Versplinterde waarheid en democratie
Brief
Aan
Maarten Boudry
over
waarheid waarmee men beter af zou zijn
Brugge,
3 september 2016
Geachte
heer doctor Maarten Boudry,
U zegt het met meet klem en
overtuiging, dat we met de waarheid altijd beter af zouden zijn en dat die
waarheid best te formuleren valt, want dat is wat overblijft als men alle
illusies heeft afgestoft en vervolgens vakkundig verwijderd. Dan rijst evenwel
de eeuwige vraag die sinds de Verlichting onze samenleving tot bloei heeft
gebracht, maar ook tot zoiets als de Terreur tijdens de Franse Revolutie
aanleiding heeft gegeven: wie zegt finaal wat de waarheid is, in een
democratische, pluralistische samenleving?
De rede brengt ons bij de
waarheid, dat wist Maximilien de Robespierre, die het zo gek wist te
presenteren dat de voormalige priester Joseph Fouché mee heeft gepromoot, maar
nooit echt van de grond kon komen, ook al omdat de antihouding sterker was dan
de positieve benadering van een ander mens- en wereldbeeld, waarbij
persoonlijke vrijheid centraal had kunnen staan.
Nu goed, u heeft het over
waarheid en als ik het goed begrepen heb is die alleen maar kenbaar via de
rede, via afgewogen en weloverwegen argumentatie om tot een conclusie te komen
omtrent iets of een fenomeen. De waarheid over alles zou even onvatbaar zijn
als een theorie van het alles die de Zwaartekracht weet te verbinden met de
zwakke en sterke nucleaire kracht en de elektromagnetische kracht. Men kan evenwel met zo een theorie nog
niet de fundamentele krachten die het
bestaan en zeker op het niveau van de deeltjesfysica beschrijven met elkaar
verbinden, zodat het geen verwondering zou mogen wekken dat als het over de
werking van de psyche gaat, men ook niet zo heel ver komt. Wat is de ziel, de
psyche? Toch zeker geen ding, voorwerp, orgaan, 21 gram.
U zegde mij in Brugge, toen u
daar uw boek kan voorstellen dat als Georges Le Maître de theorie van het
uitdijende heelal niet had geformuleerd iemand anders dat wel had gedaan, waar
ik u kan volgen, maar u vond dat men op 's mans priesterschap niet de nadruk
mag leggen, terwijl hij in zijn rol directeur van de pauselijke academie van
wetenschappen het antimodernisme dat de kerk lang heeft gebonden, heeft ondergraven.
Hij weigerde dan wel weer in zaken des geloofs zijn wetenschappelijke kennis in
te brengen, maar evengoed liet hij zijn brevier thuis als hij naar zijn
laboratorium ging. We zullen, valt te bedenken nooit zeker hoe zijn hoe hij beide
werelden met elkaar wist te verzoenen. Ook de inbreng van Pierre Theillard de
Chardin, die een lans had gebroken voor het aanvaarden van de evolutietheorie
kon en kan men verwijten dat hij nooit voluit is gegaan, maar daar zit niet het
punt, wel dat hij volgens wetenschappers met zijn psychisme de rationaliteit
weer op afstand zou hebben geplaatst.
Nu, de waarheid heeft niet
alleen in de wetenschappen een plaats, ook in het dagelijkse leven en in hoe we
onszelf bezien. Ook daar raadt u aan alle illusies te laten varen. Illusies
waarover, wat ze betekenen? Het blijft toch wel heikel dat een professor, die
enige wijsheid inroept, zou zeggen, dat hij zich van alle illusies gevrijwaard
zou weten, want pas dat zou problematisch wezen. Behoort het niet tot het
menselijke precies zich een wereld te vormen, die niet altijd en alleen op
feitelijke zekerheden gebaseerd is? Kan men het leven aan, zonder illusies?
Allicht wel, al lijkt men dan allicht op die mensen die Thomas More beschreven
heeft in Utopia, nu 500 jaar geleden. Daar mocht men uiteraard wel een eigen
mening hebben, maar die mocht anderen niet verontrusten, of een religie
aankleven, maar dan zonder mensen daarmee lastig te maken. In wezen, zo lijkt
het wel, had men geen meningen van doen, want alles lag vast in Utopia en men
hoefde zelfs zelf niet te denken.
Kundera meende ook al dat het
lastig is dat mensen op alles een antwoord menen te hebben, maar als men dan
nog eens de illusie heeft de waarheid in pacht te hebben, wordt het helemaal
lastig. Er is in de wereld waar de waarheid heerst geen plaats meer voor
vragen, voor onderzoek en als men de waarheid omtrent zichzelf zou kennen, dan
zou men geen verhaal meer hebben. Ik weet niet of mensen daarmee kunnen leven,
maar ik weet dat men zich geen illusies moet maken te menen alles omtrent
zichzelf te weten. Wetenschappelijk werd veel kennis verworven over het brein
en toch leest en hoort men vaak dat we nog lang niet bij het einde van een
begin van kennis omtrent het brein zijn gekomen. Men kan depressies sturen door
"Deep Brain Stimulation" en als het werkt bij die patiënten, zal hun
levenskwaliteit er alleen maar sterk op verbeteren, wat een argument is om het
te doen. Toch zeggen artsen dat het niet altijd goed mogelijk is omdat er nog
andere facetten kunnen meespelen, zodat de waarheid is dat men goed moet
afwegen hoe men ervan in voorkomend geval gebruik van zal maken.
In het algemeen kan men ook
vaststellen dat onderzoekers als Dick Swaab en Victor Lamme breinonderzoek
hebben gereduceerd tot actie en reactie, waarbij de verwerking van visuele,
auditieve, sensoriële prikkels - van de zintuigen dus - zelden aan bod komt.
Zoals andere levende wezens is de mens toegerust met zintuigen en toch, we zijn
in staat de wereld te zien, te horen, voelen, te ruiken en te proeven, wat een
enorme rijkdom blijkt, zeker omdat we aan dat alles niet acties voor het
directe overleven hoeven te koppelen, maar we kunnen van een vergezicht
genieten of van een paar lieve ogen en we genieten van muziek die er is - als
gevolg van een paar millennia cultuur - vooral van de afgelopen zeshonderd
jaar, toen muziek een kunst werd die ook in het dagelijkse leven het kon
opfleuren. Hierbij dient aangemerkt dat zingen wellicht samen met andere
vermogens als het ontdekken van het vuur en het organiseren van leefgemeenschappen
rond gezamenlijke veiligheid en geborgenheid moet ontstaan zijn.
Dat we anno 2016 anders met
muziek en kunsten kunnen omgaan heeft ook te maken met de enorme ontwikkeling
van audiovisuele apparaten die het horen en zien op afstand heeft mogelijk
gemaakt. Ook wetenschappelijke kennis raakt zo veel meer verspreid dan iemand
als Albert Einstein ooit moet hebben bedacht. Goethe, die zich intens met
kleuren en de studie ervan inliet, maar op een wijze die we bezwaarlijk
wetenschappelijk kunnen noemen. Maar diens "Farbenlehre" houdt wel
verband met de idee dat de dingen op ons een indruk maken en dat voor Goethe de
directe visuele aanraking cruciaal moet heten, vrezende dat afstand, door
gebruik te maken van instrumenten onze kijk op de dingen zou vertroebelen.
Vandaag zien we zoveel middels audiovisuele media, via allerlei platformen dat
we ons wel eens moeten afvragen of het wel echt is wat we zien.
Meer nog, de
wetenschapsfilosofe Trudy Dehue toont in haar essay "Betere mensen"
hoe men bij medische beeldvorming van hersenactiviteit vaak bepaalde
verkleuringen of digitale bewerkingen van het beeld moet maken om te laten
zien, zichtbaar te maken wat men met die apparaten kan zien. Het is zoals het
inkleuren van met radiotelescopen gevonden sterrenstelsels of supernova's. Wat
we zien is wat onderzoekers menen dat we er visueel van zouden kunnen maken.
Prachtig is het wel, maar het blijft altijd nog een voorstelling. Moet men het
niet afwijzen, dan kan men er zich maar beter van bewust zijn
noodzakelijkerwijze met illusies te maken te hebben.
Waar uw aanspraak op een
kenbare waarheid om draait, moet men vooral zien in het licht van het
pluralisme, dat mee voorwaarde is voor een democratie. Onderzoekers stellen doorgaans
vast dat een bepaalde standaardbenadering zo dominant is dat wie die deelt, er
zich niet van bewust van is dat andere inzichten ook mogelijk zijn. Men kan ook
vaststellen dat wie bij zichzelf geen enkele vorm van haat, afkeer of een
superioriteitscomplex ontwaren kan, wellicht beter zou moeten kijken en zich
illusies maakt. Aan de andere kant, een fobietje hier of daar hoeft niet te
betekenen dat men dan daar onverkort zou naar handelen. Verondersteld wordt ook
dat cultuur een illusie zou zijn, dat mensen onder dat vernis van wellevendheid
kolkende vulkanen wezen zouden, die dan toch maar tegelijk vooral calculerend
door het leven zouden gaan. Aan de ene kant wil men overigens van die homo
economicus of homo rationalis niet weten, aan de andere kant blijkt dat veel
van die berekeningen in de keer niet te werken, omdat andere mensen er namelijk
ook een eigen kijk op hebben en hun eigen preoccupaties laten voorgaan. Voor de
ontwikkeling van de rechtsstaat is het van belang gebleken dat men begrip kon
opbrengen van die conflicterende benaderingen van een en dezelfde realiteit of
van conflicterende begeertes. Voor de democratie is het wezenlijk dat men
accepteert dat men er verschillende inzichten op na houdt die tot een doel
kunnen leiden, een doel waar nog wel consensus over kan bestaan, het
maximaliseren van het welbevinden van allen of zoveel mogelijk mensen, waarbij
men ook aangeeft wat legitiem is en wat niet, zoals geweld.
In het verkeer onder de mensen
lijkt het al helemaal onmogelijk om tot een gedeelde waarheid te komen, laat
staan tot een universele waarheid, omdat mensen er niet altijd dezelfde inzichten
op na houden. Nu zal u wel aangeven dat minstens een van de partijen niet goed
naar die werkelijkheid kan kijken, maar zijn of haar blik door illusies
vertroebeld zijn, wat vreemd is, nogmaals, want het behoort tot de menselijke
natuur dat onze kijk op de dingen gekleurd kan zijn door ... illusies? Met
andere woorden, kijken we naar onszelf, naar anderen, dan is er in de eerste
plaats de ervaring van het zien, maar volgt er vaak een sensatie, van
schoonheid of juist, helaas, van lelijkheid en dan vervolgens komen onze
emoties in het geweer, die soms warm en welwillend zijn, evengoed kunnen ze
afwijzing en afkeer, met zich brengen die tot liefde of onverschilligheid dan
wel haat aanleiding geven, maar zelfs als het haat zou wezen, hoeft dat nog
niet te betekenen dat een mens daar onmiddellijk actie aan verbinden zal.
Evenzo kan men zich in bepaalde contacten verheven voelen, opgetild tot een
niveau van gelukzaligheid en erkenning, dat men zo een contact wel koesteren
zal, maar wat als vernedering het aanvoelen is?
Neen, met dat waarheidsbegrip
kan men maar moeilijk leven, omdat u net de imponderbilia van het dagelijkse en
incomensurabiliteit van de gevolgen van wetenschappelijke inzichten niet kaart
brengt, zal dat begrip waarheid, a fortiori in deze tijd dynamisch zijn en ook,
onmiskenbaar versplinterd. Dat laatste is eveneens een gevolg van de
wetenschappelijke vernieuwingen, omdat verschillende object of sets van
fenomenen vanuit onderscheiden invalshoeken en volgens verschillende methodes onderzocht
worden en dus tot inzichten in verschillende terreinen van het kennen moeten
aanleiding geven, zonder dat die onmiddellijk met elkaar te rijmen vallen.
Ergo, zelfs als we het er al
over eens zouden zijn dat we onze inzichten, onze kijk op mens en wereld best
zo waarheidsgetrouw vormen, dan nog behoort tot de emotionele ervaringen dat we
daar verwachtingen, dus illusies in meedragen en dat dit doorgaans al te
heftige uitbarstingen van euforie of van melancholie temperen kan. Maar, denk
ik dan weer, aangezien onze kennis van de menselijke ziel in alle complexiteit
nog niet geheel doorgrond werd, zal dat allemaal nog enigszins een illusie
zijn, waar ik mee kan leven. Ziel? Ja, al kan men het ook over psyche hebben,
het blijft iets dat men niet zomaar als een ding kan benaderen.
Ik vrees dat deze brief over
waarheid in onze bejegening van de wereld en de mensen en dingen die daarin
zijn, u kregelig zal stemmen, maar iemand moet toch eens met dat gedoe over de
universele waarheid komaf maken. In de kerk deed men ook zozeer op onze
ontvankelijkheid voor de zekerheid de enige waarheid te verkondigen, dat dit
wellicht een breekpunt is geweest.
vale,
Bart Haers
Reacties
Een reactie posten