psychische gezondheid



Boeken


Welzijn en welbevinden

Gewonde geest in een gezond lichaam?


Trudy Dehue. De Depressie-epidemie. Uitgeverij Augustus A’dam/A’pen. Pp 290 (+noten en index). Prijs: € 15,-


Moe getergd en buiten zinnen van verdriet zat de held Achileus in zijn tent en weigerde nog te vechten met of voor de Grieken. Pas toen hem opnieuw een uitdaging voor de voeten geworpen werd, kwam hij opnieuw in actie. De dood van zijn vriend Patrolcos werd gewroken en finaal viel ook hij in de strijd. Wat Homeros schreef over de man en zijn wraak was en blijft buitensporig. Ook later in de literatuur vinden we verhalen van mannen en vrouwen die zich van hun zinnen beroofd wisten of net niet en daardoor tot voor redelijke mensen zinloze daden kwamen, daden van heldenmoed en karaktersterkte. Maar even vaak bleek de held of heldin voor het redelijke onontvankelijk. Het is met deze gedachte dat we na het lezen van het boek van Trudy Dehue dat we ons de vraag bleven stellen hoe zij zich met haar dilemma kon redden.
Aan de ene kant meldt zij dat men historisch voor de actuele vorm van depressie niet zomaar voorbeelden kan bovenhalen. De Steppenwolf van Hesse werd geschreven nadat Freud en anderen de psychologie van de mens waren gaan doorwrochten. Het is inderdaad zo dat men voorheen weinig vormen van verzorging lijkt te hebben gehad. In sommige welvarende streken, zoals de Nederlanden had je al in de steden een dolhuis en een spinhuis waar mensen die niet helemaal aangepast voor het volle leven werden opgevangen of, zo men wil, opgesloten. Anderen bleven in hun lokale kring leven en stierven doorgaans onopgemerkt. De grote filosofen, de bestuurders ook waren niet altijd bezig met dit soort problemen, maar dat men in de Nederlanden – blijkbaar ook in Valencia - “dollen”, geesteszieken in allerlei vormen en voorkomen, niet aan hun lot overliet, mag men opmerkelijk noemen, al ligt de focus op de wikipediapagina op de repressie en het beschermen van de samenleving. Dat speelt ook mee, maar men kan toch niet voorbij aan het feit dat men mensen toch onderdak gaf en eten. Onze criteria van goede zorg toepassen op die tijd blijft problematisch, maar ja, hebben we andere middelen? In die zin heeft Trudy Dehue gelijk als zij zegt dat we over de aandoeningen die toen voor gekheid gehouden werden niet kunnen vergelijken met wat men actueel voor geestelijke gezond, enfin voor geestesziekte houdt.
In de loop van de 19de eeuw hebben enkele auteurs zich bezig gehouden met buitenissig gedrag en zeker aan het einde van de periode, toen artsen als Freud, maar ook instellingen als La Salpêtrière hun expertise en blikveld verruimden, werd het onderzoek naar verschillende aandoeningen meer verfijnd. Het gekende instituut Dr. Guislin in Gent, op vraag van de stad opgericht en geleid door Dr. Guislin, (1797-1860) was de vrucht van het nieuwe denken toen over geestesziekten en was als instelling dus in beginsel modern. Maar hoe of men die ziekten kon behandelen, bleef lang een betwiste zaak. De zoektocht naar behandeling van geestesziekten of depressie in het bijzonder bleef lang een zeer moeilijk gegeven, want men wist niet zo goed wat de oorzaken van de aandoening waren. Of men het vandaag weet? Daarover gaat nu net dit boek.
Sinds de jaren 1950 ongeveer hebben bedrijven een aantal psychofarmaca die in vele, een aantal gevallen voor genezing zorgen, maar tegelijk blijkt dat niet elke patiënt met dezelfde symptomen op dezelfde manier reageert op medicatie. De situatie die men sinds de jaren 1990 lijkt vast te stellen is dat men de publiciteit rond middelen voor de geestelijke gezondheid, vooral depressie is gaan opdrijven en dat men allerlei vormen van onbehagen en ongenoegen al dan niet als vormen van lichte depressie is gaan beschouwen.
Trudy Dehue probeert duidelijk te maken dat we onze zegeningen mogen tellen dat de biologische aanpak van depressie zo ver gevorderd is en dat mensen die voorheen niet behandeld werden nu wel veel aan kwaliteit van leven winnen. Tegelijk stelt zij met anderen vast dat de consumptie van psychofarmaca zeer snel is toegenomen en dat hoewel veel mensen zich gelukkig weten het aantal psychiatrisch patiënten sterk is toegenomen. De hele discussie herleiden tot één oorzaak kan zij zich niet veroorloven, intellectueel zou dat wat gek zijn. Er is de publicatie van de DSM, die intussen aan een vijfde editie toe is en heel wat mentale aandoeningen beschrijft om in het debat, bij consulten en diagnosestelling voor enige duidelijkheid en uniformiteit te zorgen. In die zin heeft de auteur er alle belang bij deze indicatieve lijst van mentale aandoeningen naar waarde te schatten, maar zij meent de puntjes op de i te moeten zetten door te stellen dat de DSM vooral een lijst is en kenmerken van aandoeningen weergeeft waarover psychiaters het eens kunnen worden. Over oorzaken noch behandeling zegt de DSM iets.
Een ander aspect van de huidige situatie is dat patiënten en gezonde mensen via de media en niet enkel via publiciteitsboodschappen een massa berichten krijgen over nieuwe doorbraken, over behandelingen en onderbehandeling van depressie. Aan de ene kant beweren kranten dat er onvoorstelbaar veel mensen lijken of blijken te lijden aan een of andere vorm van depressie terwijl aan de andere kant huisartsen teveel als depressie omschrijven en aan de andere kant toch niet alle gevallen goed onderkennen. De diagnosestelling blijkt inderdaad niet altijd evident en bovendien blijkt het niet altijd wenselijk gewoon een medicijn voor te schrijven, is nauwkeurig opvolgen van de patiënten gewettigd.
De ontwikkeling van de psychofarmaca en de testen kosten behoorlijk duur, maar de return on investment blijkt navenant zodat farmaceutische bedrijven heel wat inspanningen leveren om hun medicijnen op de markt te krijgen en vervolgens ook aan de man te brengen. Soms, zoals in Nederland en België kan dit alleen via de arts, elders kan men ook publieksgerichte publiciteit maken. Maar via allerlei bladen komen redactionele artikelen bij het publiek die weinig meer zijn dan goed gerichte publiciteit.
De onafhankelijke universiteit, zo blijkt uit dit boek, komt er bekaaid af, want de dwarsverbanden tussen de industrie en de wetenschappelijke onderzoekspraktijk zijn te talrijk om nog van gedegen zuiver onderzoek te kunnen gewagen. Universiteiten dwingen hun onderzoekers ook tot nauwe banden met de industrie wat voor Trudy Dehue niet a priori slecht hoeft uit te pakken maar toch vragen oproept over de wijze waarop de industrie kritisch bejegend kan worden. Het is inderdaad merkwaardig dat sommige leerstoelen haast merknamen zijn geworden en dat de resultaten van onafhankelijk onderzoek niet altijd het publiek bereiken. Soms zou dat ook weinig zoden aan de dijk zetten, maar als ook kranten en andere bladen die hoogleraren aan het woord laten zonder voor hoor en wederhoor te zorgen, kan men de indruk krijgen dat het klimaat verziekt raakt in die zin dat er een grote druk van de industrie komt op de geestelijke gezondheidszorg. Nu, dat kan niet helemaal verwonderen, omdat de kennis omtrent geestelijke gezondheidszorg wel vorderingen maakt, maar tegelijk behandelingen met zeer grote zorg en betrokkenheid dienen uitgevoerd te worden, zeer patiëntgericht ook en dat lijkt niet altijd eenvoudig te realiseren.
Vandaag spreekt men veel over bipolaire personen, die nu eens te zot of toch minstens te euforisch en dan weer down en negatief uit de hoek komen. Het blijft merkwaardig dat men gemoedswisselingen problematisch vindt, tenzij die zorgen voor een groot ongemak bij de betrokkene en zijn omgeving. Gelijkgestemdheid zou impliceren dat men niet beroerd wordt door gebeurtenissen in het leven. Nu is er bij bipolariteit sprake van cycli, maar het is natuurlijk niet duidelijk hoe de stemming plots van up naar down en omgekeerd beweegt. Anderzijds zou het merkwaardig zijn als patiënten en gezonde mensen niet soms door gebeurtenissen in hun persoon geraakt worden en dus minder optimistisch uit de hoek te komen. Iemand als Willem Elsschot/Alfons de Ridder zou ook een tijdlang weinig zin in het leven gehad hebben, maar vervolgens gedurende vele jaren een grote ondernemingszin hebben vertoond. De dood van zijn moeder zou hiertoe hebben bijgedragen, tot de periode van lusteloosheid. Bij nader toezien heeft hij vooral zijn schrijverij wat opzij gezet, maar heeft hij zijn zakelijke bezighouden met dezelfde flair en zin voor winstgevende zaken.
Het belang van dit boek is niet zozeer dat het een zoveelste zelfhulpboek is, maar vooral een reflectie vormt over hoe we vandaag als samenleving met geestelijke gezondheid omspringen. De auteur, Trudy Dehue probeert veel facetten van die praktijk te onderzoeken en stelt vast dat zelfs de idee dat we nu zoveel gevoeliger en teerhartiger zouden zijn geworden, geen hout kan snijden. Wel is het zo dat we ons meer bewust zijn geworden dat we ook ons geestelijk welbevinden ter harte moeten nemen. Volgens de auteur geldt ook hier een neoliberaal geloof in de eigen verantwoordelijkheid wat natuurlijk botst met de vaststelling dat we niet alle facetten van onze welbevinden onder controle hebben. Het aantal zelfmoorden ligt in België en Vlaanderen zelfs nog hoger dan in Nederland, wat toch te denken moet geven. De kwestie waarom dit zo is en hoe eraan te verhelpen is al langer zorg van het beleid, maar blijft natuurlijk vooral voor de betrokkenen een belangrijk punt van zorg. Nu kan men er niet onderuit dat er op personen vanuit de samenleving en vanwege onze eigen verwachtingspatronen een grote druk op het psychisch welbevinden gelegd wordt. De noodzaak ontspannen, zelfbewust en vergenoegd in het leven te staan is zeer groot geworden en wie niet slaagt, faalt. Vooral dat aspect van de zaak blijkt voor velen een groot en cruciaal probleem te vormen, iets waar ook mevrouw Dehue naar verwijst. Tussen slagen en falen ligt een veld waarop we ons, enigszins door ervaring gesterkt met genoegen kunnen bewegen. Dagelijks haast krijgen we berichten binnen over mensen die in deze of gene richting problemen oplossen of problemen zien, waar een andere aanpak misschien beter zou passen: waarom zou men een kind van veertien, vijftien per se dure bijlessen laten volgen als de leerling in kwestie in de richting waarin die zit niet lijkt te aarden? Evenzo stelt men vast dat steeds meer jongeren beroep doen op de geestelijke gezondheidszorg omdat hun ouders het op de een of andere manier laten afweten, ouders die zelf met soms zware problemen lijken af te rekenen hebben of hun persoonlijke succes alsnog willen afdwingen.
Welbevinden heeft met vele aspecten in het bestaan te maken en soms hoort men dat onvoldoende seksuele activiteit voor problemen kan zorgen, dan weer is er blijkbaar iets mis als we zoon- of dochterlief niet voldoende ondersteunen of als we hen net teveel zorg geven. De onzekerheid over het juiste handelen en vooral het perfecte handelen blijkt vandaag voor groot ongemak en onbehagen te zorgen. Controledrift en de noodzaak te slagen spelen zeker een opmerkelijke rol. Nu heeft dat ongetwijfeld te maken met de vele mogelijkheden waarover we lijken te beschikken en ook wel met de gedachte dat we alles uit het leven moeten halen. Waar een persoon vroeger veel meer fatalistisch leek te staan tegenover ziekte, lijden en dood, lijkt dat vandaag allerminst nog een gepaste houding. Zelfs op reis is er sprake van stress en veel koppels scheiden na een mislukte vakantie. Spannende seks is een conditio sine qua non voor welbevinden en snel leven evenzeer. Het richting geven aan het eigen leven is een gelukkig resultaat van de ontvoogding van de persoon, maar de criteria voor een gelukkig leven zijn vandaag meer diffuus dan we hadden verwacht. Bovendien geven we onszelf niet altijd de ruimte die we nodig hebben om iets te realiseren want gods water over gods akker laten vloeien, dat past niet in het model van zelfwording, terwijl de resultaten niet altijd het welbevinden ondersteunen want soms bedroevend lijken. Hoeveel artisten of wetenschappers die al eens in de media over zichzelf spreken vinden niet van zichzelf dat ze perfectionistisch zijn? Maar waarin dat reiken naar de perfectie dan wel ligt, blijft doorgaans onduidelijk. De vijf minuten beroemdheid in de Canvaskrack of Blokken, dan wel op de bühne zijn vijf minuten, maar soms blijkt het niet die gelukzaligheid te brengen die men ervan verwacht. Dan maar terug gegrepen naar enig fatalistisme zou een oplossing kunnen zijn, maar dat mag geenszins en dus ontstaan er schuldgevoelens, die de ziel soms zeer ernstig kunnen raken.
Mevrouw Dehue levert hiertoe een aanzet, maar het was niet haar opzet met dit boek die kwesties diepgaand te onderzoeken. Wel is duidelijk dat zij wel in opzet slaagt omdat het boek en ook haar lezingen voor een inzicht zorgt in de werking van de industrie, het beleid en onze persoonlijke omgang met geestelijk welbevinden. Medicijnen zijn nodig als personen alle contact met de realiteit zijn verloren, zich verliezen in schuldgevoel en geen vat meer hebben op hun eigen waarnemen van de dingen. De noodzaak aan een euforisch gevoel is voor sommigen een reden om naar psychofarmaca te grijpen, voor anderen is het een permanent gevoel van falen of het niet aankunnen van de problemen die zich stellen.
Maar of de samenleving voor elkeen die zorg kan of moet opbrengen, blijft een moeilijk te beantwoorden vraag, eerder is het kwestie van concrete zorg voor de nabestaanden en voor een groot deel een zaak voor de eigen ontwikkeling. Maar wellicht zou men kunnen stellen, althans, daar lijken Boris Cyrulnik, Sloterdijk en anderen wel sleutels toe aan te reiken, een kwestie van “relativeren”, van weerbaarheid en veerkracht en tot slot van een vorm van oefeningen, van antropotechniek. Maar stellen dat bijvoorbeeld overheden ongevoelig zouden zijn voor deze problematiek spoort niet met de realiteit dat er heel wat middelen voor uitgetrokken worden en dat de geestelijke gezondheidszorg behoorlijk is uitgebouwd in Europa en aanverwante culturen. Maar de vraag blijft groter dan het aanbod en de vragen worden ook dwingender. Hierover heeft Trudy Dehue een boekje open gedaan en vele lezers hebben er in de afgelopen jaren blijkbaar interesse voor weten op te brengen. Recent is het boekje opnieuw uitgebracht, maar zo te horen blijkt het alweer uitgeput. Een aanwijzing dus dat de vraag naar het hoe en waarom van zoveel psychische nood ook groot is. Na lectuur ervan voelt men zich niet moedeloos of gevangen in een web van schuldgevoelens, maar begrijpt men dat de samenleving veel in de aanbieding heeft om personen te helpen, maar dat we ook in goede omgang met onszelf en de anderen energie kunnen en moeten steken. Niet om hoog te scoren, maar gewoon omdat we ons zo wel degelijk beter kunnen voelen. Wijsheidsliteratuur uit Oost en West kan helpen, een zekere afstand behouden ten opzichte van wat men als het goede leven voorstelt vormt een andere mogelijkheid. Publiciteit maakt deel uit van ons bestaan, die te leren lezen en het belangrijkste van over te houden kan heel wat ongemak voorkomen.
De aandacht die we aan het werk van mevrouw Trudy Dehue besteden, komt voort uit de gedachte dat we vandaag echt voor een duivels dilemma staan. De geestelijke gezondheidszorg vergt veel aandacht, er gaan veel middelen in om en toch werkt het volgens sommigen niet naar behoren. Stelt de auteur vast dat de medicijnenwinkel moet draaien en dat de overheid zich baseert op wetenschappelijke methodes die in de praktijk anders uitpakken dan in andere takken van de gezondheidszorg, omdat wat men “evidence based”soms te ver is gaan oprekken of net te eng bepaald tot wat onderzoekstechnici in andere domeinen, bijvoorbeeld hartfalen of antibiotica, nuttig, duidelijk en helder vinden, in de tak van de psychofarmaca zeer moeilijk hanteerbaar moet noemen. De geest in het lichaam, dat blijkt een moeilijker kwestie dan het genezen beenbreuken of nierproblemen. De vorderingen zijn er, maar soms zijn de bijwerkingen van geneesmiddelen te weinig in kaart gebracht. De dierproeven met psychofarmaca vormen boeiende, haast vermakelijke pagina’s, het werken met proefpersonen laat zien dat placebo-effecten moeilijk weg te werken zijn. Mevrouw Dehue merkt op dat de geest misschien wel gewillig is, maar soms vooral weerbarstiger is dan het vlees. De oorzaken van de geestelijke verwondingen zijn dan ook legio en de werking van het brein complexer dan ons soms wordt voorgesteld. Daarom kan zij niet voorbij aan het dilemma dat de vorderingen er zijn, maar dat de weg naar genezing voor sommige patiënten echt zeer moeizaam is, ook voor de arts. Het ene medicijn werkt beter maar de patiënt reageert niet naar wens, dan kan men het toch niet blijven toedienen. Of de patiënt opgeven, wat vangen daarmee aan? Misschien ligt het zo: artsen kunnen verschillende behandelingsschema’s opstellen, maar dan moet de verzekeraar die aanpak ook nog goedkeuren. Al te stringente schema’s kan men niet zomaar voor iedereen zaligmakend verklaren en dat aspect van de psychiatrie, komt ons voor, zou wel eens de beste kant van het beroep kunnen zijn, het zoeken naar de oorzaak en een passende behandeling. We weten dat velen wetenschap zo percipiëren dat een gegeven probleem A met gegeven remedie B opgelost kan worden. Klaar is kees. Maar zoals Philip van Loocke in zijn studie “het wereldbeeld van de wetenschap” begrijpelijk maakt is precies het brein en wat we het bewustzijn noemen, door werking van stoffen in het brein, dus ook hormonen, gestuurd wordt. Het brein, dus ook het bewustzijn, de chemische werking kan inderdaad biologisch, dus door middel van medicijnen opnieuw op de rails gezet worden, als er ernstige disfuncties zijn. De oorzaak is immers dat een of andere externe oorzaak de stofwisseling in het brein overhoop kan halen. Het is duidelijk dat we deze aspecten niet over het hoofd kunnen zien, maar tegelijk is duidelijk dat artsen niet altijd de juiste toegang vinden tot wat er plots in disfunctie is gegaan. Het blijft de vraag of dit nu vaker voorkomt dan vroeger, dan wel of dit nu opvallender vormen aanneemt omdat de omstandigheden waarin we leven die hefbomen uit de gewone stand kunnen halen. Van onszelf en anderen eisen en verwachten we dermate veel, terwijl, om met Sloterdijk te spreken, de oefeningen ontbreken om dat niveau te halen. Daarover zal nog onderzoek en reflectie nodig zijn.
Bart Haers
Woensdag 15 juni 2011

Reacties

Populaire posts