdat Lamennais de kerk los wilde maken van de staat, de scheiding van kerk en staat voorstond, wat voor de wereldlijke vorst Gregorius XVI onaanvaardbaar was. Ook stond Lammenais, voor wat men een liberaal katholicisme kan noemen, dat de moderniteit eerder omarmen zou dan afwijzen. Ook de Poolse opstandelingen in 1830 tegen de Tsaar werden teruggefloten door de paus. Katholieken dienden de bestaande orde te aanvaarden, alsof er geen Revolutie was geweest. Op het moment dat Conscience met die inzichten bezig is, wordt bij hem op slinkse wijze aangedrongen zijn boeken, ’t Wonderjaar en De Leeuw van Vlaanderen op te schonen, wat zedelijker te maken, terwijl toen al geweld niet hete ergste was wat een mens kan verrichten, ongeordende seksualiteit daarentegen… Een kus op ‘t voorhoofd kan men bezwaarlijk – in onze tijd – erotisch geladen noemen en wellicht ook niet in de tijd van Conscience. Maar Conscience wist dat hij een publiek nodig had, dat er lezers kwamen en dat zou ook andere auteurs kansen bieden. Dat bleek ook het geval, lezen we, want ook Snieders en Sleeckx konden meer boeken verkopen en dat bracht Conscience mee teweeg. Toch zouden de liberalen Conscience steevast aanvallen op het feit dat hij zijn werk opgeschoond had. Hij was dus een kazakkendraaier, maar Sleeckx en co hebben hem ook wel de rug toegekeerd en hun inzichten bijgesteld.

 

Er is een element in het boek dat naar mijn gevoel weinig aandacht krijgt, hoe kan men de positie van het Nederlands, het Vlaams waarderen kort na 1830? Wie vandaag, met de blik van heden naar die toestand kijkt, merkt dat velen die strijd voor het Nederlands enkel kunnen zien als een vorm van provincialisme, wat impliceert dat men meespeelde met de nieuwe heren, die het Frans als enige taal voor België zagen. Wie bedacht de bekende slagzin : La Belgique sera Latine ou ne sera pas ? In elk geval sprak de heer Paul Devaux – zetelend in de Kamer voor Brugge – de vaststelling uit dat het niet lang niet meer zou duren voor het Frans overal in Vlaanderen de overhand zou halen. In 1830 had men het Frans vastgesteld als officiële taal in de nieuwe staat en dan is het niet moeilijk te begrijpen dat de middenklasse vatbaar was voor de verleiding die de kennis van de officiële taal met zich meebracht. De biograaf laat zien dat met zijn romans in het Nederlands, Conscience en zijn vrienden krachtig hun kont tegen de krib gooiden, maar tegelijk valt het op dat onder meer de koning, Leopold I, de beweging rond de Laet en Conscience welwillend tegemoet trad. Ook de gouverneur, Rogier gunde hen hun plaats onder de zon. Bovendien was er natuurlijk wel meer aan de hand, de Gentse nestors, zoals Jan Frans Willems, Prudens van Duyse en F.A. Snellaert lieten zich niet onbetuigd. Het Nederlands wilde een plaats in het Belgische establishment en hoewel het lastig was alles goed te organiseren, omdat er voortdurend lange tenen in de weg zaten, omdat persoonlijke agenda’s en ambities tot wrijvingen en zelfs vijandschap aanleiding gaven zoals die tussen Conscience en Sleeckx maar ook Frans van Kerkhoven, die Conscience scherp zou aanvallen wanneer die kandidaat wordt voor de gemeenteraadsverkiezingen. Het verhaal van die onderlinge strijd komt in de Vlaamse historiografie zelden aan bod, maar het is wel Vanhecke die ons eraan herinnert hoe lastig het is om zo een onderneming op te zetten en ondanks meningsverschillen over middelen om het doel te ondersteunen en vorm blijven geven. Het was dus ook niet dat het doelpubliek zat te wachten op de voortdurende pogingen van de Hermans, een groep leidende figuren uit de toenmalige Vlaamse Beweging, die begrepen hadden dat ze tegen een publiek uitgesproken streven van de regering inging, zoals de liberalen, die vanaf 1846 ook een echte partij zou worden, terwijl de katholieken ook hun posities innemen, maar pas in 1945 echt een partij zullen vormen. De vriend van Conscience, Jan de Laet zal in de Kamer zetelen van 1863 tot 1891, bij zijn overlijden; In de Kamer zou hij zijn engagement voor het Nederlands in Vlaanderen verder blijven zetten.

 

Deze biografie, waarover ik voor u slechts een beperkt aantal indrukken kon meegeven, biedt dus niet enkel een aperçu van leven en werken van de schrijver Hendrik Conscience, maar ook krijgen we van de biograaf uitgebreid inzicht over de toestanden waarmee Conscience had af te rekenen. Verweten tijdgenoten hem zijn ijdelheid, dan kan men bedenken dat hij met Baas Ganzendonk misschien een ironische echo gaf, maar spiegelden ook zijn betrokkenheid bij het leven in de Kempen, begonnen tijdens zijn legerdienst na de onafhankelijkheid van België, waar hij met gemengde gevoelens aan terugdacht, maar ook dankbaar omdat hij zijn land door al die verplaatsingen van de eenheden waar hij toe behoorde, van hot naar her werden gedirigeerd. Die periode bij het leger bracht hem ook in Venlo, waar hij geconfronteerd werd met een oogaandoening, militaire oftalmie ofwel trachoom, waar heel wat soldaten tijdens zijn tijd in Venlo aan leden. Maar ook bijna 15 jaar later kreeg de jonge schrijver Eugene Zetterman de ziekte onder de leden en moest hij in de blindenkamer blijven, wat blijkbaar een nefaste uitwerking had, licht en de ogen betten met zuiver water, zou beter helpen, zoals in De Loteling verteld wordt en in het nawoord nog eens toegelicht.

 

Die biograaf bracht veel materiaal bij elkaar, volgens sommigen te veel maar men kan het ook waarderen dat we de tijd van Conscience, zijn handelen in de politieke en literaire wereld en zijn werken zelf aandacht krijgen. Conscience was een sociaal mens, tot het einde zijner dagen, ging graag kaarten en praten met vrienden. Maar ook hield hij ervan met vrienden te gaan stappen, in de Ardennen onder meer, in West-Vlaanderen, ook de Rijn en de Lahn bezocht hij wandelend. De “IJzeren Weg” deed volop dienst en Conscience kon het wel waarderen. Het mag duidelijk zijn dat we over sommige passages uitgebreid kunnen reflecteren, waarbij de auteur, huisvader, politicus zijns ondanks ons tot nader onderzoek uitnodigt, want het blijft wonderlijk dat we, een aantal intellectuelen althans, Conscience verketteren, van woordenkramerij beschuldigen maar er geen blijk van geven vertrouwd te zijn met Bavo en Lieveken of Siska van Roosemalen of de roman de Loteling, die ik nog eens door Charta ’77, het amateurtoneelgezelschap in Waarschoot, nu heet het theaterkunstkring Waarschoot; ik vermeld de theatergroep wel, maar het kan ook anders gegaan zijn, dat een ander gezelschap in het dorp de tenten had opgesteld. Niettemin, ik was er mij wel sinds mijn hernieuwde kennismaking met De Loteling, met de Kerels van Vlaanderen, dat ik Conscience nog wel waarderen kon, behalve als historicus, maar dan zorgde zijn boek Jacob van Artevelde wel voor verdere nuancering. Conscience zelf bevorderde overigens dat zijn verhalen voor het toneel werd omgezet in een goede theatertekst, wat heel wat mensen die niet of nauwelijks konden lezen wel toeliet kennis te maken met die verhalen. Want ik ben niet opgegroeid met grote aandacht voor Conscience en ook Ernest Claes was ook al op de achtergrond aan het verdwijnen, al was er nog de verfilming van De Witte van Zichem, in 1983 en dat zorgde ervoor dat ik opnieuw ging nadenken over wat Conscience wilde vertellen. Want men kan ook Flaubert een en ander verwijten als men Madame Bovary niet kan smaken, of Stendhal, zelfs Le Comte de Monte Christo, van Alexandre Dumas. Na het verschijnen van de Loteling, verscheen er op zeker ogenblik een Franse hervertelling door Dumas, “Conscience l ’Innocent” wat leidde tot verwijten van plagiaat. Dumas liet dan de vertaling van De Loteling in zijn tijdschrift verschijnen. Het moet toch wel meevallen met de kwaliteit van die roman en de vele andere romans van de Antwerpse schrijver.

 

Ik vernam dat Johan Vanhecke, die ook al een biografie schreef over Johan Daisne, zich maar beter eens zou toeleggen op het metier van de biograaf. Zelf denk ik dat men zonder bijzondere interesse geen biografie zal lezen, terwijl het toch, zoals Eric Defoort het stelde, via de biografieën van tijdgenoten wel degelijk toegangen biedt een goed beeld te krijgen van een era. In elk geval schetst deze biografie de leefwereld van Conscience, zijn vrienden en tegenstanders, hoewel dat al eens leek te variëren al waren er Jan A. de Laet en Door van Rijkswijk, die vaste vrienden bleken. Met Wappers en Michel Van der Voort had hij een soort mentor en de Gentse arts F.A. Snellaert, maar Jan Frans Willems zat Conscience doorgaans maar niet altijd op dezelfde golflengte.

 

Daarom kan men met deze biografie bij de hand vaststellen dat Conscience net zomin als de Laet, die Kamerlid zou worden voor de Meetingpartij, maar ook, zeker ook in zijn functie van  Arrondissementscommissaris in Kortrijk en later als conservator van het Wiertzmuseum een hardliner was als katholiek, want zijn vrienden en contacten zaten eerder in de liberale hoek. Maar bovendien was hij wel geïnteresseerd in wat de wereld rondom België in petto kon hebben. Hij wist blijkbaar ook de aandacht van Alexander von Humboldt te wekken met zijn “Enige bladzijden uit het boek der Natuer”, waarmee Conscience zijn inzichten in het natuurlijke leven illustreerde en ook wel zijn liefde voor fauna en flora. Las Conscience naar eigen zeggen weinig, om zijn stem zuiver te houden, dan deed hij voor zijn boeken wel het nodige opzoekingswerk. Eerder liberaal, Vlaamsgezind in een tijd dat men het Nederlands geen plaats wilde geven in de samenleving noch in bestuurszaken, begaan met de plaats van vrouwen in de samenleving en geïnteresseerd in de vooruitgang van de geneeskunde, brengt mij ertoe in Conscience een man van zijn tijd te zien, die verbetering van levensomstandigheden met genoegen tegemoet zag. Was hij modern, in zijn tijd? Hij verzette zich wel eens tegen uitwassen van modieus gedrag, maar als hij al moraliseerde, dan vooral ten aanzien de machtigen. En ja, de Leeuw van Vlaanderen, in zijn lezing, verzette zich tegen de wederrechtelijke annexatie van het graafschap Vlaanderen door Filips IV. Maar goed, volgens onze Vlaamse hedendaagse critici van Conscience, die bestaan, streed Vlaanderen tegen demonen. En dat wilde Conscience nu net vertellen, hoe de Franse koning de aanstoker was van de oorlog tussen de Graven en het graafschap enerzijds, de Franse koning anderzijds.

 

Bart Haers

 

 

 

 

Reacties

Populaire posts