De schoonheid van het gezicht
Alfred Stevens en verbeelding van het vrouwelijke
De vrouw in haar boudoir zou een futiel leven leiden, wars van de echte ervaringen van het leven, dat is althans wat op het internet over deze schilder gezegd wordt. Dus zou Eline Vere, zouden de boeken der kleine zielen van dezelfde Louis Couperus ons niet echt mogen raken, want zij zouden buiten het leven staan. Wat dunkt u mevrouw? Laat me toe u binnen te leiden in deze opzienbarende expositie van een wereld die vergangen lijkt, maar in wezen meer met de onze gemeen heeft, dan sommigen willen denken. Het wufte leven van de bourgeoisie?
Maar goed, laat me u een arm geven, ik heb de kaartjes al en laten we de trappen opgaan naar dit mooie museum, gelegen tegenover het fraaie Rekenhof en binnentreden in de wereld van de kunsten. U neemt m’n aanbod grif aan, waarvoor dank, maar hopelijk verneem ik van u, mevrouw, hoe levensecht en doorleefd u dit alles vindt. Melancholie, tja, dat hadden we kunnen denken, maar kan u bij het zien van dit schilderij iets indenken, bent u nooit gaan zitten op uw bank, denkend aan wat had kunnen zijn en niet was? De vriend of echtvriend die even verstek geeft en uw hunkering niet lijkt te vatten? Juist ja, daar zegt u het al, melancholie kan u tot vertedering brengen en u wegvoeren naar de dagen dat u vol hoop en dromen naar het volle leven uitkeek.
Maar er is niet enkel tristesse, er is ook nadenken, guitigheid, er is, zoals we zien, doorheen die jaren waarin Alfred Stevens schilderde een wereld van verandering te bespeuren, waarin vrouwen, zeker uit de burgerij zich niet zomaar laten gezeggen wat ze zullen aanvangen met hun leven.
Dat meisje in het bad, met haar hemd zichtbaar aan, dat is passend voor de hypocriete sfeer? Of zou het humor zijn van de schilder, die goed weet dat vrouwen wel degelijk, zoals van Deyssel weet, af en toe hun juweel fijnzinnig door Aeolus laten bespelen, de frisse wind die over hun leden een zachte koelte aanwaait en hen tot hoge opwinding weet te wekken? U vindt dit grappig, maar misschien, mevrouw, is dat wel de sfeer waarin Alfred Stevens de vrouwen in hun salons leert kennen. U begrijpt, zie ik dat u dat meisje in het bad wel tot ondeugende dingen in staat acht. Dat siert u, want misschien moeten we deze prachtige reeks vrouwenportretten zien als een aanzet de vrouwenziel te monsteren, wat voor mannen nu eenmaal altijd een leerrijk proces is, als ze al de moeite willen doen. Tja, ik vindt het inderdaad boeiend te zien hoe een gezicht zoveel gevoelens kan vertolken, zonder zich nodeloze woorden te verliezen.
Kijkt u eens, die vrouw, die daar zit in een kleed of jurk met prachtige, blauwe plooien en rijkelijke glans, dat doet toch denken aan de Vlaamse Primitieven, niet? De vrouw die daar zit met haar brief, wat voor nieuws krijgt ze? We zullen het niet weten, nietwaar, maar misschien meldt een minnaar zijn spoedige komst naar Parijs, of naar Deauville, Ostende? Die brieven die men toen schreef, mannen aan vrouwen, vrouwen aan mannen, waar gingen die over? Over futiliteiten?
Het stuit me tegen de borst, eerlijk gezegd dat men deze vrouwen alleen maar lichtzinnigheid, gedachteloosheid en verwatenheid toedicht. Net deze vrouwen in hun boudoir lijken het eigen leven wel belangrijk te vinden en zich niet zomaar door het lot te laten overweldigen. Al te lang reeds zegt men elkaar na dat dit bourgeoisbestaan er niet echt toe deed, maar welk recht hebben we mensen die toen leefden, waar we verder weinig over weten, een eigen gevoelsleven, een eigengereid inrichten van hun bestaan, bewuste keuzes te ontzeggen? Namen zij dan geen minnaars? Kozen zij niet voor een hartsvriendin, die meer deed dan tateren bij een kopje koffie en een stukje heerlijke taart? Zou die hartsvriendin niet ook hun gevoelens weten te vervullen en hun verlangens en is dat wufter, minder levensecht dan de mannen die met een bloemenmeisje in een zolderkamertje even de bohémien uithangen of een maintenue installeren in een fraai boudoir?
Ja mevrouw, ik ben geen male chauvinist pig, maar ook geen feminist, gewoon iemand die de mens wil leren kennen in alle rijke schakeringen, of die nu een boer is op een grote vierkanthoeve in Brabant, een Brugse schone die aan de academie leert tekenen en schilderen dan wel een fraaie vrouw, midden de dertig, die begrepen heeft dat het leven in de vele facetten die het haar te bieden heeft zelf wel keuzes kan maken, ondanks de geplogenheden. Ja mevrouw, met uw welnemen, de geheimen van een vrouwenhart blijven ons, mannen, vaak duister, maar zijn ze minder authentiek dan wat wij mannen in al onze wijsheid en zekerheid bedisselen? Het zou me verbazen?
Natuurlijk, wie kan schrijven, zoals op de webstek van de Koninklijke musea voor schone kunsten weet te spellen, wekt onze argwaan. Leest u maar mee:
Zij illustreren terzelfder tijd de moderniteit en de sociale problematiek van zijn tijd. Hij vestigt zich te Parijs waar hij zich vooral op de voorstelling van 'de vrouw' uit de hogere klasse van de maatschappij toelegt. Al snel concentreert de kunstenaar zich immers op slechts één onderwerp: de ‘Parisienne’ van het Tweede Keizerrijk en later van de Derde Republiek. De kunstenaar schildert immers vooral de besloten sfeer van het pluche en de boudoirs, de aan den lijve ondervonden eenzaamheid van de rijke vrouw, de onverbiddelijkheid zowel als de futiliteit van de bourgeois salons. Hij heeft een zodanige zin voor observatie dat kunstcritici hem als 'dé kroniekschrijver van het mondaine leven' bestempelen.
Dat is toch compleet van den gekke. Het tijdperk van de klassenstrijd ligt toch achter ons en het getuigt van weinig inzicht in de geschiedenis van het Tweede Keizerrijk, om die vrouwen daar zo eendimensioneel neer te zetten, wel. Zij zijn toch menselijke wezens? Net zo min als men de boerenmeid of de arbeidster van mijnheer de Baron zomaar een gedachtenleven, een gevoelsleven kan ontzeggen, kan men dat aan deze dames. Maar, u zegt, juist, die vrouwen in hun boudoir hadden hun besognes, hun zonen die een aardje hadden naar hun vaartje of hun dochters die met haar vriendinnen droomden van een eigen leven, op ontdekking wilden gaan en het ook deden, daar is toch niets wufts aan. En wat? Ja, waarom zou een vrouw die vol is van zichzelf en zichzelf in de spiegel met welbevinden bewondert wuft zijn? Dat kan men die opiniemakers van vandaag moeilijk diets maken me dunkt.
En dan de schoonheid van die gezichten, sommige althans, want flatteren doen ze niet altijd, zou ons dat niet op gedachten mogen brengen. Neem nu zo een Othilie, die na thuiskomst van een bezoek aan haar vriendin Georges Sand nog nageniet van de gesprekken over pianomuziek, over Chopin en luisterend naar dienst forse pianospel, een briefje vindt van haar hartsvriendin, die haar nog eens op het hart drukt hoe fraai haar boezem wel is, onder de fraaie gele jasje? En vooral als ze dat jasje heeft afgelegd en andere kledingstukken ook. Of haar echtvriend, die belooft vroeg thuis te zijn van de beurs, want hij heeft nog een verrassing in petto, een bezoek aan “le dernier cri”, een opera van Meijerbeer of een concert met ballet van de beste ballerina van de stad. Die billets doux, hebben we daar eindelijk wel weet van?
U ziet het mevrouw, zo een bezoek aan de tentoonstelling van Alfred Stevens, dat is toch wel mooi en boeiend. En we zien vrouwenzielen bloeien, als rozen, lelies, amaryllissen, andere lijken wat droever, maar echt, die wuftheid, vergeleken met de soms harde pornocratische beelden van Madonna of andere Winehouses, dat mag toch echt wel behagen. Of moeten we de ons tevreden stellen met opgeblazen poppen, die ons van de bladen toelachen, zonder enig vermoeden van eigen mentale dimensies? Geeft u me dan maar die wufte dame in d’r boudoir, dat zich verlekkert op een nacht die komen gaat, of een middag die ze achter de rug heeft.
Kortom, we kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat men dat verleden wil vangen, zonder te begrijpen dat men over mensen van vlees en bloed spreekt. Als we nu eens de naakte Maya van Goya konden gaan bekijken, of aan de subtiele schildering hier, dan zien we dat er wel doorleefde mensen te zien zijn, die in niets gelijken op de beelden die Playboy ons presenteren wil.
Bij het verlaten kijken we naar de oude meesters, Vlaamse en andere, de Rembrandt ook die enige aandacht krijgt, De heer van Bambeke en zijn gade Vrouwe Bas, die ons ook beroeren, die ook behoren tot de hogere klasse van de regenten van de Republiek der Nederlanden. Fraaie beelden, maar hier hoogstens kritiek op het feit van Bambeke eindelijk een Vlaamse arrivist is, die een dochter uit hogere kringen van de VOC aan de haak wist te slaan. Zo argeloos, domweg vooringenomen met de geschiedenis omgaan, dat stuit zo te zien ook u tegen de borst. Juist ja, sociale verhoudingen zijn er nu eenmaal en soms doorkruisen die ons zoeken naar geluk, maar heel vaak vormen zij geen hinderpaal voor een gelukkig samenleven. Mensen zijn niet altijd met elkaar in strijd, maar bouwen samen ook wel eens gezamenlijk een aangenaam nestje voor henzelf en hun kroost. Dat mevrouw, geef ik u graag toe, is vaak het werk van de warme vrouwe, die haar man, haar huis genegen zijn en er een eigen waardigheid aan ontlenen. Juist ja, voor wie het ontberen moet is het misschien een paradijs, net zoals de sleur wel eens… maar daarom heeft u toch uw boudoir?
Dank voor uw gezelschap. Nee, geen dank, ik roofde wat van uw wel bestede tijd, maar het genot was mijnerzijds. Of u mij mag uitnodigen naar dat koffiehuis in de galerij? Graag, daar kunnen we verder keuvelen over wat er nog zoal aan genoegens in petto blijven voor ons? Ach, wat dan volgt, daar zullen we de lezer maar over in het ongewisse laten, die heeft fantasie te over en denkt meteen van alles, dat zal onze genoegens niet bederven. Kom, laten we gaan en de trappen afgaan naar park aan de Albertina. Heerlijk niet…
Bart Haers
donderdag 23 juli 2009
Alfred Stevens en verbeelding van het vrouwelijke
De vrouw in haar boudoir zou een futiel leven leiden, wars van de echte ervaringen van het leven, dat is althans wat op het internet over deze schilder gezegd wordt. Dus zou Eline Vere, zouden de boeken der kleine zielen van dezelfde Louis Couperus ons niet echt mogen raken, want zij zouden buiten het leven staan. Wat dunkt u mevrouw? Laat me toe u binnen te leiden in deze opzienbarende expositie van een wereld die vergangen lijkt, maar in wezen meer met de onze gemeen heeft, dan sommigen willen denken. Het wufte leven van de bourgeoisie?
Maar goed, laat me u een arm geven, ik heb de kaartjes al en laten we de trappen opgaan naar dit mooie museum, gelegen tegenover het fraaie Rekenhof en binnentreden in de wereld van de kunsten. U neemt m’n aanbod grif aan, waarvoor dank, maar hopelijk verneem ik van u, mevrouw, hoe levensecht en doorleefd u dit alles vindt. Melancholie, tja, dat hadden we kunnen denken, maar kan u bij het zien van dit schilderij iets indenken, bent u nooit gaan zitten op uw bank, denkend aan wat had kunnen zijn en niet was? De vriend of echtvriend die even verstek geeft en uw hunkering niet lijkt te vatten? Juist ja, daar zegt u het al, melancholie kan u tot vertedering brengen en u wegvoeren naar de dagen dat u vol hoop en dromen naar het volle leven uitkeek.
Maar er is niet enkel tristesse, er is ook nadenken, guitigheid, er is, zoals we zien, doorheen die jaren waarin Alfred Stevens schilderde een wereld van verandering te bespeuren, waarin vrouwen, zeker uit de burgerij zich niet zomaar laten gezeggen wat ze zullen aanvangen met hun leven.
Dat meisje in het bad, met haar hemd zichtbaar aan, dat is passend voor de hypocriete sfeer? Of zou het humor zijn van de schilder, die goed weet dat vrouwen wel degelijk, zoals van Deyssel weet, af en toe hun juweel fijnzinnig door Aeolus laten bespelen, de frisse wind die over hun leden een zachte koelte aanwaait en hen tot hoge opwinding weet te wekken? U vindt dit grappig, maar misschien, mevrouw, is dat wel de sfeer waarin Alfred Stevens de vrouwen in hun salons leert kennen. U begrijpt, zie ik dat u dat meisje in het bad wel tot ondeugende dingen in staat acht. Dat siert u, want misschien moeten we deze prachtige reeks vrouwenportretten zien als een aanzet de vrouwenziel te monsteren, wat voor mannen nu eenmaal altijd een leerrijk proces is, als ze al de moeite willen doen. Tja, ik vindt het inderdaad boeiend te zien hoe een gezicht zoveel gevoelens kan vertolken, zonder zich nodeloze woorden te verliezen.
Kijkt u eens, die vrouw, die daar zit in een kleed of jurk met prachtige, blauwe plooien en rijkelijke glans, dat doet toch denken aan de Vlaamse Primitieven, niet? De vrouw die daar zit met haar brief, wat voor nieuws krijgt ze? We zullen het niet weten, nietwaar, maar misschien meldt een minnaar zijn spoedige komst naar Parijs, of naar Deauville, Ostende? Die brieven die men toen schreef, mannen aan vrouwen, vrouwen aan mannen, waar gingen die over? Over futiliteiten?
Het stuit me tegen de borst, eerlijk gezegd dat men deze vrouwen alleen maar lichtzinnigheid, gedachteloosheid en verwatenheid toedicht. Net deze vrouwen in hun boudoir lijken het eigen leven wel belangrijk te vinden en zich niet zomaar door het lot te laten overweldigen. Al te lang reeds zegt men elkaar na dat dit bourgeoisbestaan er niet echt toe deed, maar welk recht hebben we mensen die toen leefden, waar we verder weinig over weten, een eigen gevoelsleven, een eigengereid inrichten van hun bestaan, bewuste keuzes te ontzeggen? Namen zij dan geen minnaars? Kozen zij niet voor een hartsvriendin, die meer deed dan tateren bij een kopje koffie en een stukje heerlijke taart? Zou die hartsvriendin niet ook hun gevoelens weten te vervullen en hun verlangens en is dat wufter, minder levensecht dan de mannen die met een bloemenmeisje in een zolderkamertje even de bohémien uithangen of een maintenue installeren in een fraai boudoir?
Ja mevrouw, ik ben geen male chauvinist pig, maar ook geen feminist, gewoon iemand die de mens wil leren kennen in alle rijke schakeringen, of die nu een boer is op een grote vierkanthoeve in Brabant, een Brugse schone die aan de academie leert tekenen en schilderen dan wel een fraaie vrouw, midden de dertig, die begrepen heeft dat het leven in de vele facetten die het haar te bieden heeft zelf wel keuzes kan maken, ondanks de geplogenheden. Ja mevrouw, met uw welnemen, de geheimen van een vrouwenhart blijven ons, mannen, vaak duister, maar zijn ze minder authentiek dan wat wij mannen in al onze wijsheid en zekerheid bedisselen? Het zou me verbazen?
Natuurlijk, wie kan schrijven, zoals op de webstek van de Koninklijke musea voor schone kunsten weet te spellen, wekt onze argwaan. Leest u maar mee:
Zij illustreren terzelfder tijd de moderniteit en de sociale problematiek van zijn tijd. Hij vestigt zich te Parijs waar hij zich vooral op de voorstelling van 'de vrouw' uit de hogere klasse van de maatschappij toelegt. Al snel concentreert de kunstenaar zich immers op slechts één onderwerp: de ‘Parisienne’ van het Tweede Keizerrijk en later van de Derde Republiek. De kunstenaar schildert immers vooral de besloten sfeer van het pluche en de boudoirs, de aan den lijve ondervonden eenzaamheid van de rijke vrouw, de onverbiddelijkheid zowel als de futiliteit van de bourgeois salons. Hij heeft een zodanige zin voor observatie dat kunstcritici hem als 'dé kroniekschrijver van het mondaine leven' bestempelen.
Dat is toch compleet van den gekke. Het tijdperk van de klassenstrijd ligt toch achter ons en het getuigt van weinig inzicht in de geschiedenis van het Tweede Keizerrijk, om die vrouwen daar zo eendimensioneel neer te zetten, wel. Zij zijn toch menselijke wezens? Net zo min als men de boerenmeid of de arbeidster van mijnheer de Baron zomaar een gedachtenleven, een gevoelsleven kan ontzeggen, kan men dat aan deze dames. Maar, u zegt, juist, die vrouwen in hun boudoir hadden hun besognes, hun zonen die een aardje hadden naar hun vaartje of hun dochters die met haar vriendinnen droomden van een eigen leven, op ontdekking wilden gaan en het ook deden, daar is toch niets wufts aan. En wat? Ja, waarom zou een vrouw die vol is van zichzelf en zichzelf in de spiegel met welbevinden bewondert wuft zijn? Dat kan men die opiniemakers van vandaag moeilijk diets maken me dunkt.
En dan de schoonheid van die gezichten, sommige althans, want flatteren doen ze niet altijd, zou ons dat niet op gedachten mogen brengen. Neem nu zo een Othilie, die na thuiskomst van een bezoek aan haar vriendin Georges Sand nog nageniet van de gesprekken over pianomuziek, over Chopin en luisterend naar dienst forse pianospel, een briefje vindt van haar hartsvriendin, die haar nog eens op het hart drukt hoe fraai haar boezem wel is, onder de fraaie gele jasje? En vooral als ze dat jasje heeft afgelegd en andere kledingstukken ook. Of haar echtvriend, die belooft vroeg thuis te zijn van de beurs, want hij heeft nog een verrassing in petto, een bezoek aan “le dernier cri”, een opera van Meijerbeer of een concert met ballet van de beste ballerina van de stad. Die billets doux, hebben we daar eindelijk wel weet van?
