Leven naar waarden versus controledrift?
Brief
Aan Adelheid over het
zoeken naar welbevinden
![]() |
Een boek dat aandacht verdient en dat aansluit bij de gedachten die uit een gesprek naar voor kwamen. Een recensie volgt. |
Brugge, 9 december 2014
Adelheid,
Gesprekken verlopen niet altijd
gestructureerd, zodat er af en toe losse eindjes achterblijven, die aanleiding
geven tot nieuwe gesprekken. Maar goed, wellicht zijn dat geen nuttige
gesprekken, want een gesprek moet ergens toe leiden en dat weet ik intussen,
soms zit er een vertragingsmechanisme in, zodat ik pas de volgende dag of na
een week een bepaalde gedachte weet opkomen, zonder dat ik eerst weet dat het
een verlate reactie is op het gesprek. Overigens denk ik dat gesprekken ook
nuttig zijn kunnen als er niets anders uit voortkomt dan een warm gevoel even
enkele dingen te delen. Maar dat, hebben we al eens gezegd, moet men niet per
se delen. Die warmte kan men niet zo gemakkelijk delen, de herinnering eraan
... maar goed, het gesprek moet ergens toe leiden, liefst iets dat tastbaar is.
En dus leren we pas na verloop van jaren dat die nood aan vruchtbare gesprekken
misschien ook anders ingevuld raakt.
Onlangs publiceerde Pelckmans een nieuw
essay van Herman De Dijn, met de titel Vloeibare waarden en tegelijk een
heruitgave van een essay dat De Dijn in 1994 schreef, over wat het postmodernisme
met ons deed. Ik weet het, de boeken heb ik in mijn tas, maar het lukt niet
altijd er kennis van te nemen, al ben ik toch al goed bezig met het oudere
essay, waarin De Dijn zich buigt over wat het postmodernisme in de aanbieding
had. Het gaat over individualisme, over economisme en wild kapitalisme, maar
ook om het feit dat oud links door de mangel van het postmodernisme is gegaan
en op die manier een wankel verhaal is gaan vertellen. Het postmodernisme en de
gedachte dat waarden niet meer van de tijd zouden zijn, vormen voor mij thema's
die we echt op de korrel moeten nemen. Zelf heb je het vooral lastig met de
vele directieven die je krijgt in je werk, waarbij je soms vooraf al weet dat
ze nergens anders toe leiden dan tot meer papierwerk en minder gesprekken met
de mensen die er nood aan hebben.
Ik denk dat het nuttig is dat werk goed
georganiseerd wordt, maar dat Herman de Dijn in zijn artikel in Streven over
professionalisme in de zorg terecht wees op het gevaar van managementtechnieken
in de zorg en het onderwijs, want het probleem is dat men het resultaat denkt
te kunnen omschrijven en dus exact weet hoe het moet bereikt worden. Men kan
zich afvragen of men in een situatie waar de persoon van de patiënt, de cliënt
of de leerling centraal staat het plan van aanpak en het resultaat altijd a
priori vast kunnen staan. Zeker in de zorg waar elke aandoening eigen
zorgverlening vergt en bovendien in aanmerking nemende dat de omstandigheden
van een patiënt mee de noden van zorg zullen bepalen, nog afgezien van het
gegeven dat men zo een patiënt niet als een object kan bekijken, zal management
niet volkomen de zorgverlening kunnen regisseren. Is het ook nodig goed
opgeleide mensen helemaal te volgen en controleren? Of is er geen vertrouwen
meer omdat men meent dat waarden die met arbeidsethos te maken hebben,
verdwenen zouden zijn?
In het onderwijs speelt de zaak ook,
natuurlijk, want het gaat erom dat het instrumentele kader van het onderwijs
tot voor een goede honderd jaar wel vast lag: voor de elite diende men mensen
klaar te stomen die goed juridisch, administratief geschoold waren, terwijl
anderen ingenieurs werden of artsen. Verder werd het handelsonderwijs
uitgebouwd en tot slot werd door de
democratisering van het onderwijs, zegt men, de toegang eerlijker, maar
misschien, moet men toch durven te onderzoeken, ook weer gedeeltelijk beperkt.
