Politiek en samenleving

Politiek

Onmacht van de politiek?

Kijkend naar wat in Egypte gaande is, komen ook de Amerikaanse en Europese toestanden scherper aan het licht. De ambitie van sommigen om de samenleving verder te vervolmaken willen we nog in het midden laten, maar vooral het onvermogen om tot debat te komen, achter gesloten deuren of in het openbaar, zou ons ernstig zorgen moeten baren. Het gezeur over nieuwe verkiezingen in dit kreupele land vormt er wellicht de meest uitgesproken essentie van. Verkiezingen hebben hun belang, al was het maar omdat de burger, de natie tot een verandering kan besluiten op vreedzame wijze. Crucialer voor het debat is, denken we met Judith A Vega in een stuk over Wilders in Filosofie Magazine (oktober 2010) het uitblijven van het echte gesprek, waarbij de argumenten gewikt en gewogen worden en waar de wil bestaat een resultaat te bereiken. Het eigen gelijk heeft betekenis, maar in het maatschappelijke debat, dat in werkelijkheid uit vele debatten bestaat, is er altijd ruimte voor meerdere lezingen van dezelfde feiten en vervolgens dient men te erkennen dat er wel degelijk meer dan één goede oplossing bestaat.

Al langer weet men dat het politieke ziek is aan het conflict en het behouden van verworven posities of herwinnen van verloren posities. Het publiek dient al te vaak als koor, of zelfs dat niet, als een publiek dat hoogstens mag applaudisseren voor de aangetreden maestro, voor en eventueel na het optreden. Over de uitvoering mag geen twijfel bestaan, die is goed. Het is een aandoening die de politiek geen goed doet. Maar het zijn wel mensen die de politieke gebeurtenissen bepalen, al dan niet goed doordacht.

Judith A Vega schrijft in dat stuk dat men niet aan de luidste schreeuwers het woord moet laten, of het nu Wilders of Di Rupo is. Het feit dat in de media het woord op een heel curieuze manier wordt toebedeeld aan deze of gene en deze dan wel gene meer of minder tijd krijgt om iets zinvols of zinloos te melden, dat sommige kwetteraars veel aandacht krijgen, al kan men in 140 tekens weinig zeggen, draagt er verder toe bij dat het gesprek er helemaal bij bedolven raakt onder vele soorten ruis. En toch, zegt men, is de situatie urgent.

Enkele leden van de oppositie verwijten mevrouw Crevits, minister van Openbare werken dat zij te hardnekkig vast zou houden aan de aanpassing aan de moderne binnenvaart van het oude Schipdonkkanaal, mensen die menen dat met gesubsidieerde estuaire vaart de aansluiting van Zeebrugge op de binnenvaart en dus het achterland van de haven geregeld zou zijn. We hebben al vaker geklaagd over het beperkte niveau van het debat in deze, want het blijkt dat op zich wel zo dat enkele argumenten goed onderbouwd lijken, bij het afwegen heeft men geen zicht op het belang van de argumenten voor het geheel. Het gevolg is dat men niet ziet dat men de verzilting vreest in Vlaanderen, maar tegelijk de regering aanport Nederland én Zeeland erover aan te spreken en dat ze daar niet moeten zeuren over de ontpoldering van de Hertogin Hedwige Polder, terwijl daar in een andere zin dezelfde argumenten over cultuurlandschap, natuurbehoud en verzilting aangedragen worden. De argumenten van experten worden vaak verabsoluteerd en buiten proportie opgeblazen, zonder dat het publiek die manipulatie door kan hebben. Wat men vaak aan politici verwijt, het vermengen van publiek en persoonlijk belang en terecht, kunnen individuele burgers die rond zich een burgeractivistische groep weten samen te brengen, zonder enige grondig onderzoek vanwege de media dan ook straffeloos doen.