U ziet het mevrouw, zo een bezoek aan de tentoonstelling van Alfred Stevens, dat is toch wel mooi en boeiend. En we zien vrouwenzielen bloeien, als rozen, lelies, amaryllissen, andere lijken wat droever, maar echt, die wuftheid, vergeleken met de soms harde pornocratische beelden van Madonna of andere Winehouses, dat mag toch echt wel behagen. Of moeten we de ons tevreden stellen met opgeblazen poppen, die ons van de bladen toelachen, zonder enig vermoeden van eigen mentale dimensies? Geeft u me dan maar die wufte dame in d’r boudoir, dat zich verlekkert op een nacht die komen gaat, of een middag die ze achter de rug heeft.
Kortom, we kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat men dat verleden wil vangen, zonder te begrijpen dat men over mensen van vlees en bloed spreekt. Als we nu eens de naakte Maya van Goya konden gaan bekijken, of aan de subtiele schildering hier, dan zien we dat er wel doorleefde mensen te zien zijn, die in niets gelijken op de beelden die Playboy ons presenteren wil.
Bij het verlaten kijken we naar de oude meesters, Vlaamse en andere, de Rembrandt ook die enige aandacht krijgt, De heer van Bambeke en zijn gade Vrouwe Bas, die ons ook beroeren, die ook behoren tot de hogere klasse van de regenten van de Republiek der Nederlanden. Fraaie beelden, maar hier hoogstens kritiek op het feit van Bambeke eindelijk een Vlaamse arrivist is, die een dochter uit hogere kringen van de VOC aan de haak wist te slaan. Zo argeloos, domweg vooringenomen met de geschiedenis omgaan, dat stuit zo te zien ook u tegen de borst. Juist ja, sociale verhoudingen zijn er nu eenmaal en soms doorkruisen die ons zoeken naar geluk, maar heel vaak vormen zij geen hinderpaal voor een gelukkig samenleven. Mensen zijn niet altijd met elkaar in strijd, maar bouwen samen ook wel eens gezamenlijk een aangenaam nestje voor henzelf en hun kroost. Dat mevrouw, geef ik u graag toe, is vaak het werk van de warme vrouwe, die haar man, haar huis genegen zijn en er een eigen waardigheid aan ontlenen. Juist ja, voor wie het ontberen moet is het misschien een paradijs, net zoals de sleur wel eens… maar daarom heeft u toch uw boudoir?
Dank voor uw gezelschap. Nee, geen dank, ik roofde wat van uw wel bestede tijd, maar het genot was mijnerzijds. Of u mij mag uitnodigen naar dat koffiehuis in de galerij? Graag, daar kunnen we verder keuvelen over wat er nog zoal aan genoegens in petto blijven voor ons? Ach, wat dan volgt, daar zullen we de lezer maar over in het ongewisse laten, die heeft fantasie te over en denkt meteen van alles, dat zal onze genoegens niet bederven. Kom, laten we gaan en de trappen afgaan naar park aan de Albertina. Heerlijk niet…
Bart Haers
donderdag 23 juli 2009
Wat een delicatesse... Hoe mooi en uitmuntend geschreven... Werkelijk, uw schrijfkunst is 'made in heaven'. Maar ik wil niet de indruk wekken dat ik een in zwijm vallende, hysterische, gillende bak vis ben. Dat is dan ook de enige reden waarom ik geen naam vermeld : ik wil niet een opdringerige vleierige boon uithangen, wat niet erg strookt met mijn leeftijd, want ik ben ongeveer even oud als u... Groetjes vanwege iemand die uw schrijfstijl erg waardeert!
BeantwoordenVerwijderenWat kan ik anders zeggen, Mariam, dat uw bewondering mij goed doet. Ik probeer af en toe iets uit en zet het dan op m'n blog, AMDG, zoals we op school leerden. "Als dat maar deugd geeft". De officiéle vertaling kent u allicht ook, ad maiorem dei gloriam. Kortom, er is het spel met de verwondering, maar ook, een poging tot cultuurkritiek...zonder pessimistisch te worden.
BeantwoordenVerwijderen