Politiek in tijden van inhoudelijke leegte

 



Dezer Dagen

 

 


‘t Schouwspel dat de

Wetsstraat biedt

Over politieke leegte

 



Theodore Roosevelt, 1858 - 1919)
was een controversiële president, maar
hij maakte een aanvang met natuur
bescherming, maar stootte ook deZuidelijken
uit door een Afro-Amerikaanse leiderù
uit te nodigen op het Witte Huis. Zette
nieuwe beleidslijnen uit.


Een democratisch bestel heeft voordelen en sterkten die men doorgaans eerder als zwakten wil zien. Dat partijen strijden om hun voortbestaan is niets nieuws, dat commentatoren er een agonale, conflictgerichte strijd van maken evenmin, maar daarbij de doelstellingen van de partij nagenoeg onvermeld laten wel, denk ik.

 

De waarden die een partij uitdragen wil en de uitdragerij die ze maken van hun programmapunten zou centraler mogen staan in het publieke debat. De liberalen spreken graag over vrijheid, terecht overigens, maar intussen is al lang niet meer duidelijk wat die vrijheid kan betekenen en voor wie? Net zo goed is de gelijkheid, gekoesterd door Vooruit, een leeg begrip geworden. De politieke partijen zijn op zoek naar de waarden die ze uitdragen willen, maar willen daarmee ook kiezers aanspreken en dat loopt fout. Wie zich de film “Good Morning, Vietnam” herinnert, weet dat Adrian Cronauer, waarin een radio-DJ met volle begeestering de soldaten toespreekt en rebelleert tegen de oorlogspolitiek van de VS, Nixon en Defensie, merkt hoe tegenover hem twee mannen staan, een luitenant Steven Hauk en een sergeant-majoor Dickerson, die vinden dat de radio soldaten rustig moet houden en zijn uiteraard wars van opruiende taal. De film valt niet geheel samen met de werkelijkheid in Saigon, daarom is het ook een film, maar het laat wel zien hoe gezagsgetrouwheid verbeeld wordt en hoe de gezagsgetrouwen vaak met hun superieuren in conflict komt, want veel meer geneigd tot een beperkte visie op mens en wereld en de uitvoering van bevelen. Cronhauer geniet het vertrouwen van de generaal, maar wordt nagenoeg verdelgd door Hauk en Dickerson. Ambtenaren overigens moeten de strikte toepassing van de wetten, reglementen en opdrachten nastreven. Daarom vragen we wel veel van de klokkenluider, die de buitenwereld gaat uitleggen dat er misstanden zijn bij financiën maar schermen de diensten van financiën zich goed af. Dat is natuurlijk meer dan een stap verder, maar zonder de dociele houding van beambten in een bureaucratisch systeem bestaat er geen controlemogelijkheid.

 

In die zin valt de kritiek op Pieter Omtzigt wel op door de obstinate vragen over poppetjes en over de financiële gevolgen van zijn voorstellen. Pieter Omtzigt is van opleiding econometrist en gespecialiseerd in simulaties en trends in macro-economische ontwikkelingen. In Nieuwsuur (11/11/2023) werd hij, zoals het hoort, doorgezaagd over de instelling van een constitutioneel hof, over het migratiesaldo en de gevolgen voor de industrie, inderdaad hoofdzaken in het programma van NSC, maar niet de beleidslijn, want die situeert Omtzigt op het niveau van bestuurlijke hygiëne, dat wil zeggen dat bestuursorganen hun werking niet enkel afstemmen op ambtelijke kopzorgen, maar de burger en de gevolgen die deze ervaren kan van onrechtmatig beleid. Bestaanszekerheid kan men niet herleiden, zo blijkt, tot een toeslagenstelsel, de toekenning dient ook behoorlijk te verlopen en terugvorderingen kunnen niet zomaar zonder controle van het dossier en gesprek met de betrokkenen. Net het ontbreken daarvan leidde tot het ongezien onrecht dat uit het onderzoek naar de toeslagenaffaire is gebleken. Omtzigt zelf had in een eerste mandaat als Kamerlid de hardheidsclausule nog aangescherpt willen zien, maar bleek toen de schade ervan duidelijk werd niet te beroerd zijn vergissing te bekennen. Niet alle partijen konden die schuldbekentenis appreciëren.

 

Er is nog iets dat in het  programma van NSC opvalt en dat is dat Omtzigt de nationale kieskring een bedreiging vindt van de belangen van de regio’s, Groningen of Twente, om maar iets te noemen, maar Zeeland zal daar wellicht ook oren naar hebben, verwijzend naar de affaire van de te bouwen kazerne in Vlissingen die uiteindelijk niet wordt gebouwd. Voor de mariniers die in Doorn en omgeving wonen een geode zaak, voor Vlissingen en Zeeland opnieuw een bewijs dat ze buitengebied zijn. Hoe zal men die provincies betere vertegenwoordiging geven? Omtzigt zegt dus dat dit moet kunnen als de regio’s eigen kiesomschrijvingen worden. Blijkens een overheidssite kan men nu al kieslijsten afhankelijk maken van de regio, voor Groningen dus of Drenthe, maar Omtzigt en NSC stellen vast dat die buitengebieden door het beleid verwaarloosd zijn geworden; Op dit punt zwijgt de kritiek t.a.v. Omtzigt, omdat men het geen grondige verandering lijkt aan te bieden of net niet erg werkbaar zal blijken.

 

Nu is dat natuurlijk altijd de bestaansreden van elke partij, de toestand blijkt niet afdoende en bevredigend, dus moet men aan verandering werken. Maar er is zelden – naar mijn inzicht – een partij zo ad hoc opgestaan, als het NSC, Nieuw Sociaal Contract die vatbare maatschappelijke vraagstukken te berde brengt, zoals bijvoorbeeld het hanteren van de grondwet of de migratieproblematiek. Eerst werd onduidelijkheid gezaaid over de idee dat er maar 50.000 immigranten toegelaten zou worden, terwijl de lezer/toeschouwer zag dat Omtzigt het over een migratiesaldo had, inkomende migratie van allerlei aard, arbeidsmigratie en studenten inbegrepen dus en anderzijds vertrekkers, mensen die Nederland jaarlijks verlaten. De reden bestaat er niet alleen in dat het opvangcentrum Ten Apel overbevraagd is, wel dat de (permanente) instroom van arbeidsmigratie, hooggeschoolden voorop, wegen op de huizenbouw en beschikbaarheid van betaalbare woningen. Daarom wil Omtzigt het belastingvoordeel voor arbeidsmigranten aftoppen en de concurrentie voor de eigen knappe koppen eerlijk maker – zie het fiscale voordeel.

 

Het gaat hier dus om een politieke keuze met meerdere weerhaken, die maatschappelijk een oplossing nodig hebben. Toch doet men het ermee af alsof Omtzigt, die zelf in Italië doctoreerde en dus, tja, niet voor een heikeuter gesleten kan worden. Belangrijker is dat zijn analyses en plannen van aanpak vaak voortbouwen op authentieke empathie, zowel in Groningen als in het geval van de bescherming van Nederlandse pensioenen. Is men, wanneer men een Europees beleidsvoorstel van kritiek voorziet tegen Europa? Me dunkt van niet, want als men zomaar alles wat de Commissie voorstelt moet slikken, dan zou die Commissie veel te veel macht krijgen en zich ook heel wat gaan verbeelden. Het is overigens ook de angel in die andere kritiek, die ook voor ons land van betekenis is, namelijk de voorkeur van Omtzigt om in de functie van fractievoorzitter in de Tweede Kamer het beleid op de voet te volgen en waar het hem nodig voorkomt, dat beleid scherp te analyseren en van kritiek voorzien. Liever dat dan een uitvoerend mandaat, c.q. het Torentje en dus Minister-president te zijn. Dat hij in een moeite door meent dat het Nederlandse parlement meer aandacht besteden moet aan kabinetsbeleid en al helemaal het Europese beleid, wat men dus niet begrijpen kan. Nochtans zijn er weinig politici sinds Dries van Agt zo impactvol gebleken, ook al voor hij de moeilijk te verdragen onrechtmatigheden van de Toeslagenaffaire wist aan te kaarten.

 

Politici krijgen voldoening van hun werk, horen we vaak, als ze zaken kunnen veranderen, de wereld kunnen verbeteren, maar omdat ze het metier van de parlementaire werkzaamheden niet meer in de vingers krijgen, menen ze vooral hogerop te moeten, daar waar de beslissingen genomen worden, terwijl de werkelijkheid, zoals Omtzigt ook niet nalaat te herhalen, laat zien dat die vaak sluipend tot stand komt. Politici durven daar zelf wel eens over te klagen, maar dan vooral als ze vanuit de oppositie ageren, terwijl het algemeen geweten zou moeten zijn dat besluitvorming door polderen met allerlei betrokken middenveld- en andere organisaties tot stand komt. Impact krijgen is een werk van lange adem, maar bij sommige partijen die lang aan de knoppen zitten, blijken de werkelijke machthebbers buiten beeld te blijven, maar, om een Belgische oud-premier te parafraseren, regeringen vallen niet in de Kamer, noch in de media, men struikelt over de kleine, onzichtbare belangen, waarover men zelden publiek statements zal maken. Wat zo een belang kan zijn? De wapenindustrie en wapenuitvoer, maar uiteindelijk was de inzet  wie daarover mocht beslissen, de regionale regering of de federale, okay, Philippe Moureaux sprak van een grondwettelijke atoombom, maar men leek de uitvoer naar kwalijke regimes niet echt zwaar te laten wegen. Ook nu weer kwam dat spook van de Wetstraat weer bovendrijven in het kader van discussies over de oorlog tussen Israël en Hamas, maar ook in de steun aan Oekraïne speelt die discussie een belangrijke rol. Geeft Herstal grote dividenden aan de Waalse regering? Armlastig is die wel.

 

We zitten te kijken naar verschillende schouwspelen, de meeste op verre scènes, maar met grote invloed voor ons bestaan, zonder dat politici hier te lande er veel vat op hebben. De bedrijven vragen fiscale steun, om de externe concurrentie te kunnen weerstaan, maar er wordt zelden gekeken of dat zinvol is. Wat de regering – en het parlement – wel kan aanvatten is afwegingen maken over hoe de overheid ten dienste staat van de samenleving en helaas is dat geen onderwerp van gesprek. Moet men kunstenaars steunen – om ze later om morele redenen af te straffen? Er zijn geen gemakkelijke antwoorden, maar daar houden journalisten niet van.  De numerus clausus voor studenten geneeskunde en tandheelkunde? De universiteiten stonden niet te springen om meer eerstejaars te ontvangen, terwijl in de Westhoek en het Heuvelland, in de Vlaamse Ardennen een opmerkelijk tekort aan artsen de patiënten in de kou laat staan.

 

Waar men dus eindelijk eens toe moet komen, ook in de media, is de bereidheid de complexiteit van maatschappelijke verschijnselen te onderkennen en met elkaar te begrijpen zonder dat die complexiteit zelf een doekje voor het bloeden wordt of een schaamlapje. Evengoed kan men zich afvragen, na zeventig jaar opbouwen van de welvaart- en verzorgingsstaat of we die nemen     te zeer voor verworven houden, dat we er nauwelijks nog een onvertogen woord over horen, behalve van “rechtse” partijen en ondernemers die weigeren te veel belasting te betalen.  Maar de band tussen betaalde belastingen en wat de staat te bieden heeft aan voorzieningen, van weginfrastructuur tot onderzoekscentra, ziekenhuizen en bescherming van eigendomsrechten, lijkt onzichtbaar geworden. Bovendien kijken we telkenjare uit naar het Blunderboek van het Rekenhof, die de beleidsfouten en foute uitgaven van de overheid handig aanbiedt, maar zelden zien we of dat leidt tot verbetertrajecten bij ministeries en andere diensten. Het is goed kritisch te kijken naar het overheidsbeleid, maar tegelijk lijkt dat iets te zijn dat buiten onze eigen bestaanservaring staat, ondanks het feit dat we soms  totaal onverwacht beroep moeten op enkele van die diensten. Anders gezegd, het beleid gaat over ons en over hoe we gezamenlijk een beter leven kunnen opbouwen.

 

Er is natuurlijk ook die andere vaststelling dat, ondanks het  feit dat de weldadigheid van de welgestelde elite in Vlaanderen minder prominent is, omdat de staat er veel van op zich heeft genomen, lange tijd onvoorwaardelijk, nu opnieuw gebonden aan gepast gedrag. Men kan die aanpak, die voorwaardelijkheid van sociale voorzieningen verantwoorden, maar tegelijk hebben  we maar beter oog voor de basisrechten van het individu. Maar de vraag is toch nog altijd of en hoe die voorzieningen  functioneren. Het persoonlijk assistentiebudget voor mensen met een beperking, waar heel veel variatie op zit, wordt voor een deel van de rechthebbenden gekort bij gebrek aan middelen, terwijl voor die gezinnen en personen dat budget wel nodig is. Maar men kiest er niet voor de bestaande noden ernstig te nemen, terwijl het voor de omstaanders van een persoon met een ernstige beperking, vaak naast de financiële nood ook andere behoeften zwaar kunnen wegen op het gezinsleven. Ook hier, men kan proberen het verhaal van zo een persoon met een beperking klein te houden, te herleiden tot bed, bad en brood, maar die mensen mogen meer verwachten, toch en ook wat plezier in het leven. Dat blijkt  niet altijd van harte gegund en dat roept vragen op, want men kan mensen met een beperking niet verantwoordelijk achten voor hun situatie, hun ongeluk, zeg maar. Zou het dan onverantwoord zijn het Agentschap Personen met een Handicap (APH) meer armslag te geven? Als de overheid, via ambtenaren of vanwege de overheid gemandateerde controle-instanties, zoals artsen ten aanzien van kinderen en volwassenen die behoefte hebben aan financiële ondersteuning steevast die zorgvraag omlaag diagnosticeren, dan moeten ouders of andere nauw betrokkenen dan weer een advocaat aanspreken – en dat kost geld – om vervolgens te hopen dat die de materie kent om de situatie van de betrokkene recht te trekken. De overheid mag niet goedgelovig zijn, maar als politici pleiten voor meer vertrouwen in de samenleving, dan kan men maar beter oplossingen zoeken voor die persoonsvolgende budgetten.

 

De kritiek aan het adres van de heer Omtzigt, de afgelopen dagen, werd wel wat grof, want een doctor in de econometrie weet heus wel hoezeer de modellen vaak gebruikt worden om ideologische voorkeuren aanvaardbaar te maken, terwijl Omtzigt zo te zien vooral wil kijken of mensen met maatregelen geholpen worden, in plaats van hoog van de Groningse Martinitoren met nooit ten uitvoer te leggen beleidsplannen. Omtzigt vond dat de regering de bewoners in de aardbevingsgevoelige regio bij Groningen te lang in het ongewisse heeft gelaten en dat er geen daadwerkelijke steun kwam. Een lastig karakter? Wellicht wel, zoals wel vaker het geval lijkt, alleen, ondanks het feit dat de afwikkeling van het gaswinningsschandaal – hoeveel ontving Groningen van de baten en revenuen van de gaswinning? – en vooral het verhaal van struikelen en vallen in de afwikkeling van de toeslagenaffaire, kan men alleen vaststellen dat Omtzigt die zaak zeer daadkrachtig op de agenda van Kamer en regering, heeft gezet, zich wel bewust dat hij mee boter op het hoofd heeft, als het over de aanpak van toeslagenfraude ging of gaat. Maar of hij daarbij dacht aan wederrechtelijke terugvorderingen, is mij niet bekend. Hij streeft er toch maar naar de rechtsstaat in ere te herstellen.

 

Bij ons horen we de laatste weken wel wat meer Omtzigt, maar volgt men in principe en uit principe het Nederlandse Commentariaat. Dat de Nederlandse journalistiek gemakkelijker iemand als Jesse Klaver op het schild hesen, of zelfs Wobke Hoekstra bij CDA zou verbazing moeten wekken, niet het gegeven dat die mijnheer Omtzigt niet altijd precieze uitkomsten wil aandragen om zijn kiezers te paaien, maar alleen de richting aan wenst te geven. En ja, wie wil nu een debat over de grondwet voeren? In België nog minder dan in Nederland. Maar waarom vindt men dat een poging om de kiezers in de “buitengewesten” meer inspraak te geven in ’s lands bestuur ongepast of zelfs onnodig zou wezen, want dan zouden Groningen, Friesland, Drenthe en Zeeland hun inbreng in de debatten erkend weten.

 

Waarom men politiek bedrijft? Invloed hebben, maar men kan niet zomaar nieuwe zaken ondernemen, als men dat alleen doet omdat het progressief is, of erger, omdat het de “homogene” bevolking in ere herstelt. Dat men dan eerst de spelregels, grondwet en nieuwe wetgeving beter moet bekijken, lijkt dan wel de inbreng van een saaie Piet. En toch, in een hooggeschoolde samenleving als de Nederlandse en de Vlaamse blijkt bekendheid met het recht, het justitiële apparaat en regelingen rond bestuur bepaald ondermaats. Soms leggen kranten en bladen al eens een concreet probleem uit aan de welwillende lezer, maar zeker de VRT schiet tekort als het om wezenlijke kwesties over de instellingen gaat. Men laat politici te gemakkelijk wegkomen met ongeïnspireerde slogantaal, want het is te lastig, ondanks alle fact checkers hun woorden te wikken en te wegen. Dan is het ook lastig verwijten te maken aan een politicus die de logica der dingen opnieuw helder wil krijgen, zonder dramatisch te foeteren over Sodom en Gomorra.

 

De kwalificaties die politici krijgen, van Connor Rousseau tot Baudet, komen vaak maar niet altijd voort uit de keuzes van de media om mensen te pitchen. Freya Vandenbossche kreeg zo een gouden toegangsticket van prominente politieke journalisten  maar gauw genoeg merkte ze dat het niet evident is al te jong voor het voetlicht geplaatst te worden. Men houdt van tafelspringers, klinkt het dan, terwijl men dan rustig aan gedegen argumentatie voorbij kan gaan. Erger nog, het valt te betreuren dat bij complexe kwesties, waar meerdere doelstellingen voorop staan, zoals natuurherstel en stikstofdepositie, met de praktische consequenties van dien, vergunningenstop, boeren die hun bedrijf gedwarsboomd zien en dan zijn er nog de multinationale bedrijven die een investering willen doen, maar waar men meewarig over gemakzuchtige miljonairs sprak, terwijl de nood aan plastics in onze samenleving bepaald van belang is.

 

Het kan niet zo zijn dat politici noch journalisten gemakzuchtig nalaten of weigeren technische kanten van een zaak te behandelen, omdat het nu eenmaal technisch is en dus  saai. De discussie over woningbeleid laat zien dat men in feite niet (meer) weet, zoals Franky Demon eens zegde, waar nog ruimte te vinden valt om te bouwen, vanwege belanghebbenden die gaan procederen, zowel voor de markt als voor de sociale woningbouw. Wil nu net dat argument Pieter Omtzigt doen besluiten dat men het netto migratiesaldo zou moeten beperken tot min of meer 50.000, want het zal moeilijk zijn, ook in Nederland, om voldoende woningen te voorzien, zoals Hugo de Jonge de laatste jaren heeft ervaren. De bevolking voelt zich daardoor eens te meer in de steek gelaten, anders dan men in de media kon horen. Zwijgen we dan nog over het erbarmelijke onderwijsbeleid, waar noch in Nederland noch in Vlaanderen – of Wallonië – zelden grondig doorgesproken wordt over wat leren is, wat leren leren kan zijn en hoezeer dat nodig is om mensen de kans te bieden tot een autonome oordeelsvorming. Latijn leren is heus meer dan voorbeeldzinnetjes van Geerebaert of Lenaerts S.J. leren na-apen, maar dan moet men wel eerst een stevige basis hebben en inderdaad een zeker doel, een zeker kunnen uitdragen, zoals schrijven of redevoeringen uitspreken  zoals mijn vader het vermocht te doen. Maar toen gold niet dat iedereen gelijk de eindmeet haalde, maar dat men streng op basis van resultaten selecteerde op een paar fils à papa na  waarschijnlijk. Toen de leerplicht opgetrokken werd, vond men dat het dogma van de algehele gelijkheid vergde dat iedereen een surrogaat van basiskennis zou krijgen, niet langer grondig ingevoerd worden in verschillende kennisdomeinen, maar  ook vakmanschap, waarbij men in de opleiding houtbewerking soort hout en hun bruikbaarheid onder de knie kan krijgen, net als de wijze waarop ze gebruikt kunnen worden. Zo diep gaan discussies over onderwijs niet, zo diep gaan politici noch journalisten niet, net omdat we voor alles woorden hebben leren in te zetten, als het erop aankomt over de leegte van onze visies heen te kijken.

 

De reden waarom ik Pieter Omtzigt weet te waarderen – en ik volg hem al sinds hij de fouten en grofheden van wat later de Toeslagenaffaire bleek te zijn, aan de orde stelde in de Tweede Kamer en de media er de ernst niet van inzagen – is precies dat hij niet zegt dat hij uiterst rechts wil bestrijden, want hij bestrijdt met grote inzet de intellectuele leegte bij de middenpartijen, wat onder meer Toine Huys niet lijkt te zinnen. Baudet maakt zichzelf irrelevant, laat het zich aanzien en Wilders zoekt zich met alle middelen salonfähig te maken. Alleen, de vraag van journalisten wie met wie zou willen of kunnen regeren kan maar gesteld worden als men het eens is over de inzet, de maatschappelijk relevante kwesties en hoe die aan te pakken, zonder nog maar eens een dichtgespijkerde regeringsbijbel in elkaar te draaien. Het is niet zo, tot slot, dat politici de samenleving bestieren als sultans, wat de VVD wel eens leek te denken, zonder debat en zonder (uitgesproken) visie. Toen Rutte het pleit won van ijzeren Rita Verdonck kon men een zucht van verlichting horen, maar evengoed kan men achteraf vaststellen dat het land met de immer welgezinde Rutte een aantal problemen niet heeft aangepakt en niet heeft gekeken naar wat er op Nederland en Europa afkomt; En toch, bij momenten bleek Rutte bereid het roer om te gooien, zonder er verder herinnering aan te hebben.

 

Bart Haers

 

 

 

Reacties

Populaire posts