Want de doelgerichtheid van het onderwijs, van de klassieke humaniora had tot niet
geheel onvoorzien neveneffect dat leerlingen en studenten met die kennis aan de
slag gingen en zelf creatief met die kennis iets voor zichzelf bedachten. Of
nog: eenzelfde opleiding leverde een panoplie aan talenten af, die onze
samenleving mee vorm hebben gegeven. En ja, niemand ging verloren, want wie de
eindmeet niet haalde, om alle denkbare redenen, kon toch ergens een goed
bestaan opbouw, van zangers als Brel tot reclamekoningen als Alfons de Ridder,
ook gekend als Willem Elsschot.
Het zijn observaties als deze die me ertoe
brengen het werk van De Dijn te lezen, omdat we vandaag nogal eens geprangd
lijken te zitten in een curieuze kooi: de principes zijn belangrijker dan wat
men doet. Natuurlijk kan men er niet om heen dat we principes nodig hebben,
maar als die principes in ons dagelijkse handelen tot conflicten aanleiding
geven, die men niet oplossen kan, maar die men dan probeert te negeren, dan
verliest het werk, in de zorg, het onderwijs op termijn aan betekenis. Richard
Sennett heeft dat anders geformuleerd, maar het blijkt dezer dagen opvallend
veel mensen mee te nemen, die vraag hoe men kan ontsnappen aan de dwang van een
formeel benaderen van de samenleving, van anderen. Sennett meent dat ook
experten uit hun ivoren toren dienen te stappen, willen ze begrijpen wat hun
bevindingen waard zijn. Net als de vioolbouwer moeten ze leren hoe ze iets
aanslaan, aangrijpen, maar ook tijdig weer loslaten, opdat de klankkast
optimaal kan functioneren of de snaren zonder ruis kunnen klinken... Maar de
expert wil alleen met zekerheden aan de slag, met cijfertjes en data. Sennett,
maar ook Tomas Sedlacek zijn ertoe gekomen de schijn van onweerlegbaarheid te
doorprikken van de academische wetenschapspraktijk, zeker in de sociale
wetenschappen en dus ook economie. Tegelijk menen beiden dat men zeer zinvol
aan wetenschapsbeoefening kan doen, maar niet vanuit de zekerheid dat men ooit
iets onweerlegbaars zal bereiken.
Was Freud nu een kwakzalver of moeten we
zijn bijdragen proberen te waarderen vanuit de situatie ante, dat wil zeggen
dat naderhand zijn inzichten niet altijd gestaafd werden door nieuw onderzoek,
maar dat hij met zijn kijk op het onderbewuste, zijn ontwikkelingsproces van de
mens, met het Ich, Es en Uberich wel nieuwe inzichten aan heeft gedragen, kan
men maar moeilijk ontkennen. Wetenschapsfilosofen zullen het, zoals Maarten
Boudry deed, gewoon en kwakzalver vinden omdat Sigmund Freud en de psychoanalyseadepten
een aantal immunisatietheorietjes zouden hanteren. Vijftien jaar geleden al
schreef Han Israëls een requisitoir tegen de grondlegger van de psychoanalyse,
waarbij de auteur aantoonde dat Freud een geldwolf was en dat zijn analyses
niet werkten. Nu goed, er zijn nog altijd veel patiënten die maar gedeeltelijk
geholpen worden door medicijnen alleen en soms blijkt het dat praten helpt.
Wie dus in de werken van Freud een bijbel
zou zoeken, hoeft zich niet met psychoanalyse in te laten, maar moet bij
zichzelf te rade te gaan. Overigens, dienen Bijbel, Koran en andere heilige
boeken voor sommigen eerder om ontmaskerd te worden als nonsens dan om er
eventueel een aanwijzing in te vinden van doorheen de eeuwen van redactie
toenemende mensenkennis. Want het komt mij dan toch voor dat we die
mensenkennis, of zelfinzicht vaak als iets objectiefs willen benaderd zien, als
wetenschappelijk, terwijl in het actieve leven mensen intuïtief, soms door scha
en schande kennis opdoen van zichzelf en van anderen. Die vorm van kennis werd
sinds de oudste tijden altijd weer doorgegeven en er zat natuurlijk ook een
normerend kantje aan. Freud heeft met zijn visie ongetwijfeld een aantal
inzichten gebracht die we niet meer kunnen aanhouden, maar tegelijk heeft zijn
mensbeeld mee een grotere openheid voor afwijkend gedrag mogelijk gemaakt. Hij
liet immers zien dat niet elk afwijkend gedrag vanzelfsprekend tot uitsluiting
hoeft te leiden. Het mag duidelijk zijn dat we ernstig moeten nadenken over de
wijze waarop men inzichten zoals die van Freud, maar ook Jung, Adler afwijst.
De wetenschappelijke methode van de psychiatrie, zoals men dat uit boeken van
dr. A. Tanghe kan begrijpen, gaat uit van casuïstiek en bij het op gang brengen
van een therapie, geldt dat voortdurend feedback moet opgebracht worden, onder
meer door bloedonderzoek om te zien of de patiënt baat heeft bij een
depressiebehandeling. Niet het protocol staat dan centraal maar het observeren
van de patiënt en vervolgens het klinisch onderzoek van bloed en andere waarden
(hartslag en bloeddruk) opdat de patiënt psychisch een optimaal niveau kan
bereiken. Het valt op, zoals Trudy Dehue het beschrijft, dat de academische
wetenschap vooral naar algemeen geldende inzichten zoekt en men kan zich
afvragen of dat nog wel om geneeskunde gaat. Het punt is natuurlijk dat men
hoopt op een dieper niveau dan dat van bloedsomloop en stofwisseling in te
kunnen grijpen in het gestel van een mens. Voor behandeling van kanker is dat
zeker nuttig en indien mogelijk ook uitstekend. Maar als het gaat om de werking
van het brein, van het hormonale netwerk, dan blijkt men tegelijk veel te
kunnen realiseren met een algemene behandeling maar toch blijkt dat bij de
behandeling van ernstige psychische aandoeningen de gevalsgerichte aanpak het
beste.
Maar als het om behandeling gaat, heeft
men een richtpunt van node en ook daar kan men geen universele omschrijving van
geven. Iemand die al jaren aan epilepsie lijdt en daardoor hersenschade heeft
opgelopen, kan men met goede zorg nog levenskwaliteit bezorgen, maar eenvoudig
is het niet te weten waar de grenzen liggen. Ik denk dat - opnieuw Herman De
Dijn in een rede " autonomie
en paternalisme in de maatschappelijke zorg" het ervan afhangt of de
zorgverleners niet op zoek zijn naar succes, naar volkomen controle en
disciplinering, maar juist "immanente" waarden van hun zorg verlenen
voor ogen hebben staan en dus erin slagen bij de patiënt, de persoon te
blijven. Soms lijkt het er dus op dat men de persoon van de zorgverlener, de
verpleegkundige en anderen gewoon uit het oog verliest, terwijl hun inzet, flexibiliteit
wel gewaardeerd maar niet per se ondersteund worden.
Wie geluk van leven heeft komt als zoon -
in mijn geval dus - tot inzichten over hoe penibel het kan zijn oud te worden.
Maar dat is slechts een aspect en het besef dat het lichaam het enigszins kan
laten afweten, kan tot intens lijden voeren, maar tegelijk merkt men dat de ene
persoon dat ouder worden onderkent en er vrede mee geeft, terwijl het voor
anderen bijzonder lastig om dragen is. Het kan ook dat men het lastig vindt omdat
men steeds de oude blijven wil en dan gaat het om treurnis vanwege verloren
krachten. Het kan ook dat men anderen niet tot last durft te zijn. Het draagt
er ook vaak toe bij dat we de autonomie en de ruimte voor zelfregie van zo een
ouder wordend mens over het hoofd zien en soms negeren. Het helpt misschien wel
een beetje als we over respect gaan zeuren, maar de kans is groot dat we dan
nog meer een zekere autoritaire houding aannemen.
Autonomie staat hoog op ons
prioriteitenlijstje, maar er zijn vormen van zelfzorg die we tegelijk uit het
oog verliezen. Men stelt sinds kort ook vast dat het aantal zelfdodingen in
Nederland ook is toegenomen, maar nog altijd onder het niveau blijft dat in
Vlaanderen helaas bereikt is. Men kan een hoop redenen vinden waarom dat cijfer
zo hoog is, maar dan zal men toch iets meer in detail naar het leven van die
personen moeten kijken en het individuele verhaal onder ogen zien. Er was een
tijd dat het een taboe was, over zelfmoord spreken en zowel de kerk als de samenleving
veroordeelden het zeer sterk. In een periode van dertig, veertig jaar is het
klimaat behoorlijk omgeslagen en niet iedereen kan met die opdracht om, zelf
het leven volledig te leven. Natuurlijk kunnen we een en ander niet
uitbesteden, maar als ik merk hoe zwaar men rokers aanpakt, maar tegelijk het
gebruik van cocaïne nauwelijks ter discussie stelt, dan ontstaat er wrevel,
want het ene noch het andere is gezond, maar roken kan men gemakkelijk
verbieden en in een aantal opzichten is dat ook terecht. Evenwel, dat men cafés
rookvrij wenste te maken met het argument dat het personeel ook het recht heeft
om in een rookvrije ruimte te werken, laat onverlet dat de sociale functie van
het café de laatste jaren erg veranderd is. Maar wat is een bruine kroeg zonder
de walmen van pijp, sigaar en sigaret? En waar kan soms vrijblijvend dan wel
zeer verbonden dingen zeggen, zonder dat die per se terug in het eigen gezicht
terug komen?
Het goede leven vorm geven behelst niet
enkel autonomie, maar ook een begin van acceptatie van de condition humaine,
wel wetende dat die nu minder bepaald is door de natuur en het harde leven, dan
nog maar enkele generaties geleden. En toch, de eindigheid van het bestaan
krijgt zoveel nadruk dat men, zoals Hannah Arendt opmerkte vergeet dat precies
de menselijke persoon, eenieder dus, telkens weer dingen kan aanvatten. Wat men
wil, waaraan men zijn of haar krachten wil wijden is een goede tweede vraag en
die vraag krijgen we in het eindeloze zeuren over het leed dat men niet wil,
vaak terecht, dat we, niet meer aanboren en dus ook niet de energie die men van
node heeft om "het" te beginnen. Het willen werd als een illusie
terzijde geschoven en plots wordt het nog moeilijk iets te bedenken wat we
zouden kunnen willen. Het determinisme dat zich de laatste decennia opnieuw met
volle kracht als centraal begrip heeft opgedrongen, draagt er ook niet meer toe
bij dat we kunnen leven vanuit onze condition humaine,, dus niet met het accent
op eindigheid, maar met volle inzet op het handelen, op het leven. Arendt
beschreef dat haar kritiek op Martin Heidegger zich formuleerde rond precies
die gedachte, dat alles eindig en eindigend is en dat we uit die werkelijkheid
niet kunnen stappen.
Ik denk evenwel dat wie het over
authenticiteit wil hebben, beter niet naar René Descartes kan stappen die niet
zozeer de twijfel poneerde maar vooral een zekere grond voor het handelen, het
zijnde had gevonden. Maar het rationalisme en de idee van de strikte
oorzakelijkheid gaf aanleiding tot een fatalisme dat we als determinisme wel
kunnen accepteren. Alleen, het strikte accepteren dat alles bepaald is en dat
toeval niet bestaat, botst met observaties - maar goed, wie toeval meent te
ontwaren, heeft onvoldoende informatie, want anders had die persoon wel de
reeks van oorzaken onderkend - dat het leven soms wendingen kan aannemen, ten
kwade, dat ook, maar zeker ook ten goede. Het zal er dus op aan komen dat we de
volgorde veranderen en eerst zien dat het goede mogelijk is, zomaar en helaas
ook het kwaad. Maar het kwade is natuurlijk geen categorie meer waar men
ernstig over dient na te denken, want het metafysische kwaad bestaat niet en
het kwaad in de wereld, dat is een kwestie van tekortkomingen van de aard der
dingen. Het boek van Susan Neiman, Het kwaad denken, een andere geschiedenis
van de filosofie werd door uitgeverij Boom na 6 jaar in de papiermolen gedaan.
Men kan, gegeven het riskante maar vooral boeiende uitgeefbeleid van Boom niet
anders dan begrip opbrengen. Dat de brede media voor dit werk geen interesse
opbrengen, moeten we kwalijker vinden.
Nu dat zou men nog wel enigszins kunnen
onderschrijven, als het oplossen van die kleine en grote vormen van falen de
gevolgen van dat feilen helemaal ongedaan kon maken. Bovendien, denkende aan
een meisje van veertien dat vermoord werd, denk ik dat we toch mogen aannemen
dat die persoon wist dat dit meisje kwaad zou geschieden, door zijn of haar
handelen. Het kwade? Het valt net zo moeilijk te benoemen als het goede, tot
men het ervaart, toch? Het kwade ontkennen lost niet veel op, want hoe kan men
mensen aansporen brieven te schrijven om politieke gevangenen vrij te krijgen,
als men beseft dat de dictatuur niet anders kan dan... Maar hoe zal men zo een
regime doen vallen? Door actie, door bereidheid tot moed en tot moed waarheid
te spreken en dan, meen ik, komen we buiten het terrein van de totale bepaaldheid
der dingen. In het leven dat we leiden is er dan wel veel bepaald, maar
tegelijk kan men niet beweren dat er geen omstandigheden zijn, geen interacties
tussen mensen die goed uitpakken.
En tot slot komen we op een terrein
terecht dat nog moeilijker anders te beschouwen is dan als een vat van
tegenspraak: succes hebben in wat men onderneemt zal ook altijd te maken hebben
met eigen inzet, zeer zeker, maar succes noch falen kan men alleen
toeschrijven, ten allen tijde aan een persoon. De mens zal nooit succes boeken
over de hele lijn, noch falen over de hele lijn. Maar mensen in hun bestaan als
individu, verbonden met anderen kunnen behoorlijk succesvol zijn en tegelijk er
geen genoegen aan beleven, omdat het nog niet de perfectie is. Want alleen de
perfectie is goed genoeg, zegt men. Men hoort dan ook maar weinig kunstenaars
dezer dagen zeggen dat ze vaak iets proberen en dat er vaker niets uit komt,
maar soms, onverwacht toch weer wel, zoals Michaël Borremans stelde. Dat
heerlijke proberen, al hoeft dat niet per se voor de Bühne, maar toch gaat het
soms niet anders.
Deze voorbeelden uit het artistieke leven
kan men ook in het dagelijkse leven ervaren, maar toch zijn we daar niet altijd
toe bereid, omdat we menen dat falen geen optie is, want we leven maar een
keer. Dat is ook zo, in deze constellatie leven we maar een keer, maar er zijn
mensen die hopen dat er daarna nog een beter leven komt, in ideale
omstandigheden. Het merkwaardige nu is, overdenkende de wijze waarop ons werd
voorgesteld wat het goede leven zou wezen, dat we vroeger niet mochten zondigen
omdat God de Vader ons dat zwaar zou aanrekenen terwijl vandaag veel van die
zonden, zoals het zaad storten op de rotsen, zo banaal geworden, dat men er
niets beter op weten te zeggen dat masturbatie des mensen is. Maar wel is het
vandaag doodzonde niet goed te durven en te kunnen leven, geen succes te
kennen. Een meisje van veertien kreeg
door toedoen van een geweldenaar geen kans, een volksjongen van 52 wist ook
niet altijd wat hij met zijn succes aan had te vangen en een koningin op jaren
bleef, ondanks alles wat stilaan stuk ging glimlachen en van het leven houden.
Nochtans, ook Luk de Vos hield van het geloof, wilde geloven, wat dezer dagen
niet zo evident is. Maar hem ontbrak, helaas, de hoop en het besef dat men het
leven slechts ten volle kan leven als men het met volle teugen proeft,
betracht. De oude koningin van wie we de laatste jaren haast nog alleen de
karikatuur zagen, maakte evenwel grote indruk op mensen, niet omdat ze ostentatief
katholiek was, maar omdat ze wel eens vergat dat alles goed geordend moet zijn
en men de agenda tot op de seconde dient te volgen. Dan bleef zij praten. Maar
zij mocht dat, als koningin en koningin-weduwe.
Maar toch, Adelheid en hiermee laat ik je
aan verdere bezigheden, kunnen we dat ook, niet per se alles zetten op controle
en beheersing, op een ijzeren zelfdiscipline, die ons ooit zal toelaten 85 jaar
te worden, maar dan zullen betreuren dat we het leven nu op een verkeerde
manier ernstig te hebben genomen. Herman De Dijn? Zijn boeken over vloeibare
waarden werden nog niet besproken, maar ons gesprek bracht me ertoe die boeken
toch even onder de aandacht te brengen. Ik denk dat we in het publieke debat
soms onvoorstelbaar lomp zijn en grenzeloos geborneerd, terwijl we zo graag de
illusie koesteren breeddenkend te zijn. Men hoeft dat niet telkens te herhalen,
maar hopelijk blijkt het uit de wijze waarop we over bijvoorbeeld creativiteit
spreken, over omgaan met andere mensen en nog zo wat kwesties meer. Want te
vaak vergeten we dat we - oh cliché - niets zijn zonder de anderen, waardoor we
ook zelden weten hoe vaak we de hand hebben in het falen van anderen. En
erkennen we mildheid van anderen in ons eigen bestaan? In ons gebeurlijk
succes?
vale,
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten