Politiek in tijden van inhoudelijke leegte
Dezer Dagen
‘t Schouwspel
dat de
Wetsstraat
biedt
Over
politieke leegte
Een democratisch bestel heeft voordelen en sterkten die men doorgaans eerder als zwakten wil zien. Dat partijen strijden om hun voortbestaan is niets nieuws, dat commentatoren er een agonale, conflictgerichte strijd van maken evenmin, maar daarbij de doelstellingen van de partij nagenoeg onvermeld laten wel, denk ik.
De waarden die een partij uitdragen wil en de
uitdragerij die ze maken van hun programmapunten zou centraler mogen staan in
het publieke debat. De liberalen spreken graag over vrijheid, terecht
overigens, maar intussen is al lang niet meer duidelijk wat die vrijheid kan
betekenen en voor wie? Net zo goed is de gelijkheid, gekoesterd door Vooruit,
een leeg begrip geworden. De politieke partijen zijn op zoek naar de waarden
die ze uitdragen willen, maar willen daarmee ook kiezers aanspreken en dat
loopt fout. Wie zich de film “Good Morning, Vietnam” herinnert, weet dat Adrian
Cronauer, waarin een radio-DJ met volle begeestering de soldaten toespreekt en
rebelleert tegen de oorlogspolitiek van de VS, Nixon en Defensie, merkt hoe
tegenover hem twee mannen staan, een luitenant Steven Hauk en een sergeant-majoor
Dickerson, die vinden dat de radio soldaten rustig moet houden en zijn
uiteraard wars van opruiende taal. De film valt niet geheel samen met de
werkelijkheid in Saigon, daarom is het ook een film, maar het laat wel zien hoe
gezagsgetrouwheid verbeeld wordt en hoe de gezagsgetrouwen vaak met hun
superieuren in conflict komt, want veel meer geneigd tot een beperkte visie op
mens en wereld en de uitvoering van bevelen. Cronhauer geniet het vertrouwen
van de generaal, maar wordt nagenoeg verdelgd door Hauk en Dickerson.
Ambtenaren overigens moeten de strikte toepassing van de wetten, reglementen en
opdrachten nastreven. Daarom vragen we wel veel van de klokkenluider, die de
buitenwereld gaat uitleggen dat er misstanden zijn bij financiën maar schermen
de diensten van financiën zich goed af. Dat is natuurlijk meer dan een stap
verder, maar zonder de dociele houding van beambten in een bureaucratisch
systeem bestaat er geen controlemogelijkheid.
In die zin valt de kritiek op Pieter Omtzigt wel op
door de obstinate vragen over poppetjes en over de financiële gevolgen van zijn
voorstellen. Pieter Omtzigt is van opleiding econometrist en gespecialiseerd in
simulaties en trends in macro-economische ontwikkelingen. In Nieuwsuur
(11/11/2023) werd hij, zoals het hoort, doorgezaagd over de instelling van een
constitutioneel hof, over het migratiesaldo en de gevolgen voor de industrie,
inderdaad hoofdzaken in het programma van NSC, maar niet de beleidslijn, want
die situeert Omtzigt op het niveau van bestuurlijke hygiëne, dat wil zeggen dat
bestuursorganen hun werking niet enkel afstemmen op ambtelijke kopzorgen, maar
de burger en de gevolgen die deze ervaren kan van onrechtmatig beleid.
Bestaanszekerheid kan men niet herleiden, zo blijkt, tot een toeslagenstelsel,
de toekenning dient ook behoorlijk te verlopen en terugvorderingen kunnen niet
zomaar zonder controle van het dossier en gesprek met de betrokkenen. Net het
ontbreken daarvan leidde tot het ongezien onrecht dat uit het onderzoek naar de
toeslagenaffaire is gebleken. Omtzigt zelf had in een eerste mandaat als
Kamerlid de hardheidsclausule nog aangescherpt willen zien, maar bleek toen de
schade ervan duidelijk werd niet te beroerd zijn vergissing te bekennen. Niet
alle partijen konden die schuldbekentenis appreciëren.
Er is nog iets dat in het programma van NSC opvalt en dat is dat
Omtzigt de nationale kieskring een bedreiging vindt van de belangen van de
regio’s, Groningen of Twente, om maar iets te noemen, maar Zeeland zal daar
wellicht ook oren naar hebben, verwijzend naar de affaire van de te bouwen kazerne
in Vlissingen die uiteindelijk niet wordt gebouwd. Voor de mariniers die in
Doorn en omgeving wonen een geode zaak, voor Vlissingen en Zeeland opnieuw een
bewijs dat ze buitengebied zijn. Hoe zal men die provincies betere
vertegenwoordiging geven? Omtzigt zegt dus dat dit moet kunnen als de regio’s
eigen kiesomschrijvingen worden. Blijkens een overheidssite kan men nu al
kieslijsten afhankelijk maken van de regio, voor Groningen dus of Drenthe, maar
Omtzigt en NSC stellen vast dat die buitengebieden door het beleid verwaarloosd
zijn geworden; Op dit punt zwijgt de kritiek t.a.v. Omtzigt, omdat men het geen
grondige verandering lijkt aan te bieden of net niet erg werkbaar zal blijken.