De luidste schreeuwers hebben de enige of andere zwaarwichtige argumenten om hun stem te laten horen. Leiders als Wilders beroepen zich op de Verlichting en maken van die complexe, boeiende periode met schitterende literaire en filosofische werken en veel drukwerk van bedenkelijke aard een karikatuur, maar dat blijkt hem noch het publiek te deren, gelukkig wel deze mevrouw Vega. Ook bij ons waar het dan gaat om staatsmanschap en verantwoordelijkheid, merkt men hoe woorden ongemerkt een lading krijgen, die niet a priori vast ligt. Politieke verantwoorde-lijkheid zou vergen dat deze mensen op hun halsstarrigheid gewezen wordt, maar slechts mondjesmaat komt dat aan de orde, terwijl andere politici als kleine pestkopjes en ettertjes behandeld worden, die nodig getuchtigd moeten – ondanks het verbod op lijfstraffen.

Uiteraard bestaan er geen blauwdrukken van het goede gesprek, omdat het goede gesprek doorgaans spontaan ontstaat. Bij politiek onderhandelen met het doel tot besluiten te komen, kan men zekere rituele handelingen niet vermijden, maar toch, wat nu gaande is, lijkt behalve slecht theater ook nog eens een demonstratie van het feit dat politici, media en burgers – op fora van de media – meedansen in een reidans zonder einde of begin, zonder kraak of smaak. Maar het leven gaat door en ergens moet men tot besluiten komen. In Tunis en Alexandrië komt men op straat en we lijken bang dat het uit de hand zal lopen, wijl het regime al lang uit het roer is gelopen, waardoor het schip van staat voor de burgers onherkenbaar is verminkt geraakt en onbestuurbaar.

Spreken over de publieke zaak kan men niet vrijblijvend, het is ook geen recht zoals men dat vandaag opvat, iets dat men kan claimen, men moet er zich ook op voorbereiden en begrijpen hoe mensen leven en in hun leefwereld al dan niet op bescheiden schaal het hunne doen. Zij verdienen alle respect, de bakker, de beenhouwer, de bode en ook de werkzoekende. Maar politici moeten het publieke domein niet willen beheersen, wel hun besluitvaardigheid ten dienste van die samenleving stellen. In deze zin is de idee van Kant, in Zum ewigen Frieden, voor België het overwegen waard, liever twee naties die als goede nabuurstaten overleggen over het gedeelde belang, maar voor het overige elk volgens eigen ratio en gedeelde inzichten binnen de natie zelf handelen dan een besluiteloze permanente diplomatieke missie. En Europa? Het groeide misschien wat te snel en misschien moet men duidelijker maken dat er de communautaire tafel is, waar de gedeelde belangen voorwerp van politiek debat vormen, als was het één gemeenschap, dat er de intergouvernementele tafel is, waar de beslissingen genomen worden waar de afzonderlijke staten nog soeverein zijn maar die nodig samen en eendrachtig naar buiten treden, voor Europa, maar zeker ook voor de buitenwereld.

Politieke onmacht is in onze visie een ernstig probleem en zeker geen aanleiding of motief om af te geven op de politici, omdat doorgaans meerdere actoren aan te spreken en erop af te rekenen vallen. Politieke besluiteloosheid hoeft echter niet altijd een ramp te zijn, omdat zo een overdreven dadendrang in toom gehouden wordt. Wie zonder voluntarisme in de politiek stapt, heeft weinig te melden, maar ongeremd voluntarisme kan de samenleving ontwrichten en denken dat men de samenleving kan maken, de burgers een mentaliteit kan bijbrengen in zaken van veiligheid, moet maar eens horen wanneer mensen een snelheidsovertreding kregen wanneer blijkt dat men de aangewezen snelheid nauwelijks overschrijdt. Of als je rookt in een winkelgalerij die door hoogte van de overspanning en door de vele in- en toegangen een gewone straat lijkt en aangesproken wordt door politie-agenten. Dat is geen hinderlijk gedrag, maar ja, er zijn wetten gestemd. Waartoe? Gezondheid? Uiteraard wel, maar absolute gezondheid nastreven komt ons pathologisch voor. Absolute veiligheid evenzeer, want telkens ontneemt men personen hun keuzevrijheid. In die zin is het uitstekend als men jongeren op de gevaren van drugs, alcohol en tabak wijst, op de noodzaak van evenwichtige voeding, maar of dit alles via wetten moet? En nog eens, verkeersbeleid kan niet zonder een stevig luik veiligheid, maar de huidige technische middelen vormen een aanslag op het oordeelsvermogen en dus de waardigheid van de persoon. Toch blijkt net daar de politiek alles behalve machteloos? Sterk in details, slap in het grote geheel van samenhorigheid en het fundamentele debat. Als men dit van een persoon die solliciteert voor een job vaststelt, dan zal dat niet altijd gunstig ontvangen worden en dat is toch wat politici lijkt te beheksen, dat ze zich liever als dossiervreters presenteren dan mensen die echt gaan luisteren en spreken met hun kiezers.

Politieke onmacht is iets wat politici zichzelf ook graag aanpraten, maar waar ze vooral zelf toe bijdragen door zich te verliezen in onderlinge conflicten. Let wel, tweepartijsystemen en andere zijn er op verschillende manieren gelijkelijk aan toe, want men wil niet dat de andere scoort, een succes boekt, terwijl iedereen roept dat ze het land willen zien bloeien en groeien. Tja, maar het zijn de burgers die daartoe bijdragen en politici moeten dan het nodige doen, kanalen graven en technologie voor het geheel beter laten ontplooien, maar niet per se tot meerdere controle van de burger.

Judith A. Vega geeft met haar stuk over het recht op meningsuiting een bijzondere bijdrage geschreven, waarvan we menen dat het goed is, enkele consequenties aan te dragen. Vooral heeft zij gelijk dat de meningsvorming vooraf gaat aan de meningsuiting en dus het gesprek van ongemeen belang moet heten. Kijken we naar de discussie over nationalisme, dan merken we dat al sinds 1992 steeds weer een aantal elementen worden aangedragen tegen het nationalisme, maar nauwelijks of niet ten faveure van die stroming. Omgekeerd merken we in retrospect over het sociaaldemocratische ideologische kader dat er nog weinig of zelfs geen nieuwe inzichten werden aangedragen. De tour d’horizon moeten we afmaken met de andere stromingen en dan blijkt, merkwaardig genoeg dat alle ideologische stromingen zich nauwelijks of niet hebben weten te herbronnen, net terwijl een van de grote systemen, het communisme aan zichzelf ten onder was gegaan.

Het gesprek kan niet zomaar niet gevoerd worden, maar dient ook gevoed met informatie en documentatie, waarbij de experten zich inderdaad tot de (geschoolde) deelnemers wenden en bereid zijn verschillende ratio’s tegen elkaar af te wegen, waarbij de toekomst niet in gijzeling genomen wordt. Daartoe zijn media nodig die zich verantwoordelijk gedragen en niet enkel populistisch over kleine en grote criminele feiten buigen. Over slachtoffers van gewelddaden, zeker ook vanwege personen met bijzondere morele betekenis, zoals priesters, kan men niet lichtvaardig oordelen of spreken, over pedofilie en de lankmoedigheid vanwege justitie en andere instanties ligt het anders. Niet dat we pedofilie okay vinden, want er valt veel tegen in te brengen. Echter, nauwelijks maakt men het onderscheidenheid tussen oudere kinderen, minderjarigen die met een volwassen lichaam in een onvolgroeide geest gevangen zitten en prepuberale kinderen. Bij de eerste groep ligt het aan volwassenen dat ze van toenaderingen van die jonge mensen geen misbruik maken, maar ook, dat het niet per se zo uitpakt dat de jongere zich misbruikt voelt. Voor jongere kinderen dat die ook wel eens een knuffel willen en dat je daar als volwassene weet hun onschuld niet te beschadigen. Verdorvenheid? Als je kinderen spontaan ziet omgaan met familieleden en mensen met wie ze vertrouwd zijn, dan merk je hoezeer ze die knuffels en innigheid waarderen. Dat maakt het volwassene niet gemakkelijker om er verstandig mee om te gaan, want het vertrouwen schenden door te afstandelijk te worden kan voortkomen uit zelfbescherming, maar kan het kind ook weer onnodig verontrusten. Het is de precariteit van dat alles dat het huidige debat over normoverschrijdend seksueel gedrag zo onwezenlijk maakt: waar begint het opzettelijk en criminele en waar kan men gerust spreken over wat zich tussen mensen kan afspelen? Dat laatste lijkt vandaag niet meer aan de orde, maar toch, wie goed toekijkt, weet gewoon dat het allemaal niet zo eenvoudig ligt.

De aandacht voor slachtoffers, die onmiddellijk gehoord willen worden en zich er niet altijd van bewust zijn of blijken te zijn, dat er mensen van hun slachtofferschap bedienen, daarvoor heeft Peter Sloterdijk gewaarschuwd. Nog eens, wie de pedagogische aanpak, of het gebrek eraan in het (recente) verleden, jaren vijftig, zestig onderzoekt, zal merken dat daarover soms hetzelfde verteld wordt als wat men denkt het geval te zijn geweest in het Interbellum of voordien. Behalve van een gebrek aan kennis geeft dit blijk van de idee dat we vandaag qua opvoedkunde verder staan dan toen – wanneer dat toen ook te situeren valt – of dat de mens wezenlijk zou veranderd zijn, als gevolg van toenemende kennis. Dat mensen onzekerder werden over hun de opvoeding en de wijze waarop ze met jongeren omgaan, blijkt mede het gevolg te zijn van een gebrek aan communicatie. Vandaar het beeld van voorgangers die met de rug naar hun publiek voorgaan in de eredienst aan de ivoren toren. Intussen zien en horen we hoe in het parlement slachtoffers ten dienste lijken te staan van andere agenda’s.

Nu we een 1848 beleven, merken we hoezeer het westen haar eigen geschiedenis vergeet. Vormärts, Biedermeierzeit, we spreken erover alsof het tijd is van afwachten, van toekijken, maar laten we beter kijken, dan zien we dat in de Arabische wereld eigen wegen werden gezocht, met nieuwe technologie in steun, maar ze doen het zelf. Onze inbreng is alleen maar nuttig als we hen de keuzes zelf laten maken. De houding van Guy Verhofstadt in het Europees parlement is een beetje oubollig en verstoken van inzicht, want niemand kan nu zeggen hoe we het beste een beweging steunen in landen die gevormd zijn, elites die gevormd zijn met Europese denkbeelden. Feit is dat nu helemaal duidelijk is hoe fout G W Busch wel was door in Irak de revolutie van buitenaf te willen opleggen. Maar de kwestie blijft of die opstanden ook op gedachten over het land en de opbouw van de staat zijn gebaseerd. De vrees voor moslimextremisten is wellicht terecht, maar net te veel Westerse invloed willen laten gelden, lijkt ons heilloos. Het probleem dat we onze eigen denkbeelden zelf opnieuw ter hand nemen.

Geert Wilders, aldus Vega hoeft niet terecht te staan, maar dient, zoals Alexander Pechtold het doet, bejegend te worden met zijn eigen slogan, dat het recht op zelfexpressie andere opinies niet mag ver- of wegdrukken, net wat Wilders uiteraard wel doet. Vrijheid om zich te informeren en na te denken over een concrete situatie, hierover na te denken en te zien wat nodig is voor de toekomst, daarover moet ook hier het debat gaan.

Van deze dame, Judith A. Vega lazen we recent een boekje uit 2005 over de Verlichting, waarin zij denkbeelden van Isabelle de Charrière – bekend uit het boek van Hella Haase over Belle van Zuylen en de film die ernaar gemaakt werd – behandeld. Het boek verdient onze aandacht, omdat het enkele aspecten van het politieke, maatschappelijke debat naar voor schuift die we vergeten zijn.

Kortom, Europa heeft redenen, zoals de VSA, om na te denken over de voorwaarden van een goed werkende democratie. De rol van de pers, van het onderwijs zijn van betekenis. Maar het valt me op hoeveel leesclubs er bestaan, maar hoe mainstream die clubs zijn. Een club zoals die van d’Holbach en Diderot, daar valt veel van te verwachten. We hopen aan de hand van het essay over Belle van Zuylen meer aandacht voor die kwestie aan te dragen.

Met vriendelijke groet,

Bart

Reacties

  1. Leuk. Al zouden de labels /vrouw/ filosofie/ lingerie/ hier meer op hun plaats zijn  . Een cocktail van deze drie ingrediënten mag dan wel ongewoon zijn, maar daarom niet minder heerlijk om proeven.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. tja, dat kan een andere een keer weer. Altijd hetzelfde is ook niet zo lekker, wel? Dank voor de interesse.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts