Macht die des mensen is
Recensie
Het machtsmotief onderzocht
![]() |
Bijschrift toevoegen |
S..W. Couwenberg. Geschiedenis als Noodlot. Over de historiciteit van het menselijk
bestaan en het machtsmotief als primaire drijfkracht. Kok Agora/Pelckmans
1995. pp. 144 - met bijdrage van Paul Cliteur. Vooral antiquarisch en in
bibliotheken.
Macht
werkt verslavend, horen we wel eens en S.W. Couwenberg of ook wel Wim
Couwenberg laat niet na dit de lezer ook mee te geven. Maar hij meent ook dat
een ander thema niet onbesproken kan blijven: het emancipatieproces, zodat,
zoals Paul Cliteur weet aan te geven, de samenleving een geheel eigen dynamiek
en dus ook dialectiek kent.
Regelmatig
las ik artikelen van S.W. Couwenberg, ook via Vlaanderen Morgen, maar dit
boekje, dat mij 20 jaar geleden in handen viel, heb ik vaak zien langs komen,
maar nu vond ik het nodig het opnieuw ter hand te nemen. Het resultaat, een
ontmoeting met een dialectiek waar we best even bij stilstaan.
Macht behoort volgens S.W. Couwenberg tot het
menselijke bestaan, terwijl zowat iedereen, liberale filosofen en economen als
linkse hebben op zeker het ogenblik macht en alles wat ermee uitstaans heeft
als een taboe behandeld, ook al was men er zonder enige twijfel mee bezig.
Filosofen vonden macht, autoriteit verdacht, maar vonden het niet erg als ze
zelf het besef ervoeren dat ze enige macht hadden verworven. Groepen die de
zittende macht, elites wilden verdringen, kloegen de macht van die elite aan en
daagden die uit, zonder erbij te vertellen dat ze er zelf op rekenden macht uit
te oefenen en zelf een elite worden. 20 jaar na het verschijnen van dit boek,
van dit essay mag duidelijk zijn dat S.W. Coudenberg wel degelijk een nieuw
licht heeft geworpen, in debat gaande met Francis Fukuyama, op het verdoezelen
van het machtsmotief. Maar opvallend genoeg lezen we dus ook dat het
emancipatiethema dat er nauw mee te maken heeft: men kan de zetelende macht
niet zonder meer aanvallen tenzij men
afdoende inzicht heeft in de positie van de ander en die ook nog eens met
voldoende steun van het volk aanvallen, dan blijft de vraag of die nieuwe
zetelende macht of beweging wel onbewogen zal blijven door de douceurtjes van
de macht.
Het
valt op dat Wim Couwenberg ons geen desillusie bespaart en toch, had Albert
Camus in l'homme révolté al niet dat inzicht te berde gebracht: de opstandige
mens die naar macht dingt wordt op zeker moment even onmenselijk, tiranniek als
de macht die hij of zij bevochten heeft. Het dilemma is evenwel huizenhoog,
zoals ook Vaclav Havel en zelfs Nelson Mandela - na zijn presidentschap -
mochten ervaren: de omslag van door rechtvaardigheid gedreven verzetslui kan
verkeren in dictatuur, in machtspolitiek ook.
Ik
herinner me niet hoe ik dit boekje op het spoor gekomen ben, maar wel zie ik
dat er aantekeningen in werden gemaakt, door mij dus. Nu, twintig jaar later
blijken de inzichten nog altijd van tel te zijn. Want met het omspringen met
het machtsmotief zijn we er niet echt op vooruit gegaan en dus ook niet met het
begrijpen van de geschiedenis. S.W. Couwenberg besluit zijn nabeschouwing met
een opvallende gedachte over toeval en determinisme en besluit dat beide
benaderingen wel degelijk hun nadeel hebben. Als de geschiedenis alleen op
toeval zou berusten dan zou het inderdaad volkomen onbegrijpelijk zijn of er
zou geen overtuigend verhaal verteld kunnen worden. In beide benaderingen raken
we opgesloten in een tijdsbubbel, hechten we alleen nog aandacht aan de eigen
tijd en dus ook niet zo heel veel aan de toekomst.
Geloofd
men in determinisme, dan zou de geschiedenis, dan zou het menselijke avontuur
volkomen begrijpelijk zijn, maar dan zou veel van wat er gebeurt, zoals de
Franse revanchepolitiek ten aanzien van het Duitse Keizerrijk en
Oostenrijk-Hongarije al helemaal onbegrijpelijk zijn, want dat de goedkope
leningen aan Servië weinig zinvol waren, mag wel duidelijk zijn. Of de redenen
waarom Sir Grey in 1914 de houding van het Keizerrijk niet beter beloonde, maar
koos voor de simpelste oplossing, mag ook een raadsel heten, in die zin dat er
behalve het adagium "Pacta sunt servanda" weinig goede argumenten
waren, terwijl Albion zo vaak perfide was gebleken en gesloten akkoorden
precies in de prullenbak liet belanden.
Maar
de redelijkheid van bestuur, van elites laat soms veel te wensen over en
daarover kan het niet enkel boeiend zijn na te denken, om onze huidige posities
als burgers, elites, overheden te begrijpen kan men maar beter proberen de betekenis
van het machtsmotief te belichten, ook denk ik, voor bestuurders.
De kracht
van dit essay bestaat erin dat Wim Couwenberg macht en emancipatie
gelijkwaardige motoren van samenlevingen acht en zo meegeeft dat macht wel even
evident kan lijken, maar zelfs dan zal
ze bewegingen op gang brengen, want een stabiele macht kan ertoe bijdragen dat
mensen het beter krijgen, hun bezit zien aangroeien en eventueel misbruiken
ontwaren die ze dan hogerop gaan melden. Stabiele macht hoeft niet per se op
uitbuiting uit te lopen, maar zelfs als dat zo zou zijn, dan suggereert Wim
Couwenberg ontstaat er wel een groep binnen de bevolking die enige mondigheid
verwerft. De idee van Francis Fukuyama zoals die in het essay "the end of
history and the last men", vond ikzelf wel prikkelend, hoewel niet geheel
sporen met andere inzichten over de moderniteit zelf. Couwenberg meent evenzeer
dat de val van het reëel bestaande socialisme wel degelijk een nieuwe epoche
inluidt, maar niet het einde van de geschiedenis. Het moet opgemerkt dat
Francis Fukuyama naderhand gebroken heeft met de neoconservatieven, maar vooral
dat hij over de politieke orde heeft nagedacht.
Beiden
wensen over het taboe van die politieke orde honderduit na te denken en beiden
stellen, via andere wegen vast dat macht het sleutelwoord is, maar dat wie
volkomen stabiliteit en voorspelbaarheid wil, bedrogen uit zal komen.
Veronderstel dat iemand, om zeker van die voorwaarden te wezen erin lukt de
macht te verwerven, dan zal onderweg daarheen al veel in beweging zijn gebracht
terwijl stabiliteit en voorspelbaarheid niet lukt als men weerwerk niet
aanvaardt en dus zal men op een gegeven moment of inboeten op het terrein van
de stabiliteit of van de voorspelbaarheid dan wel beiden. Maar de zittende
elite - ook een thema dat als taboe kan gelden, bij de elite zelf - wil
natuurlijk blijven en soms weet ze daartoe ook kompanen te vinden, weet die een
coalitie te sluiten met nieuw opkomende groepen of net met het volk. Sommige
nationalistische bewegingen hebben dat volgens Lode Wils ook zo opgevat en
ondernomen, maar soms gaat het ook om objectieve bondgenoten. De moderniteit
bracht nieuwe elites voort, telkens weer en oude elites verdwenen in de plooien
van de mantel der geschiedenis.
De
vraag die S.W. Couwenberg opgelost wil zien is of macht een rol speelt, vooral
hoe we macht durven in ogenschouw als motief, ook als we de meest nobele
motieven pacht denken te hebben. Bovendien blijkt hij niet te beroerd vast te
stellen dat macht ook buiten de politiek beter tegen het licht gehouden dient
te worden, in de cultuur, in de wetenschappen en de economie. Verder voegt de
auteur eraan toe dat wie eens macht heeft geproefd, verslaafd raakt aan de
macht. Maar altijd nog houden we vol dat we weten waarom we macht willen,
terwijl al te vaak is gebleken dat we die hoogstens voor eigen behoeften
hanteren. Dat is op zich niet erg, want we kunnen ook ampel evoluties onderkennen
waarbij dat gebruiken van macht voor eigen noden voor veel meer mensen nuttig
en batig uitpakte, maar tegelijk, als die machtshonger blind maakt voor de
aspiraties van andere groepen en personen, dan kan die zelfgenoegzaamheid
destructief werken.
Elites?
Wie spreekt nu nog over elites? Toch is het van belang voor het begrijpen van
de dynamiek in de samenleving, dat men onderkent dat zoiets als een
(zelfverklaarde) elite de macht heeft, bepaalt wat passend is en billijkt wat
gunstig uitpakken kan. Het probleem met een elite is vaak dat ze zich na
verloop van tijd niet meer als een elite ziet, maar als de norm. Zeker bij
bewegingen die zichzelf gespeend zien van machtsarrogantie of andere
neveneffecten. De vraag is dan of er in de visie van Wim Couwenberg niet par
excellence een neiging tot postmodern cultuurrelativisme zou schuilen, doch
zelf meent hij dat het net aan het cultuurrelativisme en postmodernisme te
wijten is dat onze blik op hoe een samenleving, hoe onze samenleving evolueert
versmald is en het machtsmotief vervangen is door zoiets als toeval.
Het
is van belang het integratieproces te bekijken binnen het kader van de
machtsverhoudingen en hoe in een democratie, ook in een democratisch
georganiseerde samenleving macht ertoe doet en zowel de machtsverwerving van
belang is, maar ook dat men niet uit het oog mag verliezen dat men de boodschap
die de machtsverwerving mogelijk maakte niet mag vergeten? Men kan de
professionalisering van de verkiezingscampagnes en de personencultus die ermee
gepaard gaat niet anders beschouwen dan als een bevestiging van het geloof dat
het volk er geen ene moer van begrijpt, maar de geschiedenis sinds 1989 laat
toe dit geloof als een fictie weg te zetten.
S.W.
Couwenberg schreef zijn essay toen de oorlogen in Joegoslavië de rechtsorde in
Europa op de helling zette. Onder meer merkt de auteur op dat we in dat
conflict, in naam van de vredesgedachte, de slachtoffers, de Bosniërs zwaar hebben
aangepakt, want zij kregen plots geen toegang tot de wapenmarkten meer, terwijl
ze zelf niet de agressors waren. In het licht van de geschiedenis van de regio
leek dat eens te meer op slaapwandelaars.
Overigens,
kan men de visie delen dat macht in de menselijke samenleving een inherent
gegeven is, dan moet men ook onderkennen dat we er sinds eeuwen steeds beter in
geslaagd zijn het thema en vooral de macht zelf te verdoezelen en de
machtsverwerving subtieler te spelen. Onder meer de falende
ontwikkelingssamenwerking zou daarvan een mooi voorbeeld kunnen zijn. De
ontwikkelingssamenwerking faalde in die zin dat men a) het publiek nog altijd
wil doen geloven dat de machtsconflicten, vaak intra-nationaal, het gevolg zijn
van de kolonisatie zelf en het koloniale tijdperk onze erfzonde is; b) dat
ontwikkelingshulp mensen aldaar zou
valoriseren, terwijl het er zonder meer omgaat ons beter weten telkens op de
inzichten van machthebbers en concurrenten laat stuk lopen en c) dat het
organiseren van samenlevingen van buitenaf niet altijd een goede aanpak kan
zijn, omdat men zelf deelnemer is aan het machtsconflict. Niets doen is vaak
ook geen optie, maar vandaag, in een multipolaire wereld vormt het discours van
NGO's in de sector niet altijd een bron van vertrouwen tussen de landen in nood
en in ontwikkeling en de Westerse wereld. Hoewel China zeker niet afwezig is,
mag men wel vaststellen, met onder meer Lieve Joris, dat ze als betrouwbare
partners handelen, wat Europa niet lijkt te zien.
Het
negeren van macht als thema verdoezelt ook
wel onze blik op het verleden, waarbij men de toevalligheid en dus de link
tussen de eeuw van Filips IV de Schone van Frankrijk of Keizer Karel en onze
tijd niet zo heel relevant vindt. Het blijft een probleem want wie geen
dynamiek wil erkennen in de samenleving, die zweert bij determinisme dan wel
bij de volkomen toevalligheid en onvoorspelbaarheid der dingen kan ook niets
zinnigs zeggen over het politieke. Het historisch bewustzijn evenwel betekent
voor S.W. Couwenberg dan ook weer niet een bekend zijn met alle feitjes en
futiliteiten, maar wel met de dynamiek der gebeurtenissen, met de geschiedenis
als noodlot.
Noodlot
in die zin dat wie macht heeft of macht zou willen er al dan niet bepaalde
inzichten op na houdt, maar ook dat in het conflict dat ontstaat de partijen -
niet per se in de betekenis die wij er nu aan hechten - die zetelende macht uitdagen
naarmate het gevoerde beleid succesvoller blijkt en dat eens groepen elkaar
vinden om de zetelende macht aan te pakken, de zetelende macht ten onder gaan
of de nieuwe actoren kan incorporeren. Maar de nieuwe zetelende macht loopt dan
grote risico's dat men nog wel lang de oude deuntjes kan zingen, over
gelijkheid en vrijheid, over rechtvaardigheid, maar de praktijk van de
machtsuitoefening verhindert het die te valoriseren. Bovendien zullen nieuwe
groepen van het beleid toch wel profiteren om sterker te worden. Geschiedenis
is als het verhaal van vorsten en leiders? Ongetwijfeld wel, maar het is niet
de enige factor van belang in de uitkomst, dat wil zeggen, dat dit niet het
enige verhaal is of kan zijn.
Gegeven
deze overwegingen moeten we met Paul Cliteur wel vaststellen dat politieke
wetenschappers zich te gemakkelijk tot de beschrijving van fenomenen en
gebeurtenissen bepalen, spreken over strategie, over tactische zetten, terwijl
de grotere dynamiek hen ontgaat. Daarom is volgens Paul Cliteur de theorie over
machtsverwerving wel degelijk van belang. Maar beide auteurs delen blijkbaar de
gedachte dat macht zich altijd tot een bepaalde mate van vrijheid verhoudt en
dat thema zou ons hier moeten interesseren:
Macht
van ondernemers om binnen te dringen in de private levenssfeer van burgers en
zelfs de overheid, vormt zo een thema. Het hanteren van absolute veiligheid als
argument om de bewegingsvrijheid van burgers aan banden te leggen, maar ook kan
hier de klimaatopwarming een gelijkaardige rol spelen. Ook inzake
gezondheidszorg en preventieve gezondheidszorg in het bijzonder zien we het
thema opduiken, waarbij experten buitengewoon veel macht krijgen.
Het
goede nieuws is dat men kan proberen die hele hofhouding te ontmantelen, maar
het slechte nieuws blijkt dat er dan natuurlijk en uiteraard iets nieuws in de
plaats komt. Cruciaal? Er zal altijd macht, machtshonger zijn en daar lijden
politici zo mogelijk nog meer onder dan burgers ten individuele titel, maar in
het conflict lijden de burgers als collectief wel het onderspit, als politici
en omgeving hun spel spelen zonder de uitkomsten voor het publiek zwaar te
laten wegen.
Wim
Couwenberg laat overigens ook ruimte om na te denken over een
"scheldwoord", c.q. populist, en afgeleiden, want er zijn maar weinig
partijen of actoren die anderen niet van populisme betichten en het volk als
geheel kiest zelden zo unisono dat een discours het echt haalt. Sommige
politici lukken daar wel even in, maar op termijn komen toch tegenstemmen aan
de oppervlakte. Echter, zo kan men vaststellen, die halen lang niet altijd de
media, meer nog, de media maken hier graag gebruik van macht, die ze zeggen
niet te hebben. Daarom is het van belang dat we begrijpen dat iedereen ergens in
het machtsspel zit. Ook is het van belang dat het streven naar macht, al is
maar om de andere partij in ambities of uitvoering van mandaten te temperen,
niet vies mag heten. Het zou de kritiek op de feitelijke daden van beleid ten
goede komen als we in rekening wilden brengen wat het discours dat erachter
zit, voor ogen heeft staan.
Maar
de machthebber is nooit vrij, minder dan de zogenaamd onmondige burger, omdat
in welk systeem dan ook de tegenkracht altijd kan opduiken en doorgaans op
termijn succesvol lijkt, ook al gebeuren er veel betreurenswaardige accidenten
onderweg. Macht erkennen betekent volgens Wim Couwenberg vooral dat we ons
vervolgens met kwesties kunnen inlaten die precies ook Francis Fukuyama aan het
hart gaan, zoals kwaliteit van bestuur, zij het dat Fukuyama wel hoopt dat er
zoiets als een autonome bestuursinstantie kan bestaan en Couwenberg meent dat
die aanname moeilijk houdbaar is, omdat ook zo een ambtelijk apparaat wel
degelijk aan macht verslaafd kan raken. Het dilemma is niet dat we geen macht
mogen nastreven, noch dat we anderen ongelimiteerd macht mogen laten
uitoefenen, maar dat we precies de democratie (opnieuw) moeten inrichten zodat
het machtthema niet verder tot subtiel misbruik aanleiding kan geven, noch dat
de aandacht voor topfiguren geen aanleiding zou geven tot functionele
zelfverblinding. Dat vergt dan, meen ik, kritische loyauteit van burgers, of ze
nu over een mandaat beschikken of niet. Beter nog, mag men hopen dat wie een
mandaat nastreeft en het verkrijgt zelfkritisch de macht hanteert? Soms gebeurt
het, maar vaak wil men vooral resultaten boeken.
Bart
Haers
Reacties
Een reactie posten