Nu is dat natuurlijk altijd de bestaansreden van elke
partij, de toestand blijkt niet afdoende en bevredigend, dus moet men aan
verandering werken. Maar er is zelden – naar mijn inzicht – een partij zo ad
hoc opgestaan, als het NSC, Nieuw Sociaal Contract die vatbare maatschappelijke
vraagstukken te berde brengt, zoals bijvoorbeeld het hanteren van de grondwet
of de migratieproblematiek. Eerst werd onduidelijkheid gezaaid over de idee dat
er maar 50.000 immigranten toegelaten zou worden, terwijl de lezer/toeschouwer
zag dat Omtzigt het over een migratiesaldo had, inkomende migratie van allerlei
aard, arbeidsmigratie en studenten inbegrepen dus en anderzijds vertrekkers,
mensen die Nederland jaarlijks verlaten. De reden bestaat er niet alleen in dat
het opvangcentrum Ten Apel overbevraagd is, wel dat de (permanente) instroom
van arbeidsmigratie, hooggeschoolden voorop, wegen op de huizenbouw en
beschikbaarheid van betaalbare woningen. Daarom wil Omtzigt het
belastingvoordeel voor arbeidsmigranten aftoppen en de concurrentie voor de eigen
knappe koppen eerlijk maker – zie het fiscale voordeel.
Het gaat hier dus om een politieke keuze met meerdere
weerhaken, die maatschappelijk een oplossing nodig hebben. Toch doet men het
ermee af alsof Omtzigt, die zelf in Italië doctoreerde en dus, tja, niet voor
een heikeuter gesleten kan worden. Belangrijker is dat zijn analyses en plannen
van aanpak vaak voortbouwen op authentieke empathie, zowel in Groningen als in
het geval van de bescherming van Nederlandse pensioenen. Is men, wanneer men
een Europees beleidsvoorstel van kritiek voorziet tegen Europa? Me dunkt van
niet, want als men zomaar alles wat de Commissie voorstelt moet slikken, dan
zou die Commissie veel te veel macht krijgen en zich ook heel wat gaan
verbeelden. Het is overigens ook de angel in die andere kritiek, die ook voor
ons land van betekenis is, namelijk de voorkeur van Omtzigt om in de functie
van fractievoorzitter in de Tweede Kamer het beleid op de voet te volgen en
waar het hem nodig voorkomt, dat beleid scherp te analyseren en van kritiek
voorzien. Liever dat dan een uitvoerend mandaat, c.q. het Torentje en dus Minister-president
te zijn. Dat hij in een moeite door meent dat het Nederlandse parlement meer
aandacht besteden moet aan kabinetsbeleid en al helemaal het Europese beleid,
wat men dus niet begrijpen kan. Nochtans zijn er weinig politici sinds Dries
van Agt zo impactvol gebleken, ook al voor hij de moeilijk te verdragen
onrechtmatigheden van de Toeslagenaffaire wist aan te kaarten.
Politici krijgen voldoening van hun werk, horen we
vaak, als ze zaken kunnen veranderen, de wereld kunnen verbeteren, maar omdat
ze het metier van de parlementaire werkzaamheden niet meer in de vingers
krijgen, menen ze vooral hogerop te moeten, daar waar de beslissingen genomen
worden, terwijl de werkelijkheid, zoals Omtzigt ook niet nalaat te herhalen, laat
zien dat die vaak sluipend tot stand komt. Politici durven daar zelf wel eens
over te klagen, maar dan vooral als ze vanuit de oppositie ageren, terwijl het algemeen
geweten zou moeten zijn dat besluitvorming door polderen met allerlei betrokken
middenveld- en andere organisaties tot stand komt. Impact krijgen is een werk
van lange adem, maar bij sommige partijen die lang aan de knoppen zitten,
blijken de werkelijke machthebbers buiten beeld te blijven, maar, om een
Belgische oud-premier te parafraseren, regeringen vallen niet in de Kamer, noch
in de media, men struikelt over de kleine, onzichtbare belangen, waarover men
zelden publiek statements zal maken. Wat zo een belang kan zijn? De wapenindustrie
en wapenuitvoer, maar uiteindelijk was de inzet
wie daarover mocht beslissen, de regionale regering of de federale,
okay, Philippe Moureaux sprak van een grondwettelijke atoombom, maar men leek
de uitvoer naar kwalijke regimes niet echt zwaar te laten wegen. Ook nu weer
kwam dat spook van de Wetstraat weer bovendrijven in het kader van discussies
over de oorlog tussen Israël en Hamas, maar ook in de steun aan Oekraïne speelt
die discussie een belangrijke rol. Geeft Herstal grote dividenden aan de Waalse
regering? Armlastig is die wel.
We zitten te kijken naar verschillende schouwspelen,
de meeste op verre scènes, maar met grote invloed voor ons bestaan, zonder dat
politici hier te lande er veel vat op hebben. De bedrijven vragen fiscale
steun, om de externe concurrentie te kunnen weerstaan, maar er wordt zelden
gekeken of dat zinvol is. Wat de regering – en het parlement – wel kan
aanvatten is afwegingen maken over hoe de overheid ten dienste staat van de
samenleving en helaas is dat geen onderwerp van gesprek. Moet men kunstenaars
steunen – om ze later om morele redenen af te straffen? Er zijn geen
gemakkelijke antwoorden, maar daar houden journalisten niet van. De numerus clausus voor studenten geneeskunde
en tandheelkunde? De universiteiten stonden niet te springen om meer
eerstejaars te ontvangen, terwijl in de Westhoek en het Heuvelland, in de
Vlaamse Ardennen een opmerkelijk tekort aan artsen de patiënten in de kou laat
staan.
Waar men dus eindelijk eens toe moet komen, ook in de
media, is de bereidheid de complexiteit van maatschappelijke verschijnselen te
onderkennen en met elkaar te begrijpen zonder dat die complexiteit zelf een
doekje voor het bloeden wordt of een schaamlapje. Evengoed kan men zich
afvragen, na zeventig jaar opbouwen van de welvaart- en verzorgingsstaat of we
die nemen te zeer
voor verworven houden, dat we er nauwelijks nog een onvertogen woord over
horen, behalve van “rechtse” partijen en ondernemers die weigeren te veel
belasting te betalen. Maar de band
tussen betaalde belastingen en wat de staat te bieden heeft aan voorzieningen,
van weginfrastructuur tot onderzoekscentra, ziekenhuizen en bescherming van
eigendomsrechten, lijkt onzichtbaar geworden. Bovendien kijken we telkenjare uit
naar het Blunderboek van het Rekenhof, die de beleidsfouten en foute uitgaven
van de overheid handig aanbiedt, maar zelden zien we of dat leidt tot
verbetertrajecten bij ministeries en andere diensten. Het is goed kritisch te
kijken naar het overheidsbeleid, maar tegelijk lijkt dat iets te zijn dat
buiten onze eigen bestaanservaring staat, ondanks het feit dat we soms totaal onverwacht beroep moeten op enkele van
die diensten. Anders gezegd, het beleid gaat over ons en over hoe we
gezamenlijk een beter leven kunnen opbouwen.
Er is natuurlijk ook die andere vaststelling dat,
ondanks het feit dat de weldadigheid van
de welgestelde elite in Vlaanderen minder prominent is, omdat de staat er veel
van op zich heeft genomen, lange tijd onvoorwaardelijk, nu opnieuw gebonden aan
gepast gedrag. Men kan die aanpak, die voorwaardelijkheid van sociale
voorzieningen verantwoorden, maar tegelijk hebben we maar beter oog voor de basisrechten van
het individu. Maar de vraag is toch nog altijd of en hoe die voorzieningen functioneren. Het persoonlijk
assistentiebudget voor mensen met een beperking, waar heel veel variatie op
zit, wordt voor een deel van de rechthebbenden gekort bij gebrek aan middelen,
terwijl voor die gezinnen en personen dat budget wel nodig is. Maar men kiest
er niet voor de bestaande noden ernstig te nemen, terwijl het voor de omstaanders
van een persoon met een ernstige beperking, vaak naast de financiële nood ook
andere behoeften zwaar kunnen wegen op het gezinsleven. Ook hier, men kan
proberen het verhaal van zo een persoon met een beperking klein te houden, te
herleiden tot bed, bad en brood, maar die mensen mogen meer verwachten, toch en
ook wat plezier in het leven. Dat blijkt
niet altijd van harte gegund en dat roept vragen op, want men kan mensen
met een beperking niet verantwoordelijk achten voor hun situatie, hun ongeluk,
zeg maar. Zou het dan onverantwoord zijn het Agentschap Personen met een Handicap
(APH) meer armslag te geven? Als de overheid, via ambtenaren of vanwege de
overheid gemandateerde controle-instanties, zoals artsen ten aanzien van
kinderen en volwassenen die behoefte hebben aan financiële ondersteuning
steevast die zorgvraag omlaag diagnosticeren, dan moeten ouders of andere nauw
betrokkenen dan weer een advocaat aanspreken – en dat kost geld – om vervolgens
te hopen dat die de materie kent om de situatie van de betrokkene recht te
trekken. De overheid mag niet goedgelovig zijn, maar als politici pleiten voor
meer vertrouwen in de samenleving, dan kan men maar beter oplossingen zoeken
voor die persoonsvolgende budgetten.
De kritiek aan het adres van de heer Omtzigt, de
afgelopen dagen, werd wel wat grof, want een doctor in de econometrie weet heus
wel hoezeer de modellen vaak gebruikt worden om ideologische voorkeuren
aanvaardbaar te maken, terwijl Omtzigt zo te zien vooral wil kijken of mensen
met maatregelen geholpen worden, in plaats van hoog van de Groningse
Martinitoren met nooit ten uitvoer te leggen beleidsplannen. Omtzigt vond dat
de regering de bewoners in de aardbevingsgevoelige regio bij Groningen te lang
in het ongewisse heeft gelaten en dat er geen daadwerkelijke steun kwam. Een
lastig karakter? Wellicht wel, zoals wel vaker het geval lijkt, alleen, ondanks
het feit dat de afwikkeling van het gaswinningsschandaal – hoeveel ontving
Groningen van de baten en revenuen van de gaswinning? – en vooral het verhaal
van struikelen en vallen in de afwikkeling van de toeslagenaffaire, kan men
alleen vaststellen dat Omtzigt die zaak zeer daadkrachtig op de agenda van
Kamer en regering, heeft gezet, zich wel bewust dat hij mee boter op het hoofd
heeft, als het over de aanpak van toeslagenfraude ging of gaat. Maar of hij
daarbij dacht aan wederrechtelijke terugvorderingen, is mij niet bekend. Hij
streeft er toch maar naar de rechtsstaat in ere te herstellen.
Bij ons horen we de laatste weken wel wat meer Omtzigt,
maar volgt men in principe en uit principe het Nederlandse Commentariaat. Dat
de Nederlandse journalistiek gemakkelijker iemand als Jesse Klaver op het
schild hesen, of zelfs Wobke Hoekstra bij CDA zou verbazing moeten wekken, niet
het gegeven dat die mijnheer Omtzigt niet altijd precieze uitkomsten wil
aandragen om zijn kiezers te paaien, maar alleen de richting aan wenst te
geven. En ja, wie wil nu een debat over de grondwet voeren? In België nog
minder dan in Nederland. Maar waarom vindt men dat een poging om de kiezers in de
“buitengewesten” meer inspraak te geven in ’s lands bestuur ongepast of zelfs
onnodig zou wezen, want dan zouden Groningen, Friesland, Drenthe en Zeeland hun
inbreng in de debatten erkend weten.
Waarom men politiek bedrijft? Invloed hebben, maar men
kan niet zomaar nieuwe zaken ondernemen, als men dat alleen doet omdat het
progressief is, of erger, omdat het de “homogene” bevolking in ere herstelt. Dat
men dan eerst de spelregels, grondwet en nieuwe wetgeving beter moet bekijken,
lijkt dan wel de inbreng van een saaie Piet. En toch, in een hooggeschoolde
samenleving als de Nederlandse en de Vlaamse blijkt bekendheid met het recht,
het justitiële apparaat en regelingen rond bestuur bepaald ondermaats. Soms
leggen kranten en bladen al eens een concreet probleem uit aan de welwillende lezer,
maar zeker de VRT schiet tekort als het om wezenlijke kwesties over de
instellingen gaat. Men laat politici te gemakkelijk wegkomen met ongeïnspireerde
slogantaal, want het is te lastig, ondanks alle fact checkers hun woorden te
wikken en te wegen. Dan is het ook lastig verwijten te maken aan een politicus
die de logica der dingen opnieuw helder wil krijgen, zonder dramatisch te
foeteren over Sodom en Gomorra.
De kwalificaties die politici krijgen, van Connor
Rousseau tot Baudet, komen vaak maar niet altijd voort uit de keuzes van de
media om mensen te pitchen. Freya Vandenbossche kreeg zo een gouden toegangsticket
van prominente politieke journalisten maar gauw genoeg merkte ze dat het niet
evident is al te jong voor het voetlicht geplaatst te worden. Men houdt van tafelspringers,
klinkt het dan, terwijl men dan rustig aan gedegen argumentatie voorbij kan
gaan. Erger nog, het valt te betreuren dat bij complexe kwesties, waar meerdere
doelstellingen voorop staan, zoals natuurherstel en stikstofdepositie, met de
praktische consequenties van dien, vergunningenstop, boeren die hun bedrijf
gedwarsboomd zien en dan zijn er nog de multinationale bedrijven die een investering
willen doen, maar waar men meewarig over gemakzuchtige miljonairs sprak,
terwijl de nood aan plastics in onze samenleving bepaald van belang is.
Het kan niet zo zijn dat politici noch journalisten
gemakzuchtig nalaten of weigeren technische kanten van een zaak te behandelen,
omdat het nu eenmaal technisch is en dus
saai. De discussie over woningbeleid laat zien dat men in feite niet
(meer) weet, zoals Franky Demon eens zegde, waar nog ruimte te vinden valt om
te bouwen, vanwege belanghebbenden die gaan procederen, zowel voor de markt als
voor de sociale woningbouw. Wil nu net dat argument Pieter Omtzigt doen
besluiten dat men het netto migratiesaldo zou moeten beperken tot min of meer
50.000, want het zal moeilijk zijn, ook in Nederland, om voldoende woningen te
voorzien, zoals Hugo de Jonge de laatste jaren heeft ervaren. De bevolking voelt
zich daardoor eens te meer in de steek gelaten, anders dan men in de media kon
horen. Zwijgen we dan nog over het erbarmelijke onderwijsbeleid, waar noch in
Nederland noch in Vlaanderen – of Wallonië – zelden grondig doorgesproken wordt
over wat leren is, wat leren leren kan zijn en hoezeer dat nodig is om mensen
de kans te bieden tot een autonome oordeelsvorming. Latijn leren is heus meer
dan voorbeeldzinnetjes van Geerebaert of Lenaerts S.J. leren na-apen, maar dan
moet men wel eerst een stevige basis hebben en inderdaad een zeker doel, een
zeker kunnen uitdragen, zoals schrijven of redevoeringen uitspreken zoals mijn vader het vermocht te doen. Maar
toen gold niet dat iedereen gelijk de eindmeet haalde, maar dat men streng op
basis van resultaten selecteerde op een paar fils à papa na waarschijnlijk. Toen de leerplicht opgetrokken
werd, vond men dat het dogma van de algehele gelijkheid vergde dat iedereen een
surrogaat van basiskennis zou krijgen, niet langer grondig ingevoerd worden in
verschillende kennisdomeinen, maar ook
vakmanschap, waarbij men in de opleiding houtbewerking soort hout en hun
bruikbaarheid onder de knie kan krijgen, net als de wijze waarop ze gebruikt
kunnen worden. Zo diep gaan discussies over onderwijs niet, zo diep gaan
politici noch journalisten niet, net omdat we voor alles woorden hebben leren
in te zetten, als het erop aankomt over de leegte van onze visies heen te
kijken.
De reden waarom ik Pieter Omtzigt weet te waarderen –
en ik volg hem al sinds hij de fouten en grofheden van wat later de Toeslagenaffaire
bleek te zijn, aan de orde stelde in de Tweede Kamer en de media er de ernst niet
van inzagen – is precies dat hij niet zegt dat hij uiterst rechts wil
bestrijden, want hij bestrijdt met grote inzet de intellectuele leegte bij de
middenpartijen, wat onder meer Toine Huys niet lijkt te zinnen. Baudet maakt
zichzelf irrelevant, laat het zich aanzien en Wilders zoekt zich met alle
middelen salonfähig te maken. Alleen, de vraag van journalisten wie met wie zou
willen of kunnen regeren kan maar gesteld worden als men het eens is over de
inzet, de maatschappelijk relevante kwesties en hoe die aan te pakken, zonder
nog maar eens een dichtgespijkerde regeringsbijbel in elkaar te draaien. Het is
niet zo, tot slot, dat politici de samenleving bestieren als sultans, wat de
VVD wel eens leek te denken, zonder debat en zonder (uitgesproken) visie. Toen
Rutte het pleit won van ijzeren Rita Verdonck kon men een zucht van verlichting
horen, maar evengoed kan men achteraf vaststellen dat het land met de immer
welgezinde Rutte een aantal problemen niet heeft aangepakt en niet heeft
gekeken naar wat er op Nederland en Europa afkomt; En toch, bij momenten bleek
Rutte bereid het roer om te gooien, zonder er verder herinnering aan te hebben.
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten