Neutraliteit in het onderwijs? Ongewenst



Reflectie


Neutraliteit van het onderwijs
LEF en eunuchendom



Gravure Beleg van Wenen: treffen buiten
de muren door Turken en verdedigers.
1529. Erasmus schreef naar aanleiding
hiervan betoog "De Turkenkrijg", waar
hij zijn lezers wil overtuigen dat
men van religie en overtuigingen
geen misbruik mag maken om
een oorlogje te voeren voor eigen
profijt. 
Men klaagt erover dat kindjes in het onderwijs geindoctrineerd worden door in wanen levende godsdienstleraren. Onderwijs hoort neutraal te zijn en een levensbeschouwing komt slechts aan de keukentafel aan bod, toch? Maar wat moet een leraar vertellen, als hij of zij niets zeggen mag. Dat standbeelden van smeerlappen omgesmolten moeten worden, zodat de kindjes met een "spotless mind" de school verlaten? Dit alles gaat ook over integratie, al wil men dan vooral het gebrek aan kansen aan de kaak stellen.

 Hoe we met elkaar omgaan, leren we doorheen en door wat anderen vertellen, maar wat goed, fout of grijs moet heten, hangt nog altijd af van omstandigheden, het eigen humeur en hoe we op het gedrag van anderen reageren, al zit er natuurlijk ook een flinke filter op, opvoeding met name. Opvoeding leert ons hoe we anderen tegemoet treden, al dan niet met open vizier en hoe we met conflicten hebben om te gaan. Maar zoals Nietzsche al zegde, soms kan woede gerechtvaardigd zijn, al moet men dan weten te voorkomen dat men er zelf het slachtoffer van worden zal. Dat men in de besloten gemeenschap die een school vroeger meer was dan nu, zowel ellende als blijdschap kon ervaren, hing ermee samen dat zo een (middelbare) school vaak een groot internaat had, maar ook dat de invloed van buiten gemakkelijk aan de deuren uitgesloten kon worden. We werden dan ook gewaarschuwd voor mondaine of te wereld- en straatwijze medeleerlingen. Vandaag ziet men het niet meer gebeuren dat leerlingen geen mobieltjes of laptops hebben, want het wordt verwacht van de ouders dat die er zijn. Meteen ontstaat er een pedagogisch probleem waar weinig over gesproken wordt, namelijk dat leerlingen gemakkelijk toegang hebben tot de beschikbare kennis zoals Wikipedia en andere bronnen, waarmee ze een lerares of leraar al eens kunnen provoceren. Vroeger diende je artikels te lezen in Knack of Eos, Time of L'Expresse, Le Figaro, boeken bij elkaar te zoeken en te proberen er zo snel mogelijk de essentie van te vatten of in een verkieslijker situatie, door die boeken op sleeptouw genomen te worden.

Voelden wij het artificieel aan, die afgeslotenheid voor de wereld, dan konden we 's avonds thuis wel via televisie een en ander oppikken, of in de stad eens in de boekhandel binnenlopen en er behalve stichtelijke literatuur ook iets anders vinden, waarbij het over Henri Miller of Bilitis van ene "Pierre Loÿs" hebben. Werd je ermee betrapt, dan kreeg je een passende straf, maar die was niet draconisch. Alleen vandalenstreken werden hard aangepakt, creativiteit en enigszins ongezonde nieuwsgierigheid, in de ogen van de opvoeders, werd wel aangepakt, maar het bleef doorgaans bij het schrijven van een verhandeling. Maar wat we leerden op school was zeker voor de leraren en directie niet het nec plus ultra. Het ging erom een fundament te leggen voor het omgaan met en verwerven van kennis. Hoewel colleges katholiek waren, werd er over orthodoxie in de jaren zeventig niet meer zoveel gezeurd. De Evolutieleer, die we kregen al van de Zesde af, het eerste jaar dus, op ons bordje en geschiedenis diende niet om de glorieuze bekroning van de schepping te tonen of omgekeerd, het trieste resultaat van een eindeloze reeks van degeneraties. De mens verwijderde zich immers van het paradijs, terwijl we er overduidelijk materieel en intellectueel, vaak ook moreel op vooruit gingen. Meteen stof voor interessante discussies.

Vandaag zeggen nogal wat lieden m/v die zich wijs achten in andere termen dan wat de middeleeuwer dacht, net dat we er eindeloos op achteruit gaan. Ook Jean-Jacques Rousseau vond dat de beschaving vooral achteruitgang, pervertering bracht. Al te gretig vinden we de anderen dom, sloom, duf. Wie heeft ons zoveel superieure zelfoverschatting bijgebracht? Natuurlijk is het nuttig zich af te vragen of we er dan werkelijk op vooruit gegaan zijn, sinds...? Dan moet je er toch al iets van weten, van de middeleeuwen of de achttiende eeuw, toch? Hoe doe je dat anders dan door, als je de vraag werkelijk van enig gewicht acht, je schoolse kennis indachtig te gaan zoeken naar wat er te weten valt over die periode en voor je het weet raak je in discussies verward of de terminologie, de periodisering en de vele facetten ervan. De enkele clichés die je nog in je mars zitten had, smelten weg. Neutraal kan men niet kijken naar de middeleeuwen, want hebben die kruistochten niet de hele toenmalige wereld overhoop gehaald? En wat dan met Soeleyman I die enkele eeuwen later de Balkan als uitvalsbasis gebruikend, tot voor Wenen optrok en Hongarije als wingewest aan zijn rijk dacht toe te voegen, met de stille hulp van de Fransen, want het beleg van Wenen had plaats in 1529. Ik denk dat dit onderwerp niet zo vaak in het onderwijs aan de orde komt. Men vindt het dezer dagen volstrekt wetenschappelijk verantwoord de Kruistochten te beschouwen als een eenzijdige en zinloze aanval op de Arabische wereld, terwijl men vergeet dat allerlei rijken in de Middellandse Zee met elkaar in de clinch waren en handel dreven, taal en inzichten uitwisselden. Jong gastje zijnde, hoorde ik de discussies over de kwaliteit van het onderwijs veertig jaar geleden al en ook wel hoe men geschiedenis zou moeten aanbrengen of godsdienst. Dat vak werd geleidelijk minder gedreven door kennisoverdracht in strikte zin, zeker als het over de kerkelijke leer ging. Anderzijds werden we gevoed met de discussies over euthanasie, de doodstraf, abortus, alhoewel die niet altijd goed aan de orde kwam. Weten wat abortus is, veronderstelt biologische en fysiologische kennis, iets van genetica en over de natuurlijke vruchtafdrijving, omdat het lichaam van de moeder in de dop het vruchtje afdreef. Toch waren er boeken voorhanden waar je er wel iets over kon lezen. Kan men objectief over het helpen bij een abortus spreken of het ondergaan en weinig woorden besteden aan het bedrijven van de speelse liefde?

Neutraliteit in de opvoeding is niet gewenst en zoals Hannah Arendt het duidelijk maakt, het denken verdraagt niet dat we als eunuchen naar de wereld kijken. We zijn betrokken, kunnen ons eraan al eens ontrekken, want de een heeft zeven kinderen en de ander is wellicht doodmoe, maar wie zegt de denken over de dingen des daags en over de grote vragen, merkt algauw dat het niemand onverschillig kan toekijken. De neiging tot cultuurpessimisme en antropopessimisme blijkt ten alle kante nauwelijks te onderdrukken, terwijl er ook wel aanwijzingen zijn voor de aanname dat mensen toch wel iets kunnen presteren en niet alleen sterfelijk, doch ook geboorlijk. Deze term van Arendt is al helemaal niet van aard of van het gewicht om in het onderwijs behandeld te worden.

De ruimte die minderwaardig onderwijs laat voor complottheorietjes en de noodzaak voor een complotdenker om het slagveld goed te overzien, staan op gespannen voet met elkaar, maar wie ontvankelijk is voor complottheorieën heeft wellicht contact met de situatie verloren, soms door precies gebrekkige informatie of zwak presterende media. De complotdenker lijkt dan weer gauw wijs en bedaagd, wel afgewogen naar de wereld te kijken. Huxley lezen helpt om dat te leren doorzien. Maar het zwakke punt van de complottheorie is net vaak dat er een beetje teveel onwaarschijnlijk toeval in het spel is.

Want de Brexit en de uitslag van het referendum is er niet vanzelf gekomen: enerzijds werd vergeten dat het UK in 1976 - twee jaar na de toetreding - nog beroep diende te doen op het IMF om overeind te blijven en later kon het UK genieten van de grote markt waartoe het behoorde, wat ook voor het beleid gunstig uitpakte; anderzijds zette men de kostprijs van Europa voor de Britse belastingbetaler zonder verpinken in de etalage, terwijl Europa een behoorlijk kleine institutie is, maar de lidstaten laten graag hun eigen nalatigheid op rekening van Europa schrijven. Over de zegeningen van Europa had noch heeft men het, niet in het UK maar ook niet in kringen van Victor Orban.

In het onderwijs kregen we mee in verschillende toonaarden hoe belangrijk Europa was, maar de media en ook gesprekken in de familie leerden jongeren toen vooral hoe Adenauer en de Gaulle, Spaak en verder Robert Schuman, Jean Monnet, Sicco Mansholt etc. etc. de grondleggers waren van een nieuwe politieke entiteit. Ook burgers droegen dit geloof in het belang van Europa graag mee uit. Dezer dagen vinden we daar weinig aandacht voor opgebracht worden. Kritiek ten aanzien van de werking van de EU kan zeer zeker gewettigd zijn en oplettendheid, alertheid aangewezen, voortdurend de EU als bestel aanvechten kan ik alleen als een vorm van barbarij vinden. Maar daar verlaat ik een neutrale positie die ik niet kan innemen overigens.

Het punt is immers dat we deel hebben aan en zijn van een samenleving waartoe ook politieke instituties behoren en verder kan men ook de ideeëngeschiedenis niet buiten beschouwing laten. Maar als deelhebber, kan men niet altijd goed overschouwen waarom men bepaalde aannames evident vindt. Nu, in het onderwijs kan men veel schade berokkenen als men leraren vraagt een bepaald verhaal bijzonder onder de aandacht te brengen, zoals in het Duitsland na de val van de Republiek van Weimar, toen in de scholen plots het al bekende verhaal over Herman en de Romeinse nederlaag in het Teutoburgerwald, de Hermannschlacht dus, werd aangedragen, terwijl die slag slechts enige vertraging bracht wat de evolutie in wat later Duitsland zou worden, maar de loop van de geschiedenis niet wijzigde. De novelle "Reunie" van Fred Uhlmann bracht mij bij dat men gemakkelijk kan gaan sollen met data. We lazen de novelle in de klas en is me al die jaren bijgebleven, terwijl het leven van Fred Uhlmann zelf ook wel een roman waard is.

Dezer dagen verneemt men wel eens, zelfs in een goed leesbaar tijdschrift als "Filosofie Magazine" dat het kapitalisme het slechtste in de mens zou bovenhalen. In het onderwijs, literatuur... films ziet men graag hoe uitbuiters, huisjesmelkers en kleptokraten het hoge woord voeren. In het kapitalisme kan veel, maar als de instellingen goed werken, als men oog heeft voor evenwicht, dan blijkt dat die kleptokraten bijna altijd door het ijs zakken terwijl ze in dictaturen en waar de rechtsstaat faalt blijven zitten. Een bank naar de verdoemenis helpen? Piramidespelen, het komt voor, want mensen kunnen menen er profijt bij te hebben zich te laten bedotten. Maar een goed werkend kapitalistisch bestel kan niet zonder een alerte overheid die inbreuken kan vaststellen en doen bestraffen, maar dan moet er eerst een wetgeving zijn. Zowel neoconservatieven als neoliberalen hebben van het kapitalisme inderdaad een karikatuur gemaakt en hebben zich al te vaak ertoe laten verleiden de overheid in een kwaad daglicht te stellen. De overheid is niet enkel politieagent en al zeker geen rechter, al zouden politici dat wel eens willen, want er is de bekende scheiding van machten, waaraan men de hand moet houden.

Het probleem dat het kapitalisme stelt zou de onrechtvaardige verdeling van eigendom, productiemiddelen en welvaart zijn. Als ik verhalen hoor en lees over de DDR voor 1989 of Hongarije en moedertje Rusland, dan vraag ik mij af waar men beter af was, in de geïndustrialiseerde wereld. Blijkbaar zijn er geen goede redenen om aan te nemen dat het kapitalisme in zich mechanismen meedraagt, zodat wie zijn personeel niet respectvol behandelt op termijn meer kosten dan baten aan de onderneming overhoudt. Ik hoor het hoongelach al: de Gentse textielbaronnen hadden het toch niet goed voor met hun personeel. Lees Daens? Tja, dan begin de discussie natuurlijk want geeft het indrukwekkende werk van Louis Paul Boon de werkelijkheid neutraal weer? Neen, hij schreef een aanklacht tegen Charles Woeste en het kapitaal, dat is zijn goed recht. Priester Adolf Daens was geen socialist, maar de arbeiders in Gent die de Coöperatieve Vooruit hebben opgebouwd,  waren ook geen marxisten. Het charter van Quaregnon (1894) heeft het socialisme, het marxisme omhelsd, omdat toen de arbeidersbeweging toen overvleugeld is geworden door progressieve liberalen en wetenschappers die zich in het socialisme hadden verdiept. De geschiedenis van het vroege socialisme in Gent werd door Guy Vanschoenbeek in een doctoraat onderzocht, maar het is zo te zien niet een van de basiswerken ter zake kunnen worden.

Men kan niet zomaar zeggen: "ik moet huilen om het kapitalisme" terwijl men de vruchten en zegeningen ervan geniet. Kritisch afwegen waar het bestel tekort schiet, moeten we zeker ter harte nemen, maar zo een uitspraken brengen weinig bij. Kapitalisme vormt de economische uitdrukking van de organisatie van onze samenleving, naast bijvoorbeeld de politieke organisatie gaven we na veel strijd vorm in een democratie en anders dan Marx ben ik niet geneigd zomaar aan te nemen dat er zoiets als een onderbouw en een bovenbouw zou bestaan. Het systeem werkt overigens meer herverdelend, want de arbeiders die rond 1870 in Gent of Waarschoot werkten, hebben het niet meer mogen meemaken hoe hun achterkleinkinderen een eigen huis konden verwerven, naar school zagen gaan en soms zelfs minister worden. Maar dat laatste is niet de hoofdzaak, belangrijker is dat een bestel ontwikkeld werd waarin mensen een grotere persoonlijke vrijheid konden ontwikkelen. In het onderwijs en in de media komt dat soort kwesties niet aan bod.

Neutraliteit in het onderwijs, in het leven is niet aangewezen. Het met enige ironische distantie omhelzen van basisinzichten laat toe dat jongeren niet eendimensioneel gaan denken. De geschiedenis van het denken verdient daarom om een plaats, maar laat dan s.v.p. naast Sartre wat plaats voor Camus, naast Marx voor Adam Smith en leg dan in een moeite ook uit waarom Bernard Mandeville vond dat particuliere ondeugd batig uitpakt voor het publieke belang. De nieuwe eindtermen die men voor het onderwijs wil formuleren en waar men al heel wat vooronderzoek heeft verricht, kunnen nooit neutraal wezen, omdat zij die deze normen uitvaardigen, op het oog de leden van het Vlaams Parlement, doorgaans de experten in het ministerie van onderwijs en de medewerkers van de onderwijsorganisaties, de koepels een bepaald ideaalbeeld met zich omdragen van het onderwijs en waartoe het moet leiden. Men wil het aanmerkelijk verbeteren. Ook de onderwijshervormingen werden op grond van aannames opgezet, waarbij men ervan uitging dat die wetenschappelijk gefundeerd waren. Maar die aannames zijn niet neutraal, omdat de methodes van de wetenschappelijke onderzoeken, pedagogie, sociologie, niet kraakvrij noch smaak- en geurvrij zijn, maar gedrenkt in ideologische aannames. Uiteraard is niemand gekant tegen rechtvaardigheid, wil niemand onrechtvaardigheid dulden, maar wat is in de modder van onze Lage Landen onrecht, onrechtvaardigheid? De ongelijkheid ervaren als een vorm van onrechtvaardigheid gaat voorbij aan een essay van Richard Sennett, waarin hij betoogt dat men wel beter mensen in problemen kan helpen, maar het is niet altijd goed mogelijk dat met alle nodige respect te doen. Men kan ook proberen de zittende elite weg te drijven uit het pluche, maar als de nieuwe elite jou niet ziet staan, mag je opnieuw beginnen. Respect bijbrengen is een zinvolle opdracht op scholen, maar tegelijk zal men ook engagement van leerlingen vragen, namelijk hun studie ernstig te nemen. Respect voor de eigen, van de meerderheid afwijkende levensbeschouwing vragen, moet volkomen legitiem heten, maar de vigerende levensbeschouwing dan maar wegduwen, brengt niet veel bij. Niet de vrijzinnigheid heeft de kerk gekraakt in Vlaanderen, de katholieken hebben zelf met de voeten gekozen, kwamen niet meer opdagen. Toen verzwond de macht van de kerk.

De revolutie werd en wordt gezien als het ultieme middel om rechtvaardigheid te doen zegevieren. De geschiedschrijving laat zien dat dit niet altijd het geval is geweest. De Franse Revolutie ernstig bestuderen, naast de opstand in de Nederlanden, de Amerikaanse en de Leninistische versie, lijkt me dan ook van belang. Maar zal men ook aandacht besteden aan hoe het leven was in Oekraïne rond 1930 of hoe in showprocessen mensen werden vermoord? Vele scholen zetten dat op de agenda en leraren geven het ook mee. Zo kan men 18-jarigen ook nog eens met reisbeschrijvingen van Alexander von Humboldt of de inzichten van de Tocqueville over de democratie in de VS meegeven. Maar neutrale keuzes zijn dit niet. We hadden ook nog eens Etienne de la Boétie te berde kunnen brengen, Montaigne. We leren in een zee van feitjes interessante paden te vinden, maar zonder goed en toegewijd onderwijs, zal dat toch niet lukken.

Bart Haers


Reacties

Populaire